Van kermiskoerser tot kopman
Schoolprestaties vaak onjuist beoordeeld
Negen coureurs en hun zieleroerselen fijntjes te boek gesteld
GTO-onderaoeker Frans Janssens: altijd maar weer dat eenheidscijfer
ZATERDAG 12 JULI 1986
EXTRA
PAGINA 19
"De ploegleider mag tijdens de wedstrijd maar een
paar keer naast je komen rijden. Hij moet het
goede moment uitzoeken, want een coureur die
rijdt, steekt zijn hand niet meer op".
Ex-wielrenner Roy Schuiten bezigde deze
woorden tegen Oegstgeestenaar Gijs Zandbergen
en diens Voorhoutse metgezel Wout Koster die
daaraan de titel voor een wielerboek ontleenden.
Negen coureurs vertelden het tweetal over hun
specialisme en dat heeft een zeer lezenswaardig
geheel opgeleverd. Leuk voor tijdens een
wandeletappe in de Tour de France.
door Bart Jungmann
Gijs Zandbergen: "Het wielrennen
laat je niet los. Als je daar eenmaal
van hebt geproefd, ben je verkocht.
Ik heb het dan natuurlijk niet over
zomaar wielrennen. Maar over het
bittere fietsen, het afzien". Samen
met Wout Koster schreef Zandber
gen een boek (zijn tweede) over
wielrennen. Het heet 'Een wielren
ner die rijdt steekt zijn hand niet
op'.
De titel werd ontleend aan een uit
spraak van Roy Schuiten, momenteel in
de Tour de France actief als ploegrijder,
maar vroeger een tijdrijder van formaat.
Dat is één van de negen specialisaties
waarop Koster en Zandbergen zich heb
ben gestort. Na een uitvoerige inleiding
over het desbetreffende specialisme ver
telt een Vlaamse of Nederlandse specia
list in monoloogvorm over zijn manier
van wielrennen.
Gijs Zandbergen: "Niet iedere renner
kan even duidelijk en makkelijk over
zijn specialisatie vertellen. Voor ons was
dat echter wel een belangrijk criterium,
zodat renners die niet openhartig en ge
detailleerd over hun vak konden praten
voor ons afvielen".
Dat overkwam Bert Oosterbosch. Hij
kwam als eerste in aanmerking om de
schrijvers in te wijden in de geheimen
van het rijden tegen de klok. Zandber
gen: "Daar kwam dus echt niets uit. Oos
terbosch kon niet duidelijk maken wat
wij wilden weten. Wat heb je aan een
tijdrijder die zegt: kop naar beneden en
alleen maar stoempen of: als je lek rijdt
moetje zo snel mogelijk van wiel wisse
len? Wij zochten juist naar die andere re
deneringen".
Adertje
Dan waren ze bij Schuiten aan het
juiste adres. Uit zijn mond kon worden
opgetekend: "Ik vertrok altijd zo snel
mogelijk en bleef dan doorgaan tot mijn
benen zeer gingen doen. Dan nam ik iets
terug, want als ze dichtslaan, ontploft
het. Het verschilde per koers, maar door
elkaar genomen duurde dat een kwar
tiertje. Dan gingen mijn benen zweten,
de bloeddruk nam af en zwol er een
adertje op mijn rechterknie. Als ik dat
zag was het in orde. Dan werd de motor
warm en versnelde ik weer".
G(js Zandbergen: "Toen we bij Ooster
bosch waren geweest, wisten we dat we
renners moesten hebben die al wat ou
der waren. Ze moesten de jaren des on
derscheids hebben bereikt en in een ze
ker retrospectief over het vak kunnen
praten".
Het is opvallend hoe nauwkeurig vrij
wel alle geïnterviewden zichzelf ontle
den, van de kermiskoerser (Richard Bu-
kacki) tot de kopman (Jan Raas). Weinig
andere takken van sport zullen zo gede
tailleerd worden beoefend en over wei
nig andere takken van sport zal zoveel te
vertellen zijn. Zandbergen: "Ik denk dat
veel beroepsrenners toch een tikkeltje
filosofisch zijn uitgevalleïi. Het is een
sport waarin je toch altijd in je eentje be
zig bent. Je bent volkomen op jezelf.
Ook in het peloton moeten wielrenners
toch steeds goed opletten. Ze praten
daarom heel weinig en zijn ook dan heel
erg met zichzelf bezig".
