'Een pose? Ik lijd wel degelijk' Maarten Biesheuvel schrijft voor alle eenzame mensen in Nederland Hij noemt zichzelf socialist, doch heeft ditmaal toch maar GPV gestemd. "Die strenge rechtse mensen doen in elk geval wat ze zeggen". Dezer dagen verscheen van hem een nieuwe verhalenbundel, wat aanleiding was tot een gesprek met Maarten Biesheuvel. door Frank Poorthuis Als het tuinhek naar Biesheuvels territorium opengaat stuift een zwarte schicht voorbij, die bij na der inzien een hond blijkt te zijn. Het dier werpt zich woest op de soortgenoot, die vanachter de juist in de deuropening verschonende schrijver naar buiten glipt. „Rus tig, toe nou, rustig", zegt hij, en ziet de over de grond rollende klu wen dier aan. Dan duikt vanuit de tuin Eva op, die in haar armen een vogel koestert. Het is een kauw die ze uit de klauwen van een van haar zestien katten heeft ge red, zegt ze opgewonden en gehaast. „Maarten, ik breng even deze vogel weg, ga jij maar alvast naar binnen voor het interview". Met zijn handen in de lucht kijkt hij haar ontsteld aan. „Maar Eva, ik ben zo zenuwachtig". Het slapstick-tafereeltje had zo uit een van zijn boeken kunnen komen. Het is Maarten Biesheuvel ten voeten uit. Het leven wordt een tragi-komedie wanneer hij zich er met zijn onhandige aanwezigheid in mengt. Tot zijn grote verwondering snellen links en rechts van hem mensen en die ren haastig voorbij: hij kijkt toe en legt - wanneer het hem altemaal teveel is - zijn lot in de schoot van echtgenote Eva. „Zij is mijn verpleegster, mijn moeder, mijn vrouw, mijn secretaresse en mijn minnares" zegt hij even later, achterover geleund in zijn tuinstoel, de favoriete sigaar in de hand. Dezer dagen verscheen van hem de bundel .Godencirkel en andere verha len'. En aangezien Eva het nodig vond dat hij daarom een paar interviews gaf, stelt de schrijver zich beschikbaar voor de media. Maar eigenlijk haat hij der gelijke vraaggesprekken. „Wat ik te zeggen heb, zeg ik in mijn boeken", is zijn stelling. En na al die jaren weten de meeste journalisten ook niet veel originele vragen meer te stellen. Wat nou nog niemand hem ooit ge vraagd heeft en wat hem zelf zo'n inte ressante vraag lijkt: mijnheer Biesheu vel, waarom rookt u toch zoveel? Want hij vindt namelijk dat-ie dat teveel doet. Krankzinnig De schrijver ontvangt dus. En terwijl Eva ondertussen de boodschappen en het huishouden doet, koffie inschenkt, krentenbollen smeert en een aangelo pen poes terugbrengt, verklaart hij zijn leven, dat zoals bekend de belangrijk ste wending heeft gekregen nadat de jonge Biesheuvel voor een periode van vijf maanden moest worden opgeno men in de psychiatrische inrichting Endegeest. „Ik ben in feite nog altijd krankzin nig. Als 's ochtends de hond voor de deur staat te piepen, word ik al bloed- zenuwachtig, krijg ik de neiging om in mijn nest te kruipen en er niet meer uit te komen. Dan vind ik alles zo ontzet tend zinloos". Hij laat zich bij tijd en wijle nog over vallen door depressieve buien, die meestal resulteren in langdurig bed- verblijf en somber staren. Hij noemt zichzelf een melancholicus en zelfs maar de suggestie dat hij zijn waanzin in de loop der jaren heeft gecultiveerd tot koketterie doet Biesheuvel in woe de ontsteken. „Een pose? Godverdom me, ik lijd wel degelijk, ik vind het zelf vreselijk". De periode in het gekkenhuis, een van de terugkerende thema's in zijn boeken, heeft haar sporen achtergela ten. Een dagelijkse dosis anti-psychoti sche pillen houdt de schrijver nog steeds op de been. Biesheuvel is plat- gespoten, maar kan het de psychiatrie niet kwalijk nemen. „Ze doen het toch om je tegen jezelf te beschermen. An ders had ik misschien wel iemand de kop ingeslagen of mezelf wat aange daan". Tot een .aangepast leven' acht hij