'Er bestaat geen rechtsgelijkheid' Onderzoek laat van astrologie maar weinig heel Leids Mobach-instituut wil duidelijkheid brengen in warwinkel van wetten ZATERDAG 14 DECEMBER 1985 EXTRA PAGINA 25 door Gerard van Putten In het vertrek van hoogleraar mr. Harm Mobach ziet de fiscale vakgroep van de Leidse universiteit een begin om de „al te gecompliceerde belasting- en sociale wetgeving" gecoördineerd te lijf te gaan. Ondergebracht in het onlangs opgerichte Mobach-onderzoekscentrum gaat vanaf april een 'denktank' van deskundigen niet alleen praktisch meedenken met de wetgever over een versimpeling van regels en voorschriften, waar zelfs de ambtenaren geen weg meer mee weten. Maar ook: de gewone man bijstaan in diens geschillen met de overheid. „Er bestaat nogal wat rechtsongelijkheid. De tijd was er meer dan rijp voor om een instituut met een lage drempel in het leven te roepen". Iedere Nederlandse burger wordt geacht de wet te kennen. Maar ook volgens prof. mr. J. Giele, voorzitter van de fiscale vakgroep van de Leidse universiteit, kan dat onmo gelijk worden verlangd. „Hier zeg gen wij: de burger kén de wet niet meer kennen". Met name het belas ting- en sociale verzekeringsstelsel is volgens hem aan een ingrijpende vereenvoudiging toe. De oprichting van het Mobach-onderzoekscen trum moet worden gezien als een se rieuze poging om enige helderheid in de mistige wetgeving te brengen. „Voor het invullen van een aangifte biljet is men hier aan het verkeerde adres. De studenten van de Leidse rechtswinkel verrichten op dat gebied al uitstekend werk. Maar in samenwerking met de wetswinkels gaat het centrum wel de fiscale- en sociale verzekerings problemen van de gewone man onder zoeken. Kijken hoe bepaalde regelingen in elkaar zitten. De wetswinkels assis tentie verlenen bij het uitprocederen van bepaalde rechtsvragen. Wellicht zelfs aanbevelingen doen om al te ge compliceerde wetten te wijzigen". In het vertrek van mr. Harm Mobach („Ik ga door met mijn publicistische ar beid") bij de Leidse universiteit ziet de fiscale vakgroep een begin om de „al te ingewikkelde wetgeving op dit, terrein" gecoördineerd en met kennis van zaken te lijf te gaan. „Natuurlijk wordt mijn ij- delheid gestreeld door het besluit van de vakgroep om mijn naam aan dit centrum te geven. Maar wat veel belangrijker is: de tijd is er rijp voor om enig onkruid te gaan wieden. Bittere noodzaak is dat, wantje wordt er niet goed van wat er aan wetgeving allemaal nog op stapel staat. Suurhoff, eens het fiscale geweten van Nederland, zou zich omdraaien in z'n graf als hij daar kennis van droeg". Deskundigen Het onderzoekscentrum gaat landelijk optreden en krijgt een landelijk karak ter; prof. Giele gaat er althans van uit dat het Mobach-onderzoekscentrum niet uitsluitend met Leidse krachten valt te bemannen. Hij is thans druk bezig om bekwame mensen te polsen. „Tot nu toe was het zo dat maar twee mensen van de vakgroep van dertien personen zich be zighielden met de klachten die door stu denten vanuit de Leidse Rechtswinkel werden doorgespeeld. We zijn dan ook heel bang geweest dat met het vertrek van Mobach veel kennis verloren zou gaan. Om dat te voorkomen hebben we het Mobach-centrum in het leven geroe pen. Waar ik nu op hoop, is dat het mi nisterie van financiën bereid is wat mensuren in het instituut te steken. Maar ik hoop ook op medewerking van uit de universitaire vakgroepen, vanuit de vakbonden, vanuit de kringen van werkgevers en vanuit de bedrijfsvereni gingen. Zo rond april moet het centrum in bedrijf zijn". Puttend uit een ervaring van vijftien jaar, („waarin heel wat problemen op collega Orapje en mij zijn afgekomen"), stelt Mobach dat het onderzoekscen trum dringend de medewerking van deskundigen behoeft. „Dat uitsluitend de vraagstukken van een gefortuneerd burger ingewikkeld zijn, berust op een misverstand. Ook aan die van de kleine man kunnen veel haken en ogen