Deze tijd is nog niet zo slecht' Be verbindende schakel vormen' 'Chirurg, IDEIDOMÏNEEl EINDEJAARSBIJLAGE 1985 LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD PAGINA III doorJanWesterlaken Thuis staat hij nogal eens achter het gasfornuis. Kokkerellen in de keu ken is z'n hobby. Even met andere dingen bezig zijn dan het zieken huis. Hij heeft ze nodig, zegt hij, al is het maar één avond in de week. Eén avond geen dienst, geen telefoon. Vrij zijn om die dingen te doen waar hij zin in heeft. Het komt zijn werk ten goede, verklaart Ebbink later in het gesprek. Orthopedisch chirurg. Jong en oud komen bij hem. De voetballer met een kapotte meniscus, de bejaarde met een versleten heup. Ebbink heeft het druk, heel druk zelfs. Met knieblessures staan ze als het ware in de rij, voor een nieuwe heup moet de patiënt maanden geduld opbrengen. Na zoveel tijd is ziekenhuis opname pas mogelijk. Ebbink en de orthopedie. Als jongen kwam hij er al mee in aanraking. Z'n va der was eigenaar van een orthopedische instrumentmakerij. Het kon dus niet missen. Toen Albert van de HBS kwam schreef hij in voor een vieijarige vakop leiding, die hij in twee jaar afraffelde. Als 17-jarige reisde hij een paar keer per jaar naar het buitenland om bij te blijven in zijn vak. Ebbink was de eerste Neder lander die kunstarmpjes kon maken voor softenonbaby's. Droom Hoewel hij zeker niet uitgekeken was op de instrumentmakerij van zijn vader, keek Ebbink toch verder. Wat hij vooral een gemis vond, was zijn gebrekkige medische kennis. Vrienden raadden hem daarom aan medicijnen te gaan stu deren. Aanvankelijk was er enige schroom, maar die zette hij al gauw over boord. Achttien jaar oud was Albert Eb bink toen het voor hem vaststond: hij zou orthopedisch chirurg worden. Zo'n dertien jaar later werd die jongens droom werkelijkheid. Een definitie voor een orthopedisch operateur. De man in de straat noemt hem bottendokter. Ebbink vertelt een voudig wat orthopedie inhoudt: "Het is een technisch vak waarin je bezig bent met timmeren, zagen, boren en beitelen. Je moet handig zijn. Net als een timmer man. Alleen, die timmerman kan halver wege een klusje z'n gereedschap wegleg gen en de volgende dag verdergaan. Mijn karwei moet - hoe dan ook - klaar". Zijn dagindeling is heel strak. Om half acht vertrekt Ebbink van huis, een ge restaureerde boerderij in de buurt van het ziekenhuis. Klokslag acht uur begint hij. Of met opereren - waarvan Ebbink zegt dat het vooral op teamwerk aan komt - of met zijn praktijk. Tussendoor maakt hij een rondje langs de patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen. Aan het einde van de middag komt de administratieve rompslomp. Twintig brieven - minimaal - gaan er per dag de deur uit. "Dat doe ik", zegt hij, "omdat ik dan nog precies weet wat de patiënt mankeert. Laat ik de post een paar da gen liggen, dan moet ik alles opnieuw nalopen. Bovendien, vind ik, heeft de huisarts recht op een snel antwoord. Want hij heeft de patiënt doorverwezen en wil ook wel weten wat er mis is". Efficiënt werken staat dus bij hem voorop. Geen dingen doen die niet echt nodig zijn. Daarom ook kan Ebbink jaar lijks zo'n vijfduizend patiënten 'zien'. Skelet Dan zit de dag er op. Althans.... soms wordt er thuis - in een rustige omgeving - een moeilijke ingreep voorbereid. Eb- binks vrouw weet het al van tevoren. Als het skelet van zolder wordt gehaald en er wordt pas- en meetwerk verricht, dan wacht haar man