'Ik speel alleen voor de eerste plaats'
t
Leidenaar John van der Wiel over schaakgekte,
corrupte tegenstanders en merkwaardige pilletjes
ZATERDAG 7 JUNI 1986
EXTRA
PAGINA 23
Zonder de concurrentie van geduchte collega's als Jan Timman en Genna Sosonko is
Leidenaar John van der Wiel op papier de eerste gegadigde voor de vaderlandse
schaaktitel. De AVRO-studio vormt voor hem sinds gisteren het podium om die
theorie aan de praktijk te toetsen. „Ik speel alleen voor de eerste plaats", aldus de
profschaker die als een nomade van toernooizaal naar toernooizaal trekt. John van
der Wiel gunt de buitenstaander een kijkje in de schaakwereld, waarin behalve echte
schakers ook schaakdwazen en een enkele louche handelaar in uitslagen rondlopen.
door Gerard van Putten
Het overkomt John van der Wiel
herhaaldelijk dat hij wordt bekeken
met meewarige en bewonderende
blikken, als hij naar waarheid ant
woordt op de typisch Nederlandse
vraag: 'kerel, wat doe jij voor de
kost?' Profschaker, naar de reacties
gemeten is het een beroep dat uit
sluitend extreme reacties oproept.
De een houdt hem voor een genie
dat zijn intellectuele begaafdheden
bij voorkeur uitstalt op het bord
met 64 velden, de ander vermoedt in
hem een arme sloeber die beter een
„echt vak" had kunnen kiezen.
„Heel opmerkelijk hoe er wordt gerea
geerd", grijnst Van der Wiel. „Door niet-
schakers dan wel te verstaan. Maar ie
dereen kan gerust zijn. Ik ben geen god
heid die alle wijsheid in pacht heeft en ik
kom ook niks tekort. Ik kan leven van
myn inkomen, daar hoeft niemand zich
zorgen om te maken".
Enkele jaren geleden brak de Leide
naar zijn rechtenstudie af om zich te ves
tigen als kleine zelfstandige in schakend
Nederland. Destijds zag ook in z'n direc
te omgeving menigeen die stao als een
sprong in het rad van maatschappelijk
avontuur, zelf kende Van der Wiel hoe
genaamd geen twijfels. Had hij, amper
achttien jaar oud, zich begin 1979 in Gro
ningen immers niet gedecoreerd met de
titel Europees kampioen jeugdschaken?
Had hij ook in een wat later stadium niet
genoeg resultaten verzameld om een
hem toch al niet aansprekende studie op
te geven voor een bezigheid die hem
veel meer aanstond?
Nomade
Hij zegt geen moment spijt te hebben
gehad van zijn besluit. Waar de Brit Mi
chael Stean tegengesteld heeft gehan
deld door de toernooizaal voorgoed te
verruilen voor een plaats in een kantoor
tuin („hij doet iets dat het midden houdt
tussen rechten en accountancy, zelf kan
Stean het ook niet helemaal precies om
schrijven"), leidt Van der Wiel thans met
overtuiging het bestaan van een schaak
nomade. Hij trekt van toernooi naar
toernooi, inmiddels kan hij de interieurs
van talloze hotelkamers in Europa tot in
details beschrijven. En in wat hij de
slappe tijd noemt, staat er altijd wel
weer een bestuur van een of andere
schaakclub op om hem ter opluistering
van een jubileumviering te vragen voor
een simultaanséance; tegen het vaste ta
rief van 800 gulden voor eeir avond is
Van der Wiel dan best bereid een veer
tigtal goedwillende schaakamateurs van
het bord te komen vegen.
