EXTRA Moeten dergelijke fielterigheden dan maar gebeuren?' H A Leidse universiteit herdenkt verzet - - ;üU ZATERDAG 23 NOVEMBER ^BJJL^G^ATHtE^EIDSCH/ALPHEN^AGBLAD PAGINA 21 Maandag herdenkt de universitaire wereld haar verzet tegen de Duitse bezetter. In de Pieterskerk zal koningin Beatrix de herdenking bijwonen. Ongetwijfeld valt daar de naam van prof. R.P. Cleveringa. Als één van de eersten verhief de Leidse jurist zijn stem tegen de bezettende macht, hetgeen door een studentenstaking werd gevolgd. Maar wat stelde het verzet verder voor op deze universiteit, die zich zo graag het 'bolwerk der vrijheid' laat noemen? "Het zou stellig een misverstand zijn te menen dat de houding van de universitaire gemeenschap in het algemeen krachtig is geweest. Velen werden er toch toe gebracht al te zeer aan de verlangens van de bezetter toe te geven". door Bart Jungmann "Het wordt toch niet zo'n heldenverhaal, hè", vraagt Andrée Wiltens bij het af scheid. Bijna een halve eeuw geleden was hij als Utrechts student betrokken bij het verzet tegen de DuitseTs. Als lid van de illegale 'Raad van Negen' coördi neerde hij mede het studentenverzet en mr. A.J. Andrée Wiltens was misschien geen held, maar toch in elk geval een heldhaftig mens. Arbeiders met wie de Utrechtse stu denten jaarlyks een viswedstrijd had den, vonden dat ook. Nadat de studen ten in '43 openlijk weerstand hadden ge boden tegen de bezetter, kreeg Andrée Wiltens een complimentje: 'Jullie zijn geen heertjes, jullie zijn kerels'. Dit wordt geen 'heldenverhaal'. In een heldenverhaal past geen halve moed. En naast de al zo vaak gememoreerde rede van prof. Cleveringa plus de daaropvol gende studentenstaking in Leiden, was daarvan toch ook sprake. Mr. A.J. Andrée Wiltens: "De hoogle raren hebben als groep nooit iets onder nomen, wel in clubjes. Maar veel van hen hadden toch iets van: jeetje mijn la boratorium, ik moet aan mijn biblio theek denken". Snel aan het werk Dr. L. de Jong in het vierde deel van zijn geschiedenis van de Tweede We- Niet beWUSt reldoorlog: "Verzet was een zaak van overtuiging en karakter. Hoogleraren waren niet om hun politieke overtuiging en karaktereigenschappen beroemd, maar op grond van hun wetenschappe lijke activiteiten". Andrée Wiltens: "Er zaten natuurlijk ook reuze kerels tus- Wie getrouwd was met een voljood of drie joodse grootouders had, moest het papier al ongetekend laten. "Dat was slim van de Duitsers, want juist de oude mensen gingen nog naar de Israëlitische kerk", zegt professor Schöffer van de fa culteit geschiedenis. Hoogleraren organiseerden een schrif telijk protest dat in Leiden vooral bij de rechtenfaculteit aansloeg. Decaan Cle veringa zette ook zijn handtekening. "Moeten dergelijke fielterigheden dan maar gebeuren?", vroeg hij zich in zijn dagboek af. Jazeker. Mede op aandrin gen van Van de Sande Bakhuysen werd getekend; sommigen voegden er knarse tandend een protest aan toe. In november wierp die verklaring haar eerste zure vrucht af: schorsing van joodse ambtenaren. Schöffer: "Dat trof zestien mensen aan de universiteit". De beroemdste was professor Meyers, een alom gerespecteerd jurist en leermeester van Cleveringa. De Leidse universiteit, die zich zo graag het 'bolwerk der vrijheid' laat noe men, kon nu zijn tanden laten zien. "Aan onze joden komen, dat was helemóél on gehoord", was de gespierde reactie van de 'Soldaat van Oranje', Erik Hazelhoff Roelfzema. "Het vat zat toen al op sta ken", zegt C. Fabius, destijds voorzitter van het Leids studentencorps. Dr. Fred. Muller was geen reuze kerel. Hij was rector magnificus aan de Leidse universiteit toen de Duitsers binnenvie len. Na de wapenstilstand deed hij een oproep aan de Leidse academici. 