Op zoek naar 't centrum Twee uitersten Babbelende Haenen Wrok in jeugdherinneringen katholieken 'Moesasji': eenvoud geduld en wijsheid Avonturenverhalen DE KEER Met Cees Nooteboom door Amerika Gemekker over Hilversums wereldje zonövliet PAGINA 12 DINSDAG 7 JANUARI 1986 Plaatsen waar je nog nooit bent ge weest, plaatsen waar je alleen de in maar van kent - het is gek, ir ergens in de magazijnen van je hersens lykt een map te liggen vol met foto's w.aarop je de wazige omtrekken ervan kunt waarne men. Net zoals er bij het uitspreken van het woord 'Enkhuizen' een be paalde voorstelling opdoemt voor je geestesoog, zo zorgt ook de plaatsnaam 'Milwaukee', ik noem maar iets, voor een 'plaatje'. Hoe dat tot stand is gekomen in de 'donkere kamer' van de hersens? Wie zal het weten. Misschien heb ben de eerste aardrijkskundeles sen wel voor dat archetypische beeld gezorgd. Hieraan moest ik denken tijdens het lezen van Cees Nootebooms nieuwe bundel met reisessays 'De zucht naar het westen', waarin de auteur een trits van reizen door de Verenigde Staten heeft vastgelegd. Op de eerste bladzijde van dit boek schrijft Nooteboom, die zich dan bevindt aan de Penobscot Baai: "Waarom is iets dat je je überhaupt niet had voorgesteld an ders dan je je had voorgesteld". Dit Ujkt zo op het eerste gezicht een te genstrijdige uitspraak, maar ik weet wat hij wil zeggen. Het is trouwens een van de weinige voor beelden waarin hij de 'grammatica' van zijn eigen gedachtengang mis schien niet zo erg zorgvuldig analy seert. Nooteboom was immers van tevoren al op de hoogte van zijn reisdoel, van de naam van de plaats waar hij naar toe wilde en dat is genoeg voor een 'wazige' foto. Een honderd bladzijden verderop schrijft hij: "Want wat is nu eigen lijk reizen? Is dat zijn waar je bent, of is het 't leggen van een werkelij ke wereld op de wereld van je ver beelding en kijken of het klopt?" Ik denk dat dat inderdaad zo is. Maar goed: de verhalen zelf. De meeste ervan zijn al verschenen in de Avenue. Hoewel ik het blad juist vanwege Nootebooms mede werking regelmatig aanschafte, moet ik nu tot mijn schrik consta teren, dat ik niet één verhaal tot het einde toe heb uitgelezen. Ik realiseer mé nu pas hoe dat komt. Het zijn de prachtige foto's waarvan de reisverhalen vergezeld plegen te gaan. Ik wil niemand het Cees Nooteboom brood uit de mond stoten, maar het is dubbelop. Ik bedoel: én Noote booms rijke, beeldende stijl én die schitterende foto's: dat is te verge lijken met het bezoeken van een bioscoop waar twee films over el kaar heen worden geprojecteerd. Nu bevat ook dit boek wel enkele foto's, maar ten eerste zijn ze in zwart-wit afgedrukt en ten tweede vervullen ze duidelijk een onderge schikte rol. Een van de interessantste verha len in dit boek vond ik 'Autopia', het verslag van Nootebooms ver blijf in Los Angeles. Een arts die een globale indruk wil krijgen van de gezondheidstoestand van zijn patiënt, zal eerst de hartslag beluis teren. De reiziger heeft wat dat be treft wel iets met hem gemeen: om te kijken of een stad 'leeft' zal hij zijn schreden richten naar het cen trum ervan. Zo ook Nooteboom in L.A. Hij informeert links en rechts, loopt vele kilometers, maar een centrum, nee, dat is er niet. Tot zijn schrik komt hij er achter dat L.A. alleen maar per auto is te 'lezen' en zich pas dan voordoet als een ge heel van een zekere 'dichtheid', als iets dat zich aan ons, Europeanen, voordoet als een stad. Het zijn niet alleen de 'beschaaf de' gebieden die Nooteboom door kruist. Met de trein, dat vervoer middel dat altijd 'de achterkant' van de dingen lijkt op te zoeken, bereikt hij de zonderlingste ge huchten, plaatsen die nog getuigen van het harde leven van de eerste pioniers, waar men de 'pennies off a dead man's eyes' stal. Over het 'mythische' ras van cowboys noteert Nooteboom: "De cowboy als kind is ondenkbaar, en wie erover nadenkt zal toe moeten geven