Zonder zich ook maar een moment te
buiten te gaan aan het exploiteren van
praalhanserij stelt Van der Wiel met ge
noegen vast dat hij vaak genoeg wordt
gevraagd om zich niet te hoeven inlaten
met het schrijven van een wekelijkse
schaakrubriek voor een krant of tijd
schrift. „Voor een profschaker een rede
lijke bron van inkomsten", weet Van der
Wiel, „maar ik kan me gelukkig de luxe
permitteren om de pen ongemoeid te la
ten. Elke week weer een stuk over scha
ken te moeten schrijven, ik zou het een
vervelend karwei vinden".
Vakmanschap laat zich in de schaak
wereld bewijzen door het grootmeester
schap. Hij behaalde de vereiste resulta
ten voor die status in een tijdsbestek van
acht maanden. In 1982 was dat. Het bezit
van zijn eerste grootmeesterverrichting
vierde Van der Wiel hartje winter met
een koene duik in de Noordzee. Na het
succes van het Hoogovens-schaaktoer
nooi in Wijk aan Zee settelde hij zich in
het Joegoslavische Novi-Sad voorgoed
temidden van de upper-ten van het
schaak wezen. Na twee jaren waarin de
schaker van het Rotterdamse Volmac,
zoals hij het zelf uitdrukt, had droog ge
staan.
Omscholing
„In die jaren heb ik een hele omscho
ling doorgemaakt. Als jeugdschaker
speelde ik heel scherp, op het opportu
nistische af. Dat kon ook, omdat ik in
jeugdtoernooien ook spelers van minde
re kwaliteit tegenkwam. Maar groot
meesters zijn veel beter in staat om een
opportunistisch speltype te weerleggen,
dat merkte ik al heel snel. Vandaar dat ik
toen besloot om mijn openingsrepertoi
re aan te passen. En al ben ik nu nog wel
geneigd om in partijen tactische compli
caties op te zoeken, ik ben nu veel meer
all-round dan pakweg in 1979".
En al kent ook Van der Wiel de uit
spraken van zekere kenners die gewa
gen van een stilstand in zijn ontwikke
ling, hij snoert ze meteen de mond door
hen minzaam te verwijzen naar zijn ere
lijst die onder meer ook de Nederlandse
schaaktitel van 1984 vermeldt. „Begin
1970 stond ik nog zeventigste op de we
reldranglijst, nu zit ik bij de eerste der
tig. Zou ik laatst in Brussel niet zo'n
slecht toernooi hebben gespeeld, dan
had ik nu bij de eerste twintig gezeten.
Vanaf 1985 heb ik alweer drie groot
meesterresultaten gehaald. Natuurlijk
kan ook ik niet aangeven waar mijn
grens ligt. Ik ben te realistisch om over
dreven idealen te stellen, op den duur
kan dat alleen maar leiden tot frustra
ties. Ik kan slechts hopen ooit bij de eer
ste tien van de wereld te komen. Dat zou
dan binnen een termijn van tien jaar
moeten gebeuren. In doorsnee weten
schakers zich na hun vijfendertigste niet
wezenlijk meer te verbeteren".
Van der Wiel is anders dan talloze an
dere schakers. Zijn interesses reiken
verder dan het veld h8. Graag mag hij
over andere onderwerpen praten dan de
Scheveninger-variant van de Siciliaanse
opening, graag geeft hij zich ook over
aan een spelletje bridge. Schakers die
hun dagelijks bestaan uitsluitend en al
leen wensen in te vullen met het schaak
spel, Van der Wiel kent ze van zijn om
zwervingen door Europa. „Niet alleen de
wereldtop is eenzijdig gericht, ik kan
ook twee Israëlische ex-Russen als mar
kante voorbeelden noemen. Gutman en
Murej, ze zullen nooit de top halen, maar
ze zijn volledig geobsedeerd door het
schaken".
Altijd lachen
Hy verhaalt van twee types die zelfs in
staat zijn om tijdens een exclusief diner
een zakschaakspel tevoorschijn te tove
ren om anderen deelgenoot te maken
van hun pas gevonden openingsnieuw
tjes. „Het is altijd lachen met die twee.
Want meestal laten hun openings
nieuwtjes zich gemakkelijk weerleggen.
Maar reken maar niet dat ze dan teleur
gesteld afdruipen, dan gaan ze gewoon
weer op zoek naar nieuwe openings
nieuwtjes. Tot diep in de nacht. Als je ze
een paar weken meemaakt, word je daar
echt gestoord van. Zoals ook van Ljubo-
jevic, de Joegoslaaf. Niet dat die onzin
verkoopt, die man heeft dikwijls wel
goede ideeën. Maar hij heeft de neiging
die het liefst te spuien als ik zit te ontbij
ten. 's Ochtends ben ik toch al niet op
m'n allerbest, vandaar dat ik niets zo
vermoeiend vind als geklets over scha
ken te moeten aanhoren tijdens het ont
bijt".
In meerderheid is het internationale
schaakcircus volgens Van der Wiel ech
ter samengesteld uit personen die „ge
woon" doen. Als geen ander kent hij de
verhalen over grootmeesters wier
schaakmanie zich liet uiten in gebor
neerd gedrag, waarbij met name de
Amerikaan Bobby Fischer menigmaal
als markant voorbeeld wordt opgevoerd.
Van der Wiel: „Ik geloof niet dat Fischer
krankzinnig is geworden. Wat voor mij
wel vaststaat: hij was en is een typisch
iemand, een labiel persoon. Dat hij van
de ene op de andere dag is gestopt met
schaken, ik denk daar wel een verkla
ring voor te vinden is. Hij had een enor
me geldingsdrang. Fanatiek heeft hij al
tijd gespeeld op die wereldtitel, zijn ge
drevenheid kwam voort uit de wil om
nummer een van de wereld te worden.
Toen hij dat werd, was meteen het verza
digingspunt bereikt. Hij was ingesteld
om de wereldtitel aan te vallen, niet om
die te verdedigen".
Schaakgekte
Van der Wiel mag dan bestrijden wat
anderen zeker menen te weten over Fi
schers hedendaagse geestelijke conditie,
onomwonden laat ook hij er geen twijfel
over bestaan dat-ie niet met de voormali
ge schaaktycoon zou willen oversteken.
„Van mensen die hem hebben gezien,
hoorde ik dat hij als een kluizenaar leeft.
Ergens in Californië. Hij schijnt alleen 's
nachts op straat te lopen. Hij volgt het
schaken nog wel, maar al het geld dat hij
met schaken heeft verdiend is Fischer
kwijtgeraakt aan een religieuze sekte.
Naar wat ik ervan heb begrepen wordt
hij onderhouden door kennissen".
Schaakgekte, ook de Engelsman
den. Maar onlangs tijdens de in Leiden
gespeelde schaaktweekamp tegen Je
roen Piket, die als voorbereiding diende
op het Nederlands kampioenschap,
werd het hem toch even te gortig. Ter
wijl Piket en hij in diep gepeins poogden
te verzinken, lalden studenten in een be
lendend vertrek van het Minerva-ge-
bouw de meest liederlijke liederen. Voor
Van der Wiel reden genoeg om te over
wegen de strijd te staken. Uiteindelijk
besloot hij toch maar achter het bord te
blijven zitten. „Op een gegeven moment
konden Jeroen en ik die liedjes ook mee
zingen. Onder dergelijke omstandighe
den is het moeilijk je te concentreren".
Corrupte instelling
Geluidsoverlast tijdens een concentra
tie vragende schaakpartij, van nature
toch de rust zelf kan Van der Wiel zich er
mateloos over opwinden. Zoals ook over
de praktijken van de Roemeen Georg-
hiu, wiens corrupte instelling menig
toernooi heeft ontdaan van een zuiver
competitieverloop.
„Geld gaat bij hem vóór de eer. Georg-
hiu is berucht in de schaakwereld, ieder
een weet dat hij graag handeltjes afsluit.
