In slachthuis geen plaats voor emoties De weg van weiland naar slager ZATERDAG 9 NOVEMBER 1985 EXTRA PAGINA 21 In een slachthuis gebeurt meer dan de verwerking van veel tot vlees. Het abattoir is tevens een toeleveringsbedrijf voor talloze industrieën. Met andere woorden: ook een geslacht beest blijft voor menigeen van kop tot staart interessant. Een impressie van een bedrijf dat hier en daar emoties oproept, maar waar het vak zonder sentimenten wordt uitgeoefend. door Gerard van Putten Gelaten staan ze te wachten op de drempel van leven en dood, onwe tend van hun lot waarover achter de deur reeds is beschikt. Het binnen plein van het Leidse slachthuis, ver zamelplaats voor op slachtgewicht gevoerde stieren en uitgemolken koeien. Vele soortgenoten gingen deze ter dood veroordeelde runde ren voor, ongetwijfeld* zullen hele kuddes hen volgen. Alleen al in 1984 werden hier terwille van de binnen landse consumptie en de export 60.500 kalveren, 13.500 volwassen runderen, 18.500 schapen, 3500 gei ten en nog wat vee van ander slag geslacht. Het is maandag, bij uitstek dé slacht- dag zoals de woensdag bij de slager ge haktdag is. Al jaren ligt dat vast, de be- roepsetiquette wil dat nu eenmaal zo. Werkelijk niemand in het vak, die het in z'n hoofd zal halen het van geslacht op geslacht overgedragen dienstrooster an ders in te richten. „Iedere handelaar wil de week met vers vlees beginnen", weet A.F.C. ten Berg, nu vijf jaar directeur van de Slachthuis Leiden BV. „De ex porteur, omdat-ie het uiterlijk woens dag, donderdag de grens over wil heb ben. De grossier, omdat het vlees uiter lijk donderdag bij de slager moet zijn". Wijziging In gemeentebezit had het Leidse slachthuis ruim driekwart eeuw een 'openbaar' karakter; sinds 1 juli 1980 laat de bewerking van vee tot vlees zich vol trekken bij een abattoir dat zich heeft gemodelleerd als besloten vennoot schap. Aan die structuurwijziging ging een herziening van artikel 8 van de Vleeskeuringswet vooraf. Tot 1978 was het regel dat vlees aan een herkeuring moest worden onderworpen, zodra het op de plaats van bestemming werd afge leverd. Uit die tweede keuring peurden de gemeentelijke slachthuizen zo'n beetje de helft van hun inkomsten. Mede door de ingrijpend verbeterde koelvoor- zieningen in de transportwagens verviel de noodzaak van een herhaalde kwali teitstest van het vlees. De overheid wilde af van de slachthui zen die het minder dan voordien naar den vleze ging. Dat verlangen werd ken baar gemaakt met de uitkering van een afvloeiingsbedrag aan de gemeenten, die dat geld als financiële aanmoedi gingspremie mochten spenderen aan be drijven die genegen waren het slacht huis over te nemen. Rotterdam sloot destijds de tent, Den Haag en Leiden hebben wel een aantal ondernemers tot zelfstandige exploitatie van het afgesto ten bezit kunnen overhalen. Ten Berg: „Twee bedrijven die het slachthuis al in gebruik hadden, hebben de bedrijfsvoering in BV-vorm voortge zet. De firma Philip en de Leidse Vlees centrale. Ze hebben nog een deelgenoot aangezocht, de exportslachterij Bos BV uit Naaldwijk. Maar de eigenaren van het eerste uur zijn er nu niet meer. In 1981 heeft de firma Philip de handel met aandelen en al overgedragen aan de ex- porthandel Gakro BV. Die ging na ne gen maanden failliet, waardoor de pro ductie van exportkalveren in één klap wegviel. Nou, dat heeft hier wat zweet druppels gekost. Nog steeds valt het te merken dat die grote jongen er niet meer is. Vorig jaar werden er voor de export dik zestigduizend kalveren geslacht, in 1981 waren dat er honderdtwintigdui zend". In de twee slachthallen (Ten Berg: „Eén voor kalveren en schapen en één voor runderen en kleinvee") hanteren thans medewerkers van de 'Samenwer kende Runderslachters' en slachters van de 'Leidse stichting tot het doen verrich ten van slachtingen' het slagersmes. Hun relatie tot de Slachthuis Leiden BV verhoudt zich tot die van huurder tot verhuurder. „Wij als slachthuis hebben eigenlijk dezelfde functie behouden als destijds de gemeente had. Met het slach ten van vee als zodanig hebben wij niks van doen. Wij stellen ruimte beschik baar, geven gelegenheid tot slachten. Maar niet alleen de huur is een bron van inkomsten, wij laten ons ook betalen voor elk stuk geslacht vee. Voor elk dier soort