lek geloof dat se jonge parkietjes willen maecken' In 'n deuk liggen voor een tientje Unieke verzameling 17e eeuwse moppen bij toeval ontdekt ZATERDAG 8 MAART 1986 EXTRA PAGINA 25 Naar huidige inzichten zijn ze uitgesproken flauw, maar dat neemt niet weg dat ze van grote historische waarde zijn. Rudolf Dekker, verbonden aan de Rotterdamse Erasmus-universiteit, ontdekte bij toeval een grote verzameling moppen uit de 17e eeuw die op z'n zachtst gezegd een ander licht werpen op een periode die veelal als stijf en calvinistisch wordt aangeduid. Bos Hoppel liet zich er een aantal tappen. door Bas Hoppel Illustratie uit de 17e eeuwde moppenverteller. (foto's en reprodukties gpdi Kent u die mop van het kleine meis je in de keuken? Daar kookt een stuk vlees in een pot boven het vuur. De hond, die het vlees boven de pot ziet uitsteken, neemt een hap, brandt zich echter en laat dan 'grimmende sijn tanden sien'. Daar op zegt het 'onnosel kint': 'Ja, soo dief als gij sijt, ick sal het mijn moe derken seggen dat gij 't vleesch uit de pot wilt steelen en datgij'er noch om lacht'. Het is een van de 2127 moppen die dr. Rudolf Dekker uit Haarlem, zelf aller minst het type van de moppentapper, bij toeval ontdekte in de Koninklijke Bi bliotheek in Den Haag. Daar snuffelde de docent maatschappijgeschiedenis, verbonden aan de Rotterdamse Eras mus-universiteit rond in de hoop er dag boeken en verslagen te vinden van op roeren in de zeventiende eeuw. Z'n oog viel echter op de met de hand geschre ven 'Anecdota sive historiae jocosae'. Achter deze titel blijkt een uitzonderlij ke verzameling 17e eeuwse moppen en grollen schuil te gaan. Die laat plotseling een andere kant zien van die Gouden Eeuw dan de bekende kuise schilderyen met daarop eerzame en stijve calvinisti sche burgers. Er blijkt ook een andere moraal dan die zondagse te hebben be staan waarin hartelijk werd gelachen en niet alleen om onschuldige bananen schilhumor. Er bestonden dirty jokes' van de bovenste plank, hoewel die ons nu nog nauwelijks aan het lachen kun nen brengen. „Dat maakt ze juist zo interessant", zegt Dekker. „Om wat voor dingen werd er gelachen? Wat was toen komisch en wat zegt dat over de normen en opvattin gen van toen?" Nog niet eerder werd zo'n grote verzameling moppen gevon den, ook niet in het buitenland. Dekker: Hij lijkt bij de verkeerde deur, maar nee hoor. „Inderdaad", zegt de mond in het begrafenisgezicht als hem door twee opgewekte mensen gevraagd wordt: „U komt voor het lachen?" Voor een bedrag van tien gulden krijgt men een rode papieren badge met een bloot Michelinmannetje uit wiens van pret opengerukte mond zesmaal „ha" ontsnapt. „Mag ik U dat opspelden?" Dat mag. Vooraan m een door hem afgehuurde bovenzaal van Krasnapolsky, ordent de Amsterdamse huidarts E. Sutorius (tien jaar geleden bij de Bhagwan ingelijfd en sindsdien ook Swami Prem Dhyana ge heten) zijn zaken: „De helende kracht van het lachen", zo heeft hij geadver teerd. In „Lachen, de beste medicijn", lezen we naast het psychologisch belang van lachen als positieve invloed op li chaam en geest, dat dokter Sutorius al op vele belangrijke plaatsen is geweest met zijn lachmeditatie: het wereldcon gres psychosomatische geneeskunde (Montreal '81 en Hamburg '83), het inter nationale congres psychomotoriek (Den Haag '84) en het lustrumcongres van de overkoepelende artsenorganisatie KNMG (Heerlen '84). Aan de meeste gezichten in de boven zaal van Kras is het tientje bij voorbaat goed besteed. Strakke gelaatsuitdruk kingen, op het stuurse af soms. Handen gevouwen op de borst, wachtend op de