lek geloof dat se jonge
parkietjes willen maecken'
In 'n deuk liggen voor een tientje
Unieke verzameling 17e eeuwse moppen bij toeval ontdekt
ZATERDAG 8 MAART 1986
EXTRA
PAGINA 25
Naar huidige inzichten zijn ze uitgesproken flauw, maar dat neemt niet weg dat ze
van grote historische waarde zijn. Rudolf Dekker, verbonden aan de Rotterdamse
Erasmus-universiteit, ontdekte bij toeval een grote verzameling moppen uit de 17e
eeuw die op z'n zachtst gezegd een ander licht werpen op een periode die veelal als
stijf en calvinistisch wordt aangeduid. Bos Hoppel liet zich er een aantal tappen.
door Bas Hoppel
Illustratie uit de 17e eeuwde moppenverteller. (foto's en reprodukties gpdi
Kent u die mop van het kleine meis
je in de keuken? Daar kookt een
stuk vlees in een pot boven het
vuur. De hond, die het vlees boven
de pot ziet uitsteken, neemt een
hap, brandt zich echter en laat dan
'grimmende sijn tanden sien'. Daar
op zegt het 'onnosel kint': 'Ja, soo
dief als gij sijt, ick sal het mijn moe
derken seggen dat gij 't vleesch uit
de pot wilt steelen en datgij'er noch
om lacht'.
Het is een van de 2127 moppen die dr.
Rudolf Dekker uit Haarlem, zelf aller
minst het type van de moppentapper, bij
toeval ontdekte in de Koninklijke Bi
bliotheek in Den Haag. Daar snuffelde
de docent maatschappijgeschiedenis,
verbonden aan de Rotterdamse Eras
mus-universiteit rond in de hoop er dag
boeken en verslagen te vinden van op
roeren in de zeventiende eeuw. Z'n oog
viel echter op de met de hand geschre
ven 'Anecdota sive historiae jocosae'.
Achter deze titel blijkt een uitzonderlij
ke verzameling 17e eeuwse moppen en
grollen schuil te gaan. Die laat plotseling
een andere kant zien van die Gouden
Eeuw dan de bekende kuise schilderyen
met daarop eerzame en stijve calvinisti
sche burgers. Er blijkt ook een andere
moraal dan die zondagse te hebben be
staan waarin hartelijk werd gelachen en
niet alleen om onschuldige bananen
schilhumor. Er bestonden dirty jokes'
van de bovenste plank, hoewel die ons
nu nog nauwelijks aan het lachen kun
nen brengen.
„Dat maakt ze juist zo interessant",
zegt Dekker. „Om wat voor dingen werd
er gelachen? Wat was toen komisch en
wat zegt dat over de normen en opvattin
gen van toen?" Nog niet eerder werd
zo'n grote verzameling moppen gevon
den, ook niet in het buitenland. Dekker:
Hij lijkt bij de verkeerde deur, maar
nee hoor. „Inderdaad", zegt de
mond in het begrafenisgezicht als
hem door twee opgewekte mensen
gevraagd wordt: „U komt voor het
lachen?"
Voor een bedrag van tien gulden krijgt
men een rode papieren badge met een
bloot Michelinmannetje uit wiens van
pret opengerukte mond zesmaal „ha"
ontsnapt. „Mag ik U dat opspelden?"
Dat mag.
Vooraan m een door hem afgehuurde
bovenzaal van Krasnapolsky, ordent de
Amsterdamse huidarts E. Sutorius (tien
jaar geleden bij de Bhagwan ingelijfd en
sindsdien ook Swami Prem Dhyana ge
heten) zijn zaken: „De helende kracht
van het lachen", zo heeft hij geadver
teerd. In „Lachen, de beste medicijn",
lezen we naast het psychologisch belang
van lachen als positieve invloed op li
chaam en geest, dat dokter Sutorius al
op vele belangrijke plaatsen is geweest
met zijn lachmeditatie: het wereldcon
gres psychosomatische geneeskunde
(Montreal '81 en Hamburg '83), het inter
nationale congres psychomotoriek (Den
Haag '84) en het lustrumcongres van de
overkoepelende artsenorganisatie
KNMG (Heerlen '84).
