Die haast kan nooit goed zijn' "Het blijft een jachtig beroep' EINDEJAARSBIJLAGE 1985 LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD PAGINA XI door Ad van Kaam "Nee, de WW is niks voor mij. Na tuurlijk, het risico bestaat dat ik straks, na tien jaar studeren, niet aan de slag kan. Dat gevaar is aan wezig omdat de banen heden ten dage nu eenmaal niet voor het op scheppen liggen. Maar eerlijk ge zegd lijkt me dat toch wel wat sterk. Juist omdat ik zo lang over die rech tenstudie heb gedaan, juist omdat ik zoveel zijpaden heb bewandeld, denk ik dat ik gemakkelijker aan het werk kom dan iemand die te maken heeft gehad met de huidige tweefasenstructuur". "Niets ten nadele van de nieuwe lich ting hoor, maar die haast van tegenwoor dig kan toch nooit goed zijn. Dat leidt alleen maar tot vernauwing. Bovendien werkt dat versnelde afstuderen alleen maar de werkloosheid in de hand. Maar dit terzijde". Hoewel nog pas 29 jaar jong prijst Ruud Dobbelaar zich gelukkig dat hij nog een student is van de oude stempel. Eentje die van de overheid nog zijn ei gen fijd mocht indelen waar het het ver loop en de afronding van zijn studie be trof. Van die soepele opstelling heeft hij dankbaar en in ruime mate van geprofi teerd. Blokken "Dat mag vandaag de dag niet meer. Nu moetje van minister Deetman in ge val van een rechtenstudie binnen vier jaar klaar zijn. Maximaal krijg je twee jaar respijt. Dat is toch doodzonde. Op die manier stelt het studentenleven niks meer voor. Dag in dag uit blokken. Het ene tentamen na het andere. Afstom pend, want tijd om je blik te verbreden heb je niet. Net nog tijd voor een feestje. 'Nee, wat dat betreft heb ik mazzel ge had. Ik heb er een mooie tijd van kun nen maken." Wat overigens niet wil zeggen dat de import-Leidenaar ("Van Zeeuwse af komst, geboren in Wageningen, maar al snel daarna met mijn ouders deze kant op gekomen") het allemaal cadeau heeft gekregen. Aan het vroegere beeld van de, door zijn rijke pa onderhouden, op het Rapenburg domicilie houdende, zwaar geaffecteerd pratende en almaar feestvierende corpsbal kan en wil Ruud Dobbelaar zich absoluut niet spiegelen. "Ik heb", zegt hij quasi-verongelijkt, "notabene niet eens een beurs genoten. Ik moest en zou altijd voor mijn eigen belangen opkomen". Waarmee hij zoveel wil zeggen dat hij, met het oog op de toekomst, sinds jaar en dag grotendeels voorziet in de kosten van levensonderhoud. "Inderdaad", stelt hij niet zonder tevredenheid vast, "en dat is dan ook meteen één van de redenen waarom het a. allemaal wat lan ger heeft geduurd en waarop ik b. mijn optimistische toekomstvisie baseer. Naast studeren werk ik al sinds jaar en dag als medewerker bij deze krant. Het mes snijdt zodoende aan twee kanten. Van het verdiende geld kan ik leven en studeren en van de opgedane kennis denk ik later weer te kunnen profiteren. Als het niet lukt om, als jurist, bij een of ander ministerie aan de slag te komen dan gooi ik het over een andere boeg. Probeer ik als juridisch- of sociaal-eco nomisch medewerker in de journalistiek een baan te krijgen". Fietsen Waarmee eigenlijk als vanzelfde naam van Tim Krabbé valt. Student, schaker, wielrenner, publicist. De laatste jaren wat buiten beeld geraakt, maar voor Ruud Dobbelaar ("Dop voor vrienden") nog altijd een lichtend voorbeeld. Liever dan straks op één of ander ministerie zijn dagen te slijten zou Dobbelaar in het voetspoor van deze illustere figuur wil len treden, bezeten als hij is van dezelfde hobby's en onder de indruk als hij is van r Ruud Dobbelaar: "Ik ben me er van bewust dat ik een bevoorrecht leven leid". 