OEKEN Rudi van Dantzig roerend Bloemlezing necrologieën DE KEER De gruwelijke lach van Milan Kundera Gebrek aan vers bloed in SF 'Voor een verloren soldaat' WOENSDAG 18 JUNI 1986 Een choreograaf die zich aan een roman waagt, dat leek me de dui vel verzoeken. Collega Toer van Schayk schildert, collega Hans van Manen fotografeert, Rudi van Dantzig wilde zeker niet achterblij ven. Literair genoegen verwachtte ik niet van 'Voor een Verloren sol daat', maar de nieuwsgierigheid moest worden bevredigd. De eerste bladzijden struikelde ik dan ook tevreden over de korta demige zinnen en alinea's en de op de hurken geschreven beeldspra ken. En al die bijvoeglijke naam woorden, die de zinnen overwoe kerden: '..een weg die met grote bochten door glooiend grasland met stille boerderijen gaat'. Zie je wel: een choreograaf moet gewoon bij z'n vak blijven en zich niet ook nog eens met literatuur gaan bemoeien. Daar kwam bij dat de roman even omslachtig en breedsprakig leek te worden als de recentere bal letten van Van Dantzig vaak zijn. Hij heeft een neiging tot uitleggen en benadrukken die je het gevoel geeft dat je niet helemaal voor vol wordt aangezien. Al die bezwaren zijn al lezende volkomen opgelost. Eventuele on effenheden in de stijl, onhandige formuleringen, ik ben gewoon ver geten erop te letten. Vrijwel adem loos heb ik doorgelezen, benieuwd naar hoe het met het jongetje Je roen en de soldaat zou aflopen. En vooral: naar hoe Van Dantzig dit tere onderwerp zou verwoorden. Pas aan het eind, als soldaat en jon getje elkaar uit het oog hebben ver loren, verdwijnt de spanning. De laatste hoofdstukken slepen zich een beetje voort. Dat is een compositorisch ge brek, maar niet van wezenlijk be lang. Van Dantzig heeft vooral een cruciale fase in zijn leven willen beschrijven, en niet zozeer een technisch perfecte roman willen afleveren. Want sinds het interview van Jan Brokken met hem in de Haagse Post (van 31 mei) behoeft niet meer te worden getwijfeld aan het autobiografische karakter van het boek. De lotgevallen van Je roen, de hoofdpersoon van het boek, dat zijn de lotgevallen van de schrijver geweest. Ik neem mijn pet af voor het feit dat iemand die alleen al door zijn functie min of meer publiek bezit is, zich zo kwetsbaar heeft durven opstellen. 'Voor een verloren soldaat' is geen oorlogsboek, al lijkt het dat op het eerste gezicht misschien wel. De oorlog is in deze roman niet meer dan gerommel in de ver te, een aanleiding voor gebeurte nissen die ook in vredestijd had den kunnen plaatsvinden. In de hongerwinter van 1944 wordt het jongetje Jeroen in Fries land ondergebracht. "Noordpool, IJsland, Friesland: witbe vroren bergen en sneeuwvelden" had hij zich vanuit Amsterdam voorge steld bij onze meest noordelijke provincie. Jeroen wordt opgeno men in een vissersgezin in het ge hucht Laaxum, niet ver van Stavo ren. De eerste tijd verlangt hy te rug naar zijn ouders en naar Am sterdam. Maar allengs went hij aan het leven op het platteland, aan het eten daar en aan de godsvrucht, waarvan alles is doortrokken. Vanaf de eerste bladzijden sijpelt het ontluikende seksuele besef van Jeroen tussen de regels door. Dat begint al in de vrachtwagen die de kinderen naar Friesland brengt en waar hij tegen z'n kameraad Jan zit aangeklemd. "Onverwacht grijpt een hand me stevig tussen mijn be nen. 