Aan de meeste gezichten in de boven
zaal van Kras is het tientje bij voorbaat
goed besteed. Strakke gelaatsuitdruk
kingen, op het stuurse af soms. Handen
gevouwen op de borst, wachtend op de
kwelling van het lachen. Als om acht uur
nog maar 30 van de 116 stoelen zijn be
zet, besluit de dokter de aanvangstijd
met tien minuten te verlengen. „Doet u
intussen maar even een leuke ademha
lingsoefening via de buik. Ik zal straks
wel uitleggen hoe dat moet". De eerste
plooien verdwijnen; twee vriendinnen
„Als je zoals ik veel in bibliotheken of
archieven rondkijkt, kom je soms leuke
re dingen tegen dan waarnaar je oor
spronkelijk op zoek was. Toen ik de tite-
lomschrijving zag dacht ik: hé, dit is
misschien wel interessant. Laat ik het
maar fotokopiëren, want je mag zoiets
natuurlijk niet mee naar huis nemen.
Tot mijn verbazing bleek het zeer op
merkelijk".
Doorgestreept
De moppen, waarvan bijna een kwart
schuine, zijn rond 1673 opgetekend door
de Haagse advocaat, vrijgezel en vooral
levensgenieter Aernout van Overbeke.
Ze variëren in lengte van twee tot twin
tig regels en zijn geschreven in het Ne
derlands van toen, een aantal in het
Frans, Italiaans, Duits en Latijn. Zo'n
vierenveertig stuks zyn doorgestreept
en vrijwel onleesbaar gemaakt. Te pi
kant voor die tijd? Dekker: „Dat is moei
lijk te zeggen. Het is best mogelijk dat
Van Overbeke de doorhalingen zelf
heeft gedaan. De inktsoort is in elk geval
dezelfde als waarmee de tekst is ge
schreven. Misschien heeft hij de bundel
willen uitgeven en vond hy die 44 te ge
waagd"
Met datzelfde probleem had Dekker te
kampen toen hij met de moppen by 's
Rijks Geschiedkundige Publicaties
kwam aanzetten. Dit instituut geeft
voornamelijk politieke en economische
werken uit en voelde er niks voor die uit
te breiden met een curieuze verzameling
lichtzinnige moppen van drie eeuwen
geleden. Dekker: „Historici en ambtena
ren van de oude garde hebben daar de
touwtjes in handen. Die vonden dit maar
niks. Het is iets wat in hun opvattingen
niet hoort. Ik ben het daar absoluut niet
vallen in een deuk. „Hij zal straks wel
uitleggen hoe het moet
Het gebeurt dus van binnen. De ge
zichten staan ernstig als Sutorius zijn in
de extra tijd van tien minuten tot 34 per
sonen gegroeid gezelschap leert te buik
ademhalen. „Héél rustig in en uit. Leg
een hand op de buik en voel... Voel... Als
je het goed doet, voel je de verandering.
Dan voel je acceptatie. En dat is ontzet
tend belangrijk. De acceptie van: ik ben
ik, hij is hij, zij is zij. Zeg ja tegen het
gevoel datje hebt, want dat... dat ben jij.
Niet denken, dat is fout".
Nu volgt er een dringend advies: „Hou
contact met de aarde. Voeten op de
grond." Het is alsof hem bij de gedach
tenwisseling, op het eind, een lichte aar
zeling overvalt wanneer iemand hem na
de uitleg dat deze medidatie het best 's
morgens vroeg gedaan kan worden,
eventueel op bed meteen bij het wakker
worden,, vraagt: „Maar hoe zit het dan
met het contact met de aarde?". Swami
Prem Dhyana: „Eh.... dan gaat het via
het matras."
Moeder Aarde wordt bereikt met de
ogen dicht. „En hou die energie bij je
zelf. Hou de ogen gesloten en blijf ade
men in de buik. Verleng nu je wervelko
lom. Verleng, verleng en verleng... Ga
tot in de aarde en zet op die wervelko
lom je naam, je handtekening en de da
tum van vandaag. Je mag nu de ogen
weer opendoen, maar hou die connectie
met de aarde.; Hou het gevoel datje hebt
en zeg daar ja tegen. Accepteer. Want jij
mee eens omdat het juist dingen bloot
legt die tot nu toe onbekend waren. Zo
blijkt het schuttingwoord op muren niet
iets te zijn van deze tijd, maar toen ook al
te hebben bestaan. Je zult het alleen niet
tegenkomen op schilderyen van Rem
brandt of Jan Steen".
