'Ik was bang dat ik in een diep gat zou gaan vallen' I Wij hadden immers die meiden bij ons' Da's waar ook De gloriedagen van The Fouiyo's Dick van Rijn heeft het zo druk als een klein baasje 1 5^ ZATERDAG 28 JUNI 1986 EXTRA pAGINA 19 door Gerard van Putten Ooit werden hun breekbare 78-toe- ren platen grijs gedraaid. In de tijd dat het haar pas goed zat als de vet- kuif was gedraaid met behulp van een lik brillantine of desnoods een kluit margarine, in de tijd dat on schuldige bakvissen zich stoer ver hieven tot vrouwelijke nozems door het suikerspinkapsel met een over jarige nylonkous te verstevigen. Puntschoenen, smalle pijpen, petty- coats en kokerrokken bepaalden de mo de in die dagen, waarin het Amsterdam- 2 kwartet The Fouryo's naast Bill Haley and his Comets, Everly Brothers, Little Richard, Cliff Richard, Elvis Presley, Johnny Jordaan, Tante Leen, Willy Al- berti en de Amsterdamse politiekapel steevast opdook in het veel beluisterde programma 'Arbeidsvitaminen'. Het vocale geluid van The Fouryo's paste in die tijd van teenagers; hun coverversies van Amerikaanse hits maakten menigeen tot vaste klant van de platenzaak. Niet alleen omdat tekst schrijver Jack Buiterman destijds wel zo gis was de rechten van menige Ameri kaanse meezinger op te kopen voordat die goed en wel ingang vond in dit land. „Maar voor ons was het natuurlijk ook een voordeel dat de kennis van de En gelse taal in die tijd vrij beperkt was, Ne- j derlandse teksten waren daardoor erg gewild", benadrukt de vroegere Fouryo Jan Schouten. „Tegenwoordig staat vrij wel niemand meer met z'n mond vol tan den als er wordt gevraagd: please, show 2 the way to"... Afleiding 1956. Als leerlingen van de de St.Hu- bertus-mulo in de Amsterdamse Da Cos- tastraat putten de 18-jarige Dick van Niehoff en de 17-jarige Jan Schouten zich onder meer uit in het leren van het nooit meer te vergeten rijtje 'mit, nach, nebst, samt, bei, seit, von und soweiter und soweiter'. Die schoolse bezigheid vroeg als het ware om afleiding, die ze vonden in de muziek. „Dick speelde gi taar en ik ook", zegt Jan Schouten, „Als vriend kwam Dick veel by ons over huis. Het hele zooitje zong dan mee". Met dat „zooitje" bedoelt Schouten zijn twee jongere zusters Joyce en Jettie. Met name Dick van Niehoff vond de sa menzang zo goed klinken dat hij met enige Amsterdamse lef voorstelde mee te doen aan een talentenjacht in het hoofdstedelijke City-theater. Dick: „We zongen het nummer 'Born to be with you' van de Chordettes". Jan: „Daar zijn we eerste mee geworden. Dan kon ook niet anders, op de geluidsinstallatie had den we een dot echo, niet te geloven. He mels klonk het, in één woord schitte rend". De hoofdprijs van het zangconcours voor onbekend talent was een plaatop name bij Phonogram. Niet lang daarna verscheen de eerste single op de markt. Hun naam 'The Four Youngsters' had den ze al afgekort tot the Fouryo's, vol gens de platenmaatschappij bekte dat beter. Geïnspireerd door het gelijknami ge succes van de Amerikaanse broers Don en Phil Everly zongen the Fouryo's de hit 'Bye bye love' als intro van een professionele loopbaan in de muze die tien jaar zou aanhouden. De onsterfelij ke tekst van het refrein: „Bye bye love, vaarwel tederheid, hallo eenzaamheid, ik vecht tegen een stro-oom". „Het ging dus over twee mensen die uit elkaar gin gen. Hoewel we toen heel erg piep wa ren, was ons dat ook wel duidelijk", gnif felt Van Niehoff. „Maar dat gevecht te gen die stroom", analyseert Schouten de tekst met Amsterdamse humor, „daar zijn we nooit helemaal uitgekomen. Of dat nou een gevecht was tegen 110 of 220 Volt, nu nóg weten we dat niet". Claim Echt druk om de inhoud van deze tekst konden 'The Fouryo's' zich niet maken, wél over de hoogte van de gage zoals die in het eerste platencontract was vastgelegd. Die bedroeg 32 gulden 50 per persoon, naar het oordeel van het kwartet wel