'Lekker neuken', fluistert hij in mijn oor". Eenmaal in Friesland groeien Jan en Jeroen enigszins uit elkaar. Jan ontwikkelt zich tot een gezonde buitenjongen, Jeroen te kent liever. Maar het lichaam van Jan blijft aantrekkingskracht uit oefenen, vooral als ze zich met de armen om elkaar heen geklemd van de dijk laten rollen. Denkend aan Jan krijgt Jeroen in bed zijn eerste stijve. Zoektocht Het is allemaal voorspel tot de centrale gebeurtenis van het boek. Laaxum wordt bevrijd door Cana dese soldaten. Eén van hen legt het aan met Jeroen. Ze raken al snel heel vertrouwelijk. Alsof het de ge woonste zaak van de wereld is be gint Wolt, want zo blijkt de soldaat te heten, het lichaam van de elfjari ge jongen te verkennen.'In zijn le gertent komt het tot gemeenschap. Een verkrachting? Dat laat Van Dantzig subtiel in het midden. De soldaat is nadien geen moment uit de gedachten van Jeroen. Als de kans zich maar even voordoet zoekt hij hem op en vrijen ze op nieuw. Onverwacht komt er een einde aan hun contact. De compagnie blijkt op een dag gewoon verdwe nen. Niet lang daarna komt de moeder van Jeroen hem halen en neemt de jongen terug naar Am sterdam. Daar blijft hij nog lang zoeken of hij Wolt kan herkennen in één van de vele soldaten die in de zomer van 1945 in de stad ver blijven. Vergeefs. De epiloog speelt vijfendertig jaar later. De hoofdpersoon ziet op de televisie beelden van Canadese oud-soldaten, die een bezoek bren gen aan ons land om de bevrijding te herdenken. Ze brengen hem zijn eigen bevrijding in herinnering, en hoe eenvoudig en vanzelfsprekend de omgang van kleine jongen met grote soldaat was. De ouder gewor den Jeroen trekt zich af. En dan de prachtige slotregel: 'Ik wrijf mijn lichaam droog, zoals vroeger mijn ogen'. Al komt het woord 'dans' in het hele boek niet voor, toch zijn er veel verbanden met het balletwerk van Van Dantzig, zij het meer naar de inhoud dan naar de stijl. Ook in zijn balletten speelt vaak een 'on bedorven' jongen een centrale rol, die wordt geconfronteerd met de gevaren van het leven, maar ook een engelbewaarder heeft, die er voor waakt dat hem hetzelfde on heil overkomt als de massa om hem heen. In het ballet 'Onder mij ne voeten' was dat het meest dui- deliik. Het kinderversje komt ook in de roman voor: "k Heb verloren mijn beste vriend, 'k zal hem zoeken moeten'. Van dat zoeken - op het toneel met tastend gestrekte ar men - is de hele roman doortrok ken. Ook het element van verhef fing uit de massa, het gevoel van 'anders zijn' d^t Jeroen heeft, is in veel balletten van Van Dantzig te rug te vinden, evenals het verdriet om het verlies van de onbedorven heid van de jeugd, dat uit het slot van de roman spreekt. In zijn choreografieën heeft Van Dantzig vaak de neiging tot over- simplificeren. Goed en kwaad han teert hij met naief idealisme als twee strikt gescheiden grootheden. Dat de waarheid meestal in het midden ligt, vind je in zijn ballet ten niet terug. Deze roman vult in wat in zijn choreografieën onzicht baar blijft. Het kwezelachtige we zen uit zijn balletten wordt in zijn roman een jongen van vlees en bloed. Hetzelfde geldt voor het volk, in zijn balletten vaak een amorfe mas sa die in rafelige pakken van hot naar her rent. In deze roman krijgt het een gezicht in de leden van het Friese gezin, dat met liefde en be grip wordt beschreven. Het zijn in dividuen, die ieder een eigen rela tie met de hoofdpersoon onder houden. Juist de nuanceringen maken zijn verhaal roerend. Rudi van Dantzig: kwetsbaar opgesteld Van Dantzig is geen groot stilist. Toch, als