Boerenkool met worst mag ook' 'Je bent even het vierde been' EINDEJAARSBIJLAGE 1985 LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD PAGINA V Arie Groeneveld (42) werkt sinds 1973 als kelner In het Leldse restaurant Bellevue. Daarvoor was hij hofmeester/commandant bij de marine. HIJ Is geboren In Vlaardingen en woont In Lelden. door John Kroon f Arie Groeneveld: "Ik wil er van a tot z van genieten" "Even een citaatje", zegt hij ergens halverwege. "De enige manier om wijn te proeven is om er als een stel liefhebbers onder elkaar ongege neerd van te genieten" (T.G. Shaw). Waarmee Arie Groeneveld maar wil verklaren dat hij zich gaarne het eti ket 'gastronoom' laat opplakken, maar dat er alle reden is om de gast ronomie als zodanig te relativeren. Velen zullen hem kennen als dat waar- dig voortschrijdende heerschap uit het Leidse restaurant Bellevue, van wie je nooit helemaal zeker weet of hij er nu j kelner is of bezig is een perfecte imitatie daarvan op te voeren. Hij pleegt zijn cliêntèle de indruk te geven dat hij er op dat moment nu eenmaal is om het be stelde op te dienen en de wederpartij om het te consumeren, maar dat dit net zo goed andersom had kunnen zijn. Een Bommeliaans type, met de taak van Joost. Fijnproever Zijn afmetingen verraden bovendien dat de culinaire geneugten des levens niet aan hem voorbijgaan. Groeneveld wenst zich tot het gilde der fijnproevers te rekenen, dat bovendien prijs stelt op een juiste entourage en een aangename sfeer. De gastronoom in kwestie tekent er bij aan dat hij soms eisen stelt waar aan hij in zijn dagelijks werk niet zou kunnen voldoen - als werknemer van een restaurant met weliswaar een on miskenbare en bijna monumentale stijl, maar niet uitgerust met de pretenties die gelegenheden met één of meersterren hebben en maar al te vaak niet waarma ken. Met andere woorden: Bellevue is nu eenmaal een zaak waar iedereen met plezier moet kunnen komen, van activist tot zangeres en van metselaar tot make laar. Laat om te beginnen het onderscheid duidelijk zijn. Gastronomie of gastrolo- gie - wie op het gymnasium goed heeft opgelet zal weten dat deze term met 'de wet van de maag' kan worden vertaald - is heel wat anders dan gastromarrie. Be grippen die zich tot elkaar verhouden als de verfijnde eter tot de veelvraat. Groe neveld behoort dus tot de eerste catego rie. De gastronomie. "Waarover eigenlijk alles al eens is geschreven", merkt hij op. "En waarover je dagen zou kunnen praten". De ontvangst is gastvrij. De entoura ge: gerieflijke fauteuils waarin het weg zinken enige tijd in beslag neemt, een licht klassiek werkje klinkt op de achter grond en de wijn is binnen handbereik. Groeneveld blijft een begripvolle heer als de gast het vuur gretig de hem aange reikte sigaar aan de verkeerde kant in jaagt. Hij beseft dat gastronomie ont spanning is, dus een gesprek daarover ook. "Vanmiddag heb ik héél eenvoudig geluncht. Eigen gebakken brood, oude kaas en een glaasje wijn. Begrijp je: boe renkool met worst kan ook gastronomie zijn. Het hoeft niet altijd met luxe te ma ken te hebben, al is het dat vaak wel, laten we het daarover eens zijn. Gastro nomie is een complex van factoren. Maar samengevat: een geslaagde avond is: goed gezelschap, een goede fles en goed eten, de drie goede dingen van het leven". Voorpret "Gastronomie echt uitleggen, dat kan ik niet, daartoe ben ik niet bekwaam. Maandag heb ik bij iemand thuis een verschrikkelijk fijn dineetje