■Sïï 'Kerewin': roman vol symboliek Bij de potkachel vandaan N DE KEER Subliem journaal over reis Ecuador rondvliet Van bijbel tot roman Curiosum Nederlandse reisliteratuur in opmars Een begaafd columnist De brug: adembenemend DONDERDAG 19 DECEMBER 1985 PAGINA 21 De auteur Abel Herzberg koos de bijbelse figuur Miijam, de zuster van Mozes, als hoofdpersoon voor een jeugdroman met gelijk namige titel. Het boek is de dras tische bewerking van een zestig jaar geleden gepubliceerd ver haal, waarin Herzberg uitging van de schaarse bijbelse gege vens en de rest erbij bedacht. Het verhaal speelt zich af tij dens het verblijf van de joden in Egypte, waar zy als slaven wor den behandeld. Herzberg por tretteert Miijam als een vrouw die bezeten is van de gedachte haar volk te verlossen. Hij volgt het meisje vanaf haar jeugd, be schrijft haar diensttijd in het pa leis van de farao en bemoeienis om haar pasgeboren broertje Mo zes van de dood te redden. Vervolgens vertelt hij over Miijams inspanningen haar broer ervan te overtuigen dat hij de aangewezen persoon is om het joodse volk uit Egypte te lei den. Aanvankelijk lijken haar plannen te mislukken - Mozes moet verdacht van moord Egyp te verlaten - maar uiteindelijk keert hij toch terug om zijn volk te redden. Het boek valt in twee delen uit een: het opgroeien van Mozes on der toezicht van Miijam en Mo zes' belevenissen in het land Midjan na zijn vlucht uit Egypte. In dit laatste gedeelte verdwijnt Miijam naar de achtergrond. De uiteindelijke terugkeer van Mo zes, de vreselijke confrontaties met de farao en de lange tocht door de woestijn worden in een paar bladzijden afgeraffeld. Het boek eindigt met de verwijde ring tussen Miijam en Mozes en haar dood. Voor wie de bijbel kent is 'Mir jam' een kleurrijke aanvulling op een bekend verhaal. Herzberg schrijft te stijf voor een echte, soepele verteller, maar zijn stijl went op den duur. Belangrijkste is dat hij Miijam - die er in de bijbel zo bekaaid van af komt - tot leven weet te brengen. Hij doet dat op zo'n onderhouden de manier dat ook niet-bijbel- kenners vanaf 10 jaar haar ge schiedenis met interesse zullen lezen. Rotbeesten 'Rotbeesten' heet de nieuwste Roald Dahl met rijmsels over dier en mens. Er zijn enge bees ten bij, zoals Dahl beschrijft in de nerveus stemmende verhalen over Krokodil en Schorpioen, maar ook heel vriendelijke die ren. Trouwens, de ervaringen van de Pad, Slak en de Mierene ter bewijzen dat ook mensen niet zo zachtzinnig met dieren om springen. Het zal vertaalster Huberte Vriesendorp heel wat hoofdbre kens hebben gekost om Dahl's gruwelijk dichtwerk om te zetten in griezelig genoeg klinkend Ne derlands. Ze is daar wisselend in geslaagd. Soms maakt Vriesen dorp vreemde taalkronkels om wille van de rijm (in De Mierene ter bijvoorbeeld). Maar andere rijmsels daarentegen zijn weer prachtig gelukt, zoals Het Stekel varken en De Pad en De Slak. En dan de kleurige illustraties van Quentin Blake. Ik kan daar Abel Herzberg werkelijk niets origineels meer over zeggen, anders dan: voor treffelijk. Rotbeesten is een uitgave voor alle leeftijden. Beatrix Potter Eveneens voor jong en oud is 'Mienetje Muizemuis en andere muizen', een bundeling van alle muizeverhalen en bijbehorende illustraties van Beatrix Potter. Het werk van deze schrijfster/il lustratrice uit het begin van deze eeuw is weer sterk in trek, niet alleen in boekvorm maar ook ter verfraaiing van bijvoorbeeld Wedgewood-porselein. Dit verte derende muizeboek met zijn tal rijke, kleurige