zitten. Het verschil is alleen dat voor de direc teur van een BV een heel leger adviseurs klaar staat om tegen betaling de zaakjes slim op te lossen, terwijl de kleine man doorgaans over onvoldoende middelen beschikt om alles tot op de bodem te la ten uitzoeken. Het gaat me veel te ver om te zeggen dat er op dit gebied in Ne derland klassejustitie wordt bedreven. Wel durf ik te beweren dat er geen rechtsgelijkheid bestaat". „De mensen die de regels niet kennen zijn de slacht offers", vult Giele aan. Papierlawine Voorbeelden te over draagt mr. Mo bach aan om aan te geven dat de mensen in het land bedolven dreigen te raken onder de papierlawine die de overheid afscheidt. Hoe meer wetten en wetjes er worden uitgevaardigd, hoe groter de on wetendheid. Talloze vragen heeft hij in het verre en recente verleden moeten beantwoorden over aanslagen die niet waren verwacht, „omdat de betrokke nen dachten dat de belasting al van het loon was ingehouden". Het schijnt voor te komen dat de ene belastinginspecteur anders tegen een aangifte aankijkt dan de andere. Hoeveel mensen geen huur subsidie ontvangen terwijl ze er wel voor in aanmerking zouden kunnen ko men, volgens Mobach gaat het om dui zenden en duizenden. „Menigeen vindt de aanvraagformu lieren te moeilijk van inhoud, ze kunnen die niet invullen, dus zien ze maar af van een verzoek om huursubsidie. Alleen daarom al is het goed dat er een instituut met een lage drempel komt. Met de ken nis van de werknemersverzekeringen is het diep treurig gesteld, je kunt dat ook afmeten aan het geringe aantal procedu res dat bij de Raden van Arbeid wordt aangespannen. Wie naar een juridische boekhandel stapt, zal zien dat er geen boek te krijgen is waarin die materie op een identieke manier wordt behandeld als de fiscale zaken in de vele belasting- boeken, die er zijn verschenen". „Nu ik het weer over belastingaange legenheden heb, nóg een voorbeeld. Al leen al over de rechtspraak met betrek king tot het onderwerp buitengewone lasten zijn meer dan 800 pagina's ge schreven. Als je nagaat hoeveel mensen zich in allerlei bochten hebben moeten wringen om de traplift, zo'n voorziening voor invaliden, aftrekbaar te krijgen, het is onvoorstelbaar". „Neem ook de aftrekbaarheid van de dieetkosten. Vroeger moest men naar de huisarts om een verklaring te vragen. Om de huisartsen niet in een moeilijk parket te brengen, ter voorkoming ook dat er valse verklaringen werden uitge schreven, heeft het ministerie van finan ciën destijds met de Koninklijke Neder landse Maatschappij voor Geneeskunde afgesproken dat in het vervolg onafhan kelijke vertrouwensartsen dergelijke verklaringen moesten afgeven. Die dieetkwestie was dus geregeld. Tot in het absurde zou je geneigd zijn te zeg gen. Maar wat zien we nu? Dat de men sen, die een bepaald dieet volgen, zich weer tot hun eigen huisarts moeten wen den om in aanmerking te komen voor een gunstige belastingregeling. Zo wordt een maatregel dan op een schan delijke manier ondergraven". Groot onderhoud „Tja", schampert Mobach, „en dan heb je ook nog de aftrek groot onder houd. Een schoolvoorbeeld van een re geling die niet werkt. Het is een illusie gebleken dat de schildersbedrijven hier van profijt zouden trekken. Het was een verkapte subsidiemaatregel, maar zo heeft het in de praktijk geenszins ge werkt. Wat wel is gebeurd: de overheid heeft er rond vijftig miljoen aan overge houden. Het waarom is duidelijk: de re geling was te ingewikkeld. Een huiseige naar kwam er pas voor in aanmerking als-ie vijfjaar in zijn huis woonde". „Bo vendien", verduidelijkt prof. Giele, „heb je onder huiseigenaren nogal wat doe- het-zelvers. Of ze stappen naar zo'n klus jesman". Hoezeer fiscale en sociale wetgeving de laatste tien jaar in beweging zijn ge weest, blijkt ook uit Mobachs opmer king: „Er is in de jaren dat ik hier zit geen jaar voorbijgegaan zonder een aan giftecollege. Telkens hebben we