'Verza melen!', heette het schrijven. "Wie ge diend heeft, kent het signaal. Na de ope raties verzamelen zich de troepen. Wij verzamelen onze geestelijke troepen". Muller wilde weer snel aan het werk en was, erger nog, niet ongevoelig voor de 'nieuwe orde'. P.J. Idenburg was in deze periode se cretaris van de universiteit en schreef daar een boek over. Over Muller: "Hij was iemand die Duitsland en de Duit sers vereerde, en niet aan enig onheil van die zijde geloofde". De universiteit was gelukkig snel van hem af, maar zijn sympathie voor de nationaal-socialisti- sche beweging kon Muller bij de gebrui kelijke afscheidsrede in september '40 nog snel even uiten. Idenburg: "Met zorg werd zijn rede tegemoet gezien". De secretaris nam er stiekem en voortij dig kennis van en inderdaad, het was niet. best. Samen met Van der Sande Bakhuy- zen, behalve burgemeester ook de hoog ste bestuurder van de universiteit, pro beerde hg er een stokje voor te steken. Maar rijkscommissaris Seyss-Inquart greep hoogst persoonlijk in en met een geüniformeerde nazi in het gehoor mocht Muller zijn smet op de universi teit werpen. Idenburg: "Men moet erbij zijn geweest om de ergernis en nervosi teit te beseffen". Protest Muller werd opgevolgd door A.W. By- vanck. Ook niet bepaald een krachtige persoonlijkheid, maar volgens Idenburg met meer werkelijkheidszin dan zijn voorganger. "Door intelligentie en stoe re arbeid muntte hij uit", schrijft de se cretaris. De Jong is minder positief, evenals Cleveringa. De rector wilde niet bij zijn protestcollege in november '40 aanwezig zijn. "Zijn reactie ergerde mij", schreef Cleveringa in zijn dagboek. Byvanck was pok één van de academi ci die zich niet schaarden achter het pro test tegen de Ariërverklaring. Al in de eerste maanden van de bezetting moes ten ambtenaren zo'n verklaring tekenen. Aanvankelijk waren de Leidse studen ten zich niet zo bewust van het gevaar dat de bezettende macht betekende. Fa bius: "Er heerste een beetje een oubolli ge sfeer. Nee, oubollig is het woord niet, maar je leefde in Leie toch in je eigen wereldje". Helemaal onkundig was de studenten wereld echter ook niet. Fabius, toen 22 jaar, denkt daarbij aan een 'bijeenkomst ter versterking van het nationaal be- wustzijnsgevoel' die de studenten wil den organiseren. De Duitse inval kwam daar tussen. Bladerend in een map vol paperassen herinnert de toenmalige praeses zich weer het overhaaste vertrek van de ko ningin. Ook in het studentenhart zaaide dat twijfel. Maar Fabius zegt al snel be seft te hebben dat het misschien wel ver standig was. Hij heeft toen ter opmonte ring in de sociëteit een 'lullepot' gehou den, zoals hij dat zelf relativerend noemt. Wat er die dinsdag 26 november 1940 in het Academiegebouw afspeelde, is in middels genoegzaam bekend. Cleverin ga nam het college van Meyers over en mede dank zij Fabius wist iedereen dat het aan het Rapenburg niet zou blijven bij een simpel eerbetoon aan de jurist ,_j ier (tweede van rechts), de verantwoordelijke man bij de bezetter voor vorming en justitie. Hij sloot de '.it en heropende haar later voor korte tijd. Meyers. Applaus en Wilhelmus waren Cleveringa's deel. Fabius stak de lont in het staakvat: "We hadden op het goede moment gewacht, dit was het goede mo ment". Er werd heel wat druk op hem en an dere bestuursleden uitgeoefend om de boycot van colleges op te heffen. Fabius: "Ik ben 's avonds bij de burgemeester (Van de Sande Bakhuyzen, red.) geroe pen en daar waren heel wat tegenkrach ten verzameld. Ook Byvanck was het