illustraties is een feest om te bekijken en voor te lezen. MARGOT KLOMPMAKER Rotbeesten, Roald Dahl, ill. Quentin Blake, vert. Huberte Vriesendorp, uitg. Fontein, f 19,50. Alle verhalen van Mienetje Muizemuis en andere muizen, tekst en tekeningen Beatrix Potter, vert. Heieen Kernkamp- Biegel, uitg. Ploegsma, f 27,50. Mirjam, Abel Herzberg, ill. Mance Post, uitg. Querido, f 19,50. Voor liefhebbers van het werk van J. M. A. Biesheuvel is er ee duonummer van de Cahiers va: de Lantaarn uitgekomen (uitslu tend gezamenlijk te bestellen by Stichting De Lantaarn, Burggra venlaan 100,2313 HX Leiden; sa men 13). Aart Hoekman heeft een bibliografie (Cahier 39a) en een bloemlezing (Cahier 39b) sa mengesteld. De bibliografie omvat de 'Ver spreide publikaties 1954-1985' en de 'Afzonderlijke publikaties 1972-1985'. Zo blijkt dat Biesheuvel (geb. 1939) in 1954 met publiceren is begonnen in Groenvoer, het or gaan van de christelijke lyceïsten vereniging Universia te Vlaar- dingen. Vanaf 1962 plaatste hij stukjes in het Leids Universi teitsblad en in Pro Novitate, het maandblad van de Leidse Stu dentenvereniging Catena. Pas in 1970 werd Biesheuvels eerste bijdrage aan een serieus li terair tijdschrift geplaatst: in het Hollands Maandblad van de on volprezen mr. K. L. Poll. Ook na die tijd publiceerde Biesheuvel geregeld buiten de perken, bij voorbeeld in Propria Cures (1973), de Haagsche Courant (1974-1975) en in Centrum, het veertiendaags informatie- en opi nieblad van het Academisch Zie kenhuis in Leiden (vanaf 1977). De meeste van Biesheuvels on gebundelde geschriften zijn in deze periodieken te vinden. Aart Hoekman koos er dertien voor Cahiers van de Lantaarn. Een cu riosum voor liefhebbers en ver zamelaars. CHRISTIAAN VISSER Waarom maakt iemand met een zwak hart en een leverkwaal een bijna anderhalf jaar durende reis door de jungle van Ecuador en Brazilië, een reis waarbij die van Livingstone een schooluitstapje lijkt? Misschien wel om aan het eind van zijn verslag te noteren: "Ik dacht niet dat ik zo gehecht was aan mijn land, maar die wind...". Ik heb het hier over de Franse, surrealistische, schrijver Henri Michaux, van wie ooit in die prachtige Meulenhoffreeks nog eens de verzamelbundel 'Verschijningen' is verschenen. Hij maakte in 1928 een reis van Amsterdam, via het Panamakanaal, naar Quito in Ecuador. Via de binnenlanden van Brazilië keerde hij weer terug naar Frankrijk, zijn vaderland. Het resultaat: een reisverslag dat zo helder en beeldend is ge schreven, dat je bij wijze van spreken de apen zich van alinea naar alinea ziet slingeren. Titel: 'Ecuador, een reisjournaal'. Zoiets mag natuurlijk niet ontbreken in de voortreffelijke reeks 'Op schrijvers voeten' van Veen, uitgevers. Ernst van Altena vertaalde het en nu is het dan gelukkig ook beschikbaar voor de Nederlandse lezers. In het begin van het boek krijg je als lezer niet de indruk dat Michaux veel zin heeft in de onderneming, maar goed, dan be vindt hij zich ook nog in onze contreien, namelijk in Amsterdam waar hij met 'De Boskoop' zee zal kiezen. Hij schrijft: "O, die kou! Je moetje in jezelf terugtrekken, of nog liever jezelf egaliseren, om er goed weerstand aan te bieden." Ook de eentonige bootreis op zichzelf, waar de tijd met het leg gen van een kaartje wordt gedood, spreekt hem niet erg aan. "Maar waar is die reis dan toch?", zo vraagt hij zich af. Die verve ling inspireert hem echter tot het doen van prachtige observaties.' Zijn aandacht voor de dingen, ventilators bijvoorbeeld, doet ons beseffen hoe slecht wij om ons heen kijken. Eindelijk is er dan land in zicht. Hij noteert in een prozagedicht: "Waarom sla je toch zo hard, mijn hart?