'Geen neger zal nog smeken om blank te zi jn' Otto Sterman 50 jaar aan het toneel ZATERDAG 7 DECEMBER 1985 EXTRA PAGINA 25 Hij stond aan de wieg van de televisie. En toen de baby een kleuter werd, maakte hij diepe indruk in 'Oom Otto vertelt'. Menigeen hoort hem nog zeggen in dat warme, omfloerste accent: 'En Broer Konijn sag Broer Fos komen, wat schrok hij daarfan'. Ook in zijn vijftigjarige toneelcarrière heeft Otto Sterman geweten dat hij een neger is. Altijd maar slaven en knechten spelen. Hoewel: er waren uitzonderingen. Gesprek met een boeiend verteller, die in het dagelijks leven ook nog fysiotherapeut is. "Van discriminatie werd ik me pas laat bewust". door Ko van Leeuwen Hij heeft een warme, intense uitstra ling. Zwijgt en wrijft een paar keer met de linkerhand langs zijn korte grijze baard. „Ik heb vanochtend een krankzinnige ervaring beleefd. Mijn vrouw werkt in Utrecht. Hele dagen. Ze moet om negen uur beginnen dus ze staat om zeven uur op. Ze gaat met bus vijftien naar het Am- stelstation. Ik sta ook altijd om zeven uur op, dan ontbijten we samen en be spreken we de dingen die nog gedaan moeten worden. Ook als ik de avond daarvoor gespeeld heb, sta ik op. Dan breng ik haar naar de bushalte op het Minervaplein en als ik gespeeld heb, dan ga ik daarna meestal nog een paar uur slapen". Conditie „Toen mijn vrouw vanmorgen weg was, zag ik in een flits haar sleutels! En ik moet vanavond en morgenavond in Nijmegen spelen en daarna in Arnhem. Ze zou er dus dagen niet in kunnen. Ik trek mijn jas aan, gris de sleutels en rep mij met de lift naar beneden. Ik spring daar op mijn fiets en raas naar de bushal te op het Minervaplein. Daar zie ik nog nét bus 15. Twéé bussen 15. Ze rijden net weg! Man! In welke bus zit zij? Ik er met de fiets achteraan naar de volgende hal te, linksom d.e Beethovenstraat in en dan zie ik het: zij zit achterin in de ach terste bus. Ik zag het aan haar rose sjaal tje. In de Beethovenstraat stopt de voor ste bus, mijn god, dus de achterste rijdt dóór. Ik er raas er achteraan en hoop op de volgende halte. Op de Apollolaan staat hij stil. Zal ik hem halen? Als ik er een paar meter van af ben rijdt hij weg. Ik hoop dat de stoplichten bij de Churchil- laan op rood zijn, maar nee, ze gaan nét op groen! Racen, racen met die fiets, door alles heen. Bij het Europaplein, wéér te laat, voor mijn neus weg. Verder, verder! Bij de Rooseveltlaan weer net mis. Ik zie de bus het Victorieplein over de Vrijheidslaan oprijden. Zal hij stop pen? En ja! Hij staat stil. Ik zet 'm extra op. Ik ben er vlakbij. Ik smijt mijn fiets op het trottoir en ik spring de bus in. 'Bedankt voor de medewerking', zeg ik nog tegen de chauffeur, want hij had mij al een paar keer gezien hoor. 'Marijke!', brul ik door die bus, 'Je sleutels!'. Man, wat een ervaring. Pfff. Toen ben ik rus tig teruggefietst. Ik had "m'n pyjama nog onder m'n jas aan...". Hij moet wel een goede conditie heb ben. Lacht breed en zegt: „Ik ben fysio therapeut en ik heb niet voor niets mijn M.O. lichamelijke opvoeding. Als dit ge sprek niet al te lang duurt kan ik van middag nog een uurtje tennissen, voor dat ik naar Nijmegen vertrek. Maar we nemen de tijd hoor, zo bedoel ik het niet!" Eerste rol „In de Haarlemse schouwburg maakte ik kennis met het toneel. Daar speelde ik, met Kootje van Dijk onder meer, in 'De familie Kegge', een bewerking uit de Camera Obscura die Cor Hermus, de va der van Guus, had gemaakt. En de ouwe Ko van Dijk had de regie. Ik speelde een West-Indische bediende. Dat was mijn eerste knechtenrol". „Ik had dat te danken aan Han König, die veel voor de radio deed. Hij woonde bij mij in de straat en op een dag gaf hij mij dit briefje". Slaat zijn eerste dikke plakboek open en ik zie een beduimeld met potlood be schreven stukje papier. Daar staat op: „Otto, Wil je morgen (Vrijdag) tussen 12 en 2 even naar 't kantoor v/h Schouw- tooneel, West-Einde (boven Atlantic) gaan. Je zou daar kunnen werken. Vraag plus minus f 2 of f 2,50 p.a. 