erg karig, gezien het ver koopsucces van 'Bye bye love'. Zonder tussenkomst van een manager („die functie bestond toen nog niet, de moe der van Dick was onze secretaresse") legden ze bij hun platenmaatschappij met goed gevolg een claim op de royal ties. In totaal zouden ze 25 platen maken, met als onvervalste topper 'Zeg niet nee'. Dat zeiden Dick, Jan, Joyce en Jet tie overigens wel tegen de smartlap 'Kleine schooier met je scheur in je broe kie'. De kenners bij de platenmaatschap pij mochten dat een hitgevoelig nummer vinden, naar de mening van The Fou ryo's paste het niet bepaald in hun gen re. Het duo De Trekvogels ontfermde zich toen over 'Kleine schooier'; beide heren, van wie naderhand nooit iets werd vernomen, galmden de drein- deun inderdaad naar een kassucces. The Fouryo's zaten intussen full-time „in het vak". Jan en Dick hadden hun banen opgezegd („we bezochten niet de zelfde school, we werkten later ook op hetzelfde kantoor"). In het gezelschap van Joyce en Jettie gingen ze als zovele andere artiesten op de schnabbeltoer („we hebben het land wel een paar keer rondgedraaid"), The Fouryo's versche nen geregeld in het toentertijd populaire tv-programma 'Pas geperst' van Pi Scheffer, ze traden ook op voor militai ren. „Sommige artiesten hadden nogal eens last van soldaten, maar wij niet", vertelt Jan Schouten. „Wij hadden im mers die meiden bij ons, die vonden ze mooi, die zagen ze liever dan een confe rencier als Frans Vrolijk". In 1958 werden ze aangezocht auditie te doen voor de Sleeswijk-revue. Door de grote baas zelf. Het optreden van de pronte meiden en de frisse knapen stond 'Slees' wel aan, al vond hij dat er een hoop aan moest worden bijgeschaafd. Ze werden niettemin aangeworven als bijnummers in de show die werd gedra gen door de komieken Willy Walden en Piet Muyselaar. „We kregen een contract voor een jaar, het zijn er twee gewor den". The Fouryo's ervoeren al snel dat de revue een aparte discipline eiste. Van Frans Muriloff, de man die zorgde voor de aankleding van de theatertoernee, leerden ze dat ze zich eerst luttele minu ten voor hun gang naar de Bühne in hun kostuums mochten hijsen. „En had je je aangekleed, dan mocht je niet meer gaan zitten", roepen Van Niehoff en Schouten in koor. „Anders zou je kreukels en plooien in je kleding krijgen". The Fouryo's, in hun glorietijd waren ze een begeerd object voor menig pla tenmaatschappij. Ze hielden het even wel bij Phonogram. Voor concurrende firma's reden genoeg om zanggroepjes samen te stellen met krek hetzelfde goed gearticuleerde soundje. „The Bibits bij voorbeeld", zeggen de heren. „Ze maak ten een plaat, 'Jij en ik in een bootje'. Dat is een hit geworden. Hoe veel men sen niet hebben gedacht dat dit r Dick van Niehoff en Jan Schouten (rechts): "Het ver langen naar een optreden is weg". Inzet: The Fou ryo's aan het eind van de jaren vijf tig. (foto's Wim Dijkman/ archief). i, niet te tellen". Het applaus voor The Fouryo's ver stomde onder invloed van de 'Beatle- mania' waardoor 'half Nederland in de jaren zestig werd aangestoken. Het op roer van de jongeren begon te kraaien tegen het ouderlijk gezag en juist The Fouryo's werden gezien als de personifi caties van de ideale schoondochters en schoonzoons. In 1964 maakte impresario Paul Acket de tactische fout ze te ge bruiken als publiekopwarmers bij een optreden van The Rolling Stones, in de Scheveningse Kurzaal. Weggehoond „Weggehoond zijn we toen", herinne ren Schouten en Van Niehoff zich. Jan: „Al moet ik erbij zeggen dat we er heilig van af zijn afgekomen". Dick: „Dat mag je wel zeggen, er is tenminste geen bloed gevloeid, het enige wat wij naar onze hoofden hebben gekregen is een broodje worst. De roadmanager van de 'Stones' liet z'n gezicht zien, prompt werd hij ge troffen door een bierfles. De tent werd afgebroken, die avond. De mannen van de ordedienst van Paul Acket