De schrijvers verdienen alle eer over
de wijze waarop ze het ontleedmes han
teerden. Om de renners aan het praten te
krijgen, hebben Wout Koster en Gijs
Zandbergen zich veel tijd gegund. "We
hébben ons om te beginnen heel goed
Uit zijn onderzoek blijkt dat leer
krachten zichzelf veel te veel ver
trouwen en denken dat ze het alle
maal wel weten. Ze sjoemelen met
cijfers: geven een pedagogisch zesje
in plaats van. een vijf, of een veilige
acht in plaats van de verdiende ne
gen. Ze tellen een aantal cijfers op
en berekenen een gemiddelde, alsof
zo'n eenheidscijfer iets zegt over on
derdelen van een vak. "Appels en
peren vergelijk je toch ook niet",
stelt Janssens.
Maar de wetenschapper heeft een accep
tabele verklaring voor deze ondeskun
digheid. "Tijdens de opleiding wordt
nauwelijks aandacht besteed aan het
beoordelen van prestaties. Geen wonder
dat het mis gaat. Ik kan de leerkrachten
hun onkunde allerminst kwalijk nemen.
Zo gaat het nou eenmaal".
'De evaluatiepraktijken van leerkrach
ten'. Zo luidt de officiële titel van het
proefschrift waarop Janssens onlangs
promoveerde. De CITO-medewerker,
zelf oud-onderwijzer, koos dit onder
werp omdat hy twijfelde aan het juiste
gebruik van de toetsen die zijn instituut
samenstelt. Vaak blijven deze testen van
de vorderingen van leerlingen in de kast
liggen. Waarom worden de toetsen niet
gebruikt, en hoe bepalen de leerkachten
dan de prestaties van hun leerlingen,
vroeg Janssens zich af. "Wellicht zou
een onderzoek kunnen uitwijzen wat er
aan onze toetsen mankeert", aldus de
wetenschapper.
Voor zijn onderzoek beperkte Jans
sens zich tot het rekenonderwijs, omdat
in dat vak het effect van de instructie
van de leerkracht en de vorderingen van
leerlingen gemakkelijk te beoordelen
zijn. In het onderzoek werden 221 lagere
scholen betrokken en evenzoveel leer
voorbereid. Een goede voorbereiding is
de helft van het interview. Wat dat be
treft had ik heel veel aan Wout Koster.
Hij weet ontzettend veel en heeft een gi
gantisch archief. Veel van die boeken
zijn franstalig, maar dat is voor Wout
geen probleem. Hij is leraar Frans".
Niet verstoren
"We hebben een lijst gemaakt van spe
cialismen, daaruit een keuze gemaakt en
er ons vervolgens uitgebreid in verdiept.
Zo wisten we bijvoorbeeld van tevoren
dat de vader van Lucien van Impe (de
klimmer) altijd met hem meeging, ook
bij de trainingen. Op dat soort dingen
kun je dan voortborduren".
"Toen we de specialisten benaderden,
hebben we ze ook duidelijk gemaakt wat
onze bedoeling was, gezegd dat het niet
ging om een interview-meteen-na-de-
aankomst. We hebben ze spullen toege
stuurd. Sommigen, die aanvankelijk
hadden toegezegd, haakten toen weer af.
Eddy Merckx en Rik van Looy wilden in
principe wel, maar zagen er op het laat
ste moment weer van af. Blijkbaar wil
den ze toch niet het achterste van hun
tong laten zien. Het beeld dat van de ve
dette bestaat, wilden ze niet verstoren.
Dat is dan toch de lef van Jan Raas. Die
vertelt gewoon. Maar ja, Raas is inmid
dels ook zo door de wol geverfd".
De interviews namen gemiddeld drie
uur in beslag. "We hadden een hele tech
niek ontwikkeld. Het leek wel een psy
chotherapie. Hoe maak je je schoenen
vast? Met welke schoen begin je? En
dan kwam je langzaam verder. Als je
heel simpel begint en je neemt de tijd,
dan komen er op een gegeven moment
verhalen die nog nooit zijn verteld".
"Het kwam er vooral op aan een ver
trouwensbasis te kweken. René Pijnen
(de zesdaagse-renner) was in het begin
krachten. De keuze van de scholen
noemt Janssens representatief voor het
geheel.