dat hij er nooit over nage dacht heeft dat de cowboy ooit 'ontstaan' is, ze waren er gewoon altijd, net als de Indianen en de bi sons, uit het nevelige niets van de geschiedenis reden ze de prairie op, compleet met hoed, paard en pistolen, en toen ze er dan toch wa ren reden ze meteen door naar Hol lywood, en daar leefden ze nog lang en gelukkig". CEES VAN HOORE 'Ligt mijn broek daar nog ergens?' Hij haalde hem te voorschijn met zijn voet. Wist waar hij moest zoeken, dacht ze. Honderden broeken zo opgevist. Als ik met hem blijf omgaan, dacht ze, zal ik mijn hele leven blijven zeuren". Denkt Dilia, een van de de twee hoofdpersoen in Tom Pauka's roman Lente voor beginners, als zij en haar partner door de politie van het eiland Madeira worden gemaand ogenblikkelijk te ver trekken. ("Ze werden met een politieauto naar het vliegveld ge bracht en moesten daar wachten tot het eerste toestel dat niet volgeboekt zou zijn".) We zijn dan op een tweetal bladzijden na, aan het eind van de roman gekomen en vragen ons nog steeds af of Dilia en Olof, de trut en de bokser-escortboy elkander tenslotte "krijgen". Tot dan houdt de auteur ons in spanning en blijven we hopen: "Naast de koffiekopjes lagen twee zonnebrillen met de poten uit geklapt en de glazen naar elkaar toe. Bijvoorbeeld, laten we zeg gen, dacht ze, twee blinde mensen die elkaar tot op een neuslengte genaderd zijn". Terug naar de chronologie. Pauka's nieuwste roman beschrijft de romantische toenadering tussen twee volstrekt uiteenlopende mensen. Op haar verjaardag wordt de nette, truttige en maagdelij ke 40-jarige Dilia geconfronteerd met een origineel en dubieus "cadeau" van haar kantoorgenoten: Olof, werknemer van een es cortbureau voor eenzame, ongehuwde dames. De smakeloze, gê nante ontmoeting wordt uitermate verzacht door het sympathieke optreden van Olof zelf, een rechtdoorzeeë, analfabete ex-bokser die het ook allemaal niet zo slecht bedoelt. Dilia, tot in haar ziel beledigd, pikt het niet en krijgt met Olof als getuige haar gelijk, en twee weken vakantie van de zaak. Ze is gecharmeerd geraakt van de goedmoedige gigolo en neemt hem op haar kosten mee naar Madeira, alwaar ze allermoeizaamst nader tot elkaar komen. Beiden hebben hun innerlijke kwellingen en schaaamtes. Dilia zit met haar eenzame truttigheid. angst voor en interesse in seks, èn met Olof s zakelijke activiteiten in dat op zicht. Willoos laat ze het leven aan zich voorbijgaan: "Ze stond vrywel nooit uit vrije wil aan de kant, de gebeurtenissen spuwden haar uit". - en ze zou, op haar leeftijd wel eens wat anders willen: "Hiernaar, naar vervoering, had Dilia een op heimwee lijkend ver langen". Olof, die in het normale leven maatschappelijk een flink aantal treden lager staat, tobt over andere zaken: hij schaamt zich met name voor zijn analfabetisme. Op Madeira leert Dilia hem lezen, uiterst behoedzaam leren ze elkaar kennen en hun frustraties te bespreken, hun afzonderlijke schaamtes min of meer te overwin- Dit hele proces heeft Pauka aardig en subtiel beschreven, waar door we niet al te veel moeite hebben met de irreële wereld van verschil tussen beide tragikomische underdogs. Het magere gege ven van de roman ten spijt, zijn er toch tal van omzichtige dialogen en pretentieloos weergegeven acties te genieten. De seksualiteit bijvoorbeeld is enkel als "onderstroom" present, maar komt plots aan de oppervlakte als Dilia haar vakantiemaatje ervan verdenkt zyn vak op andere dames op het eiland uit te oefe nen. De realiteit is anders - ik zal het u niet verklappen. Lente voor beginners, samenvattend, is eet] vlot leesbaar, lite rair nogal oppervlakkig boek. "Een klucht?" vraagt de flaptekst retorisch. "Ja. Ook een romance. En een milde satire op twee, op het oog onverenigbare, leefstijlen. Een roman met een haast onbe wijsbare groeiende erotiek en met scherp, maar met sympathie, geobserveerde personagesf..)". Dat klopt, maar