een ingewikkelde ope ratie. Broeden op een juiste oplossing. Dat deed de 'orthopeed' ook toen er een wat oudere vrouw bij hem kwam. Haar ene been was vijf centimeter korter dan het andere. Het been van het skelet op Albert Ebbink: "Ik ben er voor de patiënt en niet om over geld te praten". zolder werd in stukjes gezaagd. De delen werden net zolang in elkaar gepast tot ze vijf centimeter extra lengte opleverden. Maar de leek ziet die dingen niet. Die kijkt met scheve ogen naar de grote auto waarin de dokter rijdt, het huis waarin hij woont en vult vervolgens een salaris van zes cijfers achter de naam van de chirurg in. Dat alleen ziet de leek. De mooie kanten van het beroep. De werkelijkheid is anders. Geen romanti sche verhalen, maar gewoon keihard werken. Ebbink vertelt het zo. "Neem alleen de opleiding. Ik heb dertien jaar moeten studeren alvorens ik was wat ik nu ben. Wanneer je je specialiseert verdien je niet veel. Moet je goed op de kleintjes passen. Er wordt wel een maximum aan inzet van je gevraagd. Mijn vrouw heeft - toen ik in opleiding was voor specialist - ooit eens twaalf keer de asperges opge warmd. Toen ik voor de dertiende keer vanuit het ziekenhuis opbelde dat er weer wat tussen was gekomen, heeft ze de inhoud van de pan in de vuinisbak omgekeerd. Zulke dingen gebeuren ook. Niemand hoort of ziet ze. Nee, ik klaag niet. Ze horen bij mijn beroep". Ebbink ontkent niet dat hij van zijn inkomen goed kan leven. Hij heeft ech ter ook uitgaven. Uitgaven waarbij maar weinig mensen stilstaan. "Wil je bijblij ven in je vak, dan zul je literatuur moe ten lezen. Voor een gewoon boek ben je zo driehonderd gulden kwijt. Voeg daar bij dat zo'n boek maar voor een bepaalde tijd te gebruiken is. Het is snel achter haald door andere, betere technieken. Ook te boek gesteld. Je hebt dan weinig of helemaal niets meer aan dat oude boek. Wat te denken van de vaste lasten? Verzekeringen, om maar eens wat te noemen. Zelf kan ik arbeidsongeschikt worden. Als ik ziek word vang ik over een hele maand geen salaris. Eigen risi co, heet dat. Dan heb ik nog m'n pen sioenverzekering en al die verenigingen waarvan ik lid moet zijn. Naar al die din gen gaat een groot deel van de inkom sten". Bezuinigingen Plezier in zijn werk heeft Ebbink. Dat wel. Toch wordt zo nu en dan zijn erger nis gewekt. Vooral als er te forse bezui- gingen in de gezondheidszorg worden doorgevoerd kan hij knarsetanden van woede. Eigenlijk heeft hij als arts niets of heel weinig met de financiën te ma ken, maar toch moet hij er terdege reke ning mee houden. Albert Ebbink (40), orthopedisch chirurg in het Elisabeth Ziekenhuis te Leiderdorp. Was aanvankelijk orthopedisch inst rumen t ma ker. Een voorbeeld. Kunst- en hulpmidde len kosten het ziekenhuis elk jaar drie honderdduizend gulden. Een bedrag dat het ziekenhuis voor zijn rekenihg moet nemen. Het geld kan by geen enkele in stantie worden teruggevorderd. De prijs van een heupprothese ligt tussen de 900 en 5500 gulden. Jaarlijks worden er hon derdvijftig geplaatst. Een kunstknie (per jaar worden er vijftig vervangen) kost drieduizend gulden. Ebbink: "Omdat het ziekenhuis zelf voor de kosten moet opdraaien, word je als chirurg belemmerd een vrije keus te maken. Je houdt, al is het onbewust, toch rekening met de kosten. Die vrije keus heb je als chirurg, vind ik, wel no dig, omdat je de patiënt het beste wilt geven. De gevolgen van die bezuinigin gen zijn wel dat de specialist de