de wetswinkeliers, de studenten dus die werken in een rechtswinkel, moeten in strueren over de uiteenlopende wijzigin gen". De beide wetenschappers twijfelen er niet aan dat de politiek de ontelbare wetsregels met de beste bedoelingen ontwerpt. „Het punt is", zegt mr. Mo bach, „dat je de déraillementen, de ont sporingen, niet uit de memories van toe lichting kunt halen. Pas als die regelin gen in werking zijn, als je vanuit de sa menleving seinen opvangt over regelin gen die in relatie tot andere niet blijken te werken, pas dan zie je wat voor gevol gen ze voor andere wetten hebben". Maar niet alleen de bevolking is zo langzamerhand verzeild geraakt in een doolhof van wetten en wetjes, daaruit voortvloeiende voorschriften, aanschrij vingen, paragrafen en voetnoten. Ook de uitvoerders, de ambtenaren beschikken naar de mening van Giele hooguit over .gefaseerde kennis. „De bedrijfsblind heid op de ministeries is verschrikke lijk", vindt de hoogleraar,je treft er lou ter specialisten en theoretici aan". „De overheid", formuleert Mobach een zo mogelijk nóg kernachtiger stand punt, „heeft zelf geen vat meer op het geheel van regelingen. De overheid leek lange tijd een krachtpatser die alles leek te kunnen tillen, maar nu dreigt-ie onder de last te bezwijken". Fraudegevoelig De belastingdienst, zeggen de heren ook, heeft het knap moeilijk. Van die Tekening: Ron Alma. kant is beslist niet gevraagd om de Tweeverdienerswet. „Als een inspecteur t zegt: de wetgeving en de onderbezetting op mijn inspectie bemoeilijken de uit voering van mijn werk, dan kan ik daar wel achter staan", merkt Giele op. En Mobach: „De Tweeverdienerswet is heel fraudegevoelig. Nog even afge zien van het feit dat de burgers nu wor den geteisterd met vragen die vroeger in de bijstandssfeer werden gesteld, staat de ambtenaar op de inspectie nu voor het volgende dilemma: moet ik me be perken tot het aanslagregelende werk of moet ik ook het controlewerk erbij doen? Moet ik gaan kijken of de mensen samen wonen of niet? Dan is het natuur lijk niet vreemd dat soms dingen verge ten worden". Hij doelt onder meer op het verzuim van menig belastinginspecteur om be langhebbenden in kennis te stellen van z'n besluit om een aanslag op te leggen in afwijking van de ingediende aangifte. „Dat geeft veel wrevel onder het pu bliek", is de ervaring van Mobach. „Maar vooral ook verwarring". Hoe gemakkelijk die verwarring kan omslaan in verontwaardiging bleek niet Giele en Mobach delen de kritiek van hun vakbroeders niet. Ze hebben geen argument kunnen bedenken om hard te maken dat de staatssecretaris in deze kwestie onredelijk heeft gehandeld. Gie le: „Ik denk dat Koning een staatssecre taris is, die zich het meest van alle naoor logse staatssecretarissen solidair toont met zijn ambtenaren op het ministerie. In elk geval een willig oor voor ze heeft". „Er is geen sprake van", vindt Mo bach, „dat Koning de WIBO heeft toege past. De Wet Individuele Belastingen i Omroepmedewerker. Waar het wel om gaat is de vraag: voor wie is het loket eindstation en wie komt er terecht op de mat van de staatssecretaris? In dat verband ben ik geneigd te zeggen dat Koning zich tevoren onvoldoende hééft gerealiseerd dat dit geval wel eens heel veel commotie teweeg zou kunnen bren gen". Voor Giele en Mobach ligt het geval Van de Linde niet „zwart-wit". Naar hun inzichten valt voor het standpunt van de inspecteur wat te zeggen, maar ook Ko- nings visie valt in alle redelijkheid te verdedigen. Mobach: „Voor een staats secretaris moet er ruimte zijn om in te grijpen in het beleid dat een belastingin specteur in een bepaalde zaak heeft ge voerd. In het geval-Wibo werd er geld gestort op de postrekening van het echt paar. Het ging er om of het inkomsten betrof van de man of van de vrouw. De staatssecretaris heeft gezegd dat het mo gelijk is dergelijke inkomsten bij de vrouw te belasten, als aannemelijk kan worden gemaakt