Voor een penis bestond een breed sca
la van benamingen. Populair waren
geck, lummel, frick, quant, vinck, bras,
instrument, speuldingetje, middelste
knie, pieterman, stockade, mes en taf-
haeck (weefhaak). Het vrouwelijk ge
slachtsdeel kende minder variaties:
kous, schee en sneetje. Die laatste aan
duiding leidde tot de mop waarin een
bedelaar een heel brood van een rijke
dame krijgt. Haar minnaar klaagt daar
over omdat hij al jaren om een 'kleyn
sneetje' bedelt en nog nooit iets heeft ge
kregen.
Parkietjes
Uit de moppen valt ook op te maken
dat de tongzoen drie eeuwen geleden on
bekend was. Van Overbeke vertelt hier
over het volgende verhaal: „Als men aan
Jan de Vries, drost van Loon op 't Sandt,
vertelde dat men in Italië de courtisanes
'somtijts in haer mond soende, ick ge
loof, seijde hij, dat se dan jonge par
kietjes willen maecken'.
Een andere ontdekking was dat dege
ne die zou worden gehangen of onthoofd
achterwaarts het schavot betrad. „Door
de vanzelfsprekendheid van de gewoon
te staat dat nergens beschreven. Een van
de moppen verraadt echter dat het er zo
toeging. Een gevangene die de ladder
naar het schavot op de normale manier
wilde beklimmen, werd op z'n fout ge
wezen waarna die zei: sorry hoor, maar
dit is voor mij ook pas de eerste keer.
Een andere grap met galgehumor gaat
over twee dieven. De een wordt tot een
geseling veroordeeld, de ander tot de
strop. Toen de eerste tot bloedens toe de
zweepslagen had doorstaan, vroeg hij
aan de ander die zou worden gehangen:
'Peter, wat zal ik Uw moeder vertellen?
Bericht haar, zei deze dat ik aan een lijn
draaiersdochter ten huwelijk ben gege
ven en dat gij op m'n bruiloft hebt ge
danst'.
De vrouw komt er in de moppen van
toen niet al te best af. Of het is een naar
sex hunkerende en onverzadigbare slet
öf een onbetrouwbare haaibaai. Toch
zijn de sexmoppen van toen volgens
Dekker minder vrouwonvriendelijk dan
die van nu. „Wreedheid en extreme
vrouwvijandigheid zoals die voorkomen
in de 'dirty jokes' van nu, ontbreken.
Misschien bestonden zulke moppen niet
in Van Overbekes tijd, misschien durfde
hij ze niet te noteren of misschien vond
hij ze domweg niet leuk".
Muziek
Kwam het in die tijd tot een huwelijk,
dan was het gewenst dat man en vrouw
niet teveel in leeftijd verschilden. Onge
lijke huwelijken werden al door de ze
denmeester Vader Cats veroordeeld in
een van zijn werken waarin hij schrijft:
'Daer is noch God noch segen bij'. Over
zo'n geval heeft Van Overbeke de vol
gende mop genoteerd. Top, 'pas 20 jae-
ren', trouwde met Marij, 'die er 60 hadt'.
Als hem wordt gevraagd waarom hij dat
bent jij... en dan is het oooookééééé...".
Er wordt voor het eerst echt gelachen
ais Swami Prem Dhyana zegt: „Wanneer
je wilt lachen, denk dan aan je favoriete
probleem". Er wordt gegierd, gebruld.
Als zodanig is die opmerking echter niet
bedoeld, maar natuurlijk mag het.
„Want", zo doceert Sutorius, „het hoeft
niet per se een probleem te zijn. Als er
zich toevallig iets geks, iets komisch
voordoet: lach gerust. Niks aan de hand
hoor. Hahahahahaha".
Lachen met een probleem, dat is gek.
Sutorius: „Neen, zo gek is dat niet. Lach
als je met iemand een probleem hebt, en
je zult zien dat het veel oplost. Lach dan
vanuit de buik; het geeft je de kracht om
te denken: ik ben ik en geen gedonder".
Een vrouw van middelbare leeftijd
zegt: „Vreemd dat ik hier zit. Ik ken deze
meditatie, maar ik kon er niet meer te
gen. Ik gooide die als het ware het raam
uit". Swami Prem: „Dan is dót uw pro
bleem waarmee u moet lachen." Bijna
zou hij een praktische tip vergeten, dus
gooit Sutorius er even tussendoor:
„Straks gaan we de lachmeditatie doen.
Wie weg wil kan in de pauze gaan, wie
wil blijven moet ervoor zorgen dat de
blaas leeg is. Heb je wat in de blaas: ga
heeft gedaan, zegt hij: 'Wij zijn, mijn
heer, allebeij liefhebbers van de musyck
en ik heb wel 100 mael gehoort dat nieu
we snaeren op een oude luijt best klonc-
ken'.
Over het omgekeerde geval, waarin de
impotentie op de korrel wordt genomen,
bestonden meer moppen. 'Terwijl Gijs-
bert, een oude saggelaer, sijn liefste ca-
resseerde en al knoeyende sus en soo be-
sogt, kneep sy haer oogen toe. Soo, seij
de hij, mijn hartje, doet het U soo goet?
Neen, dat is het niet, maer ick doe myn
oogen toe, omdat ick dat martelen niet
langer sien magh'.
Veel van de in de bundel voorkomen
de moppen handelen over ruzies tussen
echtgenoten. Sommige daarvan spelen
zich af binnen het milieu van de 'gegoe
de luyden' waarin Van Overbeke zich
bewoog. Een van die grappen gaat over
een vrouw die zich ergerde aan het feit
dat haar man met zijn neus altijd in de
boeken zat. 'Ick wilde dat ick oock een
boeck was, soo sout gy wat meer wereks
van mij maecken als ghij nu doet', zei ze.
De man zet haar echter op haar nummer
door te antwoorden dat hij dat ook wel
wilde, maar dat het dan wel een almanak
moest zijn 'soo hadt ick er alle jaer een
Van de sexmoppen behoren er enkele
niet tot het fynzinnigste genre. Zo ver
telt Van Overbeke over een zekere Nico-
demus die, in het gezelschap van enige
vrouwen, 'in goet humeur raeckende be
gon soo nauwen broeck te krijgen dat de
geck bloots uijt quam'. Dit tot grote hila
riteit van het gezelschap. Door zijn mak
ker Joost werd hij gewaarschuwd. 'Is 't
anders niet, seijde hij sijn lummel weer
thuijs halende, mag nu een eerlijck man
niet langer in sijn eigen deur staen?'
Door de vingers
Naast de geliefde moppen over poten
tie en impotentie nemen de moppen
over prostitutie en geslachtsziekten een
bescheiden plaats in. Informatief, maar
desondanks zonder toelichting niet te
begrijpen, noemt Dekker de volgende
mop over de gevaren van bordeelbe
zoek. Een hoer daagt een man van wie zij
een kind zou hebben gekregen voor de
rechter. De man moet onder ede verkla
ren dat hij niet de vader is. Hij doet dat,
maar wordt daarover later door zijn
vrienden aangesproken. 'Wel kaerel,
dorst gij daer soo los op te sweeren?' De
man antwoordt: 'Los op te sweeren? Ick
hadde thuis mijn register wel te deeg na-
gesien, maer hoe duijvels souw men die
dan eerst even naar hqt toilet. En dan
nog iets: als je niet gewend bent om te
lachen, kun je er misselijk van worden.
Eén ding: er mag hier niet worden over
gegeven, dan krijg ik last met de direc
tie. Niet overgeven dus. Gek hé, want
het gaat juist om overgave. Hahahahaha
ha".
Eerst nog iets over een reactie op het
lachen die niet wordt verwacht. „Het
huilen. Lachen is erg gebonden, verbon
den, met huilen. Waarom kun je vaak
niet lachen? Omdat er tranen achter zit
ten. Want wat doen wij? Wij slaan ons
verdriet op in een kelder. Een kelder vol
tranen die overloopt wanneer je gaat
schuddebuiken. Laat maar komen, laat
maar gaan. Dat is goed. Dat is oké. Tra
nen met tuiten kun je gaan huilen; van
uit je voeten".
Op rij acht heeft er een het niet meer
van de slappe lach. Niet het juiste mo
ment, dus proberen op te houden. Maar
hoe? Dat is het probleem waartegen hij
luidkeels gaat lachen. Van de weerom
stuit beginnen er meer. Voor de lachme-
didatie waarschuwt Sutorius: „Wie zich
zelf niet wil tegenkomen, moet er niet
aan meedoen".
Vragen over het tweede stadium van
verbruyde varekens gebruyt zijn, als
men er geen boeck van hiel?'.
Dekker: „Het gebeurde nogal eens dat
een vermogend man, als hij regelmatig
een bordeel bezocht, door een hoertje als
de vader van haar kind werd aangewe
zen. Daarom had deze man er een regis
ter van bijgehouden. Blijkbaar was dat
uitzonderlijk".