zichzelf na die tijd niet meer in staat. Hij ziet er bijna de reden niet van in. „Je vraagt je soms af waar in feite het gekkenhuis is. Aan welke kant van de poort wij eigenlijk staan. Als ik zie hoe mensen in fabrieken, in garages en op kantoor zich gedragen, rijzen mijn twij fels. Mensen in gekkenhuizen zijn zo veel eerlijker, emoties kunnen er vrij hun gang gaan". Natte dweilen Maar meteen corrigeert hij: „Al ging het er in mijn tijd anders aan toe dan nu. De mensen die nu in gekkenhuizen zitten zijn soms net natte dweilen, ze hangen maar zo'n beetje rond. Tot niets verplicht. Vroeger zaten we ook onder de pillen, maar werd je om vijf uur gewekt, moest je zwemmen, werken, eten. Tegenwoordig mogen ze de hele dag in bed blijven liggen". In de tuin zitten, sigaren roken en water drinken rekent hij tot de belang rijkste geneugten van zijn leven. „Ik doe niks. Iedereen loopt te rennen en te vliegen en ik doe niks. Ik slaap, rook, eet en zit in mijn tuin te denken: wat zou er nu allemaal gebeuren in Moer- mansk, in New York, in Amsterdam, in Parijs en Londen, in Leiden, hier vlak achter mijn tuinhekje". Soms schrijft hij zulke gedachten op en publiceert die. Zo simpel zit het schrijversleven van de Leidenaar ei genlijk in elkaar. Met de verwondering van een kind, lijkt het, observeert hij de wereld. Critici werpen tegen dat de schrijver echter nooit uitstijgt boven die verwondering en dat hij nu alweer 15 jaar allengs vervelender wordende puberverhalen schrijft. Van enige ont wikkeling zou geen sprake zijn. Biesheuvel verweert zich:„Ik zie niet wat daar erg aan is. Inderdaad, je zou kunnen zeggen dat ik nog midden in mijn pubertijd zit, nee sterker, ik hang nog tussen mijn zesde en mijn twaalfde jaar. Uiterlijk kan ik dan ondertussen al een ouwe lui zijn, ik voel me een kind en heb de verbazing, verwonde ring en verbijstering waarmee een kind alles bekijkt. Of ik daar ooit overheen groei? Wel nee, volgens mij houdt dat nooit op en daar ben ik zelfs erg blij mee. Wat is er mooier dan je overal over te verbazen. Of het nou een bloempje of een fiets- rem is, ik vind alles leuk en belangwek kend". Bergafwaarts 'Godencirkel' is volgens de biblio grafie van zijn uitgeverij Meulenhoff Biesheuvels elfde boek waarin hij van deze kijk op de wereld getuigt. Maar eigenlijk horen er nog twee op het al maar uitdijende lijstje te staan: de na zijn jubelend onthaalde debuut „In de bovenkooi" verschenen boeken „Slechte mensen" en „Het nut van de wereld". Die heeft hij echter uit de han del laten nemen, omdat het peil van de verhalen hem niet aanstond. „Na De Bovenkooi ging het bergafwaarts. Sommige verhalen waren je reinste ge raaskal. Daar heb ik nu nog spijt van". Zelfkritiek is hem dus niet helemaal vreemd; hij wordt het echter beu om almaar te moeten horen dat er na dat fonkelende debuut nooit meer iets mooiers uit zijn handen is gekomen, dat alle verhalen op elkaar hjken, dat zijn thematiek eigenlijk een beetje lijkt te zijn uitgeput. „Mensen hebben altijd de neiging te zeggen dat het eerste boek het beste was. Want dan is de toon nog verras send, zijn de thema's nieuw. Maar ik vind verschillende van de verhalen na die tijd geschreven ook ontzettend goed. En wat had ik dan moeten doen? Had ik na De Bovenkooi maar ermee moeten ophouden"?. Als zijn eigen criticus vindt hij in elk geval van niet. Sterker, Biesheuvel is een van zijn eigen grootste fans. .Go dencirkel' heeft hij sinds het van de drukker kwam alweer twee keer gele zen en er erg om gelachen. "Ik vind het een heel leuk boek. It is the task of the artist to "please himself, las ik laatst, en daar ben ik het mee eens. Ik schrijf in de eerste plaats voor mezelf. Ik heb tij den dat ik veel lees, en wanneer ik niets leuks meer te lezen heb schrijf ik zelf een