■Sïï
'Kerewin': roman vol symboliek
Bij de potkachel vandaan
N
DE
KEER
Subliem journaal
over reis Ecuador
rondvliet
Van bijbel tot roman
Curiosum
Nederlandse reisliteratuur in opmars
Een begaafd columnist
De brug: adembenemend
DONDERDAG 19 DECEMBER 1985
PAGINA 21
De auteur Abel Herzberg koos de
bijbelse figuur Miijam, de zuster
van Mozes, als hoofdpersoon
voor een jeugdroman met gelijk
namige titel. Het boek is de dras
tische bewerking van een zestig
jaar geleden gepubliceerd ver
haal, waarin Herzberg uitging
van de schaarse bijbelse gege
vens en de rest erbij bedacht.
Het verhaal speelt zich af tij
dens het verblijf van de joden in
Egypte, waar zy als slaven wor
den behandeld. Herzberg por
tretteert Miijam als een vrouw
die bezeten is van de gedachte
haar volk te verlossen. Hij volgt
het meisje vanaf haar jeugd, be
schrijft haar diensttijd in het pa
leis van de farao en bemoeienis
om haar pasgeboren broertje Mo
zes van de dood te redden.
Vervolgens vertelt hij over
Miijams inspanningen haar
broer ervan te overtuigen dat hij
de aangewezen persoon is om
het joodse volk uit Egypte te lei
den. Aanvankelijk lijken haar
plannen te mislukken - Mozes
moet verdacht van moord Egyp
te verlaten - maar uiteindelijk
keert hij toch terug om zijn volk
te redden.
Het boek valt in twee delen uit
een: het opgroeien van Mozes on
der toezicht van Miijam en Mo
zes' belevenissen in het land
Midjan na zijn vlucht uit Egypte.
In dit laatste gedeelte verdwijnt
Miijam naar de achtergrond. De
uiteindelijke terugkeer van Mo
zes, de vreselijke confrontaties
met de farao en de lange tocht
door de woestijn worden in een
paar bladzijden afgeraffeld. Het
boek eindigt met de verwijde
ring tussen Miijam en Mozes en
haar dood.
Voor wie de bijbel kent is 'Mir
jam' een kleurrijke aanvulling op
een bekend verhaal. Herzberg
schrijft te stijf voor een echte,
soepele verteller, maar zijn stijl
went op den duur. Belangrijkste
is dat hij Miijam - die er in de
bijbel zo bekaaid van af komt -
tot leven weet te brengen. Hij
doet dat op zo'n onderhouden
de manier dat ook niet-bijbel-
kenners vanaf 10 jaar haar ge
schiedenis met interesse zullen
lezen.
Rotbeesten
'Rotbeesten' heet de nieuwste
Roald Dahl met rijmsels over
dier en mens. Er zijn enge bees
ten bij, zoals Dahl beschrijft in
de nerveus stemmende verhalen
over Krokodil en Schorpioen,
maar ook heel vriendelijke die
ren. Trouwens, de ervaringen
van de Pad, Slak en de Mierene
ter bewijzen dat ook mensen niet
zo zachtzinnig met dieren om
springen.
Het zal vertaalster Huberte
Vriesendorp heel wat hoofdbre
kens hebben gekost om Dahl's
gruwelijk dichtwerk om te zetten
in griezelig genoeg klinkend Ne
derlands. Ze is daar wisselend in
geslaagd. Soms maakt Vriesen
dorp vreemde taalkronkels om
wille van de rijm (in De Mierene
ter bijvoorbeeld). Maar andere
rijmsels daarentegen zijn weer
prachtig gelukt, zoals Het Stekel
varken en De Pad en De Slak.
En dan de kleurige illustraties
van Quentin Blake. Ik kan daar
Abel Herzberg
werkelijk niets origineels meer
over zeggen, anders dan: voor
treffelijk.
Rotbeesten is een uitgave voor
alle leeftijden.
Beatrix Potter
Eveneens voor jong en oud is
'Mienetje Muizemuis en andere
muizen', een bundeling van alle
muizeverhalen en bijbehorende
illustraties van Beatrix Potter.
Het werk van deze schrijfster/il
lustratrice uit het begin van deze
eeuw is weer sterk in trek, niet
alleen in boekvorm maar ook ter
verfraaiing van bijvoorbeeld
Wedgewood-porselein. Dit verte
derende muizeboek met zijn tal
rijke, kleurige illustraties is een
feest om te bekijken en voor te
lezen.
MARGOT KLOMPMAKER
Rotbeesten, Roald Dahl, ill.
Quentin Blake, vert. Huberte
Vriesendorp, uitg. Fontein, f
19,50.
Alle verhalen van Mienetje
Muizemuis en andere muizen,
tekst en tekeningen Beatrix
Potter, vert. Heieen Kernkamp-
Biegel, uitg. Ploegsma, f 27,50.
Mirjam, Abel Herzberg, ill.
Mance Post, uitg. Querido, f
19,50.
Voor liefhebbers van het werk
van J. M. A. Biesheuvel is er ee
duonummer van de Cahiers va:
de Lantaarn uitgekomen (uitslu
tend gezamenlijk te bestellen by
Stichting De Lantaarn, Burggra
venlaan 100,2313 HX Leiden; sa
men 13). Aart Hoekman heeft
een bibliografie (Cahier 39a) en
een bloemlezing (Cahier 39b) sa
mengesteld.
De bibliografie omvat de 'Ver
spreide publikaties 1954-1985' en
de 'Afzonderlijke publikaties
1972-1985'.
Zo blijkt dat Biesheuvel (geb.
1939) in 1954 met publiceren is
begonnen in Groenvoer, het or
gaan van de christelijke lyceïsten
vereniging Universia te Vlaar-
dingen. Vanaf 1962 plaatste hij
stukjes in het Leids Universi
teitsblad en in Pro Novitate, het
maandblad van de Leidse Stu
dentenvereniging Catena.
Pas in 1970 werd Biesheuvels
eerste bijdrage aan een serieus li
terair tijdschrift geplaatst: in het
Hollands Maandblad van de on
volprezen mr. K. L. Poll. Ook na
die tijd publiceerde Biesheuvel
geregeld buiten de perken, bij
voorbeeld in Propria Cures
(1973), de Haagsche Courant
(1974-1975) en in Centrum, het
veertiendaags informatie- en opi
nieblad van het Academisch Zie
kenhuis in Leiden (vanaf 1977).
De meeste van Biesheuvels on
gebundelde geschriften zijn in
deze periodieken te vinden. Aart
Hoekman koos er dertien voor
Cahiers van de Lantaarn. Een cu
riosum voor liefhebbers en ver
zamelaars.
CHRISTIAAN VISSER
Waarom maakt iemand met een zwak hart en een leverkwaal een
bijna anderhalf jaar durende reis door de jungle van Ecuador en
Brazilië, een reis waarbij die van Livingstone een schooluitstapje
lijkt?
Misschien wel om aan het eind van zijn verslag te noteren: "Ik
dacht niet dat ik zo gehecht was aan mijn land, maar die wind...".
Ik heb het hier over de Franse, surrealistische, schrijver Henri
Michaux, van wie ooit in die prachtige Meulenhoffreeks nog eens
de verzamelbundel 'Verschijningen' is verschenen. Hij maakte in
1928 een reis van Amsterdam, via het Panamakanaal, naar Quito in
Ecuador. Via de binnenlanden van Brazilië keerde hij weer terug
naar Frankrijk, zijn vaderland.
Het resultaat: een reisverslag dat zo helder en beeldend is ge
schreven, dat je bij wijze van spreken de apen zich van alinea naar
alinea ziet slingeren. Titel: 'Ecuador, een reisjournaal'. Zoiets mag
natuurlijk niet ontbreken in de voortreffelijke reeks 'Op schrijvers
voeten' van Veen, uitgevers. Ernst van Altena vertaalde het en nu
is het dan gelukkig ook beschikbaar voor de Nederlandse lezers.
In het begin van het boek krijg je als lezer niet de indruk dat
Michaux veel zin heeft in de onderneming, maar goed, dan be
vindt hij zich ook nog in onze contreien, namelijk in Amsterdam
waar hij met 'De Boskoop' zee zal kiezen. Hij schrijft: "O, die kou!
Je moetje in jezelf terugtrekken, of nog liever jezelf egaliseren, om
er goed weerstand aan te bieden."
Ook de eentonige bootreis op zichzelf, waar de tijd met het leg
gen van een kaartje wordt gedood, spreekt hem niet erg aan.