Ideaal-model
De CITO-medewerker ontwierp eerst
aan de hand van literatuur een ideaal
beoordelingsmodel. Om te beginnen zou
een leerkracht, na iets te hebben uitge
legd, met behulp van een test moeten
nagaan in hoeverre de kinderen het be
grepen hebben. De uitkomst van de test
bepaalt welke oefenstof een kind moet
hebben (hetgeen van kind tot kind kan
verschillen). Dit alles zou de leerkracht
moeten vastleggen in een systeem waar
in wordt geregistreerd: de vorderingen
van een kind, zowel in oefenwerk als
toetsen; de bepaling van resultaten en
cijfers en de normen die daarbij worden
gehanteerd; en het verslag van de pres
taties aan ouders en kinderen zelf.
Aan de hand van het door hem ont
worpen ideaal-model ging Janssens na
in hoeverre de praktijk van het beoorde
len hiervan afwijkt. Over de uitslag van
zijn onderzoek zegt de wetenschapper:
"Veel leerkrachten slagen er niet in pm
alle onderdelen van een vak optimaal te
evalueren".
Bij zijn ideaal-model had Janssens ge
middeld vijf varianten van beoordelen
bedacht, uiteenlopend van 'niet accepta
bel' tot 'zeer goed'. De meerderheid van
de ondervraagde leerkrachten scoorden
wat hun beoordelingsvermogen betreft
onder de maat, zoals Janssens het uit
drukt.
De wetenschapper noemt als voor
beeld het bijhouden van de vorderingen
met rekenen in de vorm van cijfers. "De
meeste leerkrachten hebben drie groe
pen cijfers: voor hoofdrekenen, cijferen
en redactiesommen (vraagstukjes e.d.).
Op een gegeven moment staat er een he
le reeks cijfers genoteerd, of waarderin
heel achterdochtig. Ik weet nog goed dat
op een gegeven moment de telefoon
ging. Dat was een journalist die Pijnen
een aantal vragen stelde over de Zes
daagse van Maastricht".
"We konden het natuurlijk maar half
volgen, maar het waren van die stomme
vragen als 'hoeveel keer heb je in Maas
tricht gereden?' Pijnen legt de telefoon
neer en Wout zegt: hoe durft die man
zulke vragen te stellen die hij zelf zo kan
opzoeken? Pijnen zei zo'n beetje pein
zend: ja, jai daar heb je eigenlijk wel ge
lijk in. Had-ie nooit aan gedacht. En toen
was het ijs gebroken. Pijnen begon on
gegeneerd te vertellen. Hij kreeg er echt
plezier in".
Geen koffie
"We werden eigenlijk overal heel leuk
ontvangen. Geen druppel koffie gehad.
Meteen de fles op tafel. Walter Godef-
root (sprinter) kwam zelfs met een grote
taart aanzetten"
Alle gesprekken werden op de band
opgenomen. "Vervolgens verdeelden we
het werk. Wout is meer een man van de
theorie en hij schreef over het specialis
me. Ik tikte alle banden uit. Dat viel
soms niet mee. Albert van Damme (veld
rijden) was bijvoorbeeld haast niet te
verstaan. We waren bij hem terechtgeko
men omdat Eric de Vlaeminck niet wil
de. Achteraf gezien wel zo leuk, want
Van Damme had een hoop te vertellen".
"Maar ik heb hem nog weieens moe
ten opbellen om hem te vragen wat-ie
nou precies zei. Nadat het tikken klaar
was, heb ik een aantal versies gemaakt.
Dingen omgegooid en een hoop geredi
geerd natuurlijk. Als we het precies zo
hadden opgeschreven als ze hét hadden
gezegd, was het moeilijk te volgen ge
weest. Maar het ging er natuurlijk wel
om de toon.vast te houden".
CITO-medewerker Frans Jans
sens: "Een pedagogisch zesje in
plaats van een vijf, of een veilige
acht in plaats van de verdiende ne
gen". (fotoGPD)
gen in de vorm van goed, voldoende,
twijfelachtig of slecht. Die cijfers wor
den opgeteld en er wordt een gemiddel
de bepaald"
Niet serieus
"Dat is een heel onzorgvuldige manier
van beoordelen. De genoteerde cijfers
staan voor de meest uiteenlopende reke-
nonderdelen en kunnen niet zomaar bij
elkaar worden opgeteld. Zo'n eenheids
cijfer zegt niets over het inzicht van een
kind in een bepaald soort sommen, of
waar het specifiek moeite mee heeft. De
leerkracht zou ideaal gesproken alle on
derdelen van het rekenen moeten uit
splitsen en apart registreren. Het cijfer
dat nu wordt gegeven is zo algemeen dat
het de lading niet dekt".