's mans capaciteiten. "Die liefhebberij en", zo stelt hij zonder dralen vast, "zijn oorzaak nummer twee van het feit waar om ik pas begin '86 mijn papiertje kan gaan halen." Voor de goede orde, hij heeft er nog altijd geen seconde spijt van dat hij zich met volle overgave heeft gestort op zijn sportieve passies in plaats van dat hij zo genaamd zijn tijd beter had kunnen be steden. "Integendeel", roept hij, "als ik het mocht overdoen dan zou ik het, net als Krabbé, nog even een graadje fana tieker hebben gedaan. Zeker het wiel rennen, want daarvoor heb ik, in alle be scheidenheid, enig talent, althans voor wat het klimmen betreft. Weliswaar ben ik nog schaakkampioen van Leiden ge weest, maar persoonlijk geef ik toch de voorkeur aan het fietsen. Dat houd je fit en gezond en dat is nu niet bepaald iets wat ik van het schaken ook kan zeggen. Dat werkt allerlei nevenverslavingen in de hand." Beide disciplines beoefent hij niet al leen, maar volgt hy als vanzelfsprekend ook op de voet. Wat dat aangaat is hij in het jaar 1985 dubbel aan zijn trekken ge komen. Het tweegevecht om de we reldtitel tussen Karpov en Kasparov be paalde vaak het beeld van de sportpagi na's, zoals ook het duel tussen Jan Tim man ('the best of the west') en de reste rende Russen dat deed. Dobbelaar, die ooit nog een heuse polemiek voerde met de in schaakkringen zeer gerespecteerde Jan Hein Donner ("Hy vond dat ik ge vierendeeld moest worden") betitelt Karpov zonder omwegen als een intri gant, Kasparov als een genie en Timman ten opzichte van de Russische combine uiteindelijk als een kansloze. Voor Joop Zoetemelk en diens heroïsche greep naar de regenboogtrui heeft hy niets dan lof. "Dat ik dat nog mag meemaken". Gestolen Alles goed en wel, het valt allemaal in het niets bij het verlies van zijn fiets. "Dat was voor mij de grootste ergernis van het jaar", zegt hij desgevraagd. "Splinternieuwe racefiets. Zomaar ge stolen. Uit de gang. En natuurlijk net op het moment dat ik er weer 'n beetje in begon te komen. Ik reed bij de amateurs af en toe een paar leuke uitslagen, zag zelfs ooit kans om het een internationaal toch gevestigde naam als Jelle Nijdam lastig te maken en opeens was-ie weg. Daar heb ik het echt een paar dagen even moeilijk mee gehad. Daar kan ik niet goed tegen. Dat men zomaar zonder Ruud Dobbelaar (29) ls tlendejaars student rechten, ex-Leids kampioen schaken en verdienstelijk amateur-wielrenner. te vragen dingen van een ander inpikt". Om die reden ook, zij het in groter ver band, staat de aankomende doctorandus in de rechten achter het kabinetsbesluit om op Nederlands grondgebied kruisra ketten te plaatsen. "Gezien de huidige politieke situatie in de wereld vind ik dat we ten opzichte van de Russen een krachtige positie moeten innemen. De balans mag niet naar hen overslaan, want dat verhoogt slechts de oorlogs dreiging. Het evenwicht tussen de twee machtsblokken garandeert al veertig jaar vrede en dat moet dus zo blijven. Natuurlijk ben ik er niet voor dat ze met die dingen gaan gooien, zo goed ook als ik een beetje huiverig ben voor de wild groei in de kernenergie. Dat landen als Libië en Argentinië straks over kernwa pens beschikken is uiteraard een gevaar lijke ontwikkeling. Maar wij in Neder