"Maar waar is die reis dan toch?", zo vraagt hij zich af. Die verve
ling inspireert hem echter tot het doen van prachtige observaties.'
Zijn aandacht voor de dingen, ventilators bijvoorbeeld, doet ons
beseffen hoe slecht wij om ons heen kijken.
Eindelijk is er dan land in zicht. Hij noteert in een prozagedicht:
"Waarom sla je toch zo hard, mijn hart?/We gaan naar vrienden,
worden er verwacht." Er volgen barre tochten door de wildernis.
De eeltloze hand van de schrijver leert het kapmes te hanteren,
waarmee in een hut, waarin ze 's nachts bivakkeren, een tapijt van
spinnen moet worden gedood: "Twee- of driehonderd spinnen,
dik als plukken shag en behaard, elk in zijn eigen donkere holletje.
Dat wandreliëf bewoog nauwelijks".
Hij ontmoet missionarissen die geen weerstand kunnen bieden
aan het donker getinte vrouwelijk schoon. Als een van zijn reisge
zellen opmerkt, dat zulks toch niet erg des kerks is, antwoordt de
gerokte rokkenjager: "Och, we hebben ook doopplechtigheden
hard nodig."
Michaux heeft eens geschreven dat hij mensen, die alles maar
vanuit één zienswijze benaderden, zoals wetenschappers en filoso
fen bijvoorbeeld, wantrouwde. Zij zouden geen antenne hebben
vor het intuïtieve weten, voor die gegevens van het onderbewuste
die het station van het verstand passeren. Het zijn 'mensen op
rails'. Hij verwijt ze kortom: speelsheid, een van de zaken die ook
in zijn literatuuropvatting hoog aangeschreven staat.
Van die speelse benadering van de werkelijkheid is dit boekje
een verrukkelijk voorbeeld. De hoogst originele notities van Mi
chaux, die afgewisseld worden met prozagedichten, die door hun
onbevangen karakter ongemeen intrigeren, boeien de lezer van
begin tot eind. Een subliem stukje reisliteratuur dat in geen boe
kenkast mag ontbreken.
CEES VAN HOORE
Ecuador, een reisjournaal. Henri Michaux. uitg. Veen, ƒ19,50.
Nederlandse reisliteratuur is
enigszins in opmars. Vreemd om
dat te constateren, want veel ver
re reizigers kent onze literatuur-
die nooit schitterde door roman
tische verlangens naar de einder
- niet. In de 18e eeuw waren er
nogal wat, nu allang vergeten au
teurs van imaginaire reisverha
len, maar in de 19e eeuw bleef ie
der - de vele dominee-schrijvers
voorop - liefst veilig bij de potka
chel.
Later, in onze tijd, is het vóór
de Tweede Wereldoorlog vooral
de dichter Slauerhoff die, gedre
ven door een donker-romantisch
levensgevoel, naar heinde en ver
re trekt en daarvan literair ver
slag doet.
Tegenwoordig zijn het toch
vooral buitenbeentjes die hun
reisdromen op schrift stellen,
Bob den Uyl bijvoorbeeld, Cees
Nooteboom, Jan Donkers, Bies
heuvel ook (al getuigt de titel
"Reis door mijn kamer" voor een
deel van die Hollandse potka
chel-mentaliteit!). Maar, zoals ge
zegd, het aantal reisschrijvers
neemt toe.
Een goed voorbeeld van deze
letterkundige zwervers is de an
tropoloog Gerrit Jan Zwier die
eerder met de bundel 'Naamloze
angst' opviel en nu bescheiden
schittert met 'Witte heksen', een
bundel anecdotische ik-verhalen
die zich in de meest uiteenlopen
de oorden afspelen. Tussen de
verhalen is niettemin een duide
lijk verband.
De "ik" is vaak overduidelijk
de schrijver zelf, opvallend door
zijn romantische zwerflust ener
zijds en een krachtige "Holland
se" nuchterheid aan de andere
kant. Dat leidt niet zelden tot
zelfonderzoek en - voorspelba
re? - ontnuchtering.
Maar heerlijk lezen is het wel.