Ook viel Janssens de 'je hoeft mij niets
Uit alle verhalen spreekt een romanti
sche hang naar het verleden. Zandber
gen: "Vroeger was wielrennen ook leu
ker. Beetje kletsen tijdens het trainen,
gezellig. Tegenwoordig is het allemaal
zo gericht, met astronautenvoedsel, iso-
topendrank en een zonnebril van zestig
gulden. Ik was laatst aan het fietsen,
komt er een oude kameraad langs. We
praten wat en opeens zegt hij: het wordt
mijn tijd. Had-ie eventjes gerust en nu
moest hij er weer tegenaan. Dat soort
dingen hoeft voor mij niet".
Is Wout Koster de theoreticus, Gijs
Zandbergen is de man van de praktijk.
Hij proefde al op jonge leeftijd van het
wielrennen. "Ik was in de jaren zestig as
pirant bij Swift. Dat was nog in de goede
tijd met Bart Zoet en Gerben Karstens.
Ik reed niet slecht, was clubkampioen".
"Ik had in die tijd een soort wielerva-
der, Cees Schijff. Een jongen van een
jaar of 27. Hij ging altijd met me mee
naar de koersen, een soort begeleider.
meer te vertellen' houding van veel leer
krachten op. "Voor de meeste leerkrach
ten is het beoordelen van prestaties geen
serieus probleem. Die denken dat ze het
wel weten. Wel vormt het een probleem
voor beginnende onderwijzers. Die zit
ten met de handen in het haar en gaan te
rade bij ervaren collega's. Dan maak je
hele rare dingen mee".
"Er was bijvoorbeeld een beginnend
onderwijzeres die het kerstrapport
moest samenstellen. Een van haar leer
lingen had in de vorige klas nog een 7
voor rekenen gehad, zij kwam echter uit
op een 5. Toen zij raad vroeg aan een col
lega zei deze: 'geef maar een zesje en als
dat kind bij het tweede rapport weer uit
komt op een 5 dan geef je een 5V2'. Dat is
natuurlijk onzin".
Wat ook meespeelt in de beoordeling
is het motiveren van kinderen die het
niet zo goed doen. In plaats van de feite
lijk verdiende 5 wordt een 'pedagogisch'
zesje gegeven. Om de moed erin te hou
den. Of bij al te grote cijferverschillen -
een kind dat van een 6 naar een 8 springt
bijvoorbeeld - wordt gekozen voor het
gemiddelde: een 7.
Veel leerkrachten stellen zich vaak on
voldoende op de hoogte van de presta
ties van hun leerlingen in de vorige klas.
Er is nauwelijks overleg rnet collega's,
omdat dit volgens de leerkrachten be
vooroordeling in de hand zou werken.
Kortom: gegevens zijn onbetrouw
baar, wat bij de een zes is, is bij de ander
een vijf, iedere leerkracht heeft zijn ei
gen systeem en hanteert eigen normen.
Janssens: "Nu wordt soms gezegd: een 9
op het kerstrapport? Dat is veel te ge
vaarlijk. Geef maar-een 8. Bij een goed
registratiesysteem dat yoor alle klassen
gelijk is samengesteld, kan een leer
kracht bij twijfel kijken naar wat zo'n
kind in de vorige klas presteerde. Daar
bij gaat het niet alleen om pure prestatie
en kennis, maar ook om de sociale om
standigheden waarin het kind op dat
moment verkeerde. Een scheiding van
ouders bijvoorbeeld kan van grote, in
vloed zijn".
Aangepaste stof
Uit het onderzoek kwam ook naar vo
ren dat bijna een kwart van de leer-
krachtën zelden kijkt naar het oefën-
werk van de kinderen en alleen de tes
ten/toetsen corrigeert. De meeste kinde
ren kijken zelf hun oefenwerk na. Jans
sens is daar geen voorstander van. "In
een rekentoets lopen verschillende leer
doelen door elkaar. Als leerlingen met
oefenwerk specifieke fouten maken en
de leerkracht niet zelf nakijkt, kan niet
tijdig worden ingegrepen. Met de toets
komt het er niet altijd uit dat een kind
Cees Schijff reed zelf ook en hij is toen
tijdens de Ronde van Kortenhoef dood
gevallen. Ik was zelf zestien jaar, een ge
voelige leeftijd. Ik ben daarvan zo ge
schrokken dat ik acuut ben gestopt".