/We gaan naar vrienden, worden er verwacht." Er volgen barre tochten door de wildernis. De eeltloze hand van de schrijver leert het kapmes te hanteren, waarmee in een hut, waarin ze 's nachts bivakkeren, een tapijt van spinnen moet worden gedood: "Twee- of driehonderd spinnen, dik als plukken shag en behaard, elk in zijn eigen donkere holletje. Dat wandreliëf bewoog nauwelijks". Hij ontmoet missionarissen die geen weerstand kunnen bieden aan het donker getinte vrouwelijk schoon. Als een van zijn reisge zellen opmerkt, dat zulks toch niet erg des kerks is, antwoordt de gerokte rokkenjager: "Och, we hebben ook doopplechtigheden hard nodig." Michaux heeft eens geschreven dat hij mensen, die alles maar vanuit één zienswijze benaderden, zoals wetenschappers en filoso fen bijvoorbeeld, wantrouwde. Zij zouden geen antenne hebben vor het intuïtieve weten, voor die gegevens van het onderbewuste die het station van het verstand passeren. Het zijn 'mensen op rails'. Hij verwijt ze kortom: speelsheid, een van de zaken die ook in zijn literatuuropvatting hoog aangeschreven staat. Van die speelse benadering van de werkelijkheid is dit boekje een verrukkelijk voorbeeld. De hoogst originele notities van Mi chaux, die afgewisseld worden met prozagedichten, die door hun onbevangen karakter ongemeen intrigeren, boeien de lezer van begin tot eind. Een subliem stukje reisliteratuur dat in geen boe kenkast mag ontbreken. CEES VAN HOORE Ecuador, een reisjournaal. Henri Michaux. uitg. Veen, ƒ19,50. Nederlandse reisliteratuur is enigszins in opmars. Vreemd om dat te constateren, want veel ver re reizigers kent onze literatuur- die nooit schitterde door roman tische verlangens naar de einder - niet. In de 18e eeuw waren er nogal wat, nu allang vergeten au teurs van imaginaire reisverha len, maar in de 19e eeuw bleef ie der - de vele dominee-schrijvers voorop - liefst veilig bij de potka chel. Later, in onze tijd, is het vóór de Tweede Wereldoorlog vooral de dichter Slauerhoff die, gedre ven door een donker-romantisch levensgevoel, naar heinde en ver re trekt en daarvan literair ver slag doet. Tegenwoordig zijn het toch vooral buitenbeentjes die hun reisdromen op schrift stellen, Bob den Uyl bijvoorbeeld, Cees Nooteboom, Jan Donkers, Bies heuvel ook (al getuigt de titel "Reis door mijn kamer" voor een deel van die Hollandse potka chel-mentaliteit!). Maar, zoals ge zegd, het aantal reisschrijvers neemt toe. Een goed voorbeeld van deze letterkundige zwervers is de an tropoloog Gerrit Jan Zwier die eerder met de bundel 'Naamloze angst' opviel en nu bescheiden schittert met 'Witte heksen', een bundel anecdotische ik-verhalen die zich in de meest uiteenlopen de oorden afspelen. Tussen de verhalen is niettemin een duide lijk verband. De "ik" is vaak overduidelijk de schrijver zelf, opvallend door zijn romantische zwerflust ener zijds en een krachtige "Holland se" nuchterheid aan de andere kant. Dat leidt niet zelden tot zelfonderzoek en - voorspelba re? - ontnuchtering. Maar heerlijk lezen is het wel. Want waar komen we niet alle maal terecht? In Ierland, waar de nuchtere "ik" ondanks zijn Frie se aard verliefd wordt op een Ca nadese immigrante die in de ban is van Tolkien. "In haar gelaat, in de lippen die de halve glimlach vasthielden, lag niets afwerends. Gerrit Jan Zwier niet die mengeling van wantrou wen en