Hoop doet leven Het niet aflatende elan van de esperantist r-~- ZATERDAG 11 JANUARI 1986 EXTRA PAGINA 25 Nog slechts een steenworp van zijn 100-jarig bestaan verwijderd, is het esperantistisch elan in Nederland geenszins gedoofd. Ons land kent zo'n vijftienduizend aanhangers van het Esperanto. En voor hen is het geen vraag maar een zekerheid dat het tweede eeuwfeest er ook in zit. Sterker nog: „Ooit zal de wereld het oppakken". Gerard van Putten schetst het ideaal van een wereldtaal. Van jongs af was de Poolse oogarts dr. Ludovic Lejzer Zamenhof beze ten van de gedachte om de wereld bevolking te verlossen van een Ba bylonische spraakverwarring. Op 19-jarige leeftijd ontwierp hij een lingvo intemacia, een internationa le taal die hij aanvankelijk verbor gen hield in de beslotenheid van zijn vriendenkring. Negen jaar na dien, in 1887, trad Zamenhof met zijn taalkundige uitvinding in de openbaarheid. Van zijn hand ver scheen toen een in het Russisch ge stelde brochure die hij signeerde met „doktoro Esperanto". Destijds liet Zamenhof zich leiden door twee overwegingen om zich te ver bergen achter de schuilnaam van „de hopende", de letterlijke betekenis van het woord Esperanto. Hij was beducht voor het tsaristische antwoord op zijn oproep tot een universeel communica tiemiddel. Maar wars van enige hang naar het vergaren van eigen roem wen ste Zamenhof vóór alles dat zijn taal een eigen leven ging leiden zonder dat daar aan voorgoed zijn naam werd gekop peld. IJdele hoop De hoop op blijvende anonimiteit is ij- del gebleken, nu „doktoro Esperanto" al lang is ontmaskerd als dr. Zamenhof. Zoals een jaar voor het honderdjarig be staan van het Esperanto feitelijk moet worden vastgesteld dat Zamenhofs hoop op algehele verbreiding van zijn taal ijdel is gebleken. Vast staat dat het Esperanto in ruim 100 landen op grotere of kleinere schaal wordt gesproken. Maar om nu te spreken van een wereld taal, zelfs de meest fervente esperantist gaat dat te ver. Diezelfde esperantist zal evenwel uiterst bevlogen de nogal eens gehoorde stelling bestrijden dat het Es peranto een op sterven na dode taal is, bijna een eeuw kunstmatig in leven ge houden door idealisten die het liefst vluchten in hun eigen sectarisme. „Inderdaad wordt vaak gedacht dat de Esperantobeweging uitgestorven is, dat de taal nooit tot leven is gekomen. Je reinste kolder is dat, het tegendeel is waar. Je hoort ook wel zeggen dat espe rantisten communisten zijn. Waarom? Omdat de taal het eerst werd gesproken in wat nu het Oostblok is. En dat terwijl het Esperanto juist alle gezindten bindt. Hoe iemand politiek denkt, welke geloof iemand aanhangt, voor ons is dat van minder belang dan de mogelijkheid dat mensen over de grenzen heen met elkaar in contact kunnen treden. De moeilijk heid is dat de meeste mensen niet weten wat Esperanto is. Men kent de taal niet. men kent de achtergrond niet. En wat is honderd jaar op een eeuwigheid? Een korte tijd toch, en dan is het ongelooflijk dat twintig miljoen mensen het Esperan to gebruiken. Verspreid over de hele we reld. En dat ondanks de tegenwerking van vele regeringen, omdat regeringen nationalistisch plegen te denken", aldus de Haagse esperantist Edwin Burg. „Ieder mens is geneigd conclusies te trekken, zonder iets op waarheid te con troleren. Wat de boer niet kent, lust-ie niet. Wij esperantisten zijn idealisten, geen wereldvreemde neuroten", zo voegt mevrouw Joek Naber er aan toe. Lagere klassen Met veel elan pleiten ze voor de taal die hen uiteindelijk heeft gepakt. Eens stonden Edwin Burg en Joek Naber net zo sceptisch tegenover het Esperanto als menigeen die behoort tot de buiten wacht. Op 71-jarige leeftijd liet mevrouw Naber zich' door Burg bekeren tot de taal, die bij haar tot dan toe niet in het minst enige weerklank vond. Op haar bureau vond de toenmalige medewerk ster van de Wereld Unie een groeiende stapel brieven van Iraniërs, die zich be dienden van het Esperanto. Met gevolg dat ze telkens weer bij Burg moest aan kloppen voor een vertaling. „Zelf heb ik altijd gedacht dat het een taal was voor de lagere klassen", biecht Joek Naber op. „Voor mensen die geen buitenlandse taal kennen en toch met buitenlanders willen communiceren". „Tot voor twintig jaar dacht ik daar net zo over", geeft ook Burg toe. „Toen het voormalige kamerlid Van Rijckevor- sel mij ertoe overhaalde om Esperanto te gaan leren dacht ik: wat moet ik ermee? Volkomen ten onrechte, zeg ik achteraf. Ik ben er achtergekomen dat het Espe ranto geen codetaal is, maar een van de meest geëvolueerde talen. Ik zou haast zeggen, het is een taal voor dichters. On gelooflijk wat voor mogelijkheden het Esperanto biedt. Maar velen vinden het nu eenmaal veel sjieker staan om te zeg gen: ik spreek Oezbeks. Of iets derge lijks. Want hoe moeilijker de taal is die men spreekt, hoe meer status eraan wordt ontleend. Snobisme". Vrijwillig Door hun leeftijden ontslagen van ver plichtingen ten opzichte van enige werk gever leggen ze zichzelf thans vrijwillig („iedereen die hier werkt, doet dat be langeloos") een deeltijdtaak op om het ideaal van Zamenhof, dat bij hen op late re leeftijd alsnog is aangeslagen, vanuit het Esperanto Centrum Nederland on der de mensen te brengen. Wat binnen de muren van het ECN in het geheel niet bijzonder is, zolang die ene medewerker zich vanuit zijn werk naar de Haagse Riouwstraat spoedt, teneinde in zijn De huiskamer ais leslokaal van de Esperanto-cursus. De Leidenaars Manna en Henk Beijne links aan tafel): ,JSr i$ geen geld beschikbaar voor het kuren van een zaal, vandaar dat we les geven aan tafel". (foto Hotvssti door Gerard van Putten In het begin van de jaren zeventig presenteerden Kees van Kooten en Wim de Bie op de televisie een Esperanto-cursus voor Teleac. (foto Kippa» lunchpauze nog enige arbeid voor het ECN te verstouwen. Het enthousiasme voor het Esperanto kent hier derhalve geen grenzen. Vrijwel niemand uitgezonderd („Er werkt alleen een Poolse vrouw hier") zijn alle mede werkenden in het bezit van de Neder landse nationaliteit, de voertaal op de werkvloer is consequent Esperanto. Ro kers worden gewezen op het opschrift „bon volu ne fumi", gelieve niet te ro ken. Voor een wederzijdse begroeting wordt hier „saluton" verre geprefereerd boven het kil klinkende 'mögge'. Een af scheid wordt ingeluid met „gis revido" in plaats van 'tot ziens'. „We ontvangen geen enkele vorm van subsidie. Het ECN leeft bij de gratie van de donatie", is de uitleg van Edwin Burg, door ingewijden aangeduid als de motor van het taaiinstituut. „Wie iets wil weten over Esperanto krijgt voorlich ting in de breedste zin van het woord. We organiseren cursussen, maar staan los van welke vereniging dan ook. Maar informeert iemand naar een confessio nele kring van esperantisten in z'n om geving of naar een club van de bond van arbeiders-esperantisten, we verstrekken onmiddellijk het desbetreffende adres". Het verkochte aantal exemplaren van het tien jaar geleden verschenen woor denboek van Middelkoop neemt Burg als graadmeter om te komen tot een schatting van vijftienduizend esperan tisten in Nederland. Lang niet allemaal zijn ze gebonden aan een van de vele verenigingen; rond tweeduizend staan ingeschreven als lid. Leiden In Leiden pogen Henk en Manna Beij ne al jaren gehoor te vinden voor de we reldtaal. Hun afdeling, die vijftien actie ve leden telt, behoort tot de bond van arbeiders-esperantisten in het Neder landse taalgebied. Henk leidt al een jaar of 25 cursussen in zijn woning aan de Vijf Meilaan, al vindt hij zelf „cursus een groot woord". „Het is huiskamerwerk, alles gebeurt hier aan tafel, want geld om een zaal te huren hebben we niet. We houden cursussen voor beginners, voor gevorderden en we hebben conversatie cursussen. Allemaal in groepjes van Onlangs heeft Henk Beijne ook een verhaal over Leiden geschreven voor het eens per jaar verschijnende orgaan van de internationale bond van arbeiders-es perantisten, de Sennacieca Revuo. De foto's heeft Beijne erbij geleverd. In bin nen- en buitenland lopen de Beijnes congressen af. Met andere Leidse espe rantisten staan ze geregeld op de Uit markt in de Pieterskerk. Hun wervings activiteiten hebben de kring van Espe rantisten echter nauwelijks groter ge maakt, ze geven dat eerlijk toe. De res pons blijft veelal beperkt tot sympathie betuigingen. „De jeugd krijg je haast niet te pakken, de jongeren moeten al vijf talen leren. En van degenen die zich wel enthousiast melden voor de begin nerscursus, willen er nogal eens een paar zo rond de tiende of vijftiende les afhaken. Ze moeten zich dan wat meer inspanningen getroosten en dan zie je het enthousiasme minder worden. Wat jammer is, want iemand met een beetje verstand kan het Esperanto in een jaar tijd onder de knie krijgen". Dat laatste vindt naar de mening van ECN-medewerker Edwin Burg zijn oor zaak in de uitgekiende samenstelling van het Esperanto. „De taal draagt geen overtollige ballast zoals andere talen. Het is taal in een notedop, maar met een geweldige uitdrukkingskracht. Het Es peranto is maar gebonden aan zestien grammaticale regels, uitzonderingen op regels bestaan er niet". Koptelefoons Onherroepelijk verleidt die opmer king tot het stellen van de vraag waarom de taal van Zamenhof dan nooit echt door de wereldbevolking als omgang staal is omhelsd. Waarom internationale politici elkaar afluisteren met koptele foons, terwijl een jaartje of twee blokken garant staat voor het spreken van Espe ranto als de moedertaal. „Zodra de inter nationale politici zich gaan bedienen van het Esperanto, komt de werkgele genheid van de tolken in gevaar. Tolken zien ons als een bedreiging", zegt Henk Beijne. „Aan het Esperanto valt niets te ver dienen. Kijk de personeelsadvertenties er maar op na, gevraagd wordt om ken nis van het Engels, Frans, Duits of Spaans. Daarom denkt iemand, die in de bloei van z'n carrière zit, niet aan Espe ranto", is de visie van Edwin Burg. „Maar", stipt hij nog een oorzaak aan, „ook door de koloniale politiek van de Engelsen en Fransen heeft het Esperan to geen vaste voet op de aardbodem kunnen krijgen. De Engelsen en Fran sen hebben jarenlang gedacht: laat de negers in de kolonies maar Engels of Frans leren, des te groter wordt onze in vloed in de wereld". „En de intellectuelen kijken neer op het Esperanto vanwege de eenvoudige samenstelling", bitst Joek Naber. „Ze zeggen ook altijd dat Esperanto een kunsttaal i§". „Het Italiaans is dat ook", weet Burg „Dante heeft uit verschillende dialecten de Italiaanse taal samengesteld. Het Duits, het zogenaamde Hoch-Deutsch is door Goethe kunstmatig geordend. Toen Noorwegen onafhankelijk werd, hebben ze daar een vergeten dialect op gerakeld. Het Nynorsk. Het Bahasa In donesia is ook een kunstmatig georden de taal. Maar daar praat niemand over. Zodra het over Esperanto gaat, heeft ie dereen het over een kunstmatige taal". „En dat is onzin", vult Henk Beijne aan. „Het Esperanto leeft. Zoals elke taal wordt het telkens aangevuld met nieuwe woorden. Een dode taal is het dus niet, zoals wel wordt beweerd, een dode taal kent geen woordaanvullingen". Hulp Levende taal of niet, de wereldtaal leeft in de wereld niet zó sterk dat een drager of draagster van de groene ster ergens in het buitenland de eerste de beste passant de weg kan vragen in het Esperanto. De esperantisten zullen de eersten zijn om zulks te bevestigen. Te gelijkertijd zullen ze eraan toevoegen hij daar weinig in, maar uiteindelijk heeft-ie het zich lacherig eigen ge maakt". En nu is die padvinder getrouwd met een Japanse. Lange tijd hebben ze zich moeten behelpen met het