land moeten niet zeuren. We zijn lid van de NAVO en dat schept nu eenmaal ver plichtingen, al heb ik wel zo mijn beden kingen tegen de Amerikaanse paranoia en een plan als het SDI", aldus Dobbe laar die zegt zeer geïnteresseerd te zijn in de landelijke en wereldpolitiek. "Ik lees drie, soms vier kranten per dag". Optimist Zeuren doet Ruud Dobbelaar zelf zo min mogelijk. "Ik ben van nature een optimist. Niet zo gauw van myn apropos te krijgen. Zie vooral de positieve din gen van het leven. Ik hou van een gein tje, van gezelligheid, van een biertje ook. Zo kennen de mensen mij, zo ben ik ook. Een serieuze levensgenieter, zo zou je me kunnen karakteriseren. Tuurlijk, als ik verder kijk dan mijn neus lang is zie ik heus al dat onrecht in de wereld wel. Ik ben me er wel degelijk van bewust dat ik een bevoorrecht leven leid." Dat doet Ruud Dobbelaar dus al meer meer dan tien jaar, in een stad waar hij zich bijzonder goed thuis voelt. "Voor een universiteitsstad, en dat is Leiden toch, is het hier vooral qua uitgaansle ven natuurlijk maar een dooie boel. In vergelijking met Amsterdam is er wei nig te beleven. In feite is het net een groot dorp. Als je de mensen niet kent voel je je er volgens mij niet erg op je gemak. Stap maar een vreemde kroeg binnen. Iedereen staart je aan. Ik heb daar inmiddels geen last meer van. Ik weet intussen de weg". Hoog tijd daarom, wat Ruud Dobbe laar betreft, voor enige verbreding van het perspectief. "Onder ons en eerlijk gezegd", stelt hij in zijn slotbespiege- ling, "ben ik op dat mooie studentenle ventje onderhand wel uitgekeken. Ik ben nu bijna dertig en je kan niet blijven dollen. Het wordt hoog tijd om nu eens aan de toekomst te denken. Eerst bin nenkort definitief afstuderen, dan een baan zoeken en misschien, op mijn veer tigste of zo, nog eens trouwen. Die din gen, ja. Het is een mooie tijd geweest. Maar we moeten nu maar eens aan het werk." door Wim Brands De Stevenshof is een ramp. Kijk, met zo'n wijk als de Merenwijk zijn wij meegegroeid. Bovendien is de Merenwijk logisch opgebouwd. Het zijn allemaal smukken: de Horsten, de Duinen en ga zo maar door. De weg is altijd te vinden. Maar wie weet nou wie Annemarie Schuur man was? De vreemdste namen kom je tegen in die Stevenshof. Natuurlijk heb je als chauffeur wel een speciaal gevoel, dat is je vak immers. Als ik in Amsterdam in de Uiterwaarden straat moet zijn, dan denk ik: wacht eens even, ik weet waar de Lekstraat is en dan zal die Uiterwaardenstraat daar ook wel in de buurt zijn. Je vraagt de klant vanzelfsprekend ook even waar je pre cies moet zijn, maar van die klant hoefje niet zo gek veel te verwachten. Die gaat er domweg van uit dat je als chauffeur alles weet. Ik ben nu zo'n jaar of achttien chauf feur en ik kan dan ook met recht zeggen dat ons probleem is: de agressiviteit. Als je nou ziet wat er 's avonds uit zo'n disco komt gewaggeld...grote smoel, veel bra nie, je kent het wel. Nu zijn wij nog niet eens zo bang hoor, ik bedoel, één druk op de knop en de hele Breestraat staat vol met taxi's. Dat kennen wij hè, die so lidariteit. Hoewel je weer niet kunt zeggen dat de Leidse taxichauffeurs een hechte groep vormen. Je moet het in Leiden zo zien: er zijn verschillende taxibedrijven en daardoor kan het onderlinge contact niet al te intensief zijn. Je kunt bijvoor beeld niet een tijdje bij een collega van een ander bedrijf in de auto gaan zitten, want dan heb