verhaal". Eenzame mensen Zo heeft hij dus al dertien boeken volgeschreven. Voor zichzelf, maar ook wil hy kwijt: „Voor alle eenzame men sen in Nederland. Want eenzaamheid vind ik een van de schrijnendste din gen. En dan bedoel ik niet de eenzaam heid die ik zelf soms opzoek. Want ik zit vaak, maar gewild, alleen op m'n ka mer te lezen of muziek te luisteren, Maar ik heb wel de mogelijkheid om mensen op te bellen, ze te vragen langs te komen". En om te schrijven dus. Maar dat doet Biesheuvel, zegt hij zelf, maar en kele uren per maand. Een ongeloof waardige uitspraak voor wie zijn pro- duktie ziet, maar één verklaring ervoor ligt waarschijnlijk in de snelheid waar mee hij zijn verhalen tikt. Want wan neer hij achter de machine gaat zitten is het verhaal in zijn hoofd al lang klaar. De laatste drie regels staan zelfs al vast. In dat korte tijdsbestek produ ceert hij precies genoeg om zijn bun dels vol te krijgen. Meer zelfs, want slechts veertig procent van wat hij schrijft haalt de persen.„De rest gaat onherroepelijk de prullenbak in". Slipje Eva, wie anders, fungeert als de zeef naar buiten.„Of dat pijn doet, verhalen weggooien? Welnee. Ik heb er toch een vrolijke tijd door gehad". Verschillende van zijn verhalen zijn, zo omschrijft hij het zelf, niet meer dan een poging sfeer op te roepen. "Ik vind het leuk die op te roepen en er dan mee op te houden". Irriteren die stukjes zonder plot de lezer, het zal Biesheuvel een zorg zijn. Geïrriteerd: „Het is toch geen Kuifje. Mensen die meer dan sfeer willen, een plot met een intrige, moeten maar romans gaan lezen. Een kort verhaal met een begin en een eind gaat zo op een mop lijken". r Maarten Biesheuvel: "Wanneer ik niets leuks meer te lezen hebschrijf ik zelf een verhaal Een van de meest geslaagde verhalen uit zijn nieuwe boek vind hij „Iets ver borgens", waarin de bemanning van een schip op de pas gestorven kapitein een damesslipje aantreft en bij nader onderzoek in zijn kajuit nog een hele verzameling dameslingerie. Een ver haal dat, zoals zovele andere van zijn hand, stoelt op authenticiteit? Bies heuvel monstert zijn vragensteller, lacht eens, en vertelt dan:„Ik heb zelf een tijdje de neiging gehad. Ik droeg stiekem damesslipjes omdat ik die lek ker vond zitten. Tot Eva erachter kwam en zei: Maarten, zal ik dan maar wat slipjes voor je kopen? Toen was het meteen afgelopen, want ik dacht als Eva het goed vindt is het niet leuk meer. Het zal wel iets met geilheid te maken hebben". Collega-schrijver en vriend Maarten 't Hart schynt dezelfde neigingen te hebben gehad. Zit daar enige verwant schap, temeer daar beiden eenzelfde jeugd hebben doorgemaakt? Biesheu vel zegt het niet te weten en haalt zijn schouders op. Aan interpretaties van zijn proza heeft hij toch al een broertje dood. Hij kan er gewoon ontzettend om lachen, om het verhaal. Dat trou wens een van de weinige is waaraan, zijdelings ook nog, een erotisch tintje zit. Sex en erotiek zijn in de verhalen van Biesheuvel bijna onzichtbare grootheden. Opzet? Jazeker. „Ik hou er niet van. Nou ja, ik hou er wel van, maar niet om erover te schrijven. Ik ben een negentiende eeuwer, dat is mijn mentaliteit. In gedachten leef ik op het Franse of Russische platteland". Vindt hij het schrijven erover gê nant? „Ach, ik weet niet. Iedereen weet toch hoe het in zijn werk gaat, waarom zou ik het dan nog eens moeten be schrijven. Kijk, er is een tijd geweest dat er veel over geschreven werd, dat is nu zo'n beetje voorbij. Ikzelf heb het eigenlijk altijd gemeden. Het interes seert mij de ballen". Oeverloos Herlezen doet Biesheuvel niet alleen zijn eigen boeken, maar ook die van an deren. „Voor mij begint het lezen van een boek pas als ik het vijftien of twin tig keer gelezen heb. Moby Dick, boe ken van Nabokov, daar