kwelling van het lachen. Als om acht uur nog maar 30 van de 116 stoelen zijn be zet, besluit de dokter de aanvangstijd met tien minuten te verlengen. „Doet u intussen maar even een leuke ademha lingsoefening via de buik. Ik zal straks wel uitleggen hoe dat moet". De eerste plooien verdwijnen; twee vriendinnen „Als je zoals ik veel in bibliotheken of archieven rondkijkt, kom je soms leuke re dingen tegen dan waarnaar je oor spronkelijk op zoek was. Toen ik de tite- lomschrijving zag dacht ik: hé, dit is misschien wel interessant. Laat ik het maar fotokopiëren, want je mag zoiets natuurlijk niet mee naar huis nemen. Tot mijn verbazing bleek het zeer op merkelijk". Doorgestreept De moppen, waarvan bijna een kwart schuine, zijn rond 1673 opgetekend door de Haagse advocaat, vrijgezel en vooral levensgenieter Aernout van Overbeke. Ze variëren in lengte van twee tot twin tig regels en zijn geschreven in het Ne derlands van toen, een aantal in het Frans, Italiaans, Duits en Latijn. Zo'n vierenveertig stuks zyn doorgestreept en vrijwel onleesbaar gemaakt. Te pi kant voor die tijd? Dekker: „Dat is moei lijk te zeggen. Het is best mogelijk dat Van Overbeke de doorhalingen zelf heeft gedaan. De inktsoort is in elk geval dezelfde als waarmee de tekst is ge schreven. Misschien heeft hij de bundel willen uitgeven en vond hy die 44 te ge waagd" Met datzelfde probleem had Dekker te kampen toen hij met de moppen by 's Rijks Geschiedkundige Publicaties kwam aanzetten. Dit instituut geeft voornamelijk politieke en economische werken uit en voelde er niks voor die uit te breiden met een curieuze verzameling lichtzinnige moppen van drie eeuwen geleden. Dekker: „Historici en ambtena ren van de oude garde hebben daar de touwtjes in handen. Die vonden dit maar niks. Het is iets wat in hun opvattingen niet hoort. Ik ben het daar absoluut niet vallen in een deuk. „Hij zal straks wel uitleggen hoe het moet Het gebeurt dus van binnen. De ge zichten staan ernstig als Sutorius zijn in de extra tijd van tien minuten tot 34 per sonen gegroeid gezelschap leert te buik ademhalen. „Héél rustig in en uit. Leg een hand op de buik en voel... Voel... Als je het goed doet, voel je de verandering. Dan voel je acceptatie. En dat is ontzet tend belangrijk. De acceptie van: ik ben ik, hij is hij, zij is zij. Zeg ja tegen het gevoel datje hebt, want dat... dat ben jij. Niet denken, dat is fout". Nu volgt er een dringend advies: „Hou contact met de aarde. Voeten op de grond." Het is alsof hem bij de gedach tenwisseling, op het eind, een lichte aar zeling overvalt wanneer iemand hem na de uitleg dat deze medidatie het best 's morgens vroeg gedaan kan worden, eventueel op bed meteen bij het wakker worden,, vraagt: „Maar hoe zit het dan met het contact met de aarde?". Swami Prem Dhyana: „Eh.... dan gaat het via het matras." Moeder Aarde wordt bereikt met de ogen dicht. „En hou die energie bij je zelf. Hou de ogen gesloten en blijf ade men in de buik. Verleng nu je wervelko lom. Verleng, verleng en verleng... Ga tot in de aarde en zet op die wervelko lom je naam, je handtekening en de da tum van vandaag. Je mag nu de ogen weer opendoen, maar hou die connectie met de aarde.; Hou het gevoel datje hebt en zeg daar ja tegen. Accepteer. Want jij mee eens omdat het juist dingen bloot legt die tot nu toe onbekend waren. Zo blijkt het schuttingwoord op muren niet iets te zijn van deze tijd, maar toen ook al te hebben bestaan. Je zult het alleen niet tegenkomen op schilderyen van Rem brandt of Jan Steen". Voor een penis bestond een breed sca la van benamingen. Populair waren