er niet mee eens". Cleveringa werd even eens ingeschakeld. Zijn antwoord: "Ik zal hun dwaasheden ontraden, maar ik ben niet van plan er iets van te zeggen", luidde zijn reactie. De studentenstaking wordt door Schöffer, zelf destijds in Amsterdam studerend, gerelativeerd: "Het was wel ingrijpend, maar ook weer niet zo'n hel dendaad om niet naar college te gaan". Het verzet als verzetje. Fabius is het daar niet mee eens. "Het was heel se rieus. De geestestoestand was werkelijk voortreffelijk beïnvloed". Stijl Pogingen om er een landelijke studen tenstaking van te maken - op meer uni versiteiten weerklonk immers protest tegen de bezetter - mislukten. Alleen de studenten in Delft deden even mee. Nu zegt Fabius: "Toch leuk dat wij als eni gen de kracht hadden om er tegenaan te gaan. Er zat stijl aan de hele houding van Leiden". Tegenzetten konden niet uitblijven, arrestaties volgden. Cleveringa werd ge pakt, Fabius ook. "Ik ben 18 december van mijn kamer aan de Nieuwe Rijn ge haald. Mevrouw Van Soest, mijn hospita ging voor die twee Duitsers staan en rièp luid: u komt er niet in. Om mij te waar schuwen natuurlijk, die goede Leidse ziel". Hij werd samen met de jurist Tel- ders in een overvalwagen meegenomen. Na een week in Scheveningen ("Ze gin gen vreselijk tekeer, maar er is me niets aangedaan") was hij weer vrij. Telders bleef de hele oorlog vastzitten en stierf in het kamp Bergen Belsen, vlak voor de bevrijding. Iedereen geeft hoog van hem op. "Telders was eigenlijk de leidende figuur in het verzet op de juridische faculteit", zegt Schöffer. "De weinigen die hem goed kenden, buigen het hoofd in diepen rouw en voor hun ogen rijst opnieuw, in herinnering, deze nobele mensch", schrijft F. Vlielander in het Leids jaarboek van 1946. "Hij was de Sprudel die ons allemaal inspireerde", zegt Fabius. Herr Doktor Wimmer, Generalkom- missar voor vorming en justitie, schreef al op 27 november (een dag na de rede) een brief aan de universiteitsbestuur ders. 'Die Stellung gegen die Judenrege- lung' was voor hem reden de universiteit te sluiten. Minerva, de sociëteit van het corps, viel half december hetzelfde lot ten deel. Daarmee is het belangrijkste hoofdstuk van het Leids universitair verzet geschreven. Andere universiteiten bleven open. Ook Delft werd na een korte staking weer heropend. "De TH is een broze voetbal, mijne heren, u moet er niet mee voetballen", werd de studenten van ho gerhand bezworen. "Ook al voelt men zich gewond, daarom slaat men nog niet de hand aan zichzelf', was de symboliek van de Utrechtse rector Kruyt. Plakkaten Voor de eerstvolgende schermutseling aan de Leidse universiteit moeten we naar februari '41. In de stad hingen plot seling tal van plakkaten: manifest van 'de Leidsche studenten'. In een aanmati gende tekst stelden zij hun voorwaarden voor heropening van de universiteit die weer normaal zou moeten functioneren: "De Leidse studentengemeenschap is een machtig wapen in de richting waarin het gekeerd wordt, in de handen van wie het weet te hanteren". Idenburg: "Dit wekte in universitaire kring veel bezorgdheid". Men vond het brutaal, was bang voor represailles en vroeg zich af van wie het kwam. Van Erik Hazelhoff Roelfzema en aanhang. "Het opstellen was geen probleem ge weest. Een Leidse bek was ook mij niet vreemd", aldus de Soldaat van Oranje in zijn gelijknamige boek. De universiteitsbestuurders waren zo bevreesd dat ze er een eigen tekst tegen over wilden stellen. De woorden waren moeilijk te vinden. De uiteindelijke tekst, ondertekend door Van der Sande Bakhuyzen en Byvanck, viel slecht. "Wij kunnen ons slechts neerleggen bij de