Op zoek naar 't centrum
Twee uitersten
Babbelende Haenen
Wrok in jeugdherinneringen katholieken
'Moesasji': eenvoud
geduld en wijsheid
Avonturenverhalen
DE
KEER
Met Cees Nooteboom door Amerika
Gemekker over Hilversums wereldje
zonövliet
PAGINA 12
DINSDAG 7 JANUARI 1986
Plaatsen waar je nog nooit bent ge
weest, plaatsen waar je alleen de
in maar van kent - het is gek,
ir ergens in de magazijnen van
je hersens lykt een map te liggen
vol met foto's w.aarop je de wazige
omtrekken ervan kunt waarne
men.
Net zoals er bij het uitspreken
van het woord 'Enkhuizen' een be
paalde voorstelling opdoemt voor
je geestesoog, zo zorgt ook de
plaatsnaam 'Milwaukee', ik noem
maar iets, voor een 'plaatje'. Hoe
dat tot stand is gekomen in de
'donkere kamer' van de hersens?
Wie zal het weten. Misschien heb
ben de eerste aardrijkskundeles
sen wel voor dat archetypische
beeld gezorgd.
Hieraan moest ik denken tijdens
het lezen van Cees Nootebooms
nieuwe bundel met reisessays 'De
zucht naar het westen', waarin de
auteur een trits van reizen door de
Verenigde Staten heeft vastgelegd.
Op de eerste bladzijde van dit
boek schrijft Nooteboom, die zich
dan bevindt aan de Penobscot
Baai: "Waarom is iets dat je je
überhaupt niet had voorgesteld an
ders dan je je had voorgesteld". Dit
Ujkt zo op het eerste gezicht een te
genstrijdige uitspraak, maar ik
weet wat hij wil zeggen. Het is
trouwens een van de weinige voor
beelden waarin hij de 'grammatica'
van zijn eigen gedachtengang mis
schien niet zo erg zorgvuldig analy
seert. Nooteboom was immers van
tevoren al op de hoogte van zijn
reisdoel, van de naam van de plaats
waar hij naar toe wilde en dat is
genoeg voor een 'wazige' foto. Een
honderd bladzijden verderop
schrijft hij: "Want wat is nu eigen
lijk reizen? Is dat zijn waar je bent,
of is het 't leggen van een werkelij
ke wereld op de wereld van je ver
beelding en kijken of het klopt?"
Ik denk dat dat inderdaad zo is.
Maar goed: de verhalen zelf. De
meeste ervan zijn al verschenen in
de Avenue. Hoewel ik het blad
juist vanwege Nootebooms mede
werking regelmatig aanschafte,
moet ik nu tot mijn schrik consta
teren, dat ik niet één verhaal tot het
einde toe heb uitgelezen.
Ik realiseer mé nu pas hoe dat
komt. Het zijn de prachtige foto's
waarvan de reisverhalen vergezeld
plegen te gaan. Ik wil niemand het
Cees Nooteboom
brood uit de mond stoten, maar het
is dubbelop. Ik bedoel: én Noote
booms rijke, beeldende stijl én die
schitterende foto's: dat is te verge
lijken met het bezoeken van een
bioscoop waar twee films over el
kaar heen worden geprojecteerd.
Nu bevat ook dit boek wel enkele
foto's, maar ten eerste zijn ze in
zwart-wit afgedrukt en ten tweede
vervullen ze duidelijk een onderge
schikte rol.
Een van de interessantste verha
len in dit boek vond ik 'Autopia',
het verslag van Nootebooms ver
blijf in Los Angeles. Een arts die
een globale indruk wil krijgen van
de gezondheidstoestand van zijn
patiënt, zal eerst de hartslag beluis
teren. De reiziger heeft wat dat be
treft wel iets met hem gemeen: om
te kijken of een stad 'leeft' zal hij
zijn schreden richten naar het cen
trum ervan. Zo ook Nooteboom in
L.A. Hij informeert links en rechts,
loopt vele kilometers, maar een
centrum, nee, dat is er niet. Tot zijn
schrik komt hij er achter dat L.A.
alleen maar per auto is te 'lezen' en
zich pas dan voordoet als een ge
heel van een zekere 'dichtheid', als
iets dat zich aan ons, Europeanen,
voordoet als een stad.