in zijn balletten wordt ge vochten of verkracht, dan glijdt me dat langs de koude kleren af, om dat de gewelddaad is bedolven on der muziek en gestileerde bewe gingen. De overdaad ontneemt je de mogelijkheid tot inleving. In zijn roman beschrijft hij de licha melijke liefde tussen jongen en sol daat tot in details, maar ook zonder enige opsmuk, en weet juist daar door aannemelijk te maken dat de jongen zich ondanks de pijn tot in het diepst van zijn wezen tot de sol daat voelt aangetrokken. Het boek gaat ook in dat opzicht verder waar de balletten ophouden. 'Voor een verloren soldaat' is een indringende roman. In 1991 neemt Rudi van Dantzig afscheid als ar tistiek leider van het Nationale Ballet. Dat geeft hem hopelijk de tijd om meer te schrijven. ARIEJAN KORTEWEG 'Voor een verloren soldaat', Ru di van Dantzig, Arbeiderspers, Amsterdam (34,50 gulden). Een bloemlezing van doodsberich ten, necrologieën, in memoriam- gedichten is, meen ik, in onze lette ren uniek, al bestaan er natuurlijk wel diverse bundels gedichten over 'De Dood'. Het moet een kolf je naar de hand van de altijd tot macaberheden genegen Jeroen Brouwers geweest zijn dit boek 'Hij is reeds aan de overzijde' sa men te stellen. Hij heeft er dan ook iets heel bijzonders van gemaakt. "Dit boek, ontstaan uit een idee van de uitgever, is de eerste necro- logieënbloemlezing in de geschie denis van de Nederlandstalige lite ratuur. Opgelegde beperkingen: het moesten necrologieën van schrijvers zijn; de necrologieën moesten door schrijvers zijn ge schreven; beide categorieën schrij- vers moesten tot de Nederlandsta lige literatuur behoren; om begro telijkheids- en andere redenen mocht de bloemlezing slechts ne crologieën uit de laatste vijftig jaar bevatten. Onder 'schrijvers' zo als bedoeld in beide categorieën wenste ik ook journalisten, colum nisten, critici, enzovoort te ver staan, evenals uitgevers (niet zel den immers zelf ook schrijvers in hun vrije tijd)", schrijft Brouwers in zijn boek. Tengevolge van dit alles loopt de bloemlezing van Slauerhoff (ge storven in 1936) tot Laurie Langen- bach, gestorven in 1984. Jan Slauerhoff in Chinese kleding: 'een r Brouwers' boek is een hoogst merkwaardige en zelfs wel leerza me cultuurspiegel geworden. Wan neer een beroemde of althans alge meen bekende schrijver komt te overlijden pleegt daar in de dag bladpers en de weekbladen aan dacht aan te worden besteed. Voor al voor reeds bejaarde auteurs ligt meestal al een min of meer uitvoe rig overzicht van leven en werken klaar, zodat een wat omvangrijk doodsbericht snel kan worden meegenomen. Maar wanneer er nog enigszins de gelegenheid voor bestaat, wordt er toch meestal aan iemand die de overledene en of zijn werk goed heeft gekend, verzocht een persoonlijke necrologie te schrijven. Zo'n doodsbericht of levensbe richt - ik ben dat roerend met Je roen Brouwers eens - behoort zo te zijn opgesteld dat de dode, als, hij het nog had kunnen lezen, er blij mee zou zijn geweest. Het is iets als een grafkrans, een lauwertak die men de gestorvene na zijn laatste strijd meegeeft - en daar horen geen giftige en stekelige gewassen in verwerkt te zijn. Er is immers nog volop gelegenheid voor kritiek later, wanneer men daar behoefte aan zou voelen. Maar op het mo ment van de begrafenis of de veras sing geldt een strikte eerbied. Jeroen Brouwers haalt in dit ver band als voorbeeld Victor van Vriesland aan: „Drie en dertig jaar na de dood (1936) van