plukten links en rechts figuren uit het publiek, die werden vervolgens achter het po dium gekwakt, afgevoerd en gedumpt in een of ander park in Den Haag. Wij heb ben het einde van die avond niet afge wacht. Na ons optreden hebben wij de gages in onze zakken gestoken en onze snor gedrukt". In huize Van Niehoff confronteert de videorecorder het heden met het verle den. Hilariteit is troef als de inmiddels 48-jarige Van Niehoff en zijn vroegere compagnon Schouten (47) zichzelf en „de meiden" in jongere uitgave zien. Geamuseerd kijken ze naar de door cho reograaf Jack Bow gedicteerde sja- bloonachtige danspasjes, naar de 'act' die niet meer van deze tijd is. Dick van Niehoff: „Wij zijn nuchter genoeg om te zeggen: dat zou nu niet meer kunnen". The Fouryo's kwamen in 1966 al tot de conclusie dat ze hun tijd hadden gehad. Het Hollands raakte uit, zegt Schouten. „Alles dat was, was niks. Alles wat kwam, was het einde. Dat was dé trend in die dagen". Ze zagen bovendien in dat de tijd van uiteengaan was gekomen, na een periode waarin ze leuk met elkaar waren opgetrokken. „Slaande ruzie heb ben we nooit gehad, maar je kunt als groep niet tot in de eeuwigheid door gaan. Temeer niet omdat we allemaal verkering hadden, dan beslissen er niet vier mensen, dan zijn er acht personen bij de zaak betrokken. Dat maakt het al lemaal weer moeilijker". „Daar kwam nog bij", vult Van Nie hoff aan, „dat we op een leeftijd waren gekomen om uit te kijken naar een job in de maatschappij. Een jaar of achten twintig waren we, hadden we langer ge wacht dan zou het vinden van een baan ons veel meer moeilijkheden hebben op geleverd". Herinneringen Ze leven thans bij de herinnering aan een tijd die weinig rijkdom heeft opgele verd. „We zijn in onze Fouryo-periode wel rijk geworden aan ervaringen", ver klaart Schouten. Hij zegt de deur van daag de dag niet plat te lopen bij Van Niehoff. Maar al lang bij „De Weduwe" in dienst als vertegenwoordiger in koffie weet hij by tijd en wijle zijn route wel zo uit te stippelen dat Schouten een pilsje kan gaan drinken bij zijn oude maat die bedrijfsleider is van een gereputeerd In donesisch restaurant in de Amsterdam se P.C. Hooftstraat. „Mijn zussen zie ik uiteraard wat meer, ze zijn huismoeder". Geen van beiden missen de Bühne, al erkennen Van Niehoff en Schouten vol mondig dat het destijds moeilijk om schakelen was naar een normale maat schappelijke functie. Van Niehoff: „Maar bezoek ik een concert en krijgt de artiest een staande ovatie, ja, dan sprin gen bij mij de tranen in de ogen". „Maar het verlangen naar een optre den is weg", verzekert Schouten. „Een come-back, ik moet er niet aan denken. Ik zie me daar al tokkelen op een gitaar, met die grijze kop van me. Zou toch geen gezicht zijn".. door Bert Paauw N VV vx \v>' V\V<'i Vt r "Goedemiddag luisteraars, in Oost I en West, te land, ter zee of waar ook ter wereld". Sportliefhebbers, zeker de wat oudere generaties, zullen bij deze gevleugelde kreten onmiddel lijk denken aan de man die met zijn sonore stemgeluid vele jaren zijn ra- dioreportages steevast op die wijze I begon. j Dick van Rijn, jarenlang een gezichts bepalende figuur in de Nederlandse I sportjournalistiek, is alweer zeven jaar met pensioen. De nu 72-jarige Hilver- I summer heeft het desondanks zo druk als een klein baasje. "Ik behoor nog tot die journalisten die tot hun vijfenzestig ste jaar zijn doorgegaan. Ik heb echt tot het laatste moment gewerkt, ik wilde ei genlijk niet stoppen. Toen ik wegging bij de AVRO, waar ik sinds J958 in dienst was, had ik nog ruim zeventig vrije dagen tegoed". I "Ik dacht bij m'n pensionering: wat gaat er nu gebeuren? Ik was erg bang dat ik in een diep gat zou vallen. Daarom heb ik allerlei baantjes aangenomen waarvoor ik gevraagd werd. Dat begon I al op m'n afscheidsreceptie. Maar ik kwam er snel achter dat ik te veel hooi op m'n vork had genomen