Want waar komen we niet alle
maal terecht? In Ierland, waar de
nuchtere "ik" ondanks zijn Frie
se aard verliefd wordt op een Ca
nadese immigrante die in de ban
is van Tolkien. "In haar gelaat, in
de lippen die de halve glimlach
vasthielden, lag niets afwerends.
Gerrit Jan Zwier
niet die mengeling van wantrou
wen en nieuwsgierigheid waar
mee bijvoorbeeld een Fries een
vreemdeling tegemoet treedt.
Het zweet brak me uit. Misschien
was ik toen direct al bang om te
genover zulk een uitstraling van
zachte welwillendheid te kort te
zullen schieten", verontschul
digt de hoofdpersoon zich al bij
de eerste ontmoeting op blz. 15.
De vrijage mislukt en een nog
grotere deceptie en ontnuche-
ring volgt als hij na zes jaar de
plek van zijn verlangen opnieuw
bezoekt (Laura). Verliefdheid
speelt eveneens een rol in het ti
telverhaal, waarin de "ik", nogal
onzuiver in de magische leer,
zich interesseert voor moderne
hekserij.
Magische trekjes vertoont ook
I no savvy - God no sawy waarin
de merkwaardige ondergang
wordt beschreven van Archibald
Bottomore, zendeling in Nieuw-
Guinea, opvarende van de Tita
nic en tegelijk later slachtoffer
van een soort incarnatie van dit
gedoemde schip.
Of we nu dichter bij huis bly-
ven, zoals in het "streekverhaal"
Rondom het Schildmeer, dan
wel Op weg naar Atlantis (in
Afrika) gaan, de auteur op zijn
speurtocht volgen naar zijn ge
liefde Slauerhoff in Tout a toi of
zijn ironisch gekwelde ik benij
den om de avonturen in de Ar
dennen (Jij bent niets, God is al
les) en Spitsbergen (Smeeren-
burg) - de lezer leeft, plezierig
naast de potkachel, gretig mee.
Ook al worden Zwiers reizigers
"voortgedreven door ideeën, die
zij voor waar houden en die dik
wijls niet meer dan illusies blij
ken te zijn. In hen allen woedt de
strijd tussen het romantische le
vensgevoel en het nuchtere ver
stand. Voor de meeste persona
ges is de omweg over de wereld
de kortste weg naar het eigen in
nerlijk".
Heel merkwaardig gelden deze
uitspraken ook voor 'Quissama',
"een relaas" van de meeslepende
verteller F. Springer. Gefasci
neerd luisteren we mee met de
zakenman Charles Enders, die in
Angola een nieuwe markt moet
veroveren, naar de spannende le
vensloop van King Velderman,
"een soort tweelingbroer, maar
tegelijkertijd ook tegenpool".
Enders raakt volkomen in zijn
ban, vergeet zijn zaken en doet
weinig anders dan ademloos
luisteren (en de lezer leest adem
loos mee!) naar King's belevenis
sen in Azië en Afrika, en zijn in
nige liefde voor de geheimzinni
ge Pauline.
Zowel Enders als Velderman
lijken "voortgedreven door
ideeën", die illusies blijken. Bei
den gaan - op geheel verschillen
de wijze tenonder aan die "kort
ste weg naar het eigen innerlijk".
Groots en meeslepend leven, ja
wel: waar kan men dit beter dan
met zulke gidsen in de hand en
naast de veilige, warme potka
chel?
ROB VOOREN
Witte Heksen, Gerrit Jan Zwier.
Uitg. De Prom, 22,50.
Quissama, F. Springer. Uitg.
Querido, 28,50.
Toen onlangs bekend werd ge
maakt dat de Booker-McCon-
nellprijs dit jaar naar de Nieuw-
zeelandse schrijfster Keri Hulme
gaat voor haar roman 'The Bone
People', dook daarmee een naam
op die voor velen aan deze kant
van de aarde volstrekt onbekend
zal zijn geweest.
Niet zo vreemd, want niet al
leen is de Nieuwzeelandse litera
tuur hier vrijwel terra incognita,
het gaat bovendien om een de
buutroman. Doordat de Neder
landse uitgeverij Sara vorig jaar
al de rechten bemachtigde, kon
deze kleine feministische uitge
verij snel een vertaling op de
markt brengen met als titel 'Ke
rewin'.