Voor paal
Maar het wielrennen liet hem niet los.
"Ik ben weer begonnen in 1978 nadat de
proloog van Tour de France in Leiden
was geweest. Ik heb daar dagenlang
rondgezworven, kon een perskaart rege
len. In het perscentrum heb ik zomaar
een deur opengedaan en daar zat de
Duitse tv. Met die Duitsers kon ik toen
mee in de auto naar Sint Willebrord,
daar eindigde de eerste etappe".
"Jan Raas had in Leiden de proloog
gewonnen, maar die was ongeldig ver
klaard door Lévitan (de Tourbaas). Raas
was daar heel verbolgen over en die ver
overde alsnog de gele trui in Sint Wille-
bi-ord. Ik weet nog heel goed: met die
perskaart om m'n nek was ik de eerste
die bij hem kon komen. Ik heb hem al
leen maar op zijn schouders geklopt en
gezegd: goed gereden, Jan. Midden tus
sen al die journalisten, met een suppor
terspetje voor Zoetemelk op m'n kop.
Ja, ik stond er eigenlijk wel een beetje
voor paal".
Het supporterspetje werd later ver
ruild voor een koersbroek en Gijs Zand
bergen ging er met een liefhebberslin-
centie weer bij Swift tegenaan. Hij liep
er Bart Zoet tegen het lijf. "En die had
zulke leuke verhalen over vroeger te ver-,
tellen. Ik heb er een aanbal van opge
schreven met de gedachte ze te kopië
ren, ér een kaftje omheen te doen en aan
vrienden en bekenden te geven. Als een
soort relatiegeschenk"
"Iemand zei: joh, dat is hartstikke
leuk. Dat moet je naar een uitgever stu
ren. Ik ben naar Thomas Rap gegaan en
die was ook meteen enthousiast. Hij wil
de er wel iets mee doen. Tim Krabbé
heeft toen tegen hem gezegd dat ik meer
van die interviews moest doen. Rap is
een echte sportgek en die hoeft van zijn
boeken ook niet rijk te worden. Hij zegt
altijd: als ik rijk wil worden, ga ik wel
Rien Poortvliet uitgeven. Dat ligt voor
mij net zo. Het kan me echt heel weinig
schelen hoe zo'n boekje wordt verkocht.
Het gaat erom dat ik iets heb kunnen
doen wat ik leuk vond om te doen".
Idolen
De naam van Tim Krabbé is gevallen.
Hij is zelf schrijver van wielerboeken en
beschreef zijn eigen ervaringen op de
fiets in 'De Renner', volgens Zandber
gen het beste boek over wielrennen.
In 1980 verscheen 'Alleen op kop',
waarin Gijs Zandbergen de generatie
renners uit de jaren zestig in het zonne-
Ije zette. Een vergeten groep, volgens de
schrijver. Een generatie die ondanks de
behaalde successen (Jan Janssen won
de Tour de France en werd net als Harm
een bepaald soort sommen nog niet be
grepen heeft. Of het komt te laat uit".
"Een kind dat moeite heeft met be
paalde sommen moet van begin af aan
aangepaste instructie en oefenstof krij
gen. De meeste leerkrachten doen dit
niet meteen, maar grijpen pas achteraf
in. Met als gevolg dat kinderen maar
aanmodderen, fouten maken en niet we
ten wat voor fouten ze maken".
Volgens Janssens brengt het matige
beoordelingsvermogen van de leer
krachten de doelstellingen van de basis
school in gevaar. "Doelstelling van de
basisschool is het onderwijs zo in te rich
ten dat alle leerlingen ondanks indivi
duele verschillen zo veel mogelijk profi
teren van het onderwijs. Vroeger kregen
alle kinderen een standaardpakket aan
geboden. Tegenwoordig probeert men
zo individueel mogelijk te werken. Maar
om dit te kunnen verwezenlijken moet
een leerkracht wel precies weten wat
kinderen wel en niet snappen. Je mag
geen eenheidsworst aanbieden. Dat be
tekent dat je heel goed op de hoogte
moet zijn van de vorderingen van je leer
lingen. Cruciaal daarbij is het evalueren
van wat kinderen wel en niet begrijpen.