Heel vervelend is dat. Het gaat bij hem
zó ver dat-ie dèsnoods bereid is een eer
ste plaats op te offeren voor een paar
flappen. Mij heeft-ie overigens nooit be
naderd. Georghiu heeft het instinct om
te kunnen bepalen wie wel en wie niet in
zijn voor een deal. In de Volkskrant
trekt myn collega Gert Ligterink regel
matig van leer tegen zijn praktijken. Pri
ma! Hoe meer het bekend raakt, hoe be
ter het is. Wie weet dat er nog een tijd
aanbreêkt waarin geen organisator hem
nog inviteert voor een toernooi".
De Russen willen trouwens ook nog
wel eens sjoemelen met uitslagen in het
geval het landsbelang of beter: het par
tijbelang) in het geding is. Zelf zegt Van
der Wiel tot nu toe weinig te hebben ge
merkt van een Russische combine in
toernooien, wèl heeft hi) partijen nage
speeld die op z'n minst het karakter
droegen van een voordeelaanbieding ten
bate van een door hogerhand uitverko
ren schaker. Zo werd het de lieveling
van de Russische partijtop, Anatoly Kar-
pov, ooit in Hannover wel erg gemakke
lijk gemaakt door diens landgenoot
Georgadze. Zo kon diezelfde Karpov in
Tilburg ooit profijt trekken van een op
merkelijk zwakke dag van oud-wereld-
kampioen Smyslov. „Vooropgesteld, de
Russen zijn op zich hele goede sport
mensen", vindt Van der Wiel. „Maar als
de interzonale toernooien in een beslis
send stadium komen, ja, dan kunnen er
vreemde dingen gebeuren. Kijk, ieder
een kan fouten maken. Maar worden ze
gemaakt op het moment dat de tegen
stander daar baat bij heeft, dan krijg je
die verhalen over de Russische combi
ne. Vroeger had Fischer het daar al dik
wijls over".
Contactgestoord
Met enige Russen onderhoudt Van der
Wiel een goede collegiale relatie. Onder,
meer met Joesopov („een open kerel
met een open geest") en met de vroeg
oude Tal („een levensgenieter in optima
forma die zoveel drinkt als hij wil drin
ken en die zoveel rookt als hij wil ro
ken"). Beljasvki daarentegen stelt zich
ten opzichte van westerse schakers op
als een contactgestoorde. Elke poging
om een gesprek met hem te beginnen
strandt volgens Van der Wiel op een
muur van zwijgzaamheid. „Maar dat kan
liggen aan een gebrek aan taalkennis,
aan kennis van het Engels in het bijzon
der".
Als regel omgeven door een „manusje
van-alles" in wie Van der Wiel rret. ge
mak de KGB-agent herkent, is het in de
schaakgemeenschap not done om Russi
sche schakers te compromitteren met
zekere gespreksthema's. „Je zou ze daar
mee in verlegenheid brengen", zegt Van
der Wiel, die geenszins van plan is de
hartelijke verstandhouding met bepaal
de Russen op het spel te zetten. „Maar
soms laten ze zelf heel subtiel merken
bepaalde opvattingen te hebben over ge
voelig liggende kwesties. Voor mij staat
het daarom vast dat ze als regelmatige
bezoekers van het buitenland wel dege
lijk weten dat de mensenrechten in hun
land met voeten worden getreden".
Als banneling kan de al lang in Zwit
serland wonende ex-Rus Viktor Kortsj-
noi het zich veroorloven daarover te pas
en te onpas verklaringen af te leggen.
Daarentegen schopt de naar Frankrijk
uitgeweken Boris Spasski vrijwel nooit
tegen het Sowjet-systeem aan. „Spass
ki", weet Van der Wiel, „die is niet zo
ideologisch ingesteld als Kortsjnoi.