Een handvol moppen gaat over kinde
ren en de opvoeding. Uit een ervan valt
af te leiden dat een al te vrije opvoeding
werd afgekeurd. Zo komt een marskra
mer bij een huis 'waar de lieden haer
kinderen bedorven door alles toe te la
ten'. Of de familie soms brillen nodig
had? Neen, zegt iemand, we zien hier al
les door de vingers.
In een andere komt juist de al te harde
opvoedingsmethode aan bod. Als een
vader merkt dat zijn kinderen weigeren
om kaas te eten, neemt hij ze mee naar
zijn buurman die slager is. Hij houdt elk
schaap dat geslacht zal worden een stuk
je kaas voor. Geen van de dieren wil het
opeten, en direct daarop worden ze ge
slacht. Vervolgens houdt de vader zijn
kinderen hetzelfde stukje kaas voor. 'Eet
jongens', snauwt hij. De kaas vliegt nu
naar binnen.
Fop Neuswijs
Sam en Moos, zo zegt Dekker, beston
den nog niet in die tijd. „Er was wel een
soortgelijke figuur: Fop Neuswijs. Bij
de meditatie. Het tweede stadium, waar
in men zichzelf vijf minuten aan het la
chen moet houden. „De truc is", zo heeft
Swami Prem Dhyana de meute voorge
houden, „om te lachen om wat er nu
speelt. Om tegen je verstand te zeggen:
lachen, ook al is er niets te lachen. Zeg
gen dat dat oké is. Je zult merken dat het
meevalt. Als je aan het lachen bent is het
als met een motor: eenmaal aangeslin-
gerd gaat het vanzelf'. Niet gerustge
steld wil iemand weten: hoe kan ik nou
lachen als ik geen zin heb? Swami Prem
Dhyana: „Dan is dat probleem juist uw
lachthema". Pauze. Tijd voor het ledigen
van blazen en koffiekoppen.
Iedereen is gebleven. Stadium een. Er
wordt gegiecheld, wat niet mag. Tot
twee keer toe een waarschuwing. Dan na
het gevonden contact met Moeder Aarde
de lucht in: rek- en strekpefeningen. „Ga
staan en maak plukbewegingen. Pluk,
pluk... Appels, druiven, eh... mango's.
Pluk ze".
Dan lelijke gezichten trekken tegen el
kaar. Tongen flappen naar buiten, bril
len worden tot op de neuspunt geduwd,
kaken scharnieren naar merkwaardige
standen. Stadium twee. Dokter Sutorius
grijpt de microfoon én zet in. „Hahaha.
Hahahaha. Hahahahaha". Steeds lange
re uithalen, steeds harder gelach. Haha
hahahaha... Het resultaat is van een ver
bijsterend volume. De vonk van aanste
kelijkheid slaat met geweld over; de en
keling die er niet door geraakt wordt valt
weg in de massale lachbui. Oorverdo-
het horen van die naam wisten de men
sen: straks is het lachen geblazen. Hij
zorgde voor de climax. Moppentappers
of beroepshumoristen als Max Tailleur,
Toon Hermans of Freek de Jonge be
stonden toen niet. Het sociale leven was
veel sterker dan nu omdat de mensen
zichzelf en elkaar moesten vermaken. Ze
konden niet, zoals nu, er iemand voor in
huren. Het aantal ontmoetingspunten
waar men met elkaar kon praten, sterke
verhalen of moppen vertellen en waar de
laatste roddels werden uitgewisseld,
was talrijk.
Geslachtsziekten komen slechts in
twee moppen ter sprake. Een ervan gaat
over een 'kleyn Keesje' die 'stijf van de
pocken' was, maar altijd by de hoeren
was te vinden, al moest hy erheen krui
pen. Over hem zei men: 'Kees is een na-
tuerlijck man, in hem siet men dat het
bloet kruypt waer het niet gaan kan'.
Moppen van toen die nu nog bestaan
zijn schaars, maar ze zijn er nog wel.
Dekker: „We hebben er een genoemd.
Die van het jonge meisje Top dat met
een 60-jarige man trouwt. Die kennen
we nu als 'op een oude fiets moet je het
leren'. Een andere gaat over twee gek
ken. Die herinner ik me nog van de lage
re school. De een heeft een touw om z'n
middel als de andere gek vraagt: 'Wat
ben jij aan het doen? Nou, ik zie het niet
meer zitten, ik ga me ophangen. Dan
moet je dat touw niet dóór maar om je
nek doen. Ja, antwoordt de ander, dat
heb ik geprobeerd maar ik kreeg het er
zo benauwd van'.