geldt een apart tarief. Een geslacht rund levert nu tweeënvijftig gulden der tig op, een geit vijf gulden tien". Uitzendformule De bedrijfsleiding van de BV begroot elk jaar het slachttarief dat vervolgens door de gemeente Leiden definitief wordt vastgesteld. Die ambtelijke bemoeienis met de be drijfsvoering heeft de gemeente ten tijde van de overdracht bedongen. Maar de invloed van de vroegere eigenaresse op de particuliere onderneming reikt ver der: de BV heeft ook het personeel op basis van een dienstverleningsovereen komst moeten overnemen. „Het ging om 22 man, technisch perso neel en halpersoneel", verduidelijkt Ten Berg. „Ze bleven hier volgens een uit zendformule aan het werk, ze bleven dus gemeente-ambtenaar". Vrijheid van ondernemerschap in de gebondenheid van gemeentelijk toe zicht derhalve, daar aan de Pasteur- straat. De bestaande erfpachtovereen komst is de schriftelijke bevestiging van de losvaste band tussen de partners. „Ook die erfpachtovereenkomst lag in de overdracht opgesloten", benadrukt directeur Ten Berg, die onmiddellijk wijst op de consequentie voor de gebrui kers. „Wil een gebruiker iets nieuws neerzetten in de hal, dan zal hij zich moeten wenden tot de erfpachter. Tot ons dus. Zelf zal hij een investering niet gefinancierd kunnen krijgen, dus ne men wij die verplichting op ons, waarna die wordt doorberekend in de huur". Het abattoir, sinds mensenheugenis is het een werkplaats voor lieden die geen gewetensbezwaren koesteren tegen het aloude devies: de een z'n dood is de an der z'n brood. En al heeft directeur Ten Berg dan geen slachtersachtergrond („Ik heb altijd op zee gezeten"), hij heeft zich intussen die stelregel aardig eigen gemaakt. In tweeërlei betekenis zelfs, getuige zijn uitspraak: „We hebben nu de wind mee voor wat betreft het bin nenland, de binnenlandse productie dus. Dat trekt mede aan, omdat het slachthuis van Delft is dichtgegaan. Na het faillissement van het Haagse slacht huis hebben we ook de Haagse slagers en kleinveegrossiers erbij gekregen. En ik hoop dat er nog meer van die Haagse jongens komen". Slachtfabriek Niet zonder reden spreekt de directeur die hoop uit. De concurrentie van de grootslachterijen uit het Oosten des lands, w~ar het slachten van vee écht lo pende band-werk is geworden, wordt wel degelijk gevoeld. Even afgezien van Rotterdam wordt er in de hele Randstad amper nog een varken geslacht. En al vermoedt ook Ten Berg dat het nooit meer zal worden als vroeger („De tijd is voorgoed voorbij dat elke gemeente haar eigen slachthuis had"), „in de pro vincie zal er toch zeker één slachthuis moeten blijven waar de kwaliteit voor de kwantiteit gaat". Waar kan worden vol daan aan de vraag: „Kan ik het achter stuk van dat beest en het voorstuk van dat beest krijgen?" „Op een groot- slachterij", is de stellige overtuiging van Ten Berg, „op zo'n slachtfabriek hoef je die vraag niet eens te stellen". Hij meent dat er „werkelijk van alles" aan is gedaan om zijn bedrijf in te rich ten naar de eisen, die door de EG uit oogpunt van hygiëne worden gesteld aan een hedendaags slachthuis. Maar een verbouwing of aanpassing is nog niet voltooid, of er wordt alweer een nieuwe eis op het bureau gedeponeerd. Zegt Ten Berg, die zich daar lichtelijk aan stoort. „In 1981,1982 of daaromtrent is er een heel nieuw eisenpakket gepu bliceerd door de EG. Open goten zijn nu uit den boze. Nergens in een slachthuis mag nog hout worden aangetroffen. Houten deuren moeten eruit of met roestvrij stalen platen worden afgedekt. Zo verandert er elke keer wat en dat is moeilijk werken. Het is een politie ke kwestie. Regelmatig komen de hoofden van de veterinaire diensten in Brussel in vergadering bijeen. En dan wil zo'n Italiaan ook weieens wat zeg gen, die komt dan met een eis Waarvan niemand het nut inziet, maar die dan toch wordt aangenomen om hem z'n zin een keer te geven. En dan te bedenken dat het slechtste Nederlandse slachthuis altijd nog beter is dan het beste Italiaan- Zwitsers Maandag, slachtdag. Reeds in alle vroegte hadden zich enige joodse Zwit sers op het terrein van het Leidse slacht huis verzameld. Voor directeur Ten Berg zijn ze inmiddels vertrouwde ver Luttele minuten nadat het beest in staat van bedwelming is gebracht, wordt het opgetakeld. schijningen. Zojuist heeft-ie