Esperanto bij gebrek aan kennis van eikaars landsta len. Zodat het ook kon gebeuren dat de kinderen het Esperanto als moedertaal met de paplepel kregen ingegoten. Niettemin vergrijst het gilde van groe ne sterren. Zeker in dit land. Vóór de Tweede Wereldoorlog beleefde het Es peranto een opbloei. Dikwijls daartoe door de omstandigheden gedwongen moesten de jongeren van toen eerder dan de jeugd van nu de schoolbanken verlaten, zodat ze logischerwijs ook min der in de gelegenheid waren zich de ken nis van moderne talen te verwerven. Ook in die tijd bestond evenwel de be hoefte om relaties aan te knopen met mensen buiten de landsgrenzen, zodat toen veelvuldig naar het gemakkelijk te leren Esperanto werd gegrepen als ver vangingstaai voor het FYans, Duits of Engels. Tijdens en na de Tweede Wereldoor log kwam er min of meer de klad in het Esperanto. Hitler en (later) Stalin ver trapten de internationale taal. Der Füh rer door esperantisten een enkele rit naar de concentratiekampen te laten maken, Stalin door ze te verbannen naar de Goelagarchipel. „Na de oorlog leefde hier in Nederland het Esperanto weer even op", herinnert Henk Beijne zich, „maar al gauw moes ten de kinderen op scholen Frans, Duits en Engels leren. Zodat ze eigenlijk geen zin hadden of de behoefte voelden om ook nog eens Esperanto te gaan stude ren. Wat ik op zich best kan begrijpen, al is aangetoond dat iemand sneller een vreemde taal kan leren als-ie al Esperan to kent". „Het klopt dat er tot voor een jaar of vijf, zes nauwelijks groei zat in het aantal esperantisten", bevestigt Edwin Burg. „Langzaam maar zeker zie je de interes se toenemen. Vooral omdat nogal wat VWO'ers de taal opnemen, is er sprake van een toename van de Nederlandse Esperantojeugd". Hoop dat ze buitenslands toch baat hebben bij hun taalkennis. Want: iedere zichzelf respecterende aanhanger van het Za- menhof-ideaal kan terugvallen op het Jarlibro, een jaarboekje dat communica tiestoornissen met autochtonen indirect oplost. Het Jarlibro vermeldt de namen, adressen en telefoonnummers van de verspreid over de aardbol wonende con tactpersonen, die het Esperanto machtig zijn. De bereidheid tot het verlenen van hulp kenmerkt trouwens de doorsnee esperantist; nog altijd opererend vanuit een minderheidspositie vindt men el kaar in onderlinge saamhorigheid. Als bijvoorbeeld een Pool buiten de lands grenzen een congres wil bezoeken maar het verblijf niet kan bekostigen, dan wordt er onderling gelapt om hem daar toe wel in de gelegenheid te stellen. Blijkt dan dat-ie artistiek begaafd is, zo als die ene danser uit Warschau, dan vra gen de esperantisten om een optreden als intermezzo van het overleg, „zodat zo'n man zichzelf uiteindelijk betaalt". De meer vermogende esperantisten tasten wat dieper in de beurs om ook die ene Aziaat in de gelegenheid te stellen lid te worden van de wereldorganisatie. „De jaarcontributie bedraagt 70 gulden. Voor iemand uit Azië betekent een der gelijk bedrag een paar maanden salaris". Esperantisten kunnen via het Pasporta Servo in vijftig landen terecht bij gastge zinnen, die bereid zijn gratis open huis te houden voor taalgenoten, mits ze te goeder naam en faam bekend staan. En ten slotte: het Esperanto heeft meer dan eens dienst gedaan als koppeltaai. Padvinder Edwin Burg kan daar smakelijk over vertellen. Hij kent een Nederlandse pad vinder die naar een jamboree in Japan wilde, die in dat land contacten wilde leggen met de plaatselijke bevolking. „Zijn probleem was dat-ie de Japanse taal niet sprak. Leer dan Esperanto, heb ik toen gezegd. Zoals bijna iedereen zag Niet alleen die ontwikkeling sterkt Burg in de mening dat er alsnog hoop gloort voor het Esperanto als internatio nale omgangstaal. Hij verwijst naar de onlangs in Sofia gehouden algemene vergadering van de UNESCO, waar een resolutie werd aangenomen die sympa thie betuigt voor de doelstellingen van de Esperantobeweging. Hij verwijst naar Iran, waar massaal de studieboeken ter hand worden genomen. Naar het Verre Oosten waar de Esperantostudie in de mode is. Naar Bulgarije en Honga rije, waar het Esperanto als tweede taal wordt onderwezen. Dan, meldt hij ook, kan het Bureau Systeem Ontwikkeling in Utrecht put ten uit twee subsidiebronnen („het mi nisterie van economische zaken heeft ze ven miljoen bijgedragen, de EG een kwart miljoen") ter stimulering van een project dat versnelling van de taaicom municatie via de computer beoogt. Met het Esperanto als tolk tussen twee talen om bij vertaling het verlies aan uitdruk kingskracht tot een minimum te beper ken. Ten slotte: met andere esperantis ten heeft Burg met instemming het ini tiatief van de Brit Brian Key begroet om binnen het Europese Parlement een groep esperantisten te vormen. "Nu kan Dankert wel zeggen, we moe ten maar Engels, Frans en Spaans gaan spreken, maar dat is kolder. Een niet- Engelsman of met-Spanjaard kan nog zo goed Engels of Spaans spreken, als het er op aan komt moet-ie het wat taalken nis betreft toch tegen een Engelsman of Spapjaard afleggen. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat het met democra tisch is om een nationale taal tot interna tionale omgangstaal te bombarderen. Uiteindelijk spreekt maar tien procent van de wereldbevolking Engels als moe dertaal. Met meer recht zou je kunnen zeggen: iedereen moet Chinees spreken. Een derde deel van de wereld spreekt dat". Omgangstaal Dr. Zamenhof, de vader van de Esperantobeweging. (foto „Hoe kun je in vredesnaam een ge meenschap in stand houden als men el kaar niet verstaat? Binnen de EG wor den nu tien talen gesproken, een com plete chaos is het, handenvol geld wordt er uitgegeven aan vertalingskosten. Het zijn de politici geweest die ons hebben geconfronteerd met de vreemde talen krachtens de leerplicht.. Het zullen ook de politici moeten zijn die krachtens de leerplicht een internationale omgangs taal op scholen moeten introduceren. Zodat iedereen op voet van gelijkheid met elkaar kan praten. Welke taal er ten slotte zal worden gebruikt, weet ik niet. Ik weet dat er naast het Esperanto nog andere planmatig ontwikkelde talen be staan. Zoals het Interlingua, het Ido, het Novial, het Neo en nog een paar. Maar die zijn op de bureaus van de bedenkers blijven liggen. Ik durf dan o^k te stellen dat er nu als internationale taal geen an dere keus is dan het Esperanto. De Chi nezen, op en top kooplieden toch, begin nen dat te beseffen. Die gebruiken het Esperanto steeds meer als handelstaal". Contacten Esperanto invoeren op scholen op grond van de leerplicht, voor Leidenaar Henk Beijne hoeft het niet. Voor hem staat het plezier van het hebben van in ternationale contacten voorop. „Als je kinderen ertoe verplicht een voor hen vreemde taal te leren, gegarandeerd dat een aantal van hen er tegenaan gaat hik ken. Plicht heeft iets dwangmatigs. In het verleden hebben al genoeg kinderen met het geweer op zich gericht een ande re taal moeten leren. In Wales kregen kinderen vroeger slaag als ze hun eigen taal spraken in plaats van het Engels" Zonder zich verder daarover te willen uitspreken, beweert Burg evenwel dat-ie redenen heeft om aan te nemen dat het Esperanto ooit de klas in komt. Sterker nog: voor hem staat het vast dat men te land, ter zee, in de lucht of waar ook ter wereld de nalatenschap van dr. Zamen hof eens als een bruikbare vondst zal op pakken. „De mensen", zegt hij met de overtuigingskracht van een zendeling, „worden ertoe gedreven door de om standigheden. Daarom is het voor mij ook geen vraag of het Esperanto de 200 jaar haalt, dat is voor mij een zekerheid" Inlichtingen over E&peranto: het ECN' in Den Haag, op werkdagen van 10.00 uur-15 00 uur. telefoon 070-556677.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 25