Het zijn niet alleen de 'beschaaf
de' gebieden die Nooteboom door
kruist. Met de trein, dat vervoer
middel dat altijd 'de achterkant'
van de dingen lijkt op te zoeken,
bereikt hij de zonderlingste ge
huchten, plaatsen die nog getuigen
van het harde leven van de eerste
pioniers, waar men de 'pennies off
a dead man's eyes' stal.
Over het 'mythische' ras van
cowboys noteert Nooteboom: "De
cowboy als kind is ondenkbaar, en
wie erover nadenkt zal toe moeten
geven dat hij er nooit over nage
dacht heeft dat de cowboy ooit
'ontstaan' is, ze waren er gewoon
altijd, net als de Indianen en de bi
sons, uit het nevelige niets van de
geschiedenis reden ze de prairie
op, compleet met hoed, paard en
pistolen, en toen ze er dan toch wa
ren reden ze meteen door naar Hol
lywood, en daar leefden ze nog
lang en gelukkig".
CEES VAN HOORE
'Ligt mijn broek daar nog ergens?' Hij haalde hem te voorschijn
met zijn voet. Wist waar hij moest zoeken, dacht ze. Honderden
broeken zo opgevist. Als ik met hem blijf omgaan, dacht ze, zal ik
mijn hele leven blijven zeuren".
Denkt Dilia, een van de de twee hoofdpersoen in Tom Pauka's
roman Lente voor beginners, als zij en haar partner door de politie
van het eiland Madeira worden gemaand ogenblikkelijk te ver
trekken. ("Ze werden met een politieauto naar het vliegveld ge
bracht en moesten daar wachten tot het eerste toestel dat niet
volgeboekt zou zijn".) We zijn dan op een tweetal bladzijden na,
aan het eind van de roman gekomen en vragen ons nog steeds af of
Dilia en Olof, de trut en de bokser-escortboy elkander tenslotte
"krijgen".
Tot dan houdt de auteur ons in spanning en blijven we hopen:
"Naast de koffiekopjes lagen twee zonnebrillen met de poten uit
geklapt en de glazen naar elkaar toe. Bijvoorbeeld, laten we zeg
gen, dacht ze, twee blinde mensen die elkaar tot op een neuslengte
genaderd zijn".
Terug naar de chronologie. Pauka's nieuwste roman beschrijft
de romantische toenadering tussen twee volstrekt uiteenlopende
mensen. Op haar verjaardag wordt de nette, truttige en maagdelij
ke 40-jarige Dilia geconfronteerd met een origineel en dubieus
"cadeau" van haar kantoorgenoten: Olof, werknemer van een es
cortbureau voor eenzame, ongehuwde dames. De smakeloze, gê
nante ontmoeting wordt uitermate verzacht door het sympathieke
optreden van Olof zelf, een rechtdoorzeeë, analfabete ex-bokser
die het ook allemaal niet zo slecht bedoelt. Dilia, tot in haar ziel
beledigd, pikt het niet en krijgt met Olof als getuige haar gelijk, en
twee weken vakantie van de zaak.
Ze is gecharmeerd geraakt van de goedmoedige gigolo en neemt
hem op haar kosten mee naar Madeira, alwaar ze allermoeizaamst
nader tot elkaar komen. Beiden hebben hun innerlijke kwellingen
en schaaamtes. Dilia zit met haar eenzame truttigheid. angst voor
en interesse in seks, èn met Olof s zakelijke activiteiten in dat op
zicht. Willoos laat ze het leven aan zich voorbijgaan: "Ze stond
vrywel nooit uit vrije wil aan de kant, de gebeurtenissen spuwden
haar uit". - en ze zou, op haar leeftijd wel eens wat anders willen:
"Hiernaar, naar vervoering, had Dilia een op heimwee lijkend ver
langen".