si tuatie waarin wij verkeren" schreef het bestuur onder meer. Misschien was deze laffe tekst wèl de aanleiding om de universiteit eind '41 gedeeltelijk te heropenen: examens, ten tamens en promoties waren weer moge lijk. Fabius maakte er dankbaar gebruik van: "Ik heb toen mijn doctoraal ge haald. Ik kon het natuurlijk niet maken om mij bij een andere universiteit te la ten inschrijven". Anderen vonden dat kennelijk niet zo bezwaarlijk. Van de ruim 1600 Leidse studenten lieten zich 1400 aan andere universiteiten inschrij- Andrée Wiltens: "Ik wil niets afdoen aan hun houding, maar ze maakten dus wel massaal gebruik van de universitei ten die open bleven". Trouwens: Leidse hoogleraren schroomden evenmin plaat sen op te vullen die op andere universi teiten vacant werden door maatregelen tegen de joden. Lang bleef de Leidse universiteit niet open: 20 november '41 gooide Wimmer de academie weer op slot. Administra tief bleef de zaak echter draaiende. By vanck werd als rector opgevolgd door W. van der Woude, voor wie Idenburg veel waardering had. "Een Fries met de goe de eigenschappen van een Fries". De plaats van Van der Sande Bakhuysen als president-curator werd ingenomen door De Ruyter van Steveninck, de nieuwe burgemeester. Een NSB'er als belang rijkste bestuurder, dat beloofde weinig goeds. Maar hij bleek niet het type van de verrader, aldus Idenburg. "NSB'ers werden door hem niet bevoordeeld". Al vroeg in de bezettingsperiode wer den pogingen ondernomen de universi teit te nazifïceren. De Duitsers wilden een academie trouw aan de 'nieuwe or de'. Prof. Van Genechten, een NSB'er en procureur generaal op het ministerie van onderwijs, maakte zich daar vooral sterk voor. "De academie in Leiden heeft haar eigen ondergang te wijten aan haar eigen negativisme. De Leidsche professoren dwalen door de Leidsche straten als verstarde oude mannen", ci teerde deze krant hem. Dit 'horzelnest' moet een 'volksbas tion' worden, aldus Van Genechten. Zijn geschimp ging zelfs De Ruyter van Ste veninck te ver. En omdat ook Van der Woude en Idenburg heropening van de universiteit afraadden, hield hij bij de Duitsers de boot af. Ook latere pogingen om van de Leidse universiteit een 'Fron- tuniversitat' voor Duitse soldaten-met- verlof te maken, strandden voortijdig. De universiteit was en bleef dicht. De meeste hoogleraren bleven in die eerste periode nog wel op hun post. Om verschillende motieven, zoals al bleek. Het ontslag van prof. R. Kranenburg, ook al jurist, was de druppel die de em mer in mei '42 voor een deel van hen liet overlopen. Op die druppel zat men ook wel te wachten, aldus Idenburg. Kranen burg had een boek geschreven over ad ministratief recht en daarin volgens de Duitsers te weinig aandacht besteed aan de verordeningen van de bezetter. Re den voor ontslag. "Een direct ingrijpen in de vrijheid van wetenschapsbeoefening", schrijft Idenburg opgewonden. Er moeten in die dagen belangrijker redenen zijn geweest voor massaal protest, maar hoe dan ook: 58 van de 93 hoogleraren vroegen ont slag. Pogingen van de Duitsers om een wig te drijven in het protest mislukten (op één na). Februari *43 was het ontslag een feit, ook dat van Idenburg. Raad van Negen De tweede universitaire verzetsdaad van formaat ging om die reden praktisch voorbij aan de vleugellamme i Wiltens: "De hoogleraren hebben als groep nooit iets ondernomen". (foto Holvast) Cleveringa: "Ik ben niet van plan er iets van te zeggen". Schöffer: "Niet zo'n heldendaad om niet naar college te gaan". Telders: de weinigen die hem goed kenden, buigen het hoofd. (archieffoto) teit (geen studenten en weinig hooglera