De les van de jaren dertig Leidse socioloog trekt parallellen met werkloosheid in de crisisjaren ZATERDAG 8 MAART 1986 EXTRA PAGINA 23 Welke lessen kunnen we leren van de werkloosheidsbestrijding in de jaren dertig? Met dat idee in het achterhoofd ondernam de Leidse socioloog F.G.W. Goudriaan, werkzaam op het ministerie van wvc, een literatuurstudie naar de toestand in de jaren dertig en trok vergelijkingen met de huidige situatie. "Over het geheel genomen hebben werklozen het nu minder moeilijk dan in de jaren dertig, al wil dat niet zeggen dat ze het nu makkelijk hebben. Het hebben van een baan staat nog altijd hoog aangeschreven, het geeft maatschappelijke erkenning". door BertPaauw Veel werkenden die in de wao (wet arbeidsongeschiktheid) terechtko men zijn niet afgebrand, maar afge dankt. Tot die conclusie kwamen onlangs enige Nijmeegse sociolo gen na een onderzoek naar de oorza ken van arbeidsongeschiktheid bij mannelijke werknemers boven de 35 jaar. Hun onderzoek, dat zich uit strekte over de jaren 1979 tot 1982, gaf als uitkomst dat veel mensen ten onrechte de wao worden bin- nengesluisd. De bevindingen van de Nijmegenaren ondersteunen de stelling van Leidenaar F.G.W. (Buck) Goudriaan die op grond van een literatuurstudie naar de bestrij ding van werkloosheid in de jaren dertig (en daarbij ook de overeenkomsten en verschillen met de situatie in de jaren tachtig in ogenschouw genomen) be toogt dat arbeidsongeschikten tegen woordig bewust worden gebruikt om het arbeidsaanbod te verkleinen. "In de jaren dertig werden vrouwen buiten het arbeidsproces gehouden, nu doet men dat met wao'ers. Er zitten al zo'n 700.000 mensen in de wao. Het is een uitstoting op medische gronden en heel wat mensen hebben het daar moei lijk mee. Immers, vaak kugnen wao'ers voor een deel of op aangepaste wijze best werken". Goudriaan, wetenschappelijk onder zoeker bij de Centrale Directie Arbeids voorwaarden en Werkgelegenheid van het ministerie van wvc, overhandigde zijn werkstuk (getiteld 'Geeft ons Neder landers toch werk') afgelopen donder dag aan de secretaris-generaal van het departement van wvc, oud-minister Hans de Boer. Overeenkom sten Bij zijn onderzoekingen stuitte Goud riaan op enkele opvallende overeenkom sten tussen de jaren dertig en tachtig. "De werkgelegenheid in het bedrijfsle ven was toen net zo ver afgebrokkeld als nu, in beide perioden op het dieptepunt tot 7,9 procent. De pieken in de werk loosheid bereikten een vrijwel gelijk ni veau: in januari 1936 bijna 20 procent van de beroepsbevolking (630.000 men sen) en in januari 1984 bijna 19 procent (863.000 mensen). Zowel toen als nu kampte de overheid met een financieel tekort, wat leidde tot bezuinigingen en een herziening van het sociale stelsel". "Een belangrijk verschil is de totaal veranderde samenleving. Dat kun je merken aan de manier waarop we nu met werklo'zen omgaan. Indertijd werd er veel strenger gecontroleerd op de be stedingen van de uitkeringen. Een werk loze moest twee keer per dag een stem pel halen en als je in de horeca werkte zelfs drie keer per dag om te voorkomen dat iemand 's avonds zou gaan werken. Ook waren werklozen uiterlijk herken baar aan de kleding - denk maar aan de zogenaamde steupjekkers - en aan de rij wielen met een plaatje en een gat erin". "De huidige samenleving is veel tole ranter ten opzichte van werklozen, ze worden veel vrijer gelaten. Er bestaat nog wel een sollicitatieplicht, maar dat is hier en daar informeel ook al aan het ver dwijnen. Je kunt mensen wel verplich ten tot solliciteren, maar het besef dringt door dat het voor sommige categorieën toch wel bijzonder moeilijk is om aan banen te komen. Zeker als je bedenkt dat het geen uitzondering is wanneer een vacature honderden reacties uit lokt". "Wel komen nogal wat werklozen in het zwarte circuit terecht. In Amsterdam verdient volgens een recent onderzoek 25 procent van de uitkeringstrekkers er zwart bij. Dat maakt de roep om controle natuurlijk weer sterker. Vroeger was een strenge controle een over het algemeen geaccepteerd beleid. Men was bang voor malafide werklozen, voor mensen die geen zin hebben om te werken maar op een makkelijke manier aan geld willen komen". "Daarom werd een regeling als de werkverschaffing ingesteld. Daarbij ging het meestal om zwaar grondwerk, werken in de polder of de aanleg van een bos of een park. De arbeiders kregen dan een kleine toeslag op hun uitkering. De werkverschaffing diende als een soort toezicht op de werkwilligheid. Wil de iemand niet meedoen aan de werk verschaffing, dan was men dus niet werkwillig en kreeg men ook geen uitke ring. Sommige mensen waren lichame lijk gewoon niet geschikt voor het zware grondwerk. Omdat ze toch mee moesten doen konden ze later hun eigenlijke be roep niet meer uitoefenen". Goudriaan heeft gekeken hoe werklo zen toen en nu hun situatie psychisch beleven. "Er zijn drie factoren die het welbevinden van werklozen bepalen: de kans op werk, de financiële situatie en de belemmeringen om de tijd zinvol te besteden". "De kans op werk toen en nu is even slecht. De financiële situatie is nu deels beter, al zit 50 procent van de huidige werklozen in de bijstand, en dat is na een half jaar ww en twee jaar wwv het eindstation. Er zijn tegenwoordig abso luut minder belemmeringen voor een zinvolle tijdsbesteding. Men kan deelne men aan vrijwilligerswerk, werken met behoud van uitkering, bezig zijn in de huishouding, doe-het-zelf-klussen ver richten". "Over het geheel genomen hebben werklozen het nu mjnder moeilijk dan in de jaren dertig, al wil dat niet zeggen dat ze het nu gemakkelijk hebben. Het heb ben van een baan staat nog altijd hoog aangeschreven. Een baan betekent zelf inkomen verwerven, het opdoen van so ciale contacten, het geeft maatschappe lijke erkenning". Apathie Volgens Goudriaan bestaat er in de maatschappij bij grote werkloosheid een duidelijke bezorgdheid over de positie van jongeren. "In de jaren dertig was men bang dat jeugdige werklozen zou den vervallen tot apathie. Daarom wer den er plannen ontwikkeld voor een ar beidsplicht. Er werden jeugdkampen opgezet om jongeren uit hun deprime rende omgeving te halen. De arbeids plicht kwam ter sprake nadat bleek dat cursussen en andere vormingsactivitei ten betrekkelijk weinig jeugdige werklo zen trokken. Men ging toen denken aan dwang om iets te realiseren wat vrijwil lig niet lukte". "In het begin van de jaren tachtig kwam de toenmalige minister Van der Louw ook weer met een soort arbeids dienstplicht op de proppen. Men besefte echter snel dat een verplichting niet kon, daarom werd een moreel beroep op werkloze jongeren gedaan. De arbeids plicht is toen en nu niet doorgegaan. Het werkt ook heel polariserend, het maakt emoties los". "In samenhang met het bovenstaande tref je ook uitlatingen aan over tweede ling van de maatschappij, het ontstaan van klassetegenstellingen tussen werkenden en werklozen. Die geluiden zijn nu sterker dan toen. De Leidse pro fessor Kobben heeft inmiddels gewezen op het ontstaan van een zogenaamde on derklasse in de huidige maatschappij. Het gaat daarbij om generaties die ge wend zijn te leven van een uitkering en er via scharrelactivitéiten nog wat bij verdienen. Ze kunnen en willen niet meer aan een reguliere baan wennen. Die onderklasse is aan het ontstaan in oude stadswijken, waar minderheden wonen en veel jongeren leven met onaf gemaakte opleidingen. Je treft daar ge zinnen aan waarin de vader arbeidson geschikt is en dus werkloos, maar waar in de zoon ook geen werk heeft door een gebrek aan opleiding". Vrouwen Rooskleuriger geluiden kunnert wor den gemeld over de positie van vrou wen, die zich als gevolg van de emanci patie steeds duidelijker op de arbeids markt zijn gaan manifesteren. Goud riaan: "Door de grote werkloosheid ont stonden in de jaren dertig ontwikkelin gen om vrouwen buiten het arbeidspro ces te houden. Gehuwde onderwijzeres- Buck Goudriaan: Arbeidsongeschikten worden tegenwoordig bewust gebruikt om het arbeidsaanbod te verklei- nen". (foto Fred Rohdcl sen en ambtenaressen werden in 1934 ontslagen. Vroeger werd het overigens vrij normaal gevonden dat een vrouw ontslag nam als ze ging huwen. De taak van de vrouw lag in het gezin. Eventuele bezwaren rtioest ze maar ergens verstop pen". "Doordat vrouwen zich nu niet meer zo snel van de arbeidsmarkt laten druk ken stijgt de beroepsbevolking. Dus moet de arbeid beter worden verdeeld, dus ontstaan er allerlei vormen van deel tijdarbeid. Dat leidt tot een paradoxale situatie. Blijft de werkloosheid hoog, dan moet de arbeidsduurverkorting doorgaan. Daardoor gaat op den duur het individuele inkopien omlaag, daar door gaan meer vrouwen werk zoeken om het gezinsinkomen op peil te hou den. Maar lijkt de werkloosheid te ver minderen, dan gaan ook meer vrouwen werk zoeken onder het motto van: he. ik heb weer kans op een baan. In beide si tuaties is er een trend dat vrouwen werk gaan zoeken waardoor de werkloosheid op een hoog peil blijft". "Bij de jeugd zie je vergeleken met vroeger een omgekeerde trend. Vroeger gingen jeugdigen eerder van school om te werken om op die manier het gezins inkomen te vergroten. Als ze een baantje konden krijgen pakten ze die kans met beide handen aan./Nu zie je juist dat jeugdigen langer op school blijven om dat ze toch niet snel aan een baan kun nen komen. Bovendien is bekend dat jongeren met lage of onafgemaakte op leidingen het moeilijkst aan een behoor lijke baan kunnen komen". Voordelen In de manieren waarop de werkloos heid in de jaren dertig en tachtig werd bestreden zijn duidelijke parallellen te trekken. Goudriaan: "Destijds waren er plannen voor roulering van arbeid, der gelijke plannen vind je nu in de sfeer van betaald educatief verlof. Destijds werd gesproken over duobanen voor jeugdigen, nu heeft men het over groei- banen, te beginnen met 20 uur en oplo pend tot 32 uur per week. Destijds werd de werkverschaffing ingesteld, nu komt dat op moderne leest terug via zoge naamde terugploegexperimenten in de bouw". "Werkloze bouwvakkers die in de wwv zitten kunnen dan een tijdje aan de slag bij restauratiewerkzaamheden en werkzaamheden aan sportcomplexen. Dat is financieel gunstig voor de over heid, die over een betrekkelijk goedko pe arbeidskracht beschikt. Bovendien, als zo'n bouwvakker 130 dagen achter een heeft gewerkt komt hij bij werkloos heid eerst weer een half jaar in de ww terecht en de ww drukt niet op het rijk, maar op de werkgevers en werkne mers". "Voor de werkloze heeft de terug- ploegregeling ook voordelen. Hy doet weer een tijdje werkervaring op en als hij werkloos wordt krijgt hij eerst ww, wat een hogere uitkering oplevert dan wanneer hij in de wwv of rww zit". Een opvallend verschil met vroeger is de huidige doorvoering van maatregelen op het terrein van de arbeidsduurver korting. "Dat durfde men in de jaren dertig niet, men was waarschijnlijk bang om internationaal uit de pas te gaan lo pen". Genuanceerder Een ander verschil is volgens Goud riaan dat er nu positiever wordt aange keken tegen automatisering dan vroeger tegen mechanisering. "In de jaren dertig werd heel strikt geredeneerd: dat kost arbeidsplaatsen, dus niet doen. Nu wordt daar genuanceerder over gedacht, ook door de vakbeweging. Men is niet enkel angstig voor technische vernieu wing maar kijkt ook naar de positieve kanten, zoals het ontstaan van ander soortige nieuwe banen en het eerder of langer worden vrijgesteld van arbeid. Denk maar aan pensioenregelingen, de vut-regeling, arbeidsongeschiktheidsre gelingen en dergelijke. Al die regelingen kunnen we ons permitteren, omdat de arbeidsproduktiviteit als gevolg van de voortschrijdende technische innovatie nog altijd omhoog gaat. Dat zou je een stuk vooruitgang kunnen noemen". 'Geeft Ons Nederlanders Toch Werk', F.G.W. Goudriaan, Staatsuitgeverij Den Haag.* Demonstratie van werklozen in 1931. Pijnlijk actuele foto, gemaakt in de jaren dertig overigens. Werklozen bij de aanleg van het Amsterdamse

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 23