't Is een leuk rolletje. Hoor ik nog even iets van je? Han König". Sterman: „Toen kreeg ik ook in Haar lem mijn eerste recensie Kijk hier: Otto Sterman slaagde prachtig als West-Indi sche bediende. 1935! Dat betekent dat ik dit jaar precies vijftig jaar acteur ben. 1935 was een belangrijk jaar voor mij. Ik kreeg in dat jaar ook mijn tweede rol. Dat was bij Albert van Dalsum, op het Leidseplein. Van Dalsum deed De Beui, van Par Lagerkvist. Van Dalsum speel de het als aanklacht tegen het fascisme. Dat was de eerste keer dat ik het toneel als kritiek op misstanden meemaakte. Ik speelde de aanvoeder van de negers". Vier jaar later had Van Dalsum hem weer nodig. Hij laat het telegram in het plakboek zien. Daarin de eenvoudige tekst: Kom alstublieft Stadsschouw burg. V. Dalsum". Blijver Als Otto Sterman eenmaal een rol had gespeeld, dan zat hij er meer dan eens voor diverse andere bezettingen ook aan vast. Heel het tableau van spelers mocht wisselen, Sterman bleef. „Dat gebeurde bijvoorbeeld in 'Muizen en Mensen' van John Steinbeck. Ik speelde daarin Crooks, een stalknecht. De eerste keer speelde Louis Saalborn de rol van Len- nie, de tweede keer Ko van Dijk junior, die nu ook al dood is, later voor de televi sie Rudy Falkenhagen en nóg later bij de Noorder Compagnie in Groningen Rut- ger Hauer. En al die keren was ik erbij. In het jaar dat ik trouwde speelde ik in 'De dag van je leven' bij Comedia. De hele familie zat 's avonds in het Centraal Theater omdat ik moest spelen. Met El len Vogel, Henk Rigters, John Gobau en Ank van der Moer. Ik was de negerpia nist. In 'As you like it' van Shakespeare speelde ik Charles de worstelaar. Dat was de eerste rol waarvoor ik niet ge vraagd was omdat ik die bruine kleur heb. Daarna speelde ik Sidi, een arabi- sche kleedjeskoopman, in een scène met Fien de la Mar. Dat was niet zo'n makke lijke dame nee. In 'Je kunt het toch niet meenemen' deed ik een huisknecht. Cees Laseur regisseerde. Toen hij later naar de Haagse Comedie ging nam hij dat stuk als eerste weer op. Hier heb ik een briefje: „...ik zou natuurlijk dolgraag willen dat jij weer meedeed. Cees La seur". En dan Peter Scharoff! Bij hem speelde ik de Tartaar in 'Nachtasyl' van Maxim Gorki. Dat was een heel bijzon dere enscenering". „De echte ommekeer in mijn leven kwam door Sartre. In 1947 speelde ik in 'De eerbiedige lichtekooi' een neger die er van wordt beschuldigd een blanke vrouw^ een prostitueé, te hebben aange rand. Maar hij is onschuldig. Alle schuld wordt op hém geladen. Zij verdedigt hem nog, maar hij moet rennen voor z'n leven omdat men hem wil lynchen". Simon Carmiggelt schreef in Het Pa rool: „...toch viel er meer te bewonderen, bijvoorbeeld de dodelijk bevreesde ne ger van Otto Sterman". Sterman: „Ook die rol heb ik in vier verschillende bezet tingen gespeeld. De laatste keer bij Cen trum met Els van Rooden. Op mij heeft die rol altijd grote indruk gemaakt. Sar tre had het stuk geschreven als aan klacht tegen discriminatie. De eerste dé beste boom, dat was het gebruikelijke lot van de neger in Noord Amerika". Stevige vent „Het gebeurde in 'Gouden regen' van Priestley. Ik moest een Engelse bobby spelen. Otto, het moet een stevige vent zijn, iets voor jou! Toen hebben ze mij lichter geschminkt ...maar van dit hoofd