nieuwsgierigheid waar mee bijvoorbeeld een Fries een vreemdeling tegemoet treedt. Het zweet brak me uit. Misschien was ik toen direct al bang om te genover zulk een uitstraling van zachte welwillendheid te kort te zullen schieten", verontschul digt de hoofdpersoon zich al bij de eerste ontmoeting op blz. 15. De vrijage mislukt en een nog grotere deceptie en ontnuche- ring volgt als hij na zes jaar de plek van zijn verlangen opnieuw bezoekt (Laura). Verliefdheid speelt eveneens een rol in het ti telverhaal, waarin de "ik", nogal onzuiver in de magische leer, zich interesseert voor moderne hekserij. Magische trekjes vertoont ook I no savvy - God no sawy waarin de merkwaardige ondergang wordt beschreven van Archibald Bottomore, zendeling in Nieuw- Guinea, opvarende van de Tita nic en tegelijk later slachtoffer van een soort incarnatie van dit gedoemde schip. Of we nu dichter bij huis bly- ven, zoals in het "streekverhaal" Rondom het Schildmeer, dan wel Op weg naar Atlantis (in Afrika) gaan, de auteur op zijn speurtocht volgen naar zijn ge liefde Slauerhoff in Tout a toi of zijn ironisch gekwelde ik benij den om de avonturen in de Ar dennen (Jij bent niets, God is al les) en Spitsbergen (Smeeren- burg) - de lezer leeft, plezierig naast de potkachel, gretig mee. Ook al worden Zwiers reizigers "voortgedreven door ideeën, die zij voor waar houden en die dik wijls niet meer dan illusies blij ken te zijn. In hen allen woedt de strijd tussen het romantische le vensgevoel en het nuchtere ver stand. Voor de meeste persona ges is de omweg over de wereld de kortste weg naar het eigen in nerlijk". Heel merkwaardig gelden deze uitspraken ook voor 'Quissama', "een relaas" van de meeslepende verteller F. Springer. Gefasci neerd luisteren we mee met de zakenman Charles Enders, die in Angola een nieuwe markt moet veroveren, naar de spannende le vensloop van King Velderman, "een soort tweelingbroer, maar tegelijkertijd ook tegenpool". Enders raakt volkomen in zijn ban, vergeet zijn zaken en doet weinig anders dan ademloos luisteren (en de lezer leest adem loos mee!) naar King's belevenis sen in Azië en Afrika, en zijn in nige liefde voor de geheimzinni ge Pauline. Zowel Enders als Velderman lijken "voortgedreven door ideeën", die illusies blijken. Bei den gaan - op geheel verschillen de wijze tenonder aan die "kort ste weg naar het eigen innerlijk". Groots en meeslepend leven, ja wel: waar kan men dit beter dan met zulke gidsen in de hand en naast de veilige, warme potka chel? ROB VOOREN Witte Heksen, Gerrit Jan Zwier. Uitg. De Prom, 22,50. Quissama, F. Springer. Uitg. Querido, 28,50. Toen onlangs bekend werd ge maakt dat de Booker-McCon- nellprijs dit jaar naar de Nieuw- zeelandse schrijfster Keri Hulme gaat voor haar roman 'The Bone People', dook daarmee een naam op die voor velen aan deze kant van de aarde volstrekt onbekend zal zijn geweest. Niet zo vreemd, want niet al leen is de Nieuwzeelandse litera tuur hier vrijwel terra incognita, het gaat bovendien om een de buutroman. Doordat de Neder landse uitgeverij Sara vorig jaar al de rechten bemachtigde, kon deze kleine feministische uitge verij snel een vertaling op de markt brengen met als titel 'Ke rewin'. Kerewin is de vrouwelijke hoofdpersoon van de lijvige ro man. Zij is een jaar of dertig, woont geisoleerd in een zelfont worpen toren aan de kust, heeft gebroken met haar familie en on derhoudt ook verder nauwelijks sociale banden. Haar baan heeft ze met grote ppluchting opge zegd op het moment dat ze een enorme