gehad, met een goede vriend en twee goede vrien dinnen. Op zoiets verheug ik mij van te voren, want dat hoort er ook bij. Dat be tekent: 's middags shaven en het haar nog eens kammen. Je schoenen poetsen. Een goed pak uitzoeken. Die geestelijke voorbereiding is ook belangrijk. Nou ja, dat klinkt wat plechtig: geestelijke voor pret, bedoel ik. En dan, na binnenkomst een lekker drankje, terwijl er een goed gedekte tafel staat. Met daarop een pre sentje voor de dames. Dan heb je de eer ste klap al binnen. Of het gastronomie is? Ik weet het niet, ik ervaar het zo". "Gerookte zalm, een heel klein beetje kaviaar, maar dan de echte, kwartel eitjes en een klein beetje mierikswortel saus. Droge champagne daarbij. Dat was de entree die avond. We hadden een zil veren bestek. Dat is mooi, maar het hoeft niet. Ik vind wel: zo eten doe je niet elke dag. De keren dat je het wel doet moet het een feestje zijn. Dus geen papieren, maar een linnen servet uiter aard. Als je dan aan zo'n tafel zit, een ovalen tafel is trouwens het mooiste, en er staan nog leuke bloemen op, dan heb je al plezier, al eet je er een boterham met worst". "We hadden daarna een bijzondere os- sehaas, voor mij speciaal geselecteerd. Die hebben we lekker gebraden, met reepjes spek, oesterzwammen, uitjes, knoflook, de garnituur even apart laten sudderen, heerlijk. Een Medoc uit de ja ren zeventig als wijn. Sla erbij, gebak ken aardappeltjes en stokbrood op tafel, want dat geeft zo'n Bourgondisch effect. Als je Fransen aan tafel hebt gehad, heb je later altijd zo'n heerlijke pestzooi, want die eten lekker d la main. Daar heb ik trouwens een proefschrift over gele zen: bestek vervlakt de zintuiglijke waarneming van wat je eet, stond daar in". Hiernamaals "Als nagerecht had ik een chocolade- bavarois gemaakt. Daarna nog een klein stukje kaas, een laatste slokje wijn. Als goed gastheer was je natuurlijk op zo'n avond niet af. Een lekker kopje koffie met een Poire Wiliam, die bijna bevroren moet zijn, helemaal ijskoud, daarna. Zie daar een gastronomisch diner, dat mis schien buiten de deur niet te betalen zou zijn geweest. Zonder dat je er dagen voor in de keuken hebt moeten staan. En dat alles in een aangenaam gezel schap. De heren krijgen praatjes en de dames sterren in de ogen. Hoe lang zo'n avond moet duren? Die zou eigenlijk tot in het hiernamaals moeten duren. Ja, dat zou ik willen". Helaas, de tijd tikt alle fantasie weg en met een abrupt "maar jij laatje wijnglas vol staan en je sigaar is uit, dat vind ik gastronomisch niet verantwoord", keert Groeneveld in het heden terug. "Ach, gastronomie. Zo'n gastronoom ben ik misschien niet. Meer iemand die in zijn schaarse vrije tijd van een maal tijd een feestje probeert te maken. Niet met Kerstmis nee, de kerstdagen breng ik eerder sober mediterend door. Het he le jaar door zijn er al culinaire festvitei- ten genoeg, juist met Kerstmis hoeft het dan voor mij niet". "Door mijn werk heb ik niet zoveel vrije tijd. Tien, twaalf keer per jaar ga ik echt buiten de deur eten. Dan wil ik er van a tot z van genieten. Dus moet niet. wat ik een keer meemaakte, een ober gaan vertellen over zijn zieke zoon, want ik ben er voor mijn plezier. Dat zou mij niet overkomen. Als ik acht tafels heb en ze zijn alle acht bezet, dan probeer ik aan elke tafel te ruiken: wat voor mensen zijn dat. Ze hebben allemaal hun eigen benadering nodig. Dat is de grap van ons vak. Natuurlijk voer ik een klein toneel