je geen contact meer met de centrale, begrijp je wel? Wat mij wel eens stoort is het feit dat de klant eigenlijk altijd wordt geloofd. Pas nog maak ik zoiets vreemds mee....ik breng een paar mensen naar Hazerswoude-Rijndijk, hoor ik op de te rugweg via de mobilofoon dat ze een tas in de wagen hebben laten staan. Ik kijken, maar nee hoor, geen tas. En dat heb ik doorgegeven, maar die men sen bleven volhouden dat ze hun tas kwijt waren. De ondernemer is in zo'n geval geneigd om de klant te geloven. Dat is vervelend, want jij komt als het ware klem te zitten tussen de klant en de werkgever. Je hebt geen ruggesteun meer, moet het alleen opknappen. Ten minste, dat gevoel heb je. Dag chauffeur Dat je niet geloofd wordt, het heeft al les te maken met het beeld dat de men sen van een taxichauffeur hebben. Kun je niks meer, word dan maar chauffeur. Zo wordt er over je gedacht. Maar de mensen weten niks over mijn vak. Ze denken er ook niet over na. Waarom zou den ze? Ga maar na: ze stappen in, ze stappen uit. Dag chauffeur. Natuurlijk beschouw ook ik de klant wel een beetje als koning, want je bent tenslotte afhankelijk van 'm. Hoewel ze het niet te bont moeten maken. Deze zo mer bijvoorbeeld stapt er een marine man in m'n auto. Hij vouwt z'n jasje op, legt dat kledingstuk keurig op de achter bank, trekt z'n handschoentjes uit...en fin, ik denk: dat is raak, dat wordt een rit naar Den Helder. Even later stapt meneer in. Raampje open. Niks aan de hand, hij gaat z'n gang maar. Ik zeg: zo, en waar gaan we naar toe? Zegt dat heerschap met een stalen gezicht: naar het Rapenburg. Naar het Rapenburg! Was meneer verkeerd geval len, hij was er al geweest. Dat soort kap sones, daar word ik beroerd van. En heel snel dat raam dicht, praatjesmaker, zo reageer ik dan. Je krijgt steeds minder mensen in de taxi, dat is een feit. Dit jaar is die ten dens doorgegaan. Komen mensen terug van vakantie, dan nemen ze de taxi nog wel en ze geven je ook een fooitje. Maar vroeger zag je die mensen een paar we- Jan Klein: "Ze stappen in, ze stappen uit. Dag chauffeur". ken later wel weer een keer terug. Te genwoordig niet meer. Op 3 oktober loopt het aantal klanten ook terug. Dit jaar heb ik dat zelf meegemaakt. En la ten we oudejaarsnacht niet vergeten. Had je in '82 werk tot ongeveer vijf uur in de ochtend, de jaren daarna ben je tot ongeveer drie uur aan het rijden. Ik vind dat deze hele bedrijfstak subsi die moet krijgen, zodat je net als in En geland en Spanje redelijk goedkoop met de taxi mee kunt. Want zeg nou zelf: van die prijzen van tegenwoordig val je toch van je stoel! Piraat De radio heb ik altijd aan in de taxi. Ik kan niet zonder muziek. En het is ook handig: als ik naar Friesland moet, blyf ik op de hoogte van de verkeerssituatie. En verder...wat is het leven zonder mu ziek? Door dat vele luisteren weet ik na tuurlijk wel veel van het fenomeen radio af. En daarom kan ik ook met recht zeg gen: wat is er eigenlijk weinig voor de Daarom ben ik zelf ook begonnen als radiopiraat, alweer jaren geleden. Ik vind namelijk dat de piraten wel leuke dingen doen voor de mensen. Dat Brink man dat niet snapt, ik begrijp er niets van. Maar ja, die man is nog jong, die behoort nog riet tot het grote leger van de eenzamen die naar de piraat luisteren om een beetje contact met de buitenwe reld te houden. Wij, een aantal piraten, hebben een tijdje geleden op het punt gestaan om actie te gaan voeren. Er werden opeens razzia's gehouden. In de Randstad werd de ene na de andere zender uit de lucht geplukt. We hebben toen tegen elkaar gezegd: gaat dit door, dan gooien wy Hil versum even plat. Nee, dat is geen groot spraak. Wij zijn serieus. Dat we het niet hebben gedaan, komt doordat we tegen elkaar hebben gezegd: laten we de kat maar even uit de boom kijken. Maar gaan ze weer vervelend doen, krijgt één van de onzen binnen kort een flinke geldboete of een gevan genisstraf, dan is niet alleen Leiden in last, maar Hilversum ook. Vrije sector Ik vind dat de overheid maar één ding kan doen: zich soepel opstellen. Dus: als jij een goedgekeurde bak hebt en een beetje leuke programma's maakt, dan moet jij je gang kunnen gaan. Vooropge steld natuurlijk dat je uitzendt zonder anderen te storen, maar ik zei al: het gelul over m'n tante dit en m'n zuster dat. Anno 1985 moet zoiets toch geregeld kunnen worden. De radiopiraat is iemand van de vrye sector en dat kun je volgens my ook wel zeggen van de taxichauffeur. Rij ik naar Friesland, dan zal het de mensen een zorg zijn als ik even op de Afsluitdijk stop om een bakkie te doen. In dat op zicht ben je vrij. Een schoolmeester kan zoiets niet doen; die kan niet zomaar de klas uit lopen met de woorden: jongens, de meester gaat even een frietje eten aan de overkant. Maar het blijft natuurlijk wel een jach tig beroep. Ik zei dan wel dat de belang stelling voor de taxi afneemt, maar je moet aan de andere kant niet vergeten dat ik veel vast werk heb. Vaste ritten. En dat is jakkeren. Maar ach, dat neem je voor lief, want ik blijf er bij dat het een prachtig vak is. De verhalen hè. Je moet eens goed luisteren op de standplaats. Wat al die chauffeurs wel niet hebben meege maakt. Visserslatyn is er niks bij. O, ben jij daar naartoe gereden, maar dan is hij toch echt een heel stuk verder geweest. Maar aan de andere kant: soms over komt je echt iets merkwaardigs. Zo pra ten m'n vrouw en ik nog wel eens over die ongeveer zeventigjarige vrouw die van Rotterdam naar Noord wijk was ver huisd. Of ik met haar mee kon naar Rot terdam om een paar spulletjes op te ha len. Jazeker. We waren klaar en toen zei ze: zo chauffeur, en dan gaan we nu ergens eten. O, er is nog wel een snackbar open, zeg ik. Een snackbar! Meneer, we gaan naar het Amstelhotel, zegt zij. Wat wilt u? En ik: doe maar een uitsmijter. Geen denken aan: ik zou ook een paar gangen nemen. En daar zat ik even later. Ik die het verschil tussen links en rechts niet eens weet. Totaan m'n enkels weggezakt in het tapijt. Op de foto En toen moest ik ook nog op de foto. Je moet weten dat het in de tijd was dat Feyenoord de Europacup had gewon nen en nou kon je in een Rotterdamse winkel met die cup op de foto. Die foto heb ik nog. De volgende dag belde ze weer. We gingen nog een keer naar Rotterdam. Weer spulletjes halen. Maar daar bleef het niet bij: ze wilde ook nog rondtoeren door de Betuwe. En de chauffeur moest kersen hebben. Kwam ik 's avonds met een kist kersen thuis. Dat ik de derde dag. twee pakken kreeg zul je wel niet geloven, maar het is wel zo. Ik heb ze nog, als aandenken. Prachtige vrouw. Paffend zat ze in de au to en moppen vertellend waarvan ik zelfs een rood hoofd kreeg. Na die dagen nooit meer iets van gehoord. Wat haar bezielde? Ik weet het niet, ze zal de weg wel een beetje kwyt zyn geweest".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 41