Kerewin is de vrouwelijke
hoofdpersoon van de lijvige ro
man. Zij is een jaar of dertig,
woont geisoleerd in een zelfont
worpen toren aan de kust, heeft
gebroken met haar familie en on
derhoudt ook verder nauwelijks
sociale banden. Haar baan heeft
ze met grote ppluchting opge
zegd op het moment dat ze een
enorme prijs won in een loterij.
Haar kluizenaarsbestaan
wordt doorbroken op de dag dat
een merkwaardige kleine jon
gen, een woestelingetje dat niet
kan praten, in haar toren door
dringt. Het kind hecht zich aan
de vrouw en introduceert ook
zijn pleegvader Joe, een Maori-
fabrieksarbeider.
Kerewin raakt ondanks zich
zelf steeds meer gesteld op het
jongetje en de man, en wordt bij
hun leven betrokken. Stukje by
beetje komt er meer duidelijk
heid over het verleden van de
jongen Simon dat grotendeels
toch een raadsel blijft. Hij is ooit
als schipbreukeling aange
spoeld, en toen geadopteerd
door Joe. Deze heeft nadien zijn
vrouw en zijn eigen zoontje ver
loren en vormt samen met het
kind een uiterst merkwaardig
huishouden.
Zowel Joe als Kerewin zijn van
Maori-(inlandse)afkomst, de laat
ste echter maar voor een heel
klein deel. Het boek is doorspekt
met woorden en denkbeelden uit
de Maori-cultuur, die in de woor
denlijst achterin helaas maar ten
dele worden verklaard. Een uit
gebreidere toelichting over de
cultuur en de godsdienst van de
Maori's (waarin vooroudermys-
Keri Hulme (foto gpd>
tiek een belangrijke plaats in
neemt) was zeker geen overbodi
ge luxe geweest. Nu blijven aan
dit „weefsel van twee culturen"
nogal wat onbegrijpelijke draden
hangen.
Wil je de roman definiëren, dan
kom je waarschijnlijk ergens uit
tussen een psychologische hor-
ror-story en een mythologische
vertelling. Simon, die door Kere
win als een kleine heilige, staan
de in een raamnis, is gevonden,
gewond aan zijn hiel, wordt door
haar meteen herkend als „een
van de verminkten, aangetas
ten".
De christelijke symboliek is
duidelijk. Dat Simon toch niets
Jezus-achtigs of verhevens heeft,
komt vooral door zijn ongrijpba
re weerbarstigheid. Hij is een
'pakeha' (van Europese af
komst), steelt als een raaf en
zuipt als een kleine ketellapper.
De drank stroomt overigens toch
overvloedig over de pagina's van
dit boek, waarin poëtische be
schrijvingen te vinden zijn naast
uitzinnige agressie, en realisti
sche kroegtaferelen naast on-
verklaarare mythische gebeurte-
Het verhaalverloop van Kere
win zou in enkele zinnen weer te
geven zyn, maar daarmee zou ik
een groot deel van het plezier
van toekomstige lezers beder
ven. Want de meeslepende lees
ervaring die deze roman te bie
den heeft bestaat in niet geringe
mate hieruit dat je domweg wilt
weten „hoe het allemaal zo geko
men is" en „of ze elkaar zullen
krijgen".
Een van de factoren die een
happy ending tussen de drie
voor elkaar bestemde outcasts
(ieder een deel van de Nieuwzee
landse inheemsen represente
rend) in de weg staat is Kerewins
geringe bereidheid om anderen
emotioneel in haar leven toe te
laten. De les die zij te leren heeft
is dat het niet accepteren van
haar verantwoordelijkheden fa
tale gevolgen heeft en dat isolatie
dodelijk is. Dit thema is uitge
werkt in een cyclisch schema
van vier hoofdstukken, onder
verdeeld in 12 paragrafen, als de
maanden van het jaar.
In het laatste hoofdstuk moe
ten Kerewin, Joe en Simon ieder
afzonderlijk op hun eigen quees
te de dood onder ogen zien. In dit
deel, het meest mythologische
van de roman, vond ik vooral de
manier waarop Kerewin door ho-
kus-pokusheksery van een ge
zwel verlost raakt, iets te
toverachtig. Maar misschien lees
ik met te „westerse" ogen.
(Kerewin, Keri Hulme, vert.
Anneke Bok, uitg Sara, f 32,50).