En als ik constateer dat leerkrachten dat
matig tot slecht doen, vraag ik me af of
alle leerlingen wel optimale kansen krij
gen".
Gebrekkig
Een van de oorzaken van het slechte
beoordelingsvermogen bij leerkrachten
is het feit dat de pedagogische acade
mies (pabo's) weinig tot geen aandacht
aan het beoordelen van de kennis van
leerlingen besteden. "Ik kan het leer
krachten dan ook niet kwalijk nemen",
zegt Janssens. "Natuurlijk valt de vaar
digheid van het evalueren moeilijk uit
een boekje te leren. Wel kun je een stu
dent leren hoe hij een registratiesysteem
moet opzetten. Al hebben ze de handi
cap dat ze een en ander niet kunnen uit
testen in de praktijk, in een klas met kin
deren. Maar op de meeste opleidingen
wordt de studenten zelfs geen enkele
theorie over het evalueren aangeboden.
Er wordt niets verteld over hoe je gege
vens moet verzamelen en interpreteren,
't Lijkt me toch heel simpel iets te vertel
len over toetsen die bestaan en hoe je die
moet gebruiken".
Janssens geeft een voorbeeld uit zijn
eigen studententijd. "Het begrip polder
bijvoorbeeld. Als je daar een paar lessen
aan had besteed, werd gezegd: nu moet
je het afronden met een verwerking. Po
pulair in mijn tijd was een verwerking in
de vorm van een tekening of door mid
del van dramatisering. Nu zeg ik: dat
heeft weinig met evalueren te maken.
Ottenbros wereldkampioen) verbleekte
bij die van de jaren vijftig en die in de
loop van de jaren zeventig.
Zandbergen: "Het leuke was dat ik op
die manier in contact kwam met al mijn
idolen van toen. Gek dat dat je daar te
gen toch blijft opkijken. Die verhoudin
gen blijven bestaan, ook al ben ik dan
inmiddels doctorandus".
Een paar jaar na zijn terugkeer op de
fiets borg Gijs Zandbergen het rijwiel
weer op. Alleen in het weekeinde wordt
hij nog weieens van stal gehaald, "ik heb
er geen tijd meer voor". Het schrijven
bleef echter trekken en na in 1983 een
verzameling wielergedichten te hebben
samengesteld, leidde het contact met
Koster tot het boekje 'Een wielrenner
die rijdt steekt zijn hand niet op'.
Hun doorwrochte stijl, waarin meer
het hoe dan het waarom van wielrennen
centraal staat, wijkt af van wat er in de
regel over deze sport wordt geschreven.
Hoe hoog is de pet die Gijs Zandbergen
van de wleleijournalistiek op heeft?
"Er zijn best wel een paar goeien in
Nederland. Die houden echt van het vak
en dat mis je wel bij een stel anderen. In
België is het veel beter, daar zijn ze ei
genlijk allemaal wel goed. Ik kijk ook al
tijd naar de Belgische televisie als er
wielrennen is. Maar toen we dat tegen
Van Damme zeiden, reageerde hij heel
verbaasd. Van Damme vond Jean Nelis-
sen juist zo goed".
"Maar België is hoe dan ook veel meer
een wielerland. Die kermiskoersen zijn
toch veel leuker dan de criteria in Neder
land. Dat gaat kapot aan regelarij. In
België doen ze niet moeilijk. Je meldt je
aan in het ene café en de prijsuitreiking
is in het andere café. In Nederland krijg
je dè grootste problemen als je niet komt
opdagen".
Amateurs
De Nederlandse successen hebben er
volgens Zandbergen nog niet toe geleid
dat er een wielercultuur is ontstaan die
vergelijkbaar is met die in Frankrijk of
België. "Het is wel zo dat de interesse en
de kennis groeien. Vroeger was ik een
autoriteit, tegenwoordig een praatpaal.
Ze gaan tegen mij vertellen waarom Van
der Poel niet deugt".
"Maar die interesse werkt niet echt
door in de wielersport. Het aantal ama
teurs zweeft al jaren rond de twaalfhon
derd. Gelukkig hoeven we het van hen
ook niet te hebben voor dit boekje. Ama
teurs zijn alleen maar in zichzelf geïnte
resseerd en niet eens op een leuke ma
nier. Alleen maar: daar reed ik lek en
daar zat ik kapot. Amateurs lezen trou
wens ook niet, bekijken alleen maar
plaatjes en uitslagenlijsten. Ach, alles is
inmiddels wel zo'n beetje gezegd over de
wielrennerij. Zeker nu dit boekje er is".