prijs won in een loterij. Haar kluizenaarsbestaan wordt doorbroken op de dag dat een merkwaardige kleine jon gen, een woestelingetje dat niet kan praten, in haar toren door dringt. Het kind hecht zich aan de vrouw en introduceert ook zijn pleegvader Joe, een Maori- fabrieksarbeider. Kerewin raakt ondanks zich zelf steeds meer gesteld op het jongetje en de man, en wordt bij hun leven betrokken. Stukje by beetje komt er meer duidelijk heid over het verleden van de jongen Simon dat grotendeels toch een raadsel blijft. Hij is ooit als schipbreukeling aange spoeld, en toen geadopteerd door Joe. Deze heeft nadien zijn vrouw en zijn eigen zoontje ver loren en vormt samen met het kind een uiterst merkwaardig huishouden. Zowel Joe als Kerewin zijn van Maori-(inlandse)afkomst, de laat ste echter maar voor een heel klein deel. Het boek is doorspekt met woorden en denkbeelden uit de Maori-cultuur, die in de woor denlijst achterin helaas maar ten dele worden verklaard. Een uit gebreidere toelichting over de cultuur en de godsdienst van de Maori's (waarin vooroudermys- Keri Hulme (foto gpd> tiek een belangrijke plaats in neemt) was zeker geen overbodi ge luxe geweest. Nu blijven aan dit „weefsel van twee culturen" nogal wat onbegrijpelijke draden hangen. Wil je de roman definiëren, dan kom je waarschijnlijk ergens uit tussen een psychologische hor- ror-story en een mythologische vertelling. Simon, die door Kere win als een kleine heilige, staan de in een raamnis, is gevonden, gewond aan zijn hiel, wordt door haar meteen herkend als „een van de verminkten, aangetas ten". De christelijke symboliek is duidelijk. Dat Simon toch niets Jezus-achtigs of verhevens heeft, komt vooral door zijn ongrijpba re weerbarstigheid. Hij is een 'pakeha' (van Europese af komst), steelt als een raaf en zuipt als een kleine ketellapper. De drank stroomt overigens toch overvloedig over de pagina's van dit boek, waarin poëtische be schrijvingen te vinden zijn naast uitzinnige agressie, en realisti sche kroegtaferelen naast on- verklaarare mythische gebeurte- Het verhaalverloop van Kere win zou in enkele zinnen weer te geven zyn, maar daarmee zou ik een groot deel van het plezier van toekomstige lezers beder ven. Want de meeslepende lees ervaring die deze roman te bie den heeft bestaat in niet geringe mate hieruit dat je domweg wilt weten „hoe het allemaal zo geko men is" en „of ze elkaar zullen krijgen". Een van de factoren die een happy ending tussen de drie voor elkaar bestemde outcasts (ieder een deel van de Nieuwzee landse inheemsen represente rend) in de weg staat is Kerewins geringe bereidheid om anderen emotioneel in haar leven toe te laten. De les die zij te leren heeft is dat het niet accepteren van haar verantwoordelijkheden fa tale gevolgen heeft en dat isolatie dodelijk is. Dit thema is uitge werkt in een cyclisch schema van vier hoofdstukken, onder verdeeld in 12 paragrafen, als de maanden van het jaar. In het laatste hoofdstuk moe ten Kerewin, Joe en Simon ieder afzonderlijk op hun eigen quees te de dood onder ogen zien. In dit deel, het meest mythologische van de roman, vond ik vooral de manier waarop Kerewin door ho- kus-pokusheksery van een ge zwel verlost raakt, iets te toverachtig. Maar misschien lees ik met te „westerse" ogen. (Kerewin, Keri Hulme, vert. Anneke Bok, uitg Sara, f 32,50). INGE VAN DEN BLINK Een columnist, schrijft be roepsschaker Hans Ree, is ie mand die nergens in gelooft, maar toch altijd van woede bij na barst. Hy is dus volgens zyn eigen