dat ze door de vrouw zijn verworven". Om de schijn van vriendjespolitiek te vermijden, maar ook omdat een kwestie als het geval-Wibo „iets toevoegt aan de bestaande kennis van de belastingpro- blematiek", is Mobach er sterk voor ge porteerd dat het ministerie van finan ciën voortaan opening van zaken geeft in vergelijkbare geschillen. „Nu is het uitgelekt in de publiciteit. Zou het geval- Wibo niet in de openbaarheid zijn geko men, dan was er nooit een ministeriële aanschrijving gekomen voor de ambte hoe in een gelijksoortige zaak te handelen. Het zou veel beter zijn als er publicaties verschenen over zaken, die iets nieuws in zich dragen. Voor mijn part geanonimiseerd, zoals dat het geval is met rechtszaken. Als anderen maar kunnen profiteren van die nieuw ver kennis". Duidelijkheid Duidelijkheid scheppen ir kei van wetten, vereenvoudiging en dan niet door toelichtingen te verstrekken op bestaande toelichtingen, daar is het Mobach in het verleden als medewerker van de fiscale vakgroep om gegaan. Als lid van de vereenvoudigingscommissie- Oort gaat het hem daar nog steeds om. En in die geest zal ook 'zijn' instituut moeten functioneren. Zelf teert hij al op een succesje van vroeger. „Bijstands vrouwen die bovendien alimentatie ont vingen, werden in het verleden betrok ken in de aanslagregeling inkomstenbe lasting en premieheffing. Na veel vijven werd de aanslag premiehef fing dan kwijtgescholden. Nu houden de gemeenten over het gezamenlijke be drag van bijstandsuitkering en alimenta tie belasting en premie in. Voor die bij standsvrouwen is dat een veel gunstiger regeling, die vanuit Leiden sterk is aan bevolen. Voor mensen met een ww-uit- kering, die iets willen bijverdienen, be staat een dergelijke gunstige regeling nog niet. Maar neem van mij aan dat het instituut daarover straks ideeën zal aan brengen". Als initiatiefnemer laat prof. Giele on omwonden weten dat het Mobach-on derzoekscentrum ernaar zal streven ge zag te verwerven by de overheid. „Er zou al heel wat gewonnen zijn als we vooraf inzage kregen in de diverse wets ontwerpen en memories van toelichting. De tragiek is dat het ministerie van fi nanciën het minst open is van alle minis teries. Het directoraat-generaal zweert bij het bewaren van de geheimhouding. Niettemin zou het een goede zaak zijn als ook andere dan ministeriële ambte naren die wetsontwerpen en memories van toelichting eens vooraf bekeken op de praktische uitvoerbaarheid. Ik geef toe, voor de departementale ambtenaren zal het wennen zijn om een wetsontwerp of regeling aan het oordeel van een an der te laten onderwerpen. Maar daar staat tegenover dat in dit instituut een verzameling kennis wordt onderge bracht die op geen ministerie aanwezig is. Het zou niet verstandig zijn daaraan voorbii te gaan". „We zijn thans in een positie waarin we een verrassend sterk argument hebben tegen de astrologie zoals die door fat soenlijke astrologen wordt bedreven. Ondanks het feit dat we met de beste astrologen uit de Verenigde Staten werkten, ondanks het feit dat we elke redelijke suggestie die de adviserende astrologen gaven in het experiment verwerkten, en ondanks het feit dat de astrologen akkoord gingen met de op zet, deed de astrologie het niet beter dan zou mogen worden verwacht vol gens de wetten van de kansberekening. Het door de astrologen voorspelde ver band tussen de posities van planeten ten tijde van de geboorte van de proef personen en hun persoonlijkheden be staat niet". Verrassend sterke taal voor een acade micus, zeker als hij schrijft in de „zwaar gewicht" der wetenschappelijke bladen, het Britse Nature. In de aflevering van deze week doet de natuurkundige Shawn Carlson uitgebreid verslag van de meest diepgravende toetsing van de astrologie die tot op heden heeft plaats gevonden, en hij laat weinig van de pre tenties ervan heel. In het verleden is wel vaker gekeken naar de wetenschappelijke houdbaar heid