en na een half jaar ben ik weer het nodige gaan afsto ten. Ik steek nu al m'n vrije tijd in het werken voor invalide sporters. Dat er vaar ik als heel zinnig, het geeft me een brok levensvreugde". Drie levens Van Rijn is overigens bij toeval de sportjournalistiek binnengerold. Hij stond voor de klas als leraar lichamelijke opvoeding (en had tevens een studie fy siotherapie afgerond) toen hij in de oor logsjaren werd gevraagd ochtend gymnastiek voor de radio te verzorgen. "M'n voorganger ging trouwen en ver huizen en toen hadden ze iemand anders uit Hilversum nodig". Eenmaal een beetje bekend in het ra diowereldje stapte hij na de oorlog naar de AVRO met de vraag of hij een hand balinterland mocht verslaan. Van Rijn was in die tijd zelf een meer dan verdien stelijk handballer en behoorde zelfs tot de betere spelers in Nederland. Van het één kwam het ander en na een korte periode van sportverslaggeving voor de VARA belandde hij op een gege ven moment bij de Wereldomroep waar voor hij in 1947 de Elfstedentocht ver sloeg, op de schaats, met een zendertje op de rug en een microfoontje in de hand. Van Rijn: "Ik kreeg het toen wel erg druk, ik leidde eigenlijk drie levens, als sportleraar, als fysiotherapeut en als verslaggever. In september'48 kon ik in vaste dienst komen bij de Wereldom roep. Ik ging er per jaar 1500 gulden op achteruit - dat is in deze tijd te vergelij ken met het tienvoudige - en leverde dertien weken vakantie in waarvoor ik er drie terug kreeg. Toch heb ik het ge daan. In de eerste plaats omdat ik van m'n hobby, de sport, m'n werk kon ma ken en in de tweede plaats omdat ik dacht dat ik als verslaggever meer voor de sport zou kunnen betekenen dan als leraar". In 1958 kwam Van Rijn in vaste dienst bij de AVRO en is daar gebleven tot zijn pensionering. Herinneringen De herinneringen aan sportevenemen ten zijn talrijk. Van Rijn graaft er wille keurig een paar op. "In 1949 was ik bij het waterpolotoernooi om de Trofeo Ita lia. De Italianen waren zwaar favoriet. Ze hadden twee spelers, Pandolfini 1 en 2, die deden alles wat Onze Lieve Heer heeft verboden. Desondanks won Ne derland die knokpartij. Ik deed jubelend verslag. Tijdens die reportage moest ik een boze Italiaan wegslaan die aan m'n kabel stond te rommelen. Naderhand ben ik door uitgelaten ploegleden in het water gegooid". "En dan m'n allereerste Tour de Fran ce-reportage. Op het moment dat ik in de uitzending kom word ik door een Franse collega van het podium gedon derd. Het enige wat ik nog kon melden was: ik sta bij de finish, maar ik kan niks zien. Dat werd natuurlijk één van die historische verhalen over Dick van Rijn. Overigens lag de volgende dag die Fran se reporter wel naast het podium. Een wereldje apart, die Tour de France, daar moest je letterlijk je plek bevechten". "De kunst van het verslaggeven heb ik altijd gevonden om ook een boeiend vèr- haal te maken als er weinig succes te melden viel. Ik heb bij tegenvallende prestaties of bij falen altijd naar de posi tieve kant gezocht. Er wordt al zoveel ge kankerd". Van Rijn, die zo'n 20 verschillende sporten heeft verslagen, heeft veel zwemreportages gedaan waarbij het meetellen van de slagen - 'één, twee, één, twee ën daar tikt ze aan' - de nodige stof voor persiflages opleverde. "Die zwemreportages waren dankbaar werk omdat die meiden zoveel wonnen. Nel van Vliet ging geweldig op de schoolslag in '48 in Londen en Geertje Wielema kwam in '52 in Helsinki een nageldikte tekort voor goud. Ik herinner me nog Zij hadden een zanggroep, hij was sportverslaggever. Gezamenlijk figureren ze in deze tweede aflevering van de zomerrubriek 'Da's waar ook'. verdeeld enthousiast. "Er is een trend geweest om te zoeken naar tegenstellin gen. Gelukkig is dat nu tanende, hoewel je nog steeds ziet dat er wordt gepolari seerd. Sommige sportjournalisten ma ken tegenstellingen, want dat geeft zo'n