INGE VAN DEN BLINK
Een columnist, schrijft be
roepsschaker Hans Ree, is ie
mand die nergens in gelooft,
maar toch altijd van woede bij
na barst. Hy is dus volgens zyn
eigen definitie eigenlijk geen
columnist. Immers: op de ach
terpagina van de kwaliteits
krant, waarop Ree's verhalen
worden gepubliceerd, is niet ie
mand aan het woord die van
woede bijna barst.
En ook geen betweterig heer
tje, zo'n generaaltje van de
zandbak die om het minste ge
ringste zijn medekleuters de
hersens inslaat met zyn roesti
ge schopje en het vervolgens
op een brullen zet, met de ogen
dicht, want hij hoeft niets te
zien, gezien heeft hij alles al.
Nee, Ree onderscheidt zich
op diverse manieren van de
meeste kranteschrijvers die om
de één of andere reden een ei
gen hoekje in de krant mogen
vol leuteren: in de eerste plaats
is hij een bekwaam stilist, een
echte schrijver zou ik zeggen,
en in de tweede plaats is hij een
erudiet mens, iemand die veel
heeft gelezen.
Dus als hij schrijft over de te
levisie-ontmoeting tussen
Adriaan van Dis en Willem Fre-
derik Hermans, dan blijft het
niet bij herkauwen van wat ie
dereen heeft kunnen zien, maar
refereert hij aan de bundel 'Pie
ces' van Norman Mailer waarin
een verslag staat van het be
roemde duel tussen Mailer en
diens vijand Gore Vidal in het
programma van de Amerikaan
se Van Dis, Dick Cavett.
Mailer: "Waarom pak je je
blaadje niet en stel je geen
vraag?"
Cavett: "Waarom vouw je het
niet vijf keer dubbel en stop je
het niet daar waar de maan niet
schijnt?" Mailer verbaasd, ver
zon Cavett dit ter plekke?
Waarna Cavett de kolos knock
out kan slaan: "Herkent ie
mand als jy een citaat van Tol-
stoj niet?"
Over deze bokswedstrijd
schrijft Ree in de afdeling boe
ken van 'Een man merkt nooit
iets' (want zo heet zyn boek). In
deze sectie komen ook onder
werpen als science fiction, po
ker en militaire zaken aan de
orde. En niet te vergeten een
mooie column over Elias Ca-
netti.
Naar aanleiding van een in
terview met collega-schaker
Jan Timman schrijft Ree over
één van de vijftig karakters die
Canetti in zijn boekje 'De Oor
getuige' bijeenbracht, de Nim-
mermoet. "De Nimmermoet
laat zich door niemand dwin
gen, hij luistert links noch
rechts".
Of Ree zich door niemand
laat dwingen, weet ik niet. Wat
dat betreft is hij misschien wel
een Nimmermoet. Maar als het
op luisteren aankomt, kan hy
volgens mij geen Nimmermoet
zijn. Ree lijkt mij de goede luis
teraar bij uitstek, want hoe kan
hij anders zo'n goed waarne
mer zijn? Trouwens, hy por
tretteert zichzelf in 'Een man
merkt nooit iets' een paar keer
als luisteraar.
Er is één column in dit boek
waaraan ik me een beetje heb
gestoord en dat is dat verslag
van een week Leiden. Over de
ze stad valt veel onaardigs te
zeggen, maar doe het dan wel
goed en betreedt niet de platge
treden paden. Dat Leiden een
provinciaal gat bij uitstek is,
klopt natuurlijk, maar aan het
einde van je column schrijven
dat je na een week in een
droom Amsterdam ging opzoe
ken op de kaart, getuigt van het
provincialisme waarover Ree
schryft.
WIM BRANDS
Een man merkt nooit iets,
Hans Ree, uitg. Meulenhoff,
ƒ29,50.
ADVERTENTIE
V BflEKHANOlL BV
l Haarlemmerstraat 117
j Leiden -tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
beste/afdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
i alle elf Balkantalen c
nige dingen over gezegd wor
den, zal ik me inspannen de
volledige waarheid over die
brug vast te leggen - dat wil
zeggen alles wat er vals is aan
de schijn en waarachtig aan het
verhulde; het alledaagse dat er,
even weinig opmerkelijk als de
stenen van de brug, aan kleeft,
zowel als de grote drama's, on
geveer gelijk in getal aan de bo
gen ervan."