van de astrologie, maar de onder zoeken die een positief resultaat ople verden, werden meestal door academici afgewezen omdat de gevolgde methode niet waterdicht was. En de negatieve werden afgewezen door astrologen om dat zij meenden dat het onderzoek voor bijging aan de essentie van hun werk. Carlson heeft alle moeite gedaan om dergelijke kritiek voor te zijn. Hij heeft zich verzekerd van de medewerking van de Amerikaanse vereniging van astrolo gen, de Nationale Raad voor Geokos- misch Onderzoek (NCGR). Deze raad wees de mensen aan die Carlson van astrologisch advies zouden dienen en verleende ook anderszins hand- en span diensten. Het experiment bestond uit twee de len. In het eerste deel gaven vrijwilligers hun geboortetijd en -plaats op, en astro logen trokken op grond daarvan hun ho roscoop. Vervolgens kreeg elke proef persoon drie horoscopen voorgelegd: zijn of haar eigen, en twee willekeurige van andere proefpersonen. Daaruit moest de eigen horoscoop worden ge vonden, en een tweede keus. Maar de helft van de proefpersonen kreeg niet de eigen horoscoop, maar die van iemand met een identiek sterrenbeeld. In het tweede deel werden de rollen omgedraaid. Bij alle proefpersonen werd een psychologische test gedaan (de CPI, een te goeder naam en faam be kend staande psychologische test), en de astrologen kregen de horoscoop van een willekeurige proefpersoon, en drie uit slagen van psychologische tests: die van de persoon in kwestie, en twee willekeu rige andere. Zij moesten vaststellen wie bij de horoscoop hoorde, en weer een tweede keus (de deelnemende astrolo gen waren bekend met de CPI.) Alle mogelijke voorzorgen werden ge nomen om te voorkomen dat ergens een ongewenste afwijking zou kunnen ont staan. Ook de onderzoekers wisten zelf ten tijde van het onderzoek nog niet wel ke horoscoop bij welke testscore hoor de. Proefpersonen die van tevoren zei den „volstrekt niet in astrologie te gelo ven" werden afgevoerd, evenals mensen die al eens een horoscoop hadden laten trekken, alsmede een proefpersoon die zelf astroloog bleek te zijn. Nadat de astrologen ervan overtuigd waren dat de opzet zoals Carlson die voor ogen stond een „eerlijke toetsing" van de astrologie was, gingen zij hun voorspellingen doen. In goed weten schappelijk onderzoek wordt altijd van tevoren gezegd welke uitkomst er wordt verwacht, compleet met afwijkingen die nog toelaatbaar zijn en niet. Het is duidelijk dat in beide gevallen een score van 1 op 3 al mag worden ver wacht volgens de kansberekening. De astrologen voorspelden dat de proefper sonen in „ten minste de helft van de ge vallen" hun eigen horoscoop eruit zou den kunnen halen, en dat zij horoscoop en persoonlijkheidstest even zo vaak bij elkaar konden zoeken. De resultaten zijn niet opwekkend voor mensen die zowel in astrologie als in de wetenschappelijke methode gelo ven. Van de 83 proefpersonen die ook hun eigen horoscoop ter beoordeling kregen, haalden 28 hun eigen horoscoop eruit: 33,7 procent. De groep die niet hun eigen maar een verwante horoscoop kreeg, scoorde merkwaardig genoeg be ter: 42 van de 94 (44 procent) deden het goed. Dit kan geen astrologisch effect zijn, want ze kregen niet eens hun eigen horoscoop. Noch kan dat het gevolg zijn van de grote invloed van het zonnete ken, want dan zou de eerste groep het ook beduidend beter moeten doen. Carl son neemt dus aan dat de afwijking bin nen de grenzen van Jiet toeval blijven. Nog minder goed doen de astrologen het. Hun voorspelling dat zij in zeker vijftig procent van de gevallen goed zou ten zitten wordt gelogenstraft door de feiten. Van de 116 astrologen hadden er 40 de goede horoscoop bij de CPI-uitslag gezet: 34,4 procent. Dit steunt de weten schappelijke verwachting van 33,3 pro cent. „Het experiment weerlegt duide lijk de astrologische hypothese", zo be sluit Carlson zijn artikel. (GPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 25