met de aantekening dat het hier om quasi-lite- rair amusement handelt. In een romantische reeks, direct lever baar door klein- en grootgrutter, zou het in deze editie misstaan - maar dan ook nèt. ROB VOOREN Lente voor beginners, Tom Pauka, Uitg. Querido, 28,50. Paul Haenen is beter bekend als Margreet Dolman, de vrouw die een programma maakt voor de Amsterdamse zender Radio Stad en vroeger Sonja Barend altijd opbelde aan het einde van haar show om te babbelen over de gasten en de kleding van Barend. Haenen schreef ook een aantal toneelstukken. Naast acteren is hem het schrijven van teksten dus niet onbekend. Maar is hij een schrijver? Feitelijk natuur lijk wel, maar nu ik 'Wacht maar, jongen', het prozadebuut van Haenen, uitheb ben ik geneigd om met nee te antwoorden op die vraag. 'Wacht maar, jongen', speelt zich af in het Hilversumse me- diawereldje. O nee, hoor ik u roe pen. En dat was ook mijn eerste reactie. Boeken waarin de Gooi- se Matras als decor fungeert, zijn bijna zonder uitzondering saai. Saai zou ik 'Wacht maar, jon gen' nu niet direct willen noe men. Saai is teveel gezegd. Want waar gaat dat boek van Haenen nu welbeschouwd eigenlijk over? De uitgever weet het ge lukkig wel: "Maar het boek géét over lief de, niet over één mooie of tragi sche liefde, maar over verschil lende vormen ervan: intens of oppervlakkig, gewild of niet ge wild, bereikbaar of onbereik baar, voorbij of verwacht". Met die verschillende vormen loopt het wel los. Ja, de hoofd persoon is verliefd op de meedo genloze Rob, dagdroomt soms op Reviaanse wijze over de buur jongen en heeft uiteindelijk ook nog wat met een getrouwde col lega die een uitstapje naar het homoseksuele onderneemt. Maar al deze verschillende vor men van liefde worden op dezelf de vlakke manier beschreven door Haenen. Nergens in zijn boek tref je ook maar één interes sante gedachte over de liefde aan, de schrijver babbelt er op los zoals Margreet Dolman dat vroeger deed aan het einde van een uitzending van Sonja Ba rend. Haenen schrijft ook geen zin nen, meestal zijn het zinnetjes. Zinnetjes waarmee hij bij voor keur hele lappen dialoog aan el kaar breit. En op dialogen is deze 'schrijver' dol. Hij kan er maar niet genoeg van krijgen. 'Wil je wat drinken?' vraag ik haar. 'Ik moet eigenlijk jou wat aan bieden, want ik heb jou uitgeno digd'. 'Dat komt straks dan wel. Wat wil je?' 'Geef mij ook maar een sherry'. Ik drink m'n glas leeg en roep een ober. (Een brei-zinnetje!) 'Een pils en een sherry graag'. En zo mekkert Haenen maar door. Er is gelukkig één voor deel: je bent de inhoud van dit boek door al dat loze geouwe hoer ook weer snel vergeten. Vlak voordat ik aan deze recen sie begon, mocht ik dat zelf nog meemaken. Waar ging 'Wacht maar, jon gen' ook al weer over? Gelukkig is er nog een voordeel: je hebt dit prozadebuut ook zo uit. Herlezen is dus geen probleem. Wel tijd verspilling. WIM BRANDS Wacht maar, jongen Paul Haenen Uitgeverij Van Gennep •Paul Haenen Het geschiedschrijven, maar dat geldt ook het schrijven van me moires of het opschrijven van (jeugd)herinneringen, mag zich niet beperken tot het vastleggen van de waarheidsgetrouwe fei ten. Het dient tevens een terug blik te geven op de tijd, waarin de persoon leefde oftewel het feit plaats vond. Het "zomaar" trans poneren van personen of feiten naar de huidige tijd doet de be schreven mensen en de gesigna leerde voorvallen onrecht. Hier tegen wordt door auteurs nog al eens gezondigd. Het tweede dat mij bij het le zen van memoires of beschrij ving van (jeugd)herinneringen - en in mijn geval van katholieke signatuur - opvalt, is de wrok die de auteur of schrijfster ten op zichte van het katholieke verle den manifesteert. Van enige mildheid, die men toch bij het klimmen der jaren enigszins mag verwachten, is vaak niet of nau welijks sprake. En mijn derde bezwaar is: waarom worden toch bijna altijd alleen maar de nare