maak je geen blanke Engelse politie agent. Toen zeiden ze: nou Otto, we ken nen je nu, als we je nodig hebben, weten we je te vinden. Maar ze bedoelden: als we die kleur van jou nodig hebben. Dat heeft betekend dat ik totaan de oorlog incidenteel rolletjes speelde, geënt op de neger. Zwarte knechten, een neger- chauffeur, een arabische kleedjeskoop man, een steward, huisbedienden, de knecht van een fakir. Altijd onderge schikte rollen, daar werden die jongens voor gebruikt". Zegt dan zacht en vriendelijk: „Nou had ik daar geen enkele moeite mee. Discriminatie, dat bestond voor mij nog niet. Wil u even denken, we praten nu over een tijd dat u nog niet geboren was! Er waren misschien vijf negers in Am sterdam. Mijn vader was er één en een kennis van ons was er één en dan nog een paar. Het onderscheid maken in kleur, in rassen, dat kende je nog niet. Het begrip discriminatie, dat leerde je pas van de Duitsers, toen de joden in de oorlog een ster moesten dragen. Toen pas drong het door. Dat dat mogelijk was. Maar in dat stuk van Sartre beleef de ik het. Ik wist natuurlijk wel iets. Als kind las ik al boeken en de krant. Dan moest ik voor mijn moeder bij de kiosk een krant halen en dan zei ik: O, mam, kijk eens, een neger gelynchd in Geor gia, mam, wat is dat, lynchen? Nou ja, dat legde zij dan uit. Dat er een neger was opgehangen omdat hij naar een blanke vrouw had gekeken". „Sartre drukte mij met de neus op de feiten: kleur! Ik moest dus steeds maar wachten totdat er zich iets met die kleur voordeed. Artistiek is dat niet te harden, om te gaan zitten wachten of er mis schien een neger nodig is. Inmiddels had ik ook al het een en ander voor de radio gedaan en voor de eerste experi mentele televisie met Eric de Vries in Eindhoven. Ik stond in die tijd nog voor de klas ook, want ik had als leraar licha melijke opvoeding een volledige school- baan. En als je 's avonds in Almelo speelt, dan kan je 's ochtends niet weer vroeg voor de klas staan". Sartre „Dus weer kwam Sartre. Want van hem heb ik geleerd: KIES. IK MOET KIEZEN. Ieder mens staat altijd weer voor het feit: Kies! De keuze is essentieel in het menselijk bestaan. Ik koos voor mijn andere liefde: het toneel". „Ik zat dus met die kleur van mij. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: in mijn ver schijningsvorm ben ik representatief voor De Neger. Als ik zeg: ik ben een neger, dan zal niemand zeggen: dat is niet waar. Maar nogmaals, hier had ik nog steeds geen last van discriminatie. Na de oorlog werd ik me er sterker van bewust. Met de komst van Surinamers en Antillianen naar ons land. Maar ik had gelezen over de Amerikaanse negers die in het leger in Europa onze vrijheid bevochten ...die hier als helden bejubeld werden. En toen ze weer in hun land te rugkwamen werden ze weer gewoon als tweede- en derderangs burgers behan deld. Ze moesten weer helemaal achter in de bus zitten. Toen kwam Martin Lu ther King. Dat is de sleutel geweest voor mijn voordrachtprogramma's: De Ne ger. Dat is dus mijn werk geworden en kwam er dan eens een kans in een to neelstuk, nou, meegenomen. Maar als Otto Sterman: "Hoe lang nog Heer blijft gij neutraal?" acteur heb ik altijd moeten wachten op een uitnodiging". Het eerste voordrachtprogramma ont stond in 1952 en het heette 'Ik ben een neger'. Ik heb het pas veel later gezien, maar herinner me nog steeds het indrin gende gebed van Ouwe Joe, een neger die voor de hemelpoort staat en smeekt om blank te mogen zijn. Ik weet nog hoe me dat toen aangreep. Otto Sterman glimlacht. En zegt: „Ik heb het al lang niet meer op mijn reper toire, maar mijn geheugen is goed: Heer, mocht ik