zorg voor zijn patiënt in de knel ziet komen. Bovendien moet hij steeds vaker verga deren. Zich elke keer opnieuw dezelfde vraag stellen: hoe krijgen we zus en hoe krijgen we zo bij elkaar. Dat praten loopt zodanig uit de hand dat we nu meer tijd in vergaderen stoppen dan dat we met de patiënt bezig zijn. Voor mij is dat werkelijk een moeilijk te verteren punt. Ik ben er voor de patiënt en niet om over geld te praten". Positief Ondanks die kritische kanttekening blijft zijn kijk op de wereld vrij positief. Ebbink zegt er dit over: "Ik vind deze tijd nog niet zó slecht. Het probleem van nu is, in mijn ogen, de bejaarde. Twintig jaar geleden kreeg die volop aandacht. En nu? Het wordt vervelend, maar nu worden die door allerlei bezuinigingen getroffen. Over de jeugd maak ik me niet echt zorgen. Die leeft in een tijd waarin weinig kinderen worden geboren. An ders gezegd: er is meer vergrijzing dan nieuw leven. Tegen de tijd dat ze wat willen gaan doen, zullen ze best aan de bak komen. De mensen die nu werkloos zijn hebben te maken met een groot overschot van de bevolking. Hoe triest het ook is, maar zij vallen buiten de boot. Voor hen zijn er geen banen". Zijn werk is zijn leven. Naast dat werk staat voor hem - heel hoog - het gezinsle ven. Thuis kunnen praten over zaken die hem wel eens dwars kunnen zitten. Maar zelf ook een willig oor hebben als. bij voorbeeld, z'n kinderen hun verhaal kwijt willen. En minstens één keer per dag met de speelse boxer over de grond rollen. Toen de hond nog jong was dolf de baas het onderspit. De jaren tellen. Ook voor de boxer. Na één robbertje houdt hij het nu voor gezien. De rollen zijn omgedraaid. De baas wint op pun ten. door Saskia Stoelinga Aan de wanden affiches. In een fau teuil achter een oude ronde tafel een dominee. Hij is rond de vijftig, draagt een gebreide trui. Kleur: fles- segroen. Het haar is licht golvend, grijze plukken bij de slapen. Het is een ongebreidelde rotzooi in de werkkamer van Anton Dronkers. Hij verontschuldigt zich voor een kartonnen doos gevuld met nylons. "Ik krijg af en toe schenkingen. Ik weet nog niet wat ik hiermee precies moet doen. Maar dat moment komt ze ker. Dit is mijn werkplaats. Hier is het vaak een onverwacht komen en gaan Hoewel je hem niet kunt vergelijken met de doorsnee dominee, schragen de drie belangrijke pijlers van de bijbel - geloof, hoop en liefde - alles wat hij naar voren brengt. Aan het eind probeert hij daarvoor een verklaring te vinden. Dronkers zegt: "Geloven, dat is iets wat het vak met zich meebrengt. Liefde voor de mens heb ik op voorhand, en hoop heeft voor mij een binding met de toe komst. Hoop is voor mij de aanzet om zelf óók actief te zijn". Wat ruw ontdoet hij een ingelijste te kening van het karton, waarin deze is verpakt. Hij heeft die vanmorgen juist van iemand gekregen. De rode letters onderaan leest hij hardop. "Hoop voor morgen", galmt het door de kamer. "Dót vind ik nou aardig. Zo zie ik het wel". Schakel "Mijn motivatie kun je misschien het best zo omschrijven: Dronkers (hij spreekt in de derde persoon) probeert de verbindende schakel te vormen tussen evangelie en maatschappij, op terreinen waar dat niet vanzelfsprekend is". Een wijk, een kerk en een kansel al leen hebben hem nooit getrokken. Hij zocht andere wegen. Dat begon al in 1961 toen hij nog studeerde voor her vormd predikant. "Misschien heb ik dat wel van huisuit meegekregen. Mijn va der bewandelde ook andere paden. We