Spassla zit alleen maar in Frankrijk om
dat het leven hem daar beter bevalt dan
in de Sowjet-Unie. Kortsjnoi zet zich af
tegen alles wat Russisch is. Zijn leven is
één gevecht".
Van der Wiel typeert daarmee de le
venswandel van een op zich aimabel
man, die eenmaal in strijd verwikkeld
met een door hem verfoeid systeem of
tegenstander haat als levenselixer ge
bruikt. Van der Wiel laat zich slechts
drogeren door resultaten; een hem min
der toegenegen tegenstander geeft hem
geen extrastimulans, hooguit diens
speelwijze die hij tevoren grondig pleegt
te analyseren.
Pilletje
„En haal ik eens een absurd slechte
score zoals vorig jaar op het Hoogovens
schaaktoernooi, dan ben ik alleen maar
kwaad op mezelf. Toen haalde ik vijf uit
dertien. Verdikkeme, heb ik toen tegen
mezelf gezegd, dat moet anders. Ik heb
de discipline toen strakker aangehaald;
ging vroeger naar bed, ging meer stude
ren".
Maar er zijn ook spelers die het wel
eens in andere middelen willen zoeken
om de slopende hersengymnastiek te
kunnen volhouden. Uit eigen waarne
ming kan Van der Wiel ervan getuigen
dat Kortsjnoi „bepaalde pilletjes" ge
bruikt, zich af en toe ook laat inspuiten
met vitamine-injecties. Op een bepaald
toernooi zag hij ook Indonesische scha
kers sigaretten roken die een „vreemde
geur" verspreidden. Nieuwsgierig ge
worden stapte Van der Wiel naar de In
donesische teamleider om te vragen wat
dat voor dingen waren, die de heren za
ten te blowen. Wijzend op zo'n rokertje
antwoordde de teamleider, geheimzin
nig lachend: „this is for the brains".
Zelf heeft de Leidenaar het vermoe
den dat hem minstens één keer ook een
pilletje voor de pep is toegediend. Hij
herinnert zich een voorval tijdens het
EK-jeugd in Groningen, ruim zeven jaar
geleden. „Het ging aanvankelijk niet zo
best met mij. Ik haalde drie uit vijf en
werd vervolgens ziek". Een bekende uit
de schaakwereld heeft hem toen een pil
letje gegeven, het had een heilzame wer
king op Van der Wiel. „Ik knapte meteen
op, waarna ik vervolgens acht punten uit
acht partijen haalde. Naderhand heb ik
nooit geïnformeerd wat er in die pil had
gezeten, ook al omdat ik ervan overtuigd
ben dat doping ook op een schaker een
nadelige uitwerking heeft. Doping ver
troebelt na verloop van tijd het denkver
mogen".
Helder van geest
Hoe helder van geest hij kan zijn, laat
zich vooral uiten op rare tijdstippen en
even merkwaardige plaatsen. Van huis
uit geen man voor een dagtaak die zich
voortsleept van „negen tot vijf met tus
sendoor een boterhammetje", flitsen in
hoofdzaak 's nachts de nieuwe ope
ningscomposities door zijn brein. „Als
de nacht aanbreekt, krijg ik vaak inspi
ratie. Dan doe ik nieuwe ideeën op".
Maar ook in de nachttrein op weg naar
zijn vakantieadres in Italië heeft Van der
Wiel ooit een nieuwe variant gevonden
op de zogeheten 'Vierpaardenspel-ope-
ning', terwijl zijn zes coupégenoten in
diepe ruste waren. De 'nachttreinva-
riant' verraste later onder meer Joeso
pov en Timman. „Op zich ben ik verre
van een energiek figuur, zeker niet als ik
met vakantie ben. Maar vreemd genoeg
doe ik juist dan nieuwe ideeën op, bij
voorbeeld als ik op een strand in de zon
lig te bakken. Die ideeën laat ik dan niet
liggen, zoveel schaker ben ik dan nog
wel tijdens m'n vakanties, vandaar dat
ik altijd wel een zakschaakspelletje mee
neem".