dingen opgehaald? Heeft men echt geen fijne dingen meege maakt? In mijn jeugdherinneringen "Onder dak zonder dak "kijkt de bekende katholieke (tekstschrij ver en dichter Michel van der Plas met nogal wat wrok terug op zijn jeugd in Den Haag. De jonge Ben Brinkel, want dat is zijn werkelijke naam, kreeg geen (zichtbare) liefde van zijn moe der. Zijn vader was te streng, en het huis waarin hij opgroeide was te somber. Op de klein-semi- narie Hageveld tijdens de oor logsjaren "was je niemand". In zijn zestien jaar geleden sa men met Godfried Bomans ge schreven herinneringen "In de kou" was de schrijver veel mil der ten opzichte van zijn katho lieke verleden. Hij is overigens niet voor niets geen priester ge worden. Het dichten kreeg de overhand en "dichten is de hoog ste vorm van hoogmoed" aldus regent Henning. Dus kon Van der Plas zijn koffers pakken. Toch waagde hij het erop. "Maar Guido Gezelle dan?". De regent had een afdoend antwoord: "Dat was een heilige en dat ben jij niet". Ben Brinkel was het ge heel met hem eens en verliet het seminarie om de dichter Michel van der Plas te worden. In de loop der jaren heeft hij gelukkig mooiere dingen geschreven dan deze "flarden van een jeugd". Ik had er iets meer van verwacht. Els Wolters heeft met haar "Nooit meer ja en amen" de door haar beschreven personen en voorvallen onrecht aangedaan, omdat zij ze uit de context van^de tijd licht, waarin de personen leefden en de situaties zich voor deden, de katholieke tijd van vóór de oorlog. De "scherven" uit haar katholieke jeugd blijven daardoor brokken, temeer daar ze het vermogen mist van het (boeiend) schrijverschap. Dat is overigens niet mijn belangrijkste bezwaar tegen haar (eerste) boek. Waar ik meer moeite mee heb, is dat zij de bekende en uiten- treure vertelde verhalen weer eens de revue laat passeren maar alleen in negatieve zin. Dat zij vol angst zat voor de he ren geestelijken en met name voor de nonnen, dat hebben wij van alle katholieke vrouwen van 60 jaar en ouder omstandig ge hoord. Dus dat geloof ik. Maar ze heeft het over herinneringen van toen ze 4 jaar was. En ze bekijkt de personen en zaken van toen met de bril van nu. De door haar beschreven personen waren net als zy "kinderen van hun tijd". Waarom toch niet wat met meer plezier en met milde glimlach te ruggekeken naar de prettige din gen uit die tijd? Ik kijk liever naar de foto's van vrouwen in de katholieke kerk, die te zien zijn in het boek "Dienstmaagd des Heren?" van Catrien Ariëns en Bertien van Manen. Zij geven een duidelijke lijn van vrouwelijke religieuzen van binnen de kerk naar buiten. Van de slotzusters naar de zus ters, die zich het lot aantrekken van de heroïnehoertjes. De beide fotografen hebben de tijd van de "dienstmaagd des he ren" bewust meegemaakt. Zij hébben in foto's vastgelegd wat er over is van dat vertrouwde tra ditionele roomse leven. En dat is nog redelijk veel! De 80-jarige Carmelites, die het doordram- men in de zestiger jaren betreurt, wordt afgewisseld door de Fran ciscanes, die demonstreert vóór het hek van Woensdrecht. De fo to's geven weer hoe de vrouwelij ke religieuzen en leken uiting ge ven aan hun rooms-katholieke geloof. De tekst van Annelies van Heyst verduidelijkt voor zover nodig de intentie van de foto's. En de vrouwen hebben in de kerk recht van spreken, want "vrouwen zijn alle eeuwen door de trouwste kerkgangers geweest", aldus prof. dr. Catharina J.M. Halkes in haar voorwoord. Michel van der Plas, Els Wol ters en de vrouwen in het foto boek zyn mensen van vlees en bloed. Herkenbaar voor ieder ge woon mens. Dat is minder het geval met de zaligverklaarde Ti tus Brandsma. Wie dat was heeft U in de afgelopen tijd in geuren en kleuren overal kunnen lezen, horen en zien. Wat na lezing van het schitte rend geschreven boek van H.W. Aukes - de biograaf van kardi naal de Jong - over het leven van Tinus Brandsma opvalt is dat Ti tus