hebben veel predikanten in de familie. Ik hoorde wel eens wat uit die hoek. Dat kan een mens beïnvloeden". De 24-jarige Dronkers junior zag in die tijd wel wat in het industriepredikant schap en werkte voor een halfjaar onder de rook van de Hoogovens. Als onge schoold arbeider - 'handlanger' heette zoiets in die kringen - werkte hij in een vierploegendienst. Spanjaarden en Ita lianen werden met open armen bij de Hoogovens binnengehaald. Hij signa leerde de eerste problemen waarmee die mensen te kampen hadden. Enkele jaren later, toen hij als predi kant de Amsterdamse binnenstad te lijf ging, kreeg hij behalve met provo's ook te maken met de Turken en Marokkanen die ons land kwamey helpen aan zijn welvaart. "De jaren zestig waren hoop vol. We zouden alles beter doen dan vroeger was gebeurd". In '81 werd hij naar Leiden getrokken. In navolging van steden als Nijmegen, Den Haag en Rotterdam creeërde de Hervormde Diaconie een nieuwe func tie, die zich misschien het best laat om schrijven als 'missionaris-nieuwe-stijl'. Hij is er voor de hele stad. Dronkers verwoordt het zo: "Mijn taak is inspringen op die plekken waar ande ren verstek laten gaan. Anders gezegd: ik ben medeverantwoordelijk voor dege nen die onderaan de samenleving zijn te recht gekomen. Dat wil ik belangeloos duidelijk maken. Heeft absoluut niets met gebondenheid aan een kerk,te ma ken. De kerk schept alleen de voorwaar den om die dingen van de grond te krij gen". Verrassing Moet de dominee in zijn eentje probe ren de problemen in de stad Leiden het hoofd te bieden? "Ach, dat is veel te sterk uitgedrukt. Ik heb geen succes-sto- r Ds. Anton Dronkers: "De grenzen houden nooit op bij het lidmaatschap van een kerk". ry. Moeizaam ploeteren, dat doe ik graag. Daar kan ik ook met ongelofelijk veel plezier over vertellen. Er was vier jaar geleden niks. Ik heb de ruimte ge kregen om onverwachte zaken aan te pakken. Er zit steeds een element van verrassing in dit werk". "Vrij in het begin ben ik terechtgeko men bij de asielzoekenden, de politieke vluchtelingen. Voor de huisvesting van die groep is een goed plan gemaakt. De diaconie stelde een huis ter beschikking voor de Stichting Vluchtelingenwerk. Een tweede huis kwam er door steun van de Rooms-Katholieke kerk. Er zijn op dit moment zo'n 60 tot 70 asielzoe kenden. Jonge mensen van 16, 17 jaar, oudere alleenstaanden en gezinnen. Het werk dat zoiets geeft wordt opgeknapt door meer dan veertig vrijwilligers. Elke week spreken we de zaken door. Dat is nodig, want hier wonen en leven is erg ingrijpend voor mensen die gewend zijn te leven in een andere cultuur". "Je hebt elkaar nodig om oplossingen te vinden. Als je elkaar ondersteuning geeft, blijk je ineens bij bepaalde instan ties binnen te kunnen komen. We nodi gen ook regelmatig mensen van andere diensten en hulpverlenende instanties uit op onze vergaderingen. Op die ma nier krijg je inzicht in eikaars rol en posi tie. Vaak gaat het om tegengestelde be langen; toch k;m dat tot een goede gang van zaken leiden". Perspectief Op diezelfde manier kwamen het in loophuis voor (ex)psychiatrische patiën ten, het wegloophuis en een project voor drugsverslaafden tot stand. Van al deze initiatieven waarvoor de Diaconie geld ter beschikking heeft gesteld, is het de bedoeling dat ze na een paar jaar verder Anton Dronkers (48) woont in Leiderdorp. Is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij is hervormd predikant in dienst van