ren). Andrée Wiltens was daarin een lei dende kracht, één van de Raad van Ne gen (waarin achtereenvolgens wel twee Leidse vertegenwoordigers: Mulder en Noordijk). De illegale raad had in '42 de plaats ingenomen van de legale studen tenfederatie. "Het besef groeide dat je samen ster ker bent dan alleen", herinnert Andrée Wiltens zich. "Er groeide een idee van algemene staking. Oudere mensen die we raadpleegden, zeiden: als je het doet, moet je het goed doen. Als het mislukt, kom je vele straten achter. Een goede raad. Kort daarna kreeg je de loyaliteits verklaring en dat was een prima aanlei ding". Studenten die de verklaring niet te kenden, werden voor arbeidsdienst in Duitsland aangewezen. De negen raads leden (al snel werden het er tien) hadden inmiddels contact met de gebroeders Drion die het illegale blad De Geus maakten. De Drions schreven, de Raad zorgde voor de verspreiding en zo kon een vuist worden gemaakt tegen de loya liteitsverklaring. Andrée Wiltens: "Zo'n 85 procent van de studenten weigerde te tekenen en dat was een geweldige opste ker voor het Nederlandse volk". Later dreigde SS-officier Rauter wei gerachtige studenten met standrechtelij ke executies, maar de#helft bleef toch volhouden. Van Leids! studenten kon met een gesloten universiteit moeilijk een loyaliteitsverklaring worden ge vraagd. Maar met een registratie-smoes je was De Ruyter van Steveninck zijn Duitse vrienden toch ter wille. Gelukkig Gemene tongen beweerden dat de Leidse universiteit eigenlijk blij mocht zijn met het rumoer rond Cleveringa en de snelle sluiting die het gevolg daarvan was. Schöffer kan zich dat herinneren. "Ja, na de oorlog werd er door de andere universiteiten gezegd: jullie zijn geluk kig geweest. Cleveringa heeft het bij jul lie tenminste gelijk gezegd. Wij moesten doorgaan". Idenburg besefte dat in '41 al: "Dr. Wimmer moest tot zijn verbazing en ver wondering telkens bemerken dat er bij de Leidse universitaire instanties in het geheel geen verlangen bestond tot her opening. De reden was dat nieuwe moei lijkheden met de bezetter werden ver wacht. Leiden was gelukkig buiten de wrijvingen te blijven". Het bood in elk geval lekker veel tijd (zeker de laatste periode van de bezet ting, toen het universitaire leven overal praktisch stil lag) om over een 'vrije' toe komst te denken en de plaats die de Leidse universiteit daarbij moest inne- Prof. Van Asbeck boog zich al in '42 over een proclamatie voor na de oorlog: "De universiteit herrij ze in het midden onzes volkes". De religieus getinte tekst ("In vertrouwen op den Heer van hierbo ven, die alle ding regeert") beviel niet ie dereen en daar is in de oorlogsjaren me nige boom over opgezet. Brieven over en weer en dat alles zonder resultaat: er werd in mei '45 geen enkele universitai re proclamatie uitgevaardigd. In de katterige sfeer van onderling wantrouwen na de bevrijding was daar ook weinig reden voor. Het geloof in een nieuwe wereld werd snel de grond in ge boord, er was onderling wantrouwen (wie was fout, wie was goed?) en de uni versiteit werd geen integrerend deel van de gemeenschap. "Zij bleef een an dere taal spreken", schrijft een teleurge stelde Idenburg. Terugkijkend op de jaren van bezet ting klinkt die teleurstelling ook door. "Het zou stellig een misverstand zijn te menen dat de houding van de leden in de universitaire gemeenschap in het al gemeen krachtig is geweest. Velen wer den er toe gebracht al te zeer aan de ver langens van de bezetter toe te geven besluit hij zijn boek. Het valt ook niet mee om een held te zijn in oorlogstijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21