Olof, die in het normale leven maatschappelijk een flink aantal
treden lager staat, tobt over andere zaken: hij schaamt zich met
name voor zijn analfabetisme. Op Madeira leert Dilia hem lezen,
uiterst behoedzaam leren ze elkaar kennen en hun frustraties te
bespreken, hun afzonderlijke schaamtes min of meer te overwin-
Dit hele proces heeft Pauka aardig en subtiel beschreven, waar
door we niet al te veel moeite hebben met de irreële wereld van
verschil tussen beide tragikomische underdogs. Het magere gege
ven van de roman ten spijt, zijn er toch tal van omzichtige dialogen
en pretentieloos weergegeven acties te genieten.
De seksualiteit bijvoorbeeld is enkel als "onderstroom" present,
maar komt plots aan de oppervlakte als Dilia haar vakantiemaatje
ervan verdenkt zyn vak op andere dames op het eiland uit te oefe
nen. De realiteit is anders - ik zal het u niet verklappen.
Lente voor beginners, samenvattend, is eet] vlot leesbaar, lite
rair nogal oppervlakkig boek. "Een klucht?" vraagt de flaptekst
retorisch. "Ja. Ook een romance. En een milde satire op twee, op
het oog onverenigbare, leefstijlen. Een roman met een haast onbe
wijsbare groeiende erotiek en met scherp, maar met sympathie,
geobserveerde personagesf..)".
Dat klopt, maar met de aantekening dat het hier om quasi-lite-
rair amusement handelt. In een romantische reeks, direct lever
baar door klein- en grootgrutter, zou het in deze editie misstaan -
maar dan ook nèt.
ROB VOOREN
Lente voor beginners, Tom Pauka, Uitg. Querido, 28,50.
Paul Haenen is beter bekend als
Margreet Dolman, de vrouw die
een programma maakt voor de
Amsterdamse zender Radio Stad
en vroeger Sonja Barend altijd
opbelde aan het einde van haar
show om te babbelen over de
gasten en de kleding van Barend.
Haenen schreef ook een aantal
toneelstukken. Naast acteren is
hem het schrijven van teksten
dus niet onbekend. Maar is hij
een schrijver? Feitelijk natuur
lijk wel, maar nu ik 'Wacht maar,
jongen', het prozadebuut van
Haenen, uitheb ben ik geneigd
om met nee te antwoorden op die
vraag.
'Wacht maar, jongen', speelt
zich af in het Hilversumse me-
diawereldje. O nee, hoor ik u roe
pen. En dat was ook mijn eerste
reactie. Boeken waarin de Gooi-
se Matras als decor fungeert, zijn
bijna zonder uitzondering saai.
Saai zou ik 'Wacht maar, jon
gen' nu niet direct willen noe
men. Saai is teveel gezegd. Want
waar gaat dat boek van Haenen
nu welbeschouwd eigenlijk
over? De uitgever weet het ge
lukkig wel:
"Maar het boek géét over lief
de, niet over één mooie of tragi
sche liefde, maar over verschil
lende vormen ervan: intens of
oppervlakkig, gewild of niet ge
wild, bereikbaar of onbereik
baar, voorbij of verwacht".
Met die verschillende vormen
loopt het wel los. Ja, de hoofd
persoon is verliefd op de meedo
genloze Rob, dagdroomt soms
op Reviaanse wijze over de buur
jongen en heeft uiteindelijk ook
nog wat met een getrouwde col
lega die een uitstapje naar het
homoseksuele onderneemt.
Maar al deze verschillende vor
men van liefde worden op dezelf
de vlakke manier beschreven
door Haenen. Nergens in zijn
boek tref je ook maar één interes
sante gedachte over de liefde
aan, de schrijver babbelt er op
los zoals Margreet Dolman dat
vroeger deed aan het einde van
een uitzending van Sonja Ba
rend.
Haenen schrijft ook geen zin
nen, meestal zijn het zinnetjes.
Zinnetjes waarmee hij bij voor
keur hele lappen dialoog aan el
kaar breit. En op dialogen is deze
'schrijver' dol. Hij kan er maar
niet genoeg van krijgen.
'Wil je wat drinken?' vraag ik
haar.
'Ik moet eigenlijk jou wat aan
bieden, want ik heb jou uitgeno
digd'.
'Dat komt straks dan wel. Wat
wil je?'
'Geef mij ook maar een sherry'.
Ik drink m'n glas leeg en roep
een ober. (Een brei-zinnetje!)
'Een pils en een sherry graag'.
En zo mekkert Haenen maar
door. Er is gelukkig één voor
deel: je bent de inhoud van dit
boek door al dat loze geouwe
hoer ook weer snel vergeten.
Vlak voordat ik aan deze recen
sie begon, mocht ik dat zelf nog
meemaken.
Waar ging 'Wacht maar, jon
gen' ook al weer over? Gelukkig
is er nog een voordeel: je hebt dit
prozadebuut ook zo uit. Herlezen
is dus geen probleem. Wel tijd
verspilling.
WIM BRANDS
Wacht maar, jongen
Paul Haenen
Uitgeverij Van Gennep
•Paul Haenen
Het geschiedschrijven, maar dat
geldt ook het schrijven van me
moires of het opschrijven van
(jeugd)herinneringen, mag zich
niet beperken tot het vastleggen
van de waarheidsgetrouwe fei
ten. Het dient tevens een terug
blik te geven op de tijd, waarin
de persoon leefde oftewel het feit
plaats vond. Het "zomaar" trans
poneren van personen of feiten
naar de huidige tijd doet de be
schreven mensen en de gesigna
leerde voorvallen onrecht. Hier
tegen wordt door auteurs nog al
eens gezondigd.
Het tweede dat mij bij het le
zen van memoires of beschrij
ving van (jeugd)herinneringen -
en in mijn geval van katholieke
signatuur - opvalt, is de wrok die
de auteur of schrijfster ten op
zichte van het katholieke verle
den manifesteert. Van enige
mildheid, die men toch bij het
klimmen der jaren enigszins mag
verwachten, is vaak niet of nau
welijks sprake. En mijn derde
bezwaar is: waarom worden toch
bijna altijd alleen maar de nare
dingen opgehaald? Heeft men
echt geen fijne dingen meege
maakt?
In mijn jeugdherinneringen
"Onder dak zonder dak "kijkt de
bekende katholieke (tekstschrij
ver en dichter Michel van der
Plas met nogal wat wrok terug
op zijn jeugd in Den Haag. De
jonge Ben Brinkel, want dat is
zijn werkelijke naam, kreeg geen
(zichtbare) liefde van zijn moe
der. Zijn vader was te streng, en
het huis waarin hij opgroeide
was te somber. Op de klein-semi-
narie Hageveld tijdens de oor
logsjaren "was je niemand".
In zijn zestien jaar geleden sa
men met Godfried Bomans ge
schreven herinneringen "In de
kou" was de schrijver veel mil
der ten opzichte van zijn katho
lieke verleden. Hij is overigens
niet voor niets geen priester ge
worden. Het dichten kreeg de
overhand en "dichten is de hoog
ste vorm van hoogmoed" aldus
regent Henning. Dus kon Van
der Plas zijn koffers pakken.
Toch waagde hij het erop. "Maar
Guido Gezelle dan?". De regent
had een afdoend antwoord: "Dat
was een heilige en dat ben jij
niet". Ben Brinkel was het ge
heel met hem eens en verliet het
seminarie om de dichter Michel
van der Plas te worden. In de
loop der jaren heeft hij gelukkig
mooiere dingen geschreven dan
deze "flarden van een jeugd". Ik
had er iets meer van verwacht.
Els Wolters heeft met haar
"Nooit meer ja en amen" de door
haar beschreven personen en
voorvallen onrecht aangedaan,
omdat zij ze uit de context van^de
tijd licht, waarin de personen
leefden en de situaties zich voor
deden, de katholieke tijd van
vóór de oorlog. De "scherven"
uit haar katholieke jeugd blijven
daardoor brokken, temeer daar
ze het vermogen mist van het
(boeiend) schrijverschap. Dat is
overigens niet mijn belangrijkste
bezwaar tegen haar (eerste) boek.