de Hervormde Diaconie en is vooral actief in het vluchtelingenwerk. zin als 'de hoeksteen van de samenle ving', daar is lang en breed over gespro ken. Uiteindelijk heb ik gezegd, met alle twijfel die een mens kan hebben: het is verantwoordelijkheid die je niet lan- draaien op subsidie van de daarvoor geëigende instanties". "Het is niet dweilen met de kraan open. Deze projecten moeten zichzelf bewijzen. Daardoor blijf je er enorm bij betrokken. Je wilt dat zoiets lukt, ten minste dat wil Ik. Ik geneer me er niet voor, dat ik dit vanuit de kerk doe. Ik doe het niet met het oogmerk om men sen met slinkse bewegingen binnen te halen. Maar ik ontken ook niet dat het evangelie een zaak is die mensen per spectief zou kunnen bieden, die ook ver antwoordelijkheid schept voor mensen die drager zyn van deze boodschap". Gedreven vertelt hij dat die arbeid af en toe ook grensverleggend werkt. Vol gens hem is het belangrijk dat je in ge sprekken vastgeroeste meningen aan kritiek durft bloot te stellen. "Natuurlijk is het de vraag of het wegloophuis door een kerk gesteund moet worden. Het ge- als probleemgeval in de hoek gezet. Je moet ze helpen daaruit te komen en juist daar proberen we steeds een vorm voor te zoeken". "Dat lukt niet met mooie woorden. Je moet mensen ruimte bieden om zich te kunnen ontplooien. Je moet eerst weer echt mens zijn, wil je andere dingen kunnen ontdekken. Dat betekent in de meeste gevallen gewoon praktisch han delen". "Ik krijg elke dag een beter beeld van wat er in Leiden gaande is. Af en toe preek ik in de Hooglandse Kerk, ik merk dat de Leidenaars het goed vinden als er nieuwe dingen gebeuren, mits oude zo- ken ook geconserveerd worden. Mij was gezegd, bij de aanvang van mijn werk zaamheden, dat Leiden een arme stad is. Dat is ten dele waar, maar aan de andere kant ben ik ook verheugd over de dyna miek. Er kan veel". Achterban Met liefde praat hij over de voormalige bakkerij aan de Oude Rijn. De Diaconie heeft daar in samenwerking met Monu mentenzorg geld in gestoken. De restau ratie is enige weken geleden voltooid. "In het nieuwe jaar wordt dat mooie pand een punt in de stad waar mensen iets van mogen verwachten". Hy zegt het zonder aarzeling. Niet alleen de do minee gaat er zitten, maar ook het vluch telingenwerk, het maatschappelijk werk en de vrijwilligerscentrale krijgen er een plaats. "Voor het komende jaar heb ik het plan om de wijken nog meer by mijn werk te betrekken. Ik wil, nog meer dan tot nu toe, de kerkelijke achterban mee krijgen door hem aan te spreken op ver antwoordelijkheid en motivatie. De be reidheid om dingen voor elkaar te doen moet worden vergroot. Ik heb gemerkt dat het mogelijk is die daartoe te inspire ren. De kracht van dit werk zit immers in de daadwerkelijke steun". "Het afgelopen jaar is het aantal men sen dat materieel tussen de wal en het schip is geraakt toegenomen. Mensen die wel in de problemen zitten, maar net niet zo erg dat ze in aanmerking komen voor hulpverlening. Meestal gaan er ach ter materiële zorgen ook nog andere pro blemen schuil. Met een klein beetje bu renhulp en persoonlijke aandacht is dat in een aantal gevallen op te lossen". "Myn eigen voornemens? Niet verval len in het gebruik van holle frasen of stichtelyke praat. Duidelijk maken dat je beschikbaar bent. Niet alleen voor de 'eigen' mensen, want de grenzen houden nooit op bij het lidmaatschap van een kerk".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 33