geck, lummel, frick, quant, vinck, bras, instrument, speuldingetje, middelste knie, pieterman, stockade, mes en taf- haeck (weefhaak). Het vrouwelijk ge slachtsdeel kende minder variaties: kous, schee en sneetje. Die laatste aan duiding leidde tot de mop waarin een bedelaar een heel brood van een rijke dame krijgt. Haar minnaar klaagt daar over omdat hij al jaren om een 'kleyn sneetje' bedelt en nog nooit iets heeft ge kregen. Parkietjes Uit de moppen valt ook op te maken dat de tongzoen drie eeuwen geleden on bekend was. Van Overbeke vertelt hier over het volgende verhaal: „Als men aan Jan de Vries, drost van Loon op 't Sandt, vertelde dat men in Italië de courtisanes 'somtijts in haer mond soende, ick ge loof, seijde hij, dat se dan jonge par kietjes willen maecken'. Een andere ontdekking was dat dege ne die zou worden gehangen of onthoofd achterwaarts het schavot betrad. „Door de vanzelfsprekendheid van de gewoon te staat dat nergens beschreven. Een van de moppen verraadt echter dat het er zo toeging. Een gevangene die de ladder naar het schavot op de normale manier wilde beklimmen, werd op z'n fout ge wezen waarna die zei: sorry hoor, maar dit is voor mij ook pas de eerste keer. Een andere grap met galgehumor gaat over twee dieven. De een wordt tot een geseling veroordeeld, de ander tot de strop. Toen de eerste tot bloedens toe de zweepslagen had doorstaan, vroeg hij aan de ander die zou worden gehangen: 'Peter, wat zal ik Uw moeder vertellen? Bericht haar, zei deze dat ik aan een lijn draaiersdochter ten huwelijk ben gege ven en dat gij op m'n bruiloft hebt ge danst'. De vrouw komt er in de moppen van toen niet al te best af. Of het is een naar sex hunkerende en onverzadigbare slet öf een onbetrouwbare haaibaai. Toch zijn de sexmoppen van toen volgens Dekker minder vrouwonvriendelijk dan die van nu. „Wreedheid en extreme vrouwvijandigheid zoals die voorkomen in de 'dirty jokes' van nu, ontbreken. Misschien bestonden zulke moppen niet in Van Overbekes tijd, misschien durfde hij ze niet te noteren of misschien vond hij ze domweg niet leuk". Muziek Kwam het in die tijd tot een huwelijk, dan was het gewenst dat man en vrouw niet teveel in leeftijd verschilden. Onge lijke huwelijken werden al door de ze denmeester Vader Cats veroordeeld in een van zijn werken waarin hij schrijft: 'Daer is noch God noch segen bij'. Over zo'n geval heeft Van Overbeke de vol gende mop genoteerd. Top, 'pas 20 jae- ren', trouwde met Marij, 'die er 60 hadt'. Als hem wordt gevraagd waarom hij dat bent jij... en dan is het oooookééééé...". Er wordt voor het eerst echt gelachen ais Swami Prem Dhyana zegt: „Wanneer je wilt lachen, denk dan aan je favoriete probleem". Er wordt gegierd, gebruld. Als zodanig is die opmerking echter niet bedoeld, maar natuurlijk mag het. „Want", zo doceert Sutorius, „het hoeft niet per se een probleem te zijn. Als er zich toevallig iets geks, iets komisch voordoet: lach gerust. Niks aan de hand hoor. Hahahahahaha". Lachen met een probleem, dat is gek. Sutorius: „Neen, zo gek is dat niet. Lach als je met iemand een probleem hebt, en je zult zien dat het veel oplost. Lach dan vanuit de buik; het geeft je de kracht om te denken: ik ben ik en geen gedonder". Een vrouw van middelbare leeftijd zegt: „Vreemd dat ik hier zit. Ik ken deze meditatie, maar ik kon er niet meer te gen. Ik gooide die als het ware het raam uit". Swami Prem: „Dan is dót uw pro bleem waarmee u moet lachen." Bijna zou hij een praktische tip vergeten, dus gooit Sutorius er even tussendoor: „Straks gaan we de lachmeditatie doen. Wie weg wil kan in de pauze gaan, wie wil blijven moet ervoor zorgen dat de blaas leeg is. Heb je wat in de blaas: ga heeft gedaan, zegt hij: 'Wij zijn, mijn heer, allebeij liefhebbers van de musyck en ik heb wel 100 mael gehoort dat nieu we snaeren op een oude luijt best klonc- ken'. Over het omgekeerde geval, waarin de impotentie op de korrel wordt genomen, bestonden meer moppen. 