Waar ik meer moeite mee heb,
is dat zij de bekende en uiten-
treure vertelde verhalen weer
eens de revue laat passeren maar
alleen in negatieve zin.
Dat zij vol angst zat voor de he
ren geestelijken en met name
voor de nonnen, dat hebben wij
van alle katholieke vrouwen van
60 jaar en ouder omstandig ge
hoord. Dus dat geloof ik. Maar ze
heeft het over herinneringen van
toen ze 4 jaar was. En ze bekijkt
de personen en zaken van toen
met de bril van nu. De door haar
beschreven personen waren net
als zy "kinderen van hun tijd".
Waarom toch niet wat met meer
plezier en met milde glimlach te
ruggekeken naar de prettige din
gen uit die tijd?
Ik kijk liever naar de foto's van
vrouwen in de katholieke kerk,
die te zien zijn in het boek
"Dienstmaagd des Heren?" van
Catrien Ariëns en Bertien van
Manen. Zij geven een duidelijke
lijn van vrouwelijke religieuzen
van binnen de kerk naar buiten.
Van de slotzusters naar de zus
ters, die zich het lot aantrekken
van de heroïnehoertjes.
De beide fotografen hebben de
tijd van de "dienstmaagd des he
ren" bewust meegemaakt. Zij
hébben in foto's vastgelegd wat
er over is van dat vertrouwde tra
ditionele roomse leven. En dat is
nog redelijk veel! De 80-jarige
Carmelites, die het doordram-
men in de zestiger jaren betreurt,
wordt afgewisseld door de Fran
ciscanes, die demonstreert vóór
het hek van Woensdrecht. De fo
to's geven weer hoe de vrouwelij
ke religieuzen en leken uiting ge
ven aan hun rooms-katholieke
geloof.
De tekst van Annelies van Heyst
verduidelijkt voor zover nodig
de intentie van de foto's. En de
vrouwen hebben in de kerk recht
van spreken, want "vrouwen zijn
alle eeuwen door de trouwste
kerkgangers geweest", aldus
prof. dr. Catharina J.M. Halkes in
haar voorwoord.
Michel van der Plas, Els Wol
ters en de vrouwen in het foto
boek zyn mensen van vlees en
bloed. Herkenbaar voor ieder ge
woon mens. Dat is minder het
geval met de zaligverklaarde Ti
tus Brandsma. Wie dat was heeft
U in de afgelopen tijd in geuren
en kleuren overal kunnen lezen,
horen en zien.
Wat na lezing van het schitte
rend geschreven boek van H.W.
Aukes - de biograaf van kardi
naal de Jong - over het leven van
Tinus Brandsma opvalt is dat Ti
tus geen martelaarsdood in het
concentratiekamp Dachau nodig
had om heilig te worden. Hij is
het zyn hele leven geweest. Vol
gens zyn medegevangenen en
menig beul in. gevangenis of
kamp was hii een heilige.
De uitspraak van een Pools au
teur - "heiligenlevens lees ik
graag van achteren naar voren, in
de hoop dat er geleidelijk weer
iemand mens wordt" - indachtig
heb ik het boek daarop nog eens
doorgebladerd. Titus was een
mens, maar een goed mens, die
wist dat - volgens eigen zeggen -
"een goed leven wordt bekroond
door een goede dood". Aukes
had zijn eerste versie over het le
ven van Titus al in 1947 gepubli
ceerd. Deze herschreven versie is
Titus ten volle waard.
"Onder dak zonder dak", Mi
chel van der Plas, uitg. Aga-
thon, 24,50. "Nooit meer ja en
amen", Els Wolters, uitg. Gooi
en Sticht, ƒ24,-. "Dienstmaagd
des Heren?", Catrien Ariëns en
Bertien van Manen, uitg. Waan-
ders, 29,50.
"Het leven van Titus Brands
ma", H.W. Aukes, uitg. Het
Spectrum, 39,90.