Slauerhoff spuwde Vic tor van Vriesland alsnog zijn gal over deze collega uit. In zijn aan Al fred Kossmann vertelde herinne ringen noemde hij Slauerhoff 'een rotvent', 'een klier' en 'een schoft', die was behept met een 'gemeen, sadistisch karakter', zijn vrouw 'behandelde als oud vuil' en overi gens 'iederéén heeft gepest'. Neen, van Slauerhoff was Van Vriesland, naar h(j zei, 'niet in goede vrede' gescheiden. Hoe superieur was echter het In memoriam aan Slauerhoff dat Van Vriesland op dinsdag 6 oktober 1936 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant publiceerde. Niets dan het goede over die 'akelige en asociale' Slauerhoff: „Een leven, verteerd door onrust en zoeken, lusteloos heid en wrang sarcasme; maar een leven dat zonder enige klein-baat- zuchtige of literaire bijoverweging zijn baan heeft gevolgd. Ver van de veilige, begane, afgepaalde wegen van de velen; hardnekkig, koppig zwerfziek. Verlaten, eenzaam en wanhopig is dit bestaan geweest", schreef Van Vriesland. Zo hoort het inderdaad. Maar tegenwoordig worden deze principes door velen afgewezen. Het is zelf een beetje bon ton ge worden er maar direct op los te hakken en zonder omwegen te be weren dat die of die schrijver zich zelf al tientallen jaren had over leefd, dat hij na zijn debuut of na één bekend werk eigenlijk niets goeds meer gemaakt heeft, niet ge deugd heeft op dit of op dat gebied of helemaal een opgeblazen onbe nul is geweest. Lekker wraak nemen, een trap nageven, dat is in menig geval de ene pool en de andere: overdreven en larmoyant oppompen van ge voelens waardoor bespottelijke termen gaan vallen als (Harry Mu- lisch is er een meester in): „Je was een vriend uit duizenden. Je laat een leegte achter" (over Hoomik) of: „Liefde is het sleutelwoord. Ge loof me: hij is een heilige" (Mulisch over uitgever Gerrit-Jan Lubber huizen). De gulden middenweg, keer op keer blijkt het uit deze bloemle zing, ligt daar waar werkelijke ge negenheid voor de overledene (hoe lastig of onmogelijk mens ook) en werkelijke waardering voor zijn oeuvre of een deel daarvan samen gaan. Men hoeft niet massaal te snikken aan een graf. Veel meer betekent misschien de inkeer en de hulde van een eenzame pelgrim die jaren en jaren later het zand van een grafsteen veegt en verder geen enkel misbaar maakt. Het boek 'Hij is reeds aan de overzijde' werd fraai uitgevoerd, al is de lectuur voor iemand met niet te goede ogen vermoeiend, de tekst werd namelijk op glanspapier afge drukt. Het omslag is geheel in de stijl van een rouwbrief: breed grijs omrand en met zilveropdruk. De ti tel werd ontleend aan een gedicht dat Ida Gerhardt wijdde aan Nij- hoff: Gedenk nu de aarde opengaat het kind, dat leefde in zijn gelaat en dat de lei heeft volgeschreven. God alleen wist dat het nadien de grote nieuwe brug wou zien. De engelen gaven vrijgeleide. Hij is reeds aan de overzijde. In een uitvoerig, bewogen en meeslepend essay 'Ter inleiding. Evengoed is de schrijver dood' gaat Brouwers op het verschijnsel van de necrologie en op deze bloemlezing in het bijzonder in. Hij benadert het onderwerp van alle kanten. Zelfs de komische noot ontbreekt geenszins. Daarop volgen een goede veertig necrologieën en herdenkingsge dichten, telkens begeleid door een, vaak zeer onbekende en daardoor heel welkome fotografie van de herdachte. Er zijn werkelijk uit muntende stukken vol wetens waardigheden onder, als het arti kel van Harry G. M. Prick over Pierre