'Terwijl Gijs- bert, een oude saggelaer, sijn liefste ca- resseerde en al knoeyende sus en soo be- sogt, kneep sy haer oogen toe. Soo, seij de hij, mijn hartje, doet het U soo goet? Neen, dat is het niet, maer ick doe myn oogen toe, omdat ick dat martelen niet langer sien magh'. Veel van de in de bundel voorkomen de moppen handelen over ruzies tussen echtgenoten. Sommige daarvan spelen zich af binnen het milieu van de 'gegoe de luyden' waarin Van Overbeke zich bewoog. Een van die grappen gaat over een vrouw die zich ergerde aan het feit dat haar man met zijn neus altijd in de boeken zat. 'Ick wilde dat ick oock een boeck was, soo sout gy wat meer wereks van mij maecken als ghij nu doet', zei ze. De man zet haar echter op haar nummer door te antwoorden dat hij dat ook wel wilde, maar dat het dan wel een almanak moest zijn 'soo hadt ick er alle jaer een Van de sexmoppen behoren er enkele niet tot het fynzinnigste genre. Zo ver telt Van Overbeke over een zekere Nico- demus die, in het gezelschap van enige vrouwen, 'in goet humeur raeckende be gon soo nauwen broeck te krijgen dat de geck bloots uijt quam'. Dit tot grote hila riteit van het gezelschap. Door zijn mak ker Joost werd hij gewaarschuwd. 'Is 't anders niet, seijde hij sijn lummel weer thuijs halende, mag nu een eerlijck man niet langer in sijn eigen deur staen?' Door de vingers Naast de geliefde moppen over poten tie en impotentie nemen de moppen over prostitutie en geslachtsziekten een bescheiden plaats in. Informatief, maar desondanks zonder toelichting niet te begrijpen, noemt Dekker de volgende mop over de gevaren van bordeelbe zoek. Een hoer daagt een man van wie zij een kind zou hebben gekregen voor de rechter. De man moet onder ede verkla ren dat hij niet de vader is. Hij doet dat, maar wordt daarover later door zijn vrienden aangesproken. 'Wel kaerel, dorst gij daer soo los op te sweeren?' De man antwoordt: 'Los op te sweeren? Ick hadde thuis mijn register wel te deeg na- gesien, maer hoe duijvels souw men die dan eerst even naar hqt toilet. En dan nog iets: als je niet gewend bent om te lachen, kun je er misselijk van worden. Eén ding: er mag hier niet worden over gegeven, dan krijg ik last met de direc tie. Niet overgeven dus. Gek hé, want het gaat juist om overgave. Hahahahaha ha". Eerst nog iets over een reactie op het lachen die niet wordt verwacht. „Het huilen. Lachen is erg gebonden, verbon den, met huilen. Waarom kun je vaak niet lachen? Omdat er tranen achter zit ten. Want wat doen wij? Wij slaan ons verdriet op in een kelder. Een kelder vol tranen die overloopt wanneer je gaat schuddebuiken. Laat maar komen, laat maar gaan. Dat is goed. Dat is oké. Tra nen met tuiten kun je gaan huilen; van uit je voeten". Op rij acht heeft er een het niet meer van de slappe lach. Niet het juiste mo ment, dus proberen op te houden. Maar hoe? Dat is het probleem waartegen hij luidkeels gaat lachen. Van de weerom stuit beginnen er meer. Voor de lachme- didatie waarschuwt Sutorius: „Wie zich zelf niet wil tegenkomen, moet er niet aan meedoen". Vragen over het tweede stadium van verbruyde varekens gebruyt zijn, als men er geen boeck van hiel?'