Zandbergen laat de laatste opmerking
volgen door een lachend 'Ja, zo is het
toch?' De wielrenner die het er niet mee
eens is, steke zijn hand op.
Zo'n afronding zegt niets over het feit of
kinderen hebben begrepen wat een pol
der is. Toch werd het ons zo geleerd".
Aan het slot van zijn onderzoek komt
Janssens met een aantal aanbevelingen.
Allereerst moet de kennis van studenten
en leerkrachten op de pabo's worden op
gevijzeld. Ook schooladviesdiesnten
kunnen worden ingeschakeld. Leer
krachten op de basisschoolen moeten
tot een gemeenschappelijk evaluatiebe-
leid komen. Niet iedere leerkracht zijn
eigen beleid en normen, maar gezamen
lijke afspraken over registratie van pres
taties. Dan zullen volgens Janssens min
der frappante verschillen ontstaan in de
beoordeling van de prestaties van een
kind.
Minderheid
"Met simpele vormen van scholing
kun je al veel succes hebben", zegt Jans
sens. "Natuurlijk zijn er leerkrachten die
het voortreffelijk doen, maar zij zijn
sterk in de minderheid. Het is ook niet
nodig dat alle leerkrachten ideaal beoor
delen, maar ze moeten het in elk geval
wel acceptabel doen. Veel leerkrachten
denken dat ze alles uit hun hoofd kun
nen onthouden. Dat zijfi de mensen die
heel goed in staat zijn een algemene in
druk te geven van de prestaties van een
kind. Maar als je doorvraagt en in details
treedt, vallen velen stil. Als je geen goed
registratiesysteem hebt, weet je ook
geen exacte details. En als je een grof
beeld hebt van de prestaties van een
leerling geef je leerstof die ofte makke
lijk of te moeilijk is".
"Waar ik voor wil waken", stelt Jans
sens met nadruk, "is dat ik het onder
wijs de zoveelste duw geef. Er is de afge
lopen jaren al heel wat kritiek over de
hoofden van leerkrachten uitgestort. Te
genwoordig deugt er niks meer. Mijn be
vindingen zijn het zoveelste punt, en dat
spijt me enorm".
Denkt Janssens dat de toch al overbe
laste leerkracht tijd heeft om van al zijn
leerlingen de prestaties in een uitge
breid registratiesyseem bij te houden?
"Dit systeem kost ontegenzeggelijk tijd.
Maar het betaalt zichzelf terug. Hoe be
ter een leerkracht in staat is de prestaties
.van een kind te beoordelen, hoe sneller
er oefenstof op het niveau van het kind
kan worden gegeven en kan worden
achterhaald wat niet precies wordt be
grepen".
"Tja, of leerkrachten aan dit systeem
willen De tijd is in elk geval gunstig:
de invoering van de basisschool maakt
dat leerkrachten zich afvragen: hoe
moet ik al die doelstellingen realiseren?
Hoe moet ik probleemleerlingen opvan
gen?"
"Ik vind het een uitvoerbaar systeem
en ben heel benieuwd naar de reacties.
Ik hoop dat het mensen bewust maakt.
Dat ook leerkrachten voor wie het
beoordelen geen probleem is het idee
krijgen: er moet iets goed mis zijn, kijk
maar naar de slechte resultaten".
"Het is toch eigenlijk ook te gek voor
woorden. Als ik naar de dokter ga, of
welke instelling dan ook waar mensen
worden bekeken en beoordeeld, wordt
er van alles gevraagd en genoteerd. Be
halve in het onderwijs. Daar volstaat een
simpel cijfertje".
Zijn leerkrachten in staat de prestaties van hun
leerlingen naar waarde te beoordelen? Het zou te
ver gaan te stellen dat de deskundigheid van de
leerkrachten in dat opzicht nul komma nul is.
Maar veel scheelt het niet. Dat is de onthutsende
conclusie van een recent onderzoek van
wetenschapper Frans Janssens, als
onderwijskundige verbonden aan het Centraal
Instituut voor Toetsontwikkeling in Arnhem.
door Margot Klompmaker
Oegstgeestenaar Gijs Zandbergen:
"Wielrenners zijn heel erg met
Zichzelf bezig". (foto Holvast)