THEO KROON
ADVERTENTIE
BOIKHANDEI BV
J Haarlemmerstraat 117
j Leiden-tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
bestelafdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
Er ligt een wereld van verschil
tussen de ook door de televisie
bekend geworden grote Japan-
roman 'Shogun' van James Cla-
vell en het nu in een Nederlandse
vertaling verschenen epos 'Moe
sasji' van de Japanse auteur Eiji
Josjikawa.
Toch grenzen de twee verhalen
aan elkaar. Josjikawa's boek be
gint waar dat van Clavell op
houdt, namelijk bij de bloedige
veldslag van Sekigahara. Moe
sasji streed bij de verliezers.
Maar in het zeventiende eeuw-
se Japan was geen plaats voor
verliezers. De hoon en de haat,
die hij terug in zijn geboortedorp
ontmoet, vormen de lont in het
kruitvat dat zich zal ontwikkelen
tot de onoverwinnelijke zwaard
vechter Moesasji, reeds bij zijn
leven een legende.
Moesasji volgt 'de weg van het
zwaard' van het begin tot het ein
de. Dat betekent lichamelijke en
geestelijke ontberingen, die hem
veel liefde en begrip Voor li
chaam en leven bijbrengen. En
diepgewortelde wijsheid, geba
seerd op een mateloos respect
voor een ander. Al is dat de
grootste vijand.
Daarin schuilt ook het grote
verschil met het werk van James
Clavell, die - hoe diep hij ook in
de historie had gegraven - het le
ven in het in die jaar voor vreem
den volledig ontoegankelijke Ja
pan tekent vanuit de visie van
een buitenstaander. En vooral
ook met het oog van de roman
cier. Hij beziet de Japanse maat
schappij van bovenaf. Hij volgt
vooral prinsen en veldheren op
de strijdvelden en in de slaapka
mers. Bovendien zet hij accenten
aan, waar die in de Japanse ka
rakteristieken eigenlijk niet
thuishoren.
Hoe anders is de sfeer van Jos
jikawa's lijvige boek. Hij neemt
met oosters geduld volop de
tijd om alles uitvoerig te om
schrijven. Daarom duurt zijn ver
haal bijna 1400 pagina's. En tot in
de laatste alinea's blijft hij slepen
met Japanse namen om iedereen
de volle eer te geven, die hem
toekomt. Met naam en vooral
ook toenaam. Erg ingewikkeld.
Maar voor het overige vertelt
hy in eenvoudige, begrijpelijke
en daardoor heel indringende
zinnen hoe Moesasji zichzelf li
chamelijk en geestelijk pijnigt en
uitput om op de weg naar het
zwaard de volmaaktheid zo dicht
mogelijk te benaderen. In die bij
na tedere beschrijving van wat
soms uiterst hard en wreed over
komt leert men het Japan van
toen (en daarmee toch ook het
Japan van nu) beter begrijpen.
Josjikawa schreef zijn 'Moe
sasji' in 1971. Twee jaar later ver
telde Christopher Nicole het wa
re verhaal van de 17de eeuwse
Engelse zeeman Will Adams, die
een belangrijke man aan het Ja
panse hof werd. In ons land werd
dat verhaal al eerder uitgegeven
onder de titel 'Will Adams, heer
van de Gouden Waaier'. Nu is het
voor de tweede maal in druk ver
schenen als 'Anjin Miura, samu-
Een ondanks de eenvoudige
verteltrant indrukwekkende ge
schiedenis omdat zij zo sterk de
verbijstering doet gevoelen van
een westerling, die in een won
derlijke andere wereld terecht
komt. Dat hy door toeval de
gunst van een prins kan verove
ren doet niets af aan zijn verba
stering over de rituele reiniging,
over ongeremde liefdesbeleving,
en over de gruwelijk hardvochti
ge rechtspraak die in feite
slechts één straf kent, de dood
straf. Verbijstering ook over de
oneindige erecode, waaraan
soms alleen door een gruwelijke
zelfmoord is te ontkomen.