geen martelaarsdood in het concentratiekamp Dachau nodig had om heilig te worden. Hij is het zyn hele leven geweest. Vol gens zyn medegevangenen en menig beul in. gevangenis of kamp was hii een heilige. De uitspraak van een Pools au teur - "heiligenlevens lees ik graag van achteren naar voren, in de hoop dat er geleidelijk weer iemand mens wordt" - indachtig heb ik het boek daarop nog eens doorgebladerd. Titus was een mens, maar een goed mens, die wist dat - volgens eigen zeggen - "een goed leven wordt bekroond door een goede dood". Aukes had zijn eerste versie over het le ven van Titus al in 1947 gepubli ceerd. Deze herschreven versie is Titus ten volle waard. "Onder dak zonder dak", Mi chel van der Plas, uitg. Aga- thon, 24,50. "Nooit meer ja en amen", Els Wolters, uitg. Gooi en Sticht, ƒ24,-. "Dienstmaagd des Heren?", Catrien Ariëns en Bertien van Manen, uitg. Waan- ders, 29,50. "Het leven van Titus Brands ma", H.W. Aukes, uitg. Het Spectrum, 39,90. THEO KROON ADVERTENTIE BOIKHANDEI BV J Haarlemmerstraat 117 j Leiden-tel. 120421 algemene- en assortimentsboekhandel full-time bestelafdeling levertijd vanaf 2 dagen Er ligt een wereld van verschil tussen de ook door de televisie bekend geworden grote Japan- roman 'Shogun' van James Cla- vell en het nu in een Nederlandse vertaling verschenen epos 'Moe sasji' van de Japanse auteur Eiji Josjikawa. Toch grenzen de twee verhalen aan elkaar. Josjikawa's boek be gint waar dat van Clavell op houdt, namelijk bij de bloedige veldslag van Sekigahara. Moe sasji streed bij de verliezers. Maar in het zeventiende eeuw- se Japan was geen plaats voor verliezers. De hoon en de haat, die hij terug in zijn geboortedorp ontmoet, vormen de lont in het kruitvat dat zich zal ontwikkelen tot de onoverwinnelijke zwaard vechter Moesasji, reeds bij zijn leven een legende. Moesasji volgt 'de weg van het zwaard' van het begin tot het ein de. Dat betekent lichamelijke en geestelijke ontberingen, die hem veel liefde en begrip Voor li chaam en leven bijbrengen. En diepgewortelde wijsheid, geba seerd op een mateloos respect voor een ander. Al is dat de grootste vijand. Daarin schuilt ook het grote verschil met het werk van James Clavell, die - hoe diep hij ook in de historie had gegraven - het le ven in het in die jaar voor vreem den volledig ontoegankelijke Ja pan tekent vanuit de visie van een buitenstaander. En vooral ook met het oog van de roman cier. Hij beziet de Japanse maat schappij van bovenaf. Hij volgt vooral prinsen en veldheren op de strijdvelden en in de slaapka mers. Bovendien zet hij accenten aan, waar die in de Japanse ka rakteristieken eigenlijk niet thuishoren. Hoe anders is de sfeer van Jos jikawa's lijvige boek. Hij neemt met oosters geduld volop de tijd om alles uitvoerig te om schrijven. Daarom duurt zijn ver haal bijna 1400 pagina's. En tot in de laatste alinea's blijft hij slepen met Japanse namen om iedereen de volle eer te geven, die hem toekomt. Met naam en vooral ook toenaam. Erg ingewikkeld. Maar voor het overige vertelt hy in eenvoudige, begrijpelijke en daardoor heel indringende zinnen hoe Moesasji zichzelf li chamelijk en geestelijk pijnigt en uitput om op de weg naar het zwaard de volmaaktheid zo dicht mogelijk te benaderen. In die bij na tedere beschrijving van wat soms uiterst hard en wreed over komt leert men het Japan van toen (en daarmee toch ook het Japan van nu) beter begrijpen. Josjikawa schreef zijn 'Moe sasji' in 1971. Twee jaar later ver telde Christopher Nicole het wa re verhaal van de 17de eeuwse Engelse zeeman Will Adams, die een belangrijke man aan het Ja panse hof werd. In ons land werd dat verhaal al eerder uitgegeven onder de titel 'Will Adams, heer van de Gouden Waaier'. Nu is het voor de tweede maal in druk ver schenen als 'Anjin Miura, samu- Een ondanks de eenvoudige verteltrant indrukwekkende ge schiedenis omdat zij zo sterk de verbijstering doet gevoelen van