definitie eigenlijk geen columnist. Immers: op de ach terpagina van de kwaliteits krant, waarop Ree's verhalen worden gepubliceerd, is niet ie mand aan het woord die van woede bijna barst. En ook geen betweterig heer tje, zo'n generaaltje van de zandbak die om het minste ge ringste zijn medekleuters de hersens inslaat met zyn roesti ge schopje en het vervolgens op een brullen zet, met de ogen dicht, want hij hoeft niets te zien, gezien heeft hij alles al. Nee, Ree onderscheidt zich op diverse manieren van de meeste kranteschrijvers die om de één of andere reden een ei gen hoekje in de krant mogen vol leuteren: in de eerste plaats is hij een bekwaam stilist, een echte schrijver zou ik zeggen, en in de tweede plaats is hij een erudiet mens, iemand die veel heeft gelezen. Dus als hij schrijft over de te levisie-ontmoeting tussen Adriaan van Dis en Willem Fre- derik Hermans, dan blijft het niet bij herkauwen van wat ie dereen heeft kunnen zien, maar refereert hij aan de bundel 'Pie ces' van Norman Mailer waarin een verslag staat van het be roemde duel tussen Mailer en diens vijand Gore Vidal in het programma van de Amerikaan se Van Dis, Dick Cavett. Mailer: "Waarom pak je je blaadje niet en stel je geen vraag?" Cavett: "Waarom vouw je het niet vijf keer dubbel en stop je het niet daar waar de maan niet schijnt?" Mailer verbaasd, ver zon Cavett dit ter plekke? Waarna Cavett de kolos knock out kan slaan: "Herkent ie mand als jy een citaat van Tol- stoj niet?" Over deze bokswedstrijd schrijft Ree in de afdeling boe ken van 'Een man merkt nooit iets' (want zo heet zyn boek). In deze sectie komen ook onder werpen als science fiction, po ker en militaire zaken aan de orde. En niet te vergeten een mooie column over Elias Ca- netti. Naar aanleiding van een in terview met collega-schaker Jan Timman schrijft Ree over één van de vijftig karakters die Canetti in zijn boekje 'De Oor getuige' bijeenbracht, de Nim- mermoet. "De Nimmermoet laat zich door niemand dwin gen, hij luistert links noch rechts". Of Ree zich door niemand laat dwingen, weet ik niet. Wat dat betreft is hij misschien wel een Nimmermoet. Maar als het op luisteren aankomt, kan hy volgens mij geen Nimmermoet zijn. Ree lijkt mij de goede luis teraar bij uitstek, want hoe kan hij anders zo'n goed waarne mer zijn? Trouwens, hy por tretteert zichzelf in 'Een man merkt nooit iets' een paar keer als luisteraar. Er is één column in dit boek waaraan ik me een beetje heb gestoord en dat is dat verslag van een week Leiden. Over de ze stad valt veel onaardigs te zeggen, maar doe het dan wel goed en betreedt niet de platge treden paden. Dat Leiden een provinciaal gat bij uitstek is, klopt natuurlijk, maar aan het einde van je column schrijven dat je na een week in een droom Amsterdam ging opzoe ken op de kaart, getuigt van het provincialisme waarover Ree schryft. WIM BRANDS Een man merkt nooit iets, Hans Ree, uitg. Meulenhoff, ƒ29,50. ADVERTENTIE V BflEKHANOlL BV l Haarlemmerstraat 117 j Leiden -tel. 120421 algemene- en assortimentsboekhandel full-time beste/afdeling levertijd vanaf 2 dagen i alle elf Balkantalen c nige dingen over gezegd wor den, zal ik me inspannen de volledige waarheid over die brug vast te leggen - dat wil zeggen alles wat er vals is aan de schijn en waarachtig aan het verhulde; het alledaagse dat er, even weinig opmerkelijk als de stenen van de brug, aan kleeft, zowel als de grote drama's, on geveer gelijk in getal aan de bo gen ervan." De brug? Die over de Oejane, een rivier in Albanië, die