stukje op. Een glimlach uit je hart, daar pak je de mensen mee. Al lukt dat niet altijd. Want je hebt mensen die binnen komen, koffie roepen en meteen vragen waar het toilet is". Verwachten "Met mijn vriend Hans Walenkamp ga ik eenmaal in de drie maanden ergens eten. De Beukhof, de Knip, Allemans- geest, noem maar op. Dat mondt stee vast uit in de lol van het leven. Maar ik heb dan wel verwachtingen. Als ik een tafel heb gereserveerd, dan hoort men mij die tafel, die al gedekt moet zijn, te laten zien en begeleidt men mij naar de plaats waar ik mijn aperitief ga gebrui ken. In een restaurant met pretenties zijn mijn eisen hoog, al geef ik toe dat de gemiddelde Nederlander de horeca ver dient die hij heeft. Ik vind het lekker als een Poire Wiliam zeer koud geserveerd wordt. Dus zo'n mijnheer met zo'n ster moet niet zeggen: dat moet je zo drin ken. Want gastronomie is heel persoon lijk". Hij pakt er het Gastronomisch Bom- melboek bij, volgens de omslag samen gesteld met recepten van Joost. Een ge schenk van drie studentes met wie hij ooit is wezen eten. 'De heer ober zal ons beslist iets leren, als je begrijpt wat ik bedoel', staat er als boodschap van een van de meisjes in. Waarna Groeneveld T.G. Shaw nog maals citeert. "Veel wat over wijn en eten is gezegd, is volkomen larie". Een nieuwe fles wordt opengetrokken. De glazen andermaal gevuld. Nogmaals een sigaar aangestoken, ditmaal aan de goe de kant. De vioolmuziek kabbelt op de achtergrond. Buiten branden lantaarn palen zwijgend. Binnen is het leven mooi. De tijd lijkt stil te staan. Is dit het gedroomde gastronomische wonder, een avond in het hiernamaals? Nee, want Arie Groeneveld moet nog aan zijn zuurkool beginnen. En beseft dat hij morgen weer aan tafels zal rui ken. door Monica Wesseling t Herman Haasnoot: "Met paarden botert het altijd'. Het beroep van hoefsmid leidt al snel tot mijmeringen over stevige mannen, gloeiende kolen, de geur van verschroeid hoorn, snuivende paarden en lang vervlogen tijden. In een tijd van computers, robots en snelle sportwagens lijkt er geen plaats meer te zijn voor ambachts lieden. Niets is minder waar. In Nederland oefenen nog steeds tiental len mannen het beroep van hoefsmid uit. Een van hen is Herman Haasnoot uit Rijnsburg. Haasnoot is 44 jaar en woont samen met zijn vrouw in het 'in aanleg zijnde' tuinbouwgebied Trappenschuur. Pratend met de hoefsmid wordt al snel één ding duidelijk: Haasnoot is iemand die voor de paarden leeft en er zijn hart aan verkocht heeft. Dat is niet helemaal verwonderlijk. Haasnoot leefde eigen lijk vanaf zijn geboorte tussen de paar den. Zijn vader had een stalhouderij en sleperij in Katwijk waardoor hij zijn kin derjaren voornamelijk tussen de edele viervoeters doorbracht. "Op school sliep ik meer dan dat ik leerde. We moesten om vier uur opstaan om de paarden te eten te geven en ze bij begrafenissen of trouwerijen netjes te maken. Ook voor het vervoer van peentjes en andere groenten naar de veilingen -de meeste boeren hadden immers zelf geen paar den- moesten we vroeg uit de veren". Op zijn veertiende reed de Katwijker van geboorte al voor verschillende stal houderijen mee in begrafenissen. "Som mige stalhouders vonden dat ik te jong was om op de bok te zitten. Een boek onder mijn billen deed dan wonderen", vertelt Haasnoot. Liefde In het begin van de vijftiger jaren de den de tractoren hun intrede en gaande weg werden de paarden meer en meer een 'luxe-artikel'. Jarenlang hield Haas noot senior er tegelijkertijd zowel paar den als tractoren en auto's op na. "We vonden in die tijd auto's natuurlijk prachtig. Het betekende een enorme verlichting van het werk. Toch konden de koetsiers moeilijk scheiden van hun viervoetige vrienden. Elke avond zaten chauffeurs en koetsiers bij elkaar in de paardestal. De geur en warmte van de dieren kon niet worden gemist". "Chauffeur zijn op een transportwa gen was zwaar werk. Er moest met de hand worden geladen en gelost. Dertig ton mest is een hele vracht. De chauf feurs van vandaag de dag kunnen met hun zondagse pak het werk af. Alles is geautomatiseerd", brengt Haasnoot naar voren. Hij is zelf enige jaren chauffeur geweest op het internationale transport. Dat zinde hem niet: "Ik viel, net als op school, steeds bijna in slaap. Als ik er niet mee was gestopt dan had ik mezelf doodgereden". De liefde voor paarden bleef trekken, maar er moest ook brood op de plank komen. Zo'n veertien jaar geleden stal den kennissen zes paarden voor de win ter in Haasnoots stallen. Dat bracht hem op het idee om in Rijnsburg een manege te beginnen. Hoewel de verhuur van paarden niet slecht verliep was er zon der verdere investeringen op den duur nauwelijks een droge boterham mee te verdienen. Haasnoot had hiervoor geen geld en dat is naar zijn mening wèl no dig. "Geen enkele manege kan finan cieel draaien op de paarden. De inkom sten worden binnengehaald aan de bar. Je moet de zaak een beetje aankleden vóór er geld uit te halen valt". Zwaar beroep De paardenliefhebber besloot zich in Utrecht te laten scholen tot hoefsmid, een opleiding die twee jaar in beslag nam. "Op die manier kon ik mijn eigen tijd indelen. Van het beslaan van paar den word je evenmin rijk, maar er blijft bij dit beroep voldoende mogelijkheid om een stalhouderij draaiende te hou den". Paarden beslaan is volgens de hoef smideen heel zwaar beroep. Hoefsmeden gebeurt nog steeds op de 'ouderwetse' manier. De smid staat min of meer onder het paard en klemt het paardebeen tus sen zijn knieën. 'Je bent eigenlijk even het vierde been van het paard. Omdat een flink paard al gauw 1000 kilo weegt moet de rug van de smid het nodige kun nen verdragen". Werkpaarden zijn mak kelijker te beslaan dan luxe paarden. De luxe paarden (bestemd voor de recrea tie) zijn 'niet moe genoeg'. Terwijl ze worden beslagen staan ze geen minuut stil. Voor de smid is het oppassen gebla zen. "Als je niet uitkijkt hg je zo achterin de stal wanneer zo'n paard niets vermoedend even zijn been intrekt". Paarden kunnen warm of koud wor den beslagen. Hoewel het meer en zwaarder werk is, zweert Haasnoot bij het warm beslaan. Bij deze methode worden de hoefijzers gloeiend heet ge maakt in een gasvlam en min of meer in de hoef geschroeid. Voor het echter zover is worden de oude ijzers verwij derd en wordt met de meest uiteenlo pende vijlen, mesjes en schaven, de hoef van het paard netjes in vorm gebracht. "Door een goede vorm in de hoeven te brengen kan er veel worden verbeterd aan de stand van de benen. Zeker de eer ste vier levensjaren kan een 'paarden-or- thopeed' door middel van dit pedicuren de stand van het paard behoorlijk verbe teren. Als de paardevoet weer mooi glad en in vorm is, wordt het hoefijzer geprepa reerd. De oude kolenkachels met blaas balgen zijn inmiddels vervangen door een gasvlam. Het ijzer wordt heet ge maakt en vervolgens op een aambeeld plat geslagen. "Een ijzer moet voor 100 