ken ik onder- Variaties hand hele stukken van uit mijn hoofd. Eén keer iets lezen is als de krant le- Wereldvreemd dus, in zekere zin, de ze schrijver. Maar niet zo dat hij zich totaal afzondert van het maatschappe lijk gebeuren. Zo noemt hij zichelf so cialist en heeft hij nog nooit verzuimd te stemmen. Ook dit jaar niet. Hij lacht een beetje gegeneerd wanneer hij ver telt waarop:„Ik heb GPV gestemd. Ach, ik heb in mijn leven al van alles gestemd: PSP, CPN, PvdA. Van die strenge rechtse mensen heb ik in elk geval het idee dat ze doen wat ze zeg gen. Ze zijn zo verschrikkelijk inte ger". En aan de krant heeft hij nou juist een ontzettende, uitgesproken hekel. Zij vertegenwoordigt die ellendige ra zendsnelle wereld, die hij maar niet be vatten kan en waarvoor hij zich bewust afsluit. „De mensen hebben zo weinig tijd voor elkaar, in dit geïndustriali seerde Nederland waar men in auto's rijdt, televisie kijkt en de krant leest. De krant, dat is het ontbindende lijk van de actualiteit. Ik lees nooit een krant en ben toch op de hoogte. Tsjer- nobil, milieuproblemen, de uitslag van de verkiezingen. Waarom moet dat al lemaal dagelijks op papier. Als er echt wat gebeurt hoor je het toch wel. De krant, die zou fris en actueel moeten zijn, maar het is een oeverloos feuille ton. Geef mij maar de Slag bij Kamper duin. Homerus, Shakespeare, Tacitus en Huizinga hebben mij meer te vertel len". Maar er is meer dan hun integriteit, zegt Biesheuvel. De oud-Hollandse ge zelligheid, die verondersteld wordt in die kringen soms nog te heersen, is een van de centrale begrippen in zijn werk. Negentiende eeuwse gezelligheid, zo als hij zelf benadrukt.„Want ik heb een hekel aan televisie, auto's en tekstver werkers". Het liefst zit hij thuis bij zijn vrouw, de zestien katten en de hond, zingt een psalm of leest een deeltje uit Van Oor schots Russische bibliotheek waar door hij zich graag voor een verhaal laat inspireren. Want waarom, is zijn stelling, zou je iets wat mooi is niet nog eens beschrijven: „Ik behandel litera tuur als muziek: van sommige muziek stukken bestaan ook vier, vijf verschil lende variaties. Zo moet het met een verhaal ook kunnen". Een aparte plaats, hoe kan het anders met zijn gereformeerde achtergrond, neemt de bijbel in: altüd bij de hand op zijn schrijftafel. Hij raadpleegt de Schrift geregeld, al heeft hij sinds zijn opname in het gekkenhuis het geloof afgezworen. „Maar er staan verhalen in het oude testament, die ik erg mooi vind. Ik speel wel eens met de gedachte om een aantal daarvan op mijn manier te her schrijven". „Zijn manier" noemt Biesheuvel zelf een „slapstick-achtige, absurde, ro mantische stijl. Tragi-komisch is waar schijnlijk de beste omschrijving. Maar het is niet iets wat ik zoek, het gaat van zelf. Ja, mijn eigen leven is zo, ik ben grillig en romantisch, het schrijven is mijn uitlaatklep". En dus zal de Nederlandse lezer in de toekomst nog menig verhaal van de Leidse auteur onder ogen krijgen. Biesheuvel is alweer aan een nieuw boek bezig. Hij kan, zegt hij zelf, nog lang vooruit. Al heeft hü zichzelf wel een grens gesteld.„Ik hoop dat het ten hoogste twintig boeken worden. Meer wordt zoveel. Een oeuvre, zoals je dat noemt, moet voor de lezer wel over zichtelijk blijven". Frustatie Het is bijna tijd. Biesheuvel moet weg. Rest nog een laatste vraag: mijn heer Biesheuvel, waarom rookt u toch zoveel? De schrijver staart bedacht zaam voor zich uit, duwt zijn sigaar tus sen zijn lippen, haalt hem er weer uit en zegt dan: „Moeilijk. Op de een of andere manier moet ik bij die vraag denken aan iets wat Celine schreef: wat de mensen eigenlijk willen, is dat ze constant klaarkomen. Zo rook ik waarschijnlijk ook uit frustratie".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 17