Kemp, Jan Rogier over Van Duinkerken, J. B. Charles over Bert Bakker, Jacques Kruithof over Roland Holst, Jeroen Brou wers over Daisne, Jan Brokken over Terborgh en Andreas Burnier over Nagel/Charles. Zoals gezegd ontbreekt de hu mor in dit boek geenszins. Het ver- makelijkste is het wel om het iet wat pompeus-opgeblazen stuk van Van Oorschot over Roland Holst te vergelijken met de eender getoon zette persiflage, een anonieme na- maak-necrologie over W. F. Her mans uit 1976. Nog een paar maan den en dan viert Hermans zijn vijf enzestigste! HANS WARREN 'Hij is reeds aan de overzijde'. Necrologieën van schrijvers. Sa mengesteld en ingeleid door Je roen Brouwers, uitg. Thomas Rap. Binnenkort verschijnt eindelijk ook Milan Kundera's al meer dan vijftien jaar oude bundel korte ver halen in het Nederlands. De titel, 'Lachwekkende liefdes', is de meest'bondige samenvatting van de belangrijkste pijlers uit de the matiek van deze schrijver: de ero tiek, die zowel' een waarheidsde tector als een wapen kan zijn, en het lachen, de enige juiste reactie op het leven als schertsprincipe. Milan Kundera werd in 1929 in het Tsjechische Brno geboren als zoon van een vermaard concertpia nist en rector van het Staatsconser- vatorium. Tot 1969 was hij als do cent werkzaam bij de Praagse filmacademie, een functie die hij in dat jaar kwijtraakte als gevolg van de Russische 'normalisatie' van het leven in Tsjechoslowakije. Zijn boeken werden uit bibliotheken en boekhandels verwijderd en hij kreeg een publicatieverbod. Vanaf dat moment schreef Kun dera in feite nog slechts voor zijn vertalers. Toen de universiteit van Rennes hem in 1975 een professo raat in de Vergelijkende Litera tuurwetenschap aanbood, vertrok Kundera dan ook met zijn vrouw Vera naar Frankrijk, waar hij in middels door persoonlijke tussen komst van Mitterrand tot staats burger is genationaliseerd. De Grap (1957), om onnaspeur bare redenen nog altijd niet in het Nederlands vertaald, is Kundera's meest politieke boek. Hoofdper soon Ludvik Jahn, een 19-jarige student, komt in grote moeilijkhe den als hij zijn stalinistische vrien din Marketa, die in een zomer kamp zit, een grappig bedoelde an sichtkaart stuurt met de tekst: „Optimisme is opium voor het volk! Een gezonde sfeer riekt naar stompzinnigheid! Lang leve Trots ky! Ludvik". De arme Ludvik wordt voor een studententribunaal gedaagd en on danks zijn verweer („Kameraden, het was alleen maar als grap be doeld'.') tot zeven jaar in de mijnen veroordeeld. Als 36-jarige komt hij uiteindelijk in zijn stadje terug en neemt hij wraak op de vriend die hem 16 jaar daarvoor in de steek had gelaten: hij verleidt diens vrouw. Seksualiteit als wapen is een te rugkomend gegeven in het werk van Kundera. Juist in zijn eroti sche relaties is de mens namelijk het meest kwetsbaar, omdat daarin de waarheid omtrent zijn leven en ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. zijn verhoudingen aan het licht komt. Pas als Ludvik in De Grap met Helena de liefde bedrijft, blijkt dat hij op wraak uit is. De seksuele relaties van Teresa en ook Sabina in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan onthul len alles over hun ware identiteit en Jakub en Olga uit Afscheids- wals komen pas in bed tot de con clusie dat hun verhouding onhoud baar is. Omdat seksualiteit het eni ge terrein is waarop personen rede lijk vrij zijn, niet direct belemmerd door autoriteit, kan de mens zich op dat gebied