De brug? Die over de Oejane,
een rivier in Albanië, die nu op
mijn landkaart niet meer te vin
den is, maar aan de oever waar
van in de dertiende eeuw me
nige jongen zijn klompje moet
hebben afgeduwd. De kroniek
schrijver die hier aan het woord
is? Een monnik, waarin wy, als
hij zijn kap even afzet, de Alba
nese schrijver Ismail Kadare
herkennen. De gebeurtenissen
rond de brug spelen zich af in
het jaar 1377. Nergens staat dat
de auteur zich baseert op docu
menten uit die tijd. Hier moet
dus het 'eerste gebod' gelden:
wat goed geschreven is, is
En goed geschreven is Kada-
re's roman 'De brug met drie
bogen'. Wat een gedreven stijl,
wat een vertellerstalent! Als de
rivier de Oejane maar half zo
meeslepend is geweest als de
stijl van Kadare, moet deze in
staat zijn geweest een beton
blok mee te voeren. Maar ge
noeg wierook. Waar gaat dit
boek over?
We schrijven het jaar 1377.
Om de rivier over te steken zijn
de boeren aangewezen op het
veer. De veerman, die plichts
getrouw zijn eentonige werk
vervult, wordt betaald door de
geheimzinnige, aan Kafka's
'Het slot' herinnerende, instan
tie 'Ponten en Veren', waarvén
niemand eigenlijk weet waar
de directie zetelt.
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Allo op deze pagina besproken
boeken zl|n bi) ona dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
Op een dag wordt de bestuur
der van de Albanese provincie,
waardoor de Oejane voortkron-
kelt, bezocht door een aantal
lieden dat hem voorstelt een
brug - wat is dat? een soort ste
nen regenboog? - over deze
'verraderlijke' rivier te bouwen.
Het gezelschap blijkt afkom
stig uit 'ijlkoortsland', dat wil
zeggen Germanië, waar wel
meer 'vreemde' ideèen zyn ge
boren. De bestuurder, die nogal
wat geld nodig heeft ter gene
zing van zijn zieke dochter,
stemt in met hun plan.
Alras slaan de vreemde
bouwmeester en zyn onderge
schikten hun tenten op in de
nabijheid van de rivier. De dor
pelingen zien met angst in hun
hart toe hoe de bouw van de
brug vlot. Maar 'Ponten en Ve
ren' is het daar niet mee eens.
Hun bron van inkomsten komt
immers in gevaar.
De bouwers van de brug wor
den geconfronteerd met ge
heimzinnige aanslagen op de
peilers van de brug. Om de sa
boteurs af te schrikken nemen
zij hun toevlucht tot een oude
legende, die zij 'ombuigen'
voor hun uiteindelijke doel: de
totstandkoming van de brug.
Op een slechte dag ziet de mon
nik tot zijn verbazing dat er een
man ingemetseld is in één van
de peilers van de brug, net als
in het verhaal dat hij een van de
opzichters heeft verteld.
De bouw van de brug, het
mag dan een prijzenswaardig
initiatief zijn, het verschaft het
'imperialistische' Turkije ook
een 'invalsroute' in Albanië.
Weldra kondigen de eerste 'der
wisjen' zich aan. Men vreest dat
het spionnen zyn, die door de
Turken vooruit zijn gezonden.
Elke dag vreest de monnik een
Turkse inval, iets dat inderdaad
onafwendbaar lijkt Naar welke
richting de monnik zyn blik
ook richt zelfs aan de heldere
sterrenhemel blinkt het Turkse
kromzwaard.
Ik ga u deze roman niet van a
tot z navertellen. Maar neemt u
van mij aan dat het lezen ervan
een adembenemende gebeurte
nis is. Voor wie goed leest is er
ook een 'onderstroom' aanwe
zig in dit relaas, maar wat dat
betreft moet u maar eens een
keer uw eigen 'loods' zijn. Jam
mer alleen van die slordige
spelling nu en dan. Tot drie
maal toe 'stygers' in plaats van
'steigers'. Maar ach, dat zijn wat
losse voegen.
CEES VAN HOORE
De brug met drie bogen, Is
mail Kadare, uitg. Van Gen
nep Amsterdam, ƒ24,50.