Al geruime tijd staat hij geboekstaafd
als de tweede schaker van Nederland.
Van der Wiel zegt zich redelijk wel te
voelen in de luwte van Jan Timman, met
wie hij thans op uitstekende voet staat.
Dat is wel eens anders geweest. Een jaar
of wat geleden raakten de heren lichte
lijk gebrouilleerd tijdens een Hoogo
vens-schaaktoernooi. Dat Timman toen
een verloren partij tegen Van der Wiel
niet wenste te bekrachtigen met de ge
bruikelijke felicitatiehanddruk nam de
Leidenaar hoog op. Hij verweet Timman
destijds onsportief gedrag. Maar alles is
al lang uitgepraat, bezweert Van der
Wiel, die zich tijdens het NK-schaken in
Hilversum overigens niet door de Am
sterdammer beconcurreerd weet. „Ken
nelijk had Jan geen interesse. Trouwens,
Genna Sosonko ook niet. Die heeft al
vanaf 1980 geen trek meer".
De komende dagen zal hij in de
AVRO-studio alleen voor de eerste
plaats spelen, voor minder wenst hij het
niet te doen. Van der Wiel zegt het op
een strijdlustige toon, vorig jaar kwam
hij een half punt tekort op Paul van der
Sterren en nu nog betreurt Van der Wiel
dat. „Op papier ben ik de eerste gegadig
de voor die titel. Die theorie wil ik maar
al te graag in de praktijk waarmaken".
Behoudens de „goede" tweekamp te
gen Jeroen Piket die hij in winst omzet
te, is zijn toernooivoorbereiding van een
allesbehalve gedegen gehalte geweest.
Althans dat vindt Van der Wiel zelf. „Ik
ben de laatste weken nauwelijks toege
komen aan een behoorlijke dagindeling
waarin het schaken paste", klaagt John,
die op 3 juli in Sas van Gent in het huwe
lijk zal treden met de Zeeuwse Maud
Verhelst. „Een schaakpartij voorberei
den is veel eenvoudiger dan het voorbe
reiden van een huwelijkspartij, daar ben
ik inmiddels wel achter".
Browne laadt tijdens zijn schaakpartijen
op z'n minst de verdenking op zich er
door te zijn bevangen. Zeker als hij in
tijdnood is, schokt zijn hele lichaam.
Met z'n armen maakt hij dan gesticule
rende bewegingen, terwijl Browne dan
ook zijn voeten niet kan stilhouden. Het
gevolg daarvan is dan weer dat zijn stoel
van hot naar her schuift, dat ook de tafel
heen en weer zwiept en dientengevolge
ook de stukken op het bord. „Maar
Browne is niet gek, dat is ofwel een neu
root of een schaker die een act opvoert.
En ik hou het op het laatste. Laatst ver
telde Kortsjnoi dat hij bij een partij van
Browne stond te kijken. Alles was weer
in beweging: de tafel, de stoel, hijzelf
ook. Wat is dat voor een idioot, vroeg
Kortsjnoi zich af. Toen Browne zag dat
Kortsjnoi hem zo stond aan te kijken,
hield hij prompt het lichaam stil, waarna
een knipoog richting Kortsjnoi volgde".
Het zijn van die afleidingsmanoeuvres
waaraan John van der Wiel zich mate
loos kan storen. Zoals ook aan amateur
fotografen die maling hebben aan de
wel door „beroeps" gerespecteerde regel
die voorschrijft dat er na de eerste tien
minuten van een partij niet meer mag
worden geflitst. Hij zegt er niet de man
naar te zijn om over alles te vallen, uit
eindelijk mag je je als schaker best aan
leren om je niet door alles te laten aflei-
Van der Wiel tegen Hort tijdens het laat
nooi.
Hoogovens-schaaktoer-
(foto ANP»