waarmaken. En juist daarom komt dit soort wraak zo hard aan, weten ook Kundera's hoofdpersonen. Er is een Russisch spreekwoord dat ongeveer luidt: „Als men op een tijger rijdt, is het alleen maar gevaarlijk om af te stappen". Dit gaat regelrecht op voor de persona ges in het werk Van Kundera. De opbouw in zijn verhalen is vrijwel altijd hetzelfde: een schertsende, niet serieuze beginstap heeft reus achtige gevolgen, waardoor het ko mische onafwendbaar met het tra gische verbonden wordt. Om niet zelf de dupe te worden moet men wel meespelen met de schertsvertoning van het leven, met het spel dat zijn eigen regels stelt. Als in het verhaal Het lift-spel een jongen en een meisje die met elkaar op vakantie zijn voor de sen- satie doen of zij een liftster is die door hem is opgepikt, is er voor elk van beide op verschillende mo menten in het steeds onplezieriger wordende spel geen weg meer te rug: „Zelfs in een spel schuilt een gebrek aan vrijheid; zelfs een spel is een val voor de spelers". Het ei gen bedenksel krijgt zo macht over de bedenker: Kundera's persona ges zijn in feite kleine Faustjes. Het zijn niet de kleinste moralis ten die hun 'boodschap' in een aan trekkelijke vorm als de seksuele komedie gieten. Kundera heeft in zijn enthousiaste stukken over Kafka altijd met nadruk gewezen op het feit dat het komische in diens werk niet te scheiden is van het kafkaëske: „Het kafkaëske voert ons tot in het gruwelijke van het komische". Hij had het over zichzelf kunnen schrijven. Kundera, want ook bij hem is het gruwelijke van het lachen van groot belang. Het lachen onthult, net als de seksualiteit, des poedels kern. Dat geldt zowel voor het valsklinkende, onechte en voor zichtige lachen van de gelovigen en partijgangers, die zich erover verheugen dat alles in deze wereld zo mooi, rechtschapen en zinvol is, als voor het hartgrondige, sardoni sche lachen van de twijfelaars en sceptici die op de onzinnigheid der dingen wijzen. ED VAN EEDEN (De boeken van Milan Kundera worden in Nederland gecombi neerd uitgegeven door Ambo en Agathon. Van zijn vrijwel com plete werk zijn goedkope Engelse, Duitse en Franse edities beschik baar.) Jaar in jaar uit wordt door notoire science fictionfans gekankerd op de schaarse uitgeverijen die zich aan SF wagen, dat men steeds maar weer oude coryfeeën als Asi- mov, Heinlein, Clarke en - natuur lijk - Jack Vance van stal haalt. Enerzijds een terecht verwijt, om dat de Nederlandstalige SF-lief- hebber zo allerlei nieuw pracht werk misloopt en ver achterblijft waar het excellente, jongere au teurs uit het buitenland betreft. Maar het is ook een vicieuze cirkel. Science fiction wordt in ons land, na een korte opleving rond 1980, matig gekocht en gelezen, zo dat de uitgever zich niet waagt aan allerhande nieuwlichters in het genre en steeds teruggrijpt naar oude vertrouwde namen. De trouwe lezersschare kent het werk van deze grijsaards uitten- treure en nieuwe belangstellenden zullen weinig trek hebben in de ou de koek die hen wordt voorgescho teld. Science fiction - dat is toch literatuur die in een toekomst blikt, uitgaande van het modernste heden? Wat moet men dan met vooroorlogse auteurs als Asimov, Heinlein, Clarke en - zelfs - Van ce? En zo wordt er weinig SF ge kocht en gelezen, en wordt er wei nig SF gedrukt en uitgegeven, be halve etcetera. We zullen geduld moeten heb ben en wachten op een nieuwe SF- hausse, die ongetwijfeld gaat ko men in het kielzog van de