opgenomen worden in Uw Glorie ...mócht ik opgenomen worden in Uw Glorie, Heer, geef mij dan om secuur te zijn, blauwe ogen, een mager wit ge zicht en zwart sluik haar. Heer, enkel om secuur te zijn. Want tweemaal de hel, Heer, dat is wat al te veel". So what Omdat ik weet hoe expressief de ac teur Sterman voordracht, stel ik voor dat hij voor de fotograaf nog enkele regels uit Ouwe Joe zegt. Hij wordt nu heel ern stig en zegt: „Dat lijkt mij niet zo'n goed idee. En waarom niet ...omdat ik later ben gaan beseffen dat niet alleen negers gediscrimineerd worden, maar hele groepen, rassen, landen. Neem nou Ni caragua. Ouwe Joe, dat kan niet meer. We hebben Black Power gehad. Geen neger zal meer smeken om blank te mo gen zijn. Die tijd is voorbij, de neger is zich bewust geworden van zijn waardig heid. I am black, so what? Black is beau tiful. Hier heb ik een bundel van Ernesto Cardenal. Poezie over en uit Nicaragua. De psalmen uit de tijd van koning David heeft hij herschreven naar onze tijd. Daarmee kan ik nu zeggen: Ik wil mijn stem laten horen". Dan gebeurt het. Otto Sterman spreidt de armen ontspannen op de leuning en legt zijn benen languit op de Bieder meier bank. Hij kijkt schuinweg om hoog en hij begint met zachte, rond arti culerende stem: Mijn God mijn God, waaróm hebt gij mij verlaten een karikatuur ben ik geen mens mikpunt van spot in alle kranten wordt om mij gelachen Met Ingrid Valerius en Johan Fiolet in een tv-eenakter 1960). Ik ben een naam in hun papieren ik kreeg een nummer op mijn huid gefotografeerd achter prikkeldraad als op een röntgenfoto zijn dl mijn been deren te tellen ik ben niemand meer naakt word ik naar de gaskamer gedre- ze verdelen mijn kleren en mijn schoenen ik schreeuw om morfine, niemand hoort ik schreeuw in mijn dwangbuis ik schreeuw heel de nacht in het asiel voor gestoorden de zaal voor ongeneeslijke zieken het paviljoen voor besmettelijke zieken het gesticht voor de ouden van dagen Ik vecht met de dood in de psychiatrische kliniek ik stik onder de zuurstofkap ik schrei op het politiebureau in de rechtszaal de folterkamer het weeshuis ik ben radio-actief besmet iedereen is bang en ontwijkt me Maar eens zal ik mijn broeders over U verhalen ik zal U prijzen op onze bijeenkomst mijn liederen klinken op uit een groot volk de armen gaan aan tafel ons volk viert feest volk dat wordt geboren. Hoe lang nog Even zwijgt hij en dan meteen er achteraan komt de volgende. Fel kijken zijn ogen als hij toe is aan: Hoe lang nog Heer blijft gij neutraal en kijkt Gij toe als buitenstaander Red mij uit de folterkamer Bevrijd mij uit het concentratiekamp En warm wordt zijn gezicht bij het slot: „Ik zal U zingen in mijn verzen heel mijn leven". Dan blijft het enige tijd he lemaal stil. We kijken omlaag. Buiten het lawaai van de stormwind die aan de huizen rukt. De regen striemt als opge jaagd. De spierwitte poes van Otto Ster man loopt daar opeens langzaam voorbij op de ijldunne ronde buis die de rand van het balkon is. Driehoog. Z'n pootjes glijden soms gevaarlijk uit. We kijken er naar. Met bijna ingehouden adem. Otto Sterman verroert zich niet. Dan kijkt hij naar mij en zegt: „Wat kan ik doen? Hij is al eens meer naar beneden gedonderd. Ik kan alleen hopen dat het goed gaat". Het gaat gelukkig goed Sterman: „Hij is doof. Hij heeft twee verschillende kleuren ogen. Witte katten met verschillende kleuren ogen zijn al tijd doof. Waarom weet ik niet, het is zo". Dierbaar Otto Sterman is lid van de evange- lisch-lutherse kerk, gevolg van zijn op voeding. maar ook uit overtuiging. Elke dag begint hij met het lezen van een stuk uit de bijbel. Sterman: „Nou, het is ei genlijk zo, dat wordt je heel makkelijk gemaakt. Ik krijg elk jaar van het Neder lands Bijbelgenootschap een bijbellees- rooster. Voor elke dag staat daar een be paalde opdracht in. Het is een dierbaar boek hé. zo'n bijbel. Als ik over gods dienst praat, dan ligt mij altijd op de lip pen: Ik gelóóf dat ik geloof. Daarom vind ik die psalmen van Ernesto Carde nal zo mooi. U kent natuurliik Henriétte Roland Holst. Garmt Stuiveling heeft mij daarop attent gemaakt. Hij decla meert eerbiedig: „Wij zullen U niet zien, lichtende vrede/ wij zullen niet voelen uw weligheid van onze lippen naar ons hart gegleden". Dan, de handen gespreid: „Wat een vrouw hè. Vijfenzestig jaar geleden, dat had nu geschreven kunnen worden Moeilijke taal, maar voor wie luistert? Jézus!" Dan hard, bits: „Vijfenzestig jaar geleden en er is geen moer veranderd' „Ik heb de hele geschiedenis van de neger gevolgd. Zeg maar vanaf de af schaffing van de slavernij. Wat moet ik zeggen over de gebeurtenissen in Zuid- Afrika? Het is te ongelooflijk ...dan zeg ik die regel van Ernesto Cardenal: Hoe lang nog Heer blijft gij neutraal? Ik doe een voordracht van Alan Paton. Een waar verhaal over een zwarte beeldhou wer in Zuid-Afrika die in 1960 een prijs vraag wint met zijn beeld van een Afri kaanse moeder met kind. Maar het was een vergissing. Toen de blanke jury hem als winnaar aanwees bleek dat hij een neger was. Als ze dat geweten hadden, was hij nooit bekroond. Er was vergeten om bij die prijsvraag te vermelden: Al leen voor blanken. Maar ja, nu' was het eenmaal bekend geworden. Een schan daal kon worden vermeden, want bij de officiële plechtigheid was de kunstenaar 'verhinderd". Hij kijkt weer naar buiten, naar het troosteloze grys. Zegt: „Novem.ber is mijn moeilijkste maand. Dat is altijd zo geweest. Afscheid van het zonnige deel van de herfst...en je hebt alle ellende nog voor de boeg. Decefriber, dat gaat. Dat wordt altijd nog een beetje vergoed door wat men dan de feestdagen noemt. Het begint al met het gedoe van Sin terklaas". Zijn blik dwaalt weer af. Zucht diep en loopt wat heen en weer. Als hij opnieuw koffie met koek heeft neergezet „Elke dag worden er mensen neergeknald. El ke dag doden in Zuid-Afrika. Ómdat mensen anders zijn. Ik kan alleen maar iets zeggen met mijn voordrachtpro gramma's. Zolang je mensen kunt ont roeren, is er misschien nog hoop ..je wéét het niet". Geen neger In het door Agaath Witteman bij de nieuwe groep Persona geregisseerde 'Het temmen van een feeks' speelt Otto Sterman een gefortuneerd Italiaans edelman. .Geen negerrol. In het stuk be spelen alle acteurs en actrices odk een instrument. Voor Sterman geen pro bleem. Hij speelt al jaren dwarsfluit „In de vijftig jaandat ik toneelspeel is het nu de vierde keer dat ik een rol speel waarbij het niet van belang was ...waar bij ik de gelegenheid kreeg een rol te spelen die niet met mijn kleur te maken had. In vijftig jaar. In vijftig jaar heb ik ook nooit een vast engagement gehad Toen Agaath Witteman mij belde vroeg ik haar: hoe zit dat dan, in dat stuk zit geen enkele neger. Ze zei: daar heb ik twee redenen voor. De eerste is dat ik negers op het toneel gewoon mooi vind en in tweede plaats vind ik dat de men sen er eindelijk maar eens aan moeten wennen dat een neger evenals een blan ke elke rol kan spelen." En dat deed je ouwe negerhart goed hé... „Jaaaaah! Eindelijk geen steward, geen zwarte huisknecht, geen neger chauffeur. Dót was nou waarover ik vijf tig jaar heb moeten doen, dat iemand dat zo tegen mij zei. Agaath heeft dat heel duideliik geformuleerd".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 25