een westerling, die in een won derlijke andere wereld terecht komt. Dat hy door toeval de gunst van een prins kan verove ren doet niets af aan zijn verba stering over de rituele reiniging, over ongeremde liefdesbeleving, en over de gruwelijk hardvochti ge rechtspraak die in feite slechts één straf kent, de dood straf. Verbijstering ook over de oneindige erecode, waaraan soms alleen door een gruwelijke zelfmoord is te ontkomen. Maar ondanks die voortduren de verbijstering groeit uit de Brit langzaam een Japanner naar li chaam en geest. De man zou ech ter nooit zo'n bekendheid in onze dagen hebben verworven als Ja mes Clavell zich niet over hem had ontfermd. Want op deze fi guur entte hij zyn 'Shogun'. Maar wie Nicole en Clavell naast elkaar plaatst weet meteen hoe ook in de literatuur een schone, stoere spar kan worden aange kleed tot een blinkende ballen- boom, zoals we die uit de kerst tijd zo goed kennen. KOOS POST 'Moesasji' door Eiji Josjikawa, Else vier (ƒ49,50) en 'Anjin Miura, samu rai' door Christopher Nicole, Sijt- hoff 37,50). Wanneer we afgaan op de omslag van het boek 'De Gouden Stad' van Gillian Cross lykt het te gaan om een avonturenverhaal van dertien in een dozijn. Maar een maal begonnen ontdekt de lezer al snel dat de belevenissen van een aantal mensen in de oerwou den van Zuid-Amerika de aan trekkelijke verpakking vormen van een al even boeiende psy chologische roman. Centraal in het boek staat het meisje Paula, dat haar ouders vergezelt op een expeditie naar de verdwenen Gouden Stad van Inca-keizer Atahualpa. Een haas tig opgezette tocht, blijkt al snel. Hoe meer ze van de bewoonde wereld geraken, hoe groter de ri sico's zijn die Paula's vader neemt. Daardoor verongelukt een van de expeditieleden dode lijk. Het meisje begrijpt niets van de haast die haar vader maakt, antwoord op haar vragen krijgt ze niet. Nog meer ongelukken kunnen niet uitblijven. 'De Gouden Stad' is een bui tenissige avonturenroman, maar gelukkig zonder de bordkarton nen figuren die gewoonlijk dit soort romans bevolken. Cross schrijft over mensen van vlees en bloed met wie psychologisch van alles gebeurt. Alle expeditiele den ondergaan een onherroepe lijke verandering door hun erva ringen tijdens de tocht. Voor hen wordt de reis gaandeweg een ontdekkingstocht van het eigen ik. Dat geldt voor Paula's vader, maar ook voor Finn de fotot- graaf, en zeker voor Paula zelf. Zij zullen nooit meer dezelfden zyn als voor de expeditie. Het klinkt als zware kost voor een avonturenroman. Maar Cross toont zich een beeldend verteller die alle elementen in zyn verhaal tot een smakelijk ge heel aaneen weet te smeden. Voor iedereen vanaf 12 jaar. De Gouden Stad, Gillian Cross, vert. Diederike van Dor sten, uitg. Lemniscaat, f 25,50. Spoken Heel wat minder gecompli ceerd is het vakantie-avontuur dat Tonny Vos in haar nieuwste boek beschrijft: 'Spookt 't in Loch Ness?'. Mevrouw Vos is voornamelijk bekend vanwege haar historische jeugdromans. Dit keer heeft ze zich verdiept in spookverschijnselen in de Schot se Hooglanden. 'Spookt 't in Loch Ness' is een- gezellig ouderwets verhaal dat volgens beproefd recept is opge zet: jongens kamperend aan een groot meer, het Loch Ness in dit geval, beleven enge, maar span nende dingen. Ook helpen ze de politie een handje door een aan tal geheimzinnige diefstallen op te lossen. Inderdaad, 'een spannend vakantieavontuur' zoals de uitge ver op de omslag van het boek belooft, maar niet meer dan dat. Heel attent dat in het boek een kaartje van de Schotse Hooglan den staat, maar waarom is er geen verklarende woordenlijst voor alle Engelse termen? 'Spookt 't in Loch Ness', Ton ny Vos, ill. Reint de Jonge, uitg. Sijthoff, f22,50. MARGOT KLOMPMAKER ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze paglno besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever- boer, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 12