. Dekker: „Het gebeurde nogal eens dat een vermogend man, als hij regelmatig een bordeel bezocht, door een hoertje als de vader van haar kind werd aangewe zen. Daarom had deze man er een regis ter van bijgehouden. Blijkbaar was dat uitzonderlijk". Een handvol moppen gaat over kinde ren en de opvoeding. Uit een ervan valt af te leiden dat een al te vrije opvoeding werd afgekeurd. Zo komt een marskra mer bij een huis 'waar de lieden haer kinderen bedorven door alles toe te la ten'. Of de familie soms brillen nodig had? Neen, zegt iemand, we zien hier al les door de vingers. In een andere komt juist de al te harde opvoedingsmethode aan bod. Als een vader merkt dat zijn kinderen weigeren om kaas te eten, neemt hij ze mee naar zijn buurman die slager is. Hij houdt elk schaap dat geslacht zal worden een stuk je kaas voor. Geen van de dieren wil het opeten, en direct daarop worden ze ge slacht. Vervolgens houdt de vader zijn kinderen hetzelfde stukje kaas voor. 'Eet jongens', snauwt hij. De kaas vliegt nu naar binnen. Fop Neuswijs Sam en Moos, zo zegt Dekker, beston den nog niet in die tijd. „Er was wel een soortgelijke figuur: Fop Neuswijs. Bij de meditatie. Het tweede stadium, waar in men zichzelf vijf minuten aan het la chen moet houden. „De truc is", zo heeft Swami Prem Dhyana de meute voorge houden, „om te lachen om wat er nu speelt. Om tegen je verstand te zeggen: lachen, ook al is er niets te lachen. Zeg gen dat dat oké is. Je zult merken dat het meevalt. Als je aan het lachen bent is het als met een motor: eenmaal aangeslin- gerd gaat het vanzelf'. Niet gerustge steld wil iemand weten: hoe kan ik nou lachen als ik geen zin heb? Swami Prem Dhyana: „Dan is dat probleem juist uw lachthema". Pauze. Tijd voor het ledigen van blazen en koffiekoppen. Iedereen is gebleven. Stadium een. Er wordt gegiecheld, wat niet mag. Tot twee keer toe een waarschuwing. Dan na het gevonden contact met Moeder Aarde de lucht in: rek- en strekpefeningen. „Ga staan en maak plukbewegingen. Pluk, pluk... Appels, druiven, eh... mango's. Pluk ze". Dan lelijke gezichten trekken tegen el kaar. Tongen flappen naar buiten, bril len worden tot op de neuspunt geduwd, kaken scharnieren naar merkwaardige standen. Stadium twee. Dokter Sutorius grijpt de microfoon én zet in. „Hahaha. Hahahaha. Hahahahaha". Steeds lange re uithalen, steeds harder gelach. Haha hahahaha... Het resultaat is van een ver bijsterend volume. De vonk van aanste kelijkheid slaat met geweld over; de en keling die er niet door geraakt wordt valt weg in de massale lachbui. Oorverdo- het horen van die naam wisten de men sen: straks is het lachen geblazen. Hij zorgde voor de climax. Moppentappers of beroepshumoristen als Max Tailleur, Toon Hermans of Freek de Jonge be stonden toen niet. Het sociale leven was veel sterker dan nu omdat de mensen zichzelf en elkaar moesten vermaken. Ze konden niet, zoals nu, er iemand voor in huren. Het aantal ontmoetingspunten waar men met elkaar kon praten, sterke verhalen of moppen vertellen en waar de laatste roddels werden uitgewisseld, was talrijk. Geslachtsziekten komen slechts in twee moppen ter sprake. Een ervan gaat over een 'kleyn Keesje' die 'stijf van de pocken' was, maar altijd by de hoeren was te vinden, al moest hy erheen krui pen. Over hem zei men: 'Kees is een na- tuerlijck man, in hem siet men dat het bloet kruypt waer het niet gaan kan'. Moppen van toen die nu nog bestaan zijn schaars, maar ze zijn er nog wel. Dekker: „We hebben er een genoemd. Die van het jonge meisje Top dat met een 60-jarige man trouwt. Die kennen we nu als 'op een oude fiets moet je het leren'. Een andere gaat over twee gek ken. Die