Maar ondanks die voortduren
de verbijstering groeit uit de Brit
langzaam een Japanner naar li
chaam en geest. De man zou ech
ter nooit zo'n bekendheid in onze
dagen hebben verworven als Ja
mes Clavell zich niet over hem
had ontfermd. Want op deze fi
guur entte hij zyn 'Shogun'.
Maar wie Nicole en Clavell naast
elkaar plaatst weet meteen hoe
ook in de literatuur een schone,
stoere spar kan worden aange
kleed tot een blinkende ballen-
boom, zoals we die uit de kerst
tijd zo goed kennen.
KOOS POST
'Moesasji' door Eiji Josjikawa, Else
vier (ƒ49,50) en 'Anjin Miura, samu
rai' door Christopher Nicole, Sijt-
hoff 37,50).
Wanneer we afgaan op de omslag
van het boek 'De Gouden Stad'
van Gillian Cross lykt het te gaan
om een avonturenverhaal van
dertien in een dozijn. Maar een
maal begonnen ontdekt de lezer
al snel dat de belevenissen van
een aantal mensen in de oerwou
den van Zuid-Amerika de aan
trekkelijke verpakking vormen
van een al even boeiende psy
chologische roman.
Centraal in het boek staat het
meisje Paula, dat haar ouders
vergezelt op een expeditie naar
de verdwenen Gouden Stad van
Inca-keizer Atahualpa. Een haas
tig opgezette tocht, blijkt al snel.
Hoe meer ze van de bewoonde
wereld geraken, hoe groter de ri
sico's zijn die Paula's vader
neemt. Daardoor verongelukt
een van de expeditieleden dode
lijk. Het meisje begrijpt niets van
de haast die haar vader maakt,
antwoord op haar vragen krijgt
ze niet. Nog meer ongelukken
kunnen niet uitblijven.
'De Gouden Stad' is een bui
tenissige avonturenroman, maar
gelukkig zonder de bordkarton
nen figuren die gewoonlijk dit
soort romans bevolken. Cross
schrijft over mensen van vlees en
bloed met wie psychologisch van
alles gebeurt. Alle expeditiele
den ondergaan een onherroepe
lijke verandering door hun erva
ringen tijdens de tocht. Voor hen
wordt de reis gaandeweg een
ontdekkingstocht van het eigen
ik. Dat geldt voor Paula's vader,
maar ook voor Finn de fotot-
graaf, en zeker voor Paula zelf.
Zij zullen nooit meer dezelfden
zyn als voor de expeditie.
Het klinkt als zware kost voor
een avonturenroman. Maar
Cross toont zich een beeldend
verteller die alle elementen in
zyn verhaal tot een smakelijk ge
heel aaneen weet te smeden.
Voor iedereen vanaf 12 jaar.
De Gouden Stad, Gillian
Cross, vert. Diederike van Dor
sten, uitg. Lemniscaat, f 25,50.
Spoken
Heel wat minder gecompli
ceerd is het vakantie-avontuur
dat Tonny Vos in haar nieuwste
boek beschrijft: 'Spookt 't in
Loch Ness?'. Mevrouw Vos is
voornamelijk bekend vanwege
haar historische jeugdromans.
Dit keer heeft ze zich verdiept in
spookverschijnselen in de Schot
se Hooglanden.
'Spookt 't in Loch Ness' is een-
gezellig ouderwets verhaal dat
volgens beproefd recept is opge
zet: jongens kamperend aan een
groot meer, het Loch Ness in dit
geval, beleven enge, maar span
nende dingen. Ook helpen ze de
politie een handje door een aan
tal geheimzinnige diefstallen op
te lossen.
Inderdaad, 'een spannend
vakantieavontuur' zoals de uitge
ver op de omslag van het boek
belooft, maar niet meer dan dat.
Heel attent dat in het boek een
kaartje van de Schotse Hooglan
den staat, maar waarom is er
geen verklarende woordenlijst
voor alle Engelse termen?
'Spookt 't in Loch Ness', Ton
ny Vos, ill. Reint de Jonge, uitg.
Sijthoff, f22,50.
MARGOT KLOMPMAKER
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze paglno besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever-
boer, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.