SF- Worldconvention, als die plaats vindt in 1990 in Den Haag. Intussen zijn we al blij met een enkel sterretje aan het grauwe SF- zwerk. "Een fabelachtige bijdrage aan het fantasy-genre", noemt de Daily Telegraph het jongste werk van de Engelsman Robert Hold- stock, Mythago Woud, pas in een mooie vertaling van Jo Thomas bij Het Spectrum verschenen. Inder daad een heel bijzondere fantasy- roman met een verrassend thema en originele uitwerking. Oak Lodge, het ouderlijk huis van Christian en Steven Huxley, ligt aan de rand van Ryhope, een magisch bos, waarvan vader Hux ley al - letterlijk - de kern en het wezen trachtte te doorgronden. Ryhope is een restantje "oerbos", een laatste deel van de enorme wouden die in prehistorische tij den de aarde overwoekerden. Na de Tweede Wereldoorlog komt Steven Huxley thuis en ont dekt, in navolging van zijn vader en broer Christian, dat Ryhope al lerhande wonderlijke, mythische en semi-historische wezens en per sonages herbergt. Het zijn, leert hij, zogenaamde mythago's, -"een beeld van de geïdealiseerde vorm van een mythisch wezen. In een natuurlijke omgeving wordt het beeld verstoffelijkt: echt vlees, bloed, kleding en wapens. De vorm van de geïdealiseerde mythe, de fi guur van de held, past zich aan de culturele veranderingen aan en neemt de identiteit en technologie van die tijd over". Tot leven gekomen produkten van ons (collectieve) onderbewuste dus. Het woud zit er vol mee, mede dank zij de niet altijd prettige on- derbewustes van de familie Hux ley, die - gebiologeerd door het wondere woud en zijn bewoners, en vooral door de schone, onge temde Keltische Guiwenneth - op zoek gaat naar het geheim. Strijd, magie, spanning en mys tiek in een van de mooiste en ge voeligste fantasyromans die ik in lang heb gelezen. Een fantastische verstrengeling van realiteit en door de mens zelf verwekte mythische toverij. Een uitzonderlijk mooi boek. Veel 'gewonere' SF (a la Asimo- vetcetera) is ORA:KEL van Ke vin O'Donnell, knap vertaald door Thomas Winter (science fiction is vaak lastig te vertalen en wij be schikken over verrassend goede vertalers van het genre!). Het boek is, dreigt een flaptekst, een "frisse thriller in realistische computer toekomst kort na nu", maar dat valt gelukkig mee. In een wereld die wemelt van ho mecomputers en buitenaardse Vledders die, gevleugeld, jacht ma ken op de mensheid, waagt zich maar zelden iemand buitenshuis. Hoofdpersoon Ale Elatey Aefay Aitches'see Enefefsix (tja) is een kelnik, iemand die met behulp van een centrale computer vragen beantwoordt (in dit geval over de negentiende-eeuwse Chinese schrijver Tan Wang Tsj'i). Zijn leven wordt hectisch als hij op zijn balkonnetje een Vledder doodt en geleidelijk achter het be drog van de Unie, die de wereld re geert, komt. Men doet aanslagen op zijn leven, de politieke situatie escaleert en alleen dank zij de oude Wef DiNaini, een computerpro- grammatisch genie, komt het ten slotte allemaal goed. Gedegen SF dus, vlot en span nend geschreven, leuk voor de vakantie. Maar dat geldt ook voor Asimov, Heinlein, Clarke en - niet te vergeten - Jack Vance. Er zijn tegenwoordig waarachtig wel meer en vooral betere vertegenwoordi gers van het genre dan al deze klo nen van AHC V. Moeten we dan per se Engels gaan lezen? ROB VOOREN Mythago Woud, Robert Hold- stock. Uitg. Het Spectrum, 29,90. ORA:KEL, Kevin O'Donnell. Uitg. Meulenhoff, 18,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19