Doodstraf
Op homofilie stond in die tijd nog de
doodstraf. Dekker: „Daar kon je dus
maar beter geen grappen over maken.
Het was een te ernstig onderwerp". Toch
komt er een homo-mop voor in de bun
del. Het is er een van de 44 doorgestreep
te. Dekker heeft deze met veel moeite
kunnen ontcijferen. Het gaat over een
man die met zijn schoonzoon op reis is
en die 's nachts met hem in een herberg
een bed moet delen. Voor die tijd was
dat niet abnormaal. Ongebruikelijk was
wel wat volgde. 'Des nachts springt de
soon de vader op 't lijf. In groote furie
begint hy hem braef te caresseren. De
vader probeert dat te onderbreken door
te zeggen: 'Wat donders begint gy? Om
daarvan juist vrij te zyn, heb ik u mijn
dochter gegeven'.
vend gebulder vult de zaal. Swami Prem
Dhyana danst tussen de stoelen en bul
dert via de microfoon door de geluidsbo
xen. „Hou de ogen dicht. Hahahaha
ha..." „U heeft nog voor vijf gulden te
lachen. Hahahahaha...". „Blijf contact
houden met Moeder Aarde. Hahahaha
ha...". „Haal d'r uit wat d'r in zit. Haha
hahaha...". „Nog voor een paar gulden
lachen. Hahahahaha...". „En hou contact
met Moeder Aarde. Hahahahaha...". Er
zijn er die huilen. „Hahahahaha...".
Het einde komt als een donderslag.
„STOP". Stadium drie. Er mag niet
meer gelachen worden. De stem van
Swami Prem Dhyana krygt het zachte,
het omfloerste van moederlijke wiege-
taal. „Voel de aarde met je voetzolen en
adem rustig via de buik. Luister niet
naar geluiden van buiten. Dit ben jij nu
en dat is ooooookééééëé. Wat je nu ook
voelt: accepteer dat. Dit ben jij nu en dat
is ooooookééééëé. Hou de ogen dicht en
kijk naar binnen. Ontspan de kaakspie
ren, laat de mond een beetje openhan
gen, probeer niet te kuchen of te hoes
ten".
Uit de cassetterecorder stijgt oosterse
muziek op. Een minuut of twee. Dan
fluistert de stem weer: „Langzaam maar
zeker kom je terug. Voel je voeten. Voel
de gestrekte wervelkolom. Doe de ogen
langzaam open".
Wie wil zeggen wat er gevoeld is, mag
dat met een enkel woord doen. Het
klinkt: „Klopsel"; „Vredig"; „Gesmol
ten"; „Warmte en knoop"; „Warmte en
vuur"; „Bevrijding". Vier verlaten de
zaal als Swami Prem Dhyana zegt: „Het
is voorbij. Wre wil gaan kan gaan, wie
het wil uitleggen kan blijven. Leg het uit
vanuit je gevoel. Vel geen waarde-oor
deel wantje voelde zoals je het voelde en
dat is altijd oké".
PETER HEERKENS
De auteur van de moppen,de Haag- Rudolf Dekker temidden van de
se advocaat en levensgenieter Aer- 17e eeuwse handschriften: je komt
nout van Overbeke. leuke dingen tegen.
Mocht men vroeger nogal eens spontaan in een lachbui
uitbarsten, tegenwoordig bestaan daar technieken!voor.
Een curieuze ontmoeting in het Amsterdamse Krasnapolsky.
C>»~ cv—.-— y'-— a..
A.i«A-'4 e.-sZi
r.t CRI.. 6. .v-^
S to„.TY, /„•■...VN,
i 'J
öa4 *m0M
B.
Vertaling van mop 35: 'Een onnosele vrouw quam in de kerelc en nam twee
waschtoortsen, hechtende d'een aen 't beelt van St. Michiel en d'ander aen
de duijvel, die aen zijn voeten lach. De klerck van de pater dit siende, seijde
wat doet gij lieve sloof, 't is de duijvel dien gij dese toortse opsteeckt. Waar
op de vrouw antwoordde, dat is al eveneens, 't is goet dat men overal wen
den heeft, men weet niet waer men comen kan'.