nu op mijn landkaart niet meer te vin den is, maar aan de oever waar van in de dertiende eeuw me nige jongen zijn klompje moet hebben afgeduwd. De kroniek schrijver die hier aan het woord is? Een monnik, waarin wy, als hij zijn kap even afzet, de Alba nese schrijver Ismail Kadare herkennen. De gebeurtenissen rond de brug spelen zich af in het jaar 1377. Nergens staat dat de auteur zich baseert op docu menten uit die tijd. Hier moet dus het 'eerste gebod' gelden: wat goed geschreven is, is En goed geschreven is Kada- re's roman 'De brug met drie bogen'. Wat een gedreven stijl, wat een vertellerstalent! Als de rivier de Oejane maar half zo meeslepend is geweest als de stijl van Kadare, moet deze in staat zijn geweest een beton blok mee te voeren. Maar ge noeg wierook. Waar gaat dit boek over? We schrijven het jaar 1377. Om de rivier over te steken zijn de boeren aangewezen op het veer. De veerman, die plichts getrouw zijn eentonige werk vervult, wordt betaald door de geheimzinnige, aan Kafka's 'Het slot' herinnerende, instan tie 'Ponten en Veren', waarvén niemand eigenlijk weet waar de directie zetelt. ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Allo op deze pagina besproken boeken zl|n bi) ona dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. Op een dag wordt de bestuur der van de Albanese provincie, waardoor de Oejane voortkron- kelt, bezocht door een aantal lieden dat hem voorstelt een brug - wat is dat? een soort ste nen regenboog? - over deze 'verraderlijke' rivier te bouwen. Het gezelschap blijkt afkom stig uit 'ijlkoortsland', dat wil zeggen Germanië, waar wel meer 'vreemde' ideèen zyn ge boren. De bestuurder, die nogal wat geld nodig heeft ter gene zing van zijn zieke dochter, stemt in met hun plan. Alras slaan de vreemde bouwmeester en zyn onderge schikten hun tenten op in de nabijheid van de rivier. De dor pelingen zien met angst in hun hart toe hoe de bouw van de brug vlot. Maar 'Ponten en Ve ren' is het daar niet mee eens. Hun bron van inkomsten komt immers in gevaar. De bouwers van de brug wor den geconfronteerd met ge heimzinnige aanslagen op de peilers van de brug. Om de sa boteurs af te schrikken nemen zij hun toevlucht tot een oude legende, die zij 'ombuigen' voor hun uiteindelijke doel: de totstandkoming van de brug. Op een slechte dag ziet de mon nik tot zijn verbazing dat er een man ingemetseld is in één van de peilers van de brug, net als in het verhaal dat hij een van de opzichters heeft verteld. De bouw van de brug, het mag dan een prijzenswaardig initiatief zijn, het verschaft het 'imperialistische' Turkije ook een 'invalsroute' in Albanië. Weldra kondigen de eerste 'der wisjen' zich aan. Men vreest dat het spionnen zyn, die door de Turken vooruit zijn gezonden. Elke dag vreest de monnik een Turkse inval, iets dat inderdaad onafwendbaar lijkt Naar welke richting de monnik zyn blik ook richt zelfs aan de heldere sterrenhemel blinkt het Turkse kromzwaard. Ik ga u deze roman niet van a tot z navertellen. Maar neemt u van mij aan dat het lezen ervan een adembenemende gebeurte nis is. Voor wie goed leest is er ook een 'onderstroom' aanwe zig in dit relaas, maar wat dat betreft moet u maar eens een keer uw eigen 'loods' zijn. Jam mer alleen van die slordige spelling nu en dan. Tot drie maal toe 'stygers' in plaats van 'steigers'. Maar ach, dat zijn wat losse voegen. CEES VAN HOORE De brug met drie bogen, Is mail Kadare, uitg. Van Gen nep Amsterdam, ƒ24,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21