leuk relletje. Daar heb ik mij altijd tegen verzet". "Als een sporter of een bestuurder iets fout deed heb ik dat nooit betiteld met 'stom', maar gezegd: wat jammer. Ik zie het nut er niet van in om vijanden te ma ken. Ik heb ook weinig waardering voor interviewtechnieken waarbij men maar blijft doorzagen om iemand uitdrukkin gen te ontfutselen. Je moet een ander niet onderuit willen halen. Ik wacht nog altijd op de sportman die durft te zeg gen: u stelt een onbehoorlijke vraag, u krijgt geen antwoord". "De macht van de publiciteit is bijzon der groot. Je moet sporters in emotione le momenten tegen zichzelf in bescher ming nemen. Geen rellen creëren, daar zit niemand op te wachten. Je hoeft ze ook geen stroop om de mond te smeren. Maar de uitdrukking 'wat jammer' heeft volgens mij heel wat meer effect dan 'wat stom". Politiek De horizon van Van Rijn hield niet op bij de sport. In het verleden was hij ook actief in andere maatschappelijke secto ren, zoals de politiek. Vier jaar zat hij in de Hilversumse gemeenteraad. Sinds z'n pensionering is hij teruggekeerd bij 'z'n oude liefde': de Nederlandse Invaliden Sportbond (NIS). Vijfentwintig jaar ge leden behoorde hij tot de oprichters van de NIS. Tijdens z'n druk bezochte afscheidsre ceptie als sportverslaggever, zeven jaar geleden, waarop ook prins Bernhard verscheen ("Daar ben ik nog steeds ape trots op"), werd hem van NIS-zijde ge vraagd terug te komen. "Ik heb toen ge zegd dat ik wel weer wat wilde doen als ze een recreatie-afdeling zouden oprich ten. De NIS was teveel gefixeerd geraakt op de toppers. Ze hebben toen inder daad een recreatie-afdeling op poten ge zet en ik ben weer actief geworden. Ge handicapten brengen tot het gelukzalige bewegen, heerlijk werk is dat. Je hebt nu roelstoeltennis, zitbadminton, rol- stoelgolf, sleehockey, jeu de boules, rol- stoeldansen". "Het gaat niet zozeer om de prestatie als wel om het bewegen. Bewegen geeft plezier, doet de handicap vergeten, draagt bij aan deelname van het sociale verkeer. Iemand in een rolstoel moet niet worden beschouwd als een wereld vreemd wezen. Prestatie mag geen voor waarde voor bewegen zijn. Dat zou ook het motto van de sport moeten zijn. Na tuurlijk kijk ook ik graag naar wedstrij den, van topprestaties gaat wellicht een stimulans uit, maar mijn eerste aandacht is toch voor het eenvoudige, prettige be wegen". "Al m'n vrije tijd gaat in de gehandi capten zitten. Ik geniet ervan, voel me door dat werk een zinvol lid van deze samenleving. Heus, voor dat werk mo gen ze me 's nachts wakker maken. Ik blijf het heerlijk vinden om mensen tot bewegen te brengen, dat is waarschijn lijk nog altijd de gymmeester in me". Dick van Rijn als jeugdig sportverslaggever in actie in 1948 tijdens een repor tage vanuit het Olympisch Sta dion in Amster dam. Foto boven: de 72-jarige bij zijn woning in Hilversum. "Al mijn vrije tijd gaat in de gehan dicapten zitten". (foto's GPD/archief) heel goed hoe ik in 1960 in Rome Wieger Mensonides op de schoolslag in de laat ste meters zag oprukken naar de derde plaats. Ik riep door de microfoon: hij heeft brons. Anderen zeiden: hoe kom je erbij. Achter me hoorde ik de tv-verslag gever zeggen dat Mensonides in de ach terhoede was geëindigd. Maar ik had het goed gezien. Op een gegeven moment heb je zoveel ervaring dat je er vijf tege lijk kunt zien finishen". Ernaast Van Rijn is overigens reëel genoeg om toe te geven dat hij er ook wel eens flink naast heeft gezeten. Dat leidde dan tot allerlei grappen en forse kritiek. "Daar heb ik nooit op gereageerd, ben er ex pres nooit op ingegaan. Je moet dergelij ke kritiek niet te belangrijk maken. Bo vendien, de mensen zijn het de volgende dag toch weer vergeten". Over de veranderingen die er in de loop der jaren in de sportjournalistiek zijn opgetreden is Dick van Rijn niet on-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19