herinner ik me nog van de lage re school. De een heeft een touw om z'n middel als de andere gek vraagt: 'Wat ben jij aan het doen? Nou, ik zie het niet meer zitten, ik ga me ophangen. Dan moet je dat touw niet dóór maar om je nek doen. Ja, antwoordt de ander, dat heb ik geprobeerd maar ik kreeg het er zo benauwd van'. Doodstraf Op homofilie stond in die tijd nog de doodstraf. Dekker: „Daar kon je dus maar beter geen grappen over maken. Het was een te ernstig onderwerp". Toch komt er een homo-mop voor in de bun del. Het is er een van de 44 doorgestreep te. Dekker heeft deze met veel moeite kunnen ontcijferen. Het gaat over een man die met zijn schoonzoon op reis is en die 's nachts met hem in een herberg een bed moet delen. Voor die tijd was dat niet abnormaal. Ongebruikelijk was wel wat volgde. 'Des nachts springt de soon de vader op 't lijf. In groote furie begint hy hem braef te caresseren. De vader probeert dat te onderbreken door te zeggen: 'Wat donders begint gy? Om daarvan juist vrij te zyn, heb ik u mijn dochter gegeven'. vend gebulder vult de zaal. Swami Prem Dhyana danst tussen de stoelen en bul dert via de microfoon door de geluidsbo xen. „Hou de ogen dicht. Hahahaha ha..." „U heeft nog voor vijf gulden te lachen. Hahahahaha...". „Blijf contact houden met Moeder Aarde. Hahahaha ha...". „Haal d'r uit wat d'r in zit. Haha hahaha...". „Nog voor een paar gulden lachen. Hahahahaha...". „En hou contact met Moeder Aarde. Hahahahaha...". Er zijn er die huilen. „Hahahahaha...". Het einde komt als een donderslag. „STOP". Stadium drie. Er mag niet meer gelachen worden. De stem van Swami Prem Dhyana krygt het zachte, het omfloerste van moederlijke wiege- taal. „Voel de aarde met je voetzolen en adem rustig via de buik. Luister niet naar geluiden van buiten. Dit ben jij nu en dat is ooooookééééëé. Wat je nu ook voelt: accepteer dat. Dit ben jij nu en dat is ooooookééééëé. Hou de ogen dicht en kijk naar binnen. Ontspan de kaakspie ren, laat de mond een beetje openhan gen, probeer niet te kuchen of te hoes ten". Uit de cassetterecorder stijgt oosterse muziek op. Een minuut of twee. Dan fluistert de stem weer: „Langzaam maar zeker kom je terug. Voel je voeten. Voel de gestrekte wervelkolom. Doe de ogen langzaam open". Wie wil zeggen wat er gevoeld is, mag dat met een enkel woord doen. Het klinkt: „Klopsel"; „Vredig"; „Gesmol ten"; „Warmte en knoop"; „Warmte en vuur"; „Bevrijding". Vier verlaten de zaal als Swami Prem Dhyana zegt: „Het is voorbij. Wre wil gaan kan gaan, wie het wil uitleggen kan blijven. Leg het uit vanuit je gevoel. Vel geen waarde-oor deel wantje voelde zoals je het voelde en dat is altijd oké". PETER HEERKENS De auteur van de moppen,de Haag- Rudolf Dekker temidden van de se advocaat en levensgenieter Aer- 17e eeuwse handschriften: je komt nout van Overbeke. leuke dingen tegen. Mocht men vroeger nogal eens spontaan in een lachbui uitbarsten, tegenwoordig bestaan daar technieken!voor. Een curieuze ontmoeting in het Amsterdamse Krasnapolsky. C>»~ cv—.-— y'-— a.. A.i«A-'4 e.-sZi r.t CRI.. 6. .v-^ S to„.TY, /„•■...VN, i 'J öa4 *m0M B. Vertaling van mop 35: 'Een onnosele vrouw quam in de kerelc en nam twee waschtoortsen, hechtende d'een aen 't beelt van St. Michiel en d'ander aen de duijvel, die aen zijn voeten lach. De klerck van de pater dit siende, seijde wat doet gij lieve sloof, 't is de duijvel dien gij dese toortse opsteeckt. Waar op de vrouw antwoordde, dat is al eveneens, 't is goet dat men overal wen den heeft, men weet niet waer men comen kan'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 25