ze zien gaan in de wetenschap dat ze over zeven da gen weerom zullen komen. De heren duiken elke zondag onder in een of an der Rotterdams hotelletje, maandagoch tend vroeg staan ze bij Ten Berg op de stoep. „Omdat er in Zwitserland niet ri tueel mag worden geslacht, komen ze naar Nederland, naar Leiden om enkele kalveren ritueel te slachten. Omdat het zonder verdoving gaat, ageert de dieren bescherming daar nogal tegen, ik weet dat. Maar als de halssnede goed wordt toegebracht, is de hersenfunctie van een dier sneller uitgeschakeld dan bij het ge bruik van een kogel of pen. Onderzoe ken hebben dat uitgewezen". Niet iedereen wordt trouwens met het mes op een rund of ander vee losgelaten, met een of andere religie als alibi. Hoe je ook over ritueel slachten moge denken, zegt directeur A.F.C. ten Berg, het moet in elk geval bekwaam ge beuren. Dat standpunt geeft naar zijn in zicht in elk geval geen aanleiding tot dis cussie en wie zou hem dat tegenspreken. „De islamieten die hier op dinsdag ko men met hun geitje dat ze net hebben gekocht in de Groenoordhallen, die mo gen dat niet zelf slachten. Ze mogen wel twee mensen uit hun midden aanwijzen om te snjjden. Die mogen de halssnede aanbrengen, maar niet nadat ze een proeve van bekwaamheid hebben afge legd bij de keuringsdierenarts. Die ziet er ook op toe of het mes wel scherp ge noeg is. Maar ach, de meeste Turken en Marokkanen die hier dinsdags rondlo pen, zijn islamitische slagers. Die weten wat ritueel slachten is". En dat gaat misschien nog wel meer op voor die oude Zwitserse baas die 's maandags altijd slacht, die kan volgens Ten Berg met het mes omgaan als geen ander. Nee, met die man zit het wel goed. Hij is door de jaren heen zo opge Directeur Ten Berg van het Leidse Slachthuis: "Werken in een slachthuis, daar moet je tegen kunnen', (foto Holvast» gaan in z'n opdracht dat-ie thans zelfs schijnt te kunnen voelen of een kalf pas een verkoudheidje heeft gehad. Hele strenge jongens zijn het, weet de direc teur, die joodse Zwitsers. Er hoeft maar even dót aan het vlees te mankeren en ze nemen het niet. „Meer dan de helft wij zen ze als niet-koosjer af. Dat vlees gaat gewoon de handel in, daar mankeert ver der niets aan. Ook de achterstukken van de kalveren die ze hebben geslacht, la ten die gasten liggen. Alleen het voor vlees willen ze hebben. De exporteur die met die mensen een contract heeft afge sloten, die wrijft zich dan ook geregeld in de handen. Want een achterstuk, het lekkerste stuk vlees toch, dat raakt-ie heel gemakkelijk kwijt". Einde nabij Het einde van de schapen en runde ren, die na een laatste overnachting in de vertrouwde stal bij het krieken van de dag op transport waren gesteld naar het slachthuis, is nabij. Geruime tijd hebben ze op het binnenplein gestaan, voor de poort des doods. De keuring hebben de dieren achter de rug, één van de twee keuringsdierenartsen heeft ze aan een visuele inspectie onderworpen. Eén voor één worden ze straks naar binnen geleid. Naar het begin van de slachtbaan waar een slachter klaarstaat om elk rund een patroon in de kop te schieten om het buiten bewustzijn te brengen. De scha pen wordt een bedwelmer omgedaan. Een apparaat dat vaag herinneringen op roept aan een walkman. Maar dan wel van een vervaarlijke makelij, want het zendt uitsluitend stroomstoten uit. „Niet alle beesten gaan meteen de slachtbaan op", benadrukt Ten Berg. „Er zijn grossiers bij, die zetten hun beesten eerst een dag op stal. Om ze na een lange rit met de veewagen tot rust te laten komen. Dat schijnt bevordelijk te zijn voor de kwaliteit van het vlees". De vanmorgen aangevoerde kudde is er evenwel toe veroordeeld later op de dag vers van het mes als consumptie goed in de koelcel te worden weggehan gen. Per kop zal het voor niet-ingewij- den luguber aandoende behandelings proces aan de slachtbaan nog geen uur vergen. Efficiency is daar het handelsmerk, er gaat geen seconde verloren. Luttele mi nuten nadat het beest in staat van be dwelming is gebracht, wordt het opgeta keld. Waarna een slachter het vlijm scherpe mes met ijzige precisie in de halsslagader prikt. Bloed vloeit vervol gens uit het stuiptrekkende kadaver, hangend verbloeden heet dat in het jar gon. Een minuut of vijf, zes later volgt de elektrische stimulering van het geslach te rund, dat daartoe een speciale klem op de neus krijgt gezet. Als gevolg van de kunstmatig opgewekte stuiptrekkin gen sijpelt het nog aanwezige bloed uit het lichaam. Zoals het doorschuifsys- teem aan de slachtbaan het gebiedt, knijpen de medewerkers eerst de voor poten en horens af, daarna wordt het rund onthoofd, „afgehuid" oftewel me chanisch ontdaan van de huid en schoongespoten. Aan het uithaalbordes gaat de verwijdering van pens, mild, lon gen, lever, darmen en „ongeboren mest" het doormidden zagen van de vleesklomp vooraf. Waarna de keurmeesters overgaan tot keuring. De kleur van het vlees kan, zo weten ze op het Leidse slachthuis, veel zeggen over de gemoedstoestand waarin het dier tijdens het vleestransport heeft verkeerd. Directeur Ten Berg: „Het is voorgekomen dat een exporteur de chauffeur heeft verweten dat-ie te woest had gereden. Het beest was er overstuur door geraakt, althans het vlees zag er toen roder uit dan normaal, het was zichtbaar minder van kwaliteit". Uitdampen Mocht een keurmeester „een onge- rechtigheidje" aan het geslachte vlees ontdekken, hij zal niet aarzelen om het weg te hangen in de onderzoekskooi. In het laboratorium geeft het organen on derzoek uitsluitsel over de vraag of het betreffende stuk vlees wel of niet ge schikt is voor consumptie. Het goedge keurde vlees wordt gestempeld, gewo gen en voor een dag of twee 'gestald' in een ruimte waar de thermometer con stant twee graden celsius aanwijst. Uit dampen heet dat, de enzymen in het vlees komen bij die temperatuur tot vol le ontplooiing. „Noem het maar een malswordingsproces", geeft Ten Berg Het slachttempo in de exporthal, dat ligt op 100 beesten per uur, en de buiten landse vraag naar vlees („Negentig pro cent van de kalveren gaat naar Italië") laten geen normale uitdamping toe. Om dat euvel te ondervangen, wordt gebruik gemaakt van de snelkoeltunnel waarin een temperatuur van vijf graden wordt onderhouden. Naderhand komt het ex portvlees 24 uur bloot te staan aan het normale uitdampingsklimaat van twee graden. Van het geslachte vee gaat in het slachthuis overigens maar weinig als af val verloren. Neem bijvoorbeeld de po ten, daarvan wordt lijm gekookt. De hui den gaan in hoofdzaak naar de leerin dustrie. De pensen laten zich goed sma ken door honden. Ogen worden bij tijd en wijle gebruikt als oefenmateriaal voor aanstaande chirurgen. Uit het in bloedbakken opgevangen bloed worden de eiwitten gehaald, die worden ver werkt in veekoeken. Ten Berg: „De bloedwagen van een destructiebedrijf komt hier geregeld langs om dat bloed op te zuigen. Dat werk brengt weieens stankoverlast met zich mee, dan regent het hier klachten van omwonenden. Een jaar of vijf gele den, tijdens de overdracht, heeft de buurt zich fel afgezet tegen de stank overlast. De klachten hebben zelfs de Raad van State nog bereikt. Wijzelf heb ben allerlei voorzieningen getroffen om de hinder voor de omwonenden tot het uiterste te beperken. Maar het wil wei eens gebeuren dat het koolstoffilter van de bloedwagen te vol zit Meer dan eens vragen wij het destructiebedrijf om toch vooral op die koolstoffilters te letten, die mensen doen dat ook zoveel mogelijk, maar af en toe slipt er weieens een mis ser tussendoor. En als het dan warm weer is, komt er prompt een uitstoot van afschuwelijke lucht. Drie, vier keer per jaar gebeurt dat. Want meer warme da gen hebben we toch niet in dit land"... Geen vegetariërs Het relaas van de directeur klinkt za kelijk, wars van enige emotie. Geheel in de emotieloze stijl waarop de voor'bui- tenstaanders wellicht sentimenten op roepende werking van vee tot vlees geschiedt. Werken in een slachthuis, daar moet je tegen kunnen. „Er kwam hier ooit eens een groepje studenten, die jongens wilden hier tijdelijk aan de slag", vertelt Ten Berg. „Nou, ze waren zo verdwenen, ze konden het niet aan zien wat hier gebeurde". Hier op dit ter rein loopt geen vegetariër rond, zegt de directeur ook. Hij zegt het zeker te we ten, onderhand weet Ten Berg wel wat voor vlees hij in de kuip heeft. En al .beeft hij in die vijfjaar hele kuddes zien slachten, ook bij hem is de trek in vlees nog steeds niet gestild. „Tegen een bief- stukkie zeg ik geen nee en ik denk niet dat ik dat ooit zal doen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21