procent dragen. Dat kun je alleen berei ken door het ijzer heet onder de hoef te plaatsen. Het hoorn smelt tegen het ijzer aan zodat het contact tussen hoef en hoorn optimaal is". Geen vergunning De hoefsmid reist stad en land af om de paarden bij de klanten thuis te be slaan. Hij zou liever een mooie werk plaats aan huis maken, doch dit zit er niet in. De gemeente Rijnsburg weigert hem een bouwvergunning te verlenen voor een stal. Sinds een jaar wonen hij en zijn vrouw in een noodwoning nadat ze vijfjaar in een oude directiekeet heb ben gebivakkeerd. Die noodwoning vin den ze niet eens zo erg, maar wel het feit dat er geen mooi onderkomen voor hun huisdieren mag worden gemaakt. "Ik heb liever een goede woning voor mijn dieren dan een mooi huis voor mezelf. Geen van beide zit er echter in. In de Herman Haasnoot (44) is hoefsmid te Rijnsburg. Is dol op paarden en vindt de huisvesting van zijn dieren belangrijker dan een mooie woning voor hemzelf. wijde omtrek van Rijnsburg is er geen stuk land te koop waar ik een hoefsme derij zou mogen exploiteren. Rijnsburg zelf geeft de tuinders voorrang boven al les. Die brengen zogenaamd geld in het laatje en krijgen daarom vrij baan van de gemeente. Ik betaal natuurlijk net zo goed belasting, maar voor mij is er in het agrarische gebied geen plaats. Hoefsme den worden recreatieve instellingen ge noemd De stalhouderij levert Haasnoot soms meer, en in elk geval afwisselender werk. Haasnoot heeft zelf 'slechts' twee paarden en zes pony's, zodat hij voor de meeste karweitjes koetsen en paarden leent of huurt. Die karweitjes zijn onmo gelijk onder één noemer te brengen. De enige overeenkomst is het gebruik van paarden, maar daar houdt het wel mee op. Begin december speelde Haasnoot Sinterklaas, de week erna trok hij met een arreslee als kerstman door de streek. Begrafenissen en trouwerijen volgen el kaar regelmatig op, om maar eens wat te Haasnoot heeft de naam dingen te doen die anderen niet durven. Zo reed hij voor een reclamefilmpje met een postkoets, bespannen met zes paarden, door de binnenstad van Den Haag en heeft hij meegespeeld in een speelfilm van de beroemde Engelse popgroep Pink Floyd. Voor de meest uiteenlopen de televisieprogramma's wordt de Rijns- burger opgetrommeld. "Ik heb bisschop Simonis, maar ook Gerard Cox rondge reden. Zulk soort dingen vind ik echt enig om te doen. Hoe gekker hoe beter. Ik heb tot nu toe geen enkele aanbieding afgeslagen". Het botert Paarden zijn Haasnoots lust en zijn le ven. Zijn vrouw, die hij overigens via de paarden heeft leren kennen, denkt er al net zo over. "Waar je ook bent, altijd als er paardenliefhebbers bij elkaar zijn is het gezellig. Paarden brengen mensen met elkaar in contact. Het botert altijd". Haasnoot vertelt hierbij een prachtig verhaal. Eens in de zoveel jaar gaan hij en zijn vrouw met een paar vrienden op vakantie. Zoekt ieder 'normaal' mens een opvangadres voor zijn huisdier, Haasnoot niet. Hij neemt in de veewa gen zijn paarden gewoon mee. Reizen is geen enkel probleem. Tijdens het benzi ne tanken worden de paarden even aan de kant van de snelweg aan het grazen gezet. "In Frankrijk stopte er een politie patrouille toen we zo'n 'graasstop' hiel den. In plaats van een bekeuring -want het mag vast niet- hebben we een heel leuk gesprek gehad met een politie agent. Hij bleek zelf ook paarden te heb ben, dus dan kan er niets meer mis gaan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 35