De vitaliteit van Renate Rubinstein B O N Onaangename sfeer in Kinderkamp Utopia DE KEER Reisessays Bowles roepen heimwee op naar verre landen zandvliet Gruwel zonder humor 'De Feniks' te behendig WOENSDAG 23 OKTOBER 1985 PAGINA 19 Stephen King - de griezelauteur die uitzonderlijke figuren als Carrie, Cujo en Christine wereldvermaardheid bezorgde - schreef 'De ver vloeking' onder het pseudoniem Richard Bachman. 'Omdat hy bang was dat de zoveelste King het lezend publiek te veel zou worden', laat de uitgever weten. Uit het feit echter dat men deze vermomming meteen doorzag meent hij te kunnen opmaken dat het tegendeel waar is. Dat het publiek nooit genoeg van King krijgt. Ik geloof dat niet. De herkenbaarheid van het verhaal is te groot om de auteur te missen. Een oude zigeuner vervloekt de man die in een moment van onachtzaamheid een ook al oude zigeunerin dood rijdt. De slordige automobilist en al degenen, die hem van schuld vrijplei ten, worden door gruwelijke rampspoed achtervolgd. De een verliest gewicht tot in het oneindige. De ander krijgt een afschuwelijk geschubde huid. De volgende wordt door puisten over woekerd. Dat alles tot de dood er op volgt. En alleen de oude zigeuner kan het noodlot keren. Het is dan echt niet moeilijk Stephen King te herkennen als de man, die alles bij elkaar heeft geharkt. Er is nauwe lijks iets nieuws bij. Daarom deel ik de vrees die King zelf koestert: men kan zich aan zijn genre gemakkelijk overeten. Mij overkwam dat althans. Want ik heb me met de nodige moeite door de vrijwel gelijktijdig verschenen 'De Talisman' geworsteld, die Stephen King schreef samen met zijn 'collega-griezelaar' Peter Straub. Alleen is Straubs pen meestal nog dieper in de gruwel gedoopt. Men kan bij zo'n co-produktie natuur lijk nooit precies weten wie wat schreef, maar ik neem onmiddellijk aan dat de openbarstende zweren waaruit vette maden kruipen uit Straubs koker komen. Het is een van de talloze onsmakelijke details, die het pad marke ren, dat een jong jongetje moet volgen om 'De Talisman' te kunnen vinden, die zijn aan kanker stervende moeder kan redden. Zijn tocht gaat gedeeltelijk hier over aarde, maar voor de rest door 'Territoria' elders, waar dat dan ook moge zijn. Maar of het nu hier is of daar, overal wacht het knaapje diepe ellende, brute wreedheid, bizarre gru welijkheid en bloeddorstige, wraaklustige lieden. Ik heb mij echt moeizaam met het jongetje een weg gebaand naar het verlossende einde. Het was een taaie tocht zonder enige vriendelijke adempauze, maar vooral zonder ook maar een enkele bevrijdende lach of glimlach. Volledig gespeend van elke humor. Loodzware gruwel. Ik heb voor lopig genoeg gehad. KOOS POST 'De vervloeking' door Richard Bachman (Stephen King). Verschenen bij Bruna en Zoon, prijs 24,90 'P® TalismM' door Stephen King en Peter Straub. Verschenen bij Veen, prijs 32,50. Tot het rijkje nieuwe auteurs dat onze moderne literatuur hoopt te gaan verrijken hoort ook Marja Brouwers, die in 1984 vrij opzien barend debuteerde met de ro man Havinck. Overal lovende kritieken destijds en - omdat het een nieuw talent betreft - meteen alle reden om nieuwsgierig uit te zien naar het volgende werk dat de belofte moet gaan inlossen. Een hele klus, want alleen een gevestigd schrijver met meerde re titels op zijn conto kan zich tussendoor een minder geslaagd produkt veroorloven. Met haar tweede boek De Fe niks, "een familiekroniek", is Brouwers er op een hoogst merk waardige manier in geslaagd zich aan een duidelijk oordeel, ten goede of ten kwade, te onttrek ken. Maar zelden heb ik een boek gelezen dat zo behendig om de inhoudelijke kern, zo die er al is, heendraait. Hoe kan de recen sent die heus zijn best wil doen een roman nu loven of kraken, als hem door de auteur nauwe lijks hanteerbare criteria, een heldere thematiek of argumen ten ter vernietiging worden aan gereikt? Laat ik voor ons de schaarse feiten op een rijtje zetten. In De Feniks is een niet bij name ge noemde "ik" aan het woord die samenwoont met.Lukas Asberg, "van beroep wetenschappelijk medewerker, een beroep dat in die tijd nog op grote schaal werd uitgeoefend als iets dat geen voorzetselbepaling behoefde. Wetenschappelijk werkte men desnoods nergens aan mee". In een soort afgesloten atoom kelder onder de bibliotheek cata logiseert hij een verzameling antiquarische boeken van zijn vakgroep. De "ik" zit op het con servatorium "en dacht in noten balken". Zij raakt in toenemende mate geïnteresseerd en verstrikt in de familie historie der As- bergs, van wie behalve Lukas nog zijn vader Daniel, een jurist, en tante Rachel in leven zijn en geregeld, lange monologen voe rend, ten tonele verschijnen. Er is iets geheimzinnigs met de familie: grootvader Thomas was de stichter van Fretura, een fri- tuurovenfabriek die pas na een lange reeks mislukkingen, bin nen- en uitslaande branden en ontploffingen tot stand komt. Na de plotselinge dood van grootva der Thomas door een hartstil stand ontstaat er ruzie tussen de nabestaanden: grootmoeder Ca therine, die de hele handel wil verkopen, zoon Tom, die het be drijf wil voortzetten, Rachel en Daniel. Tussendoor - we zijn als lezer steeds op de vage, maar half be langstellende visie van de "ik" aangewezen - speelt de vraag of grootvader Thomas wellicht door zijn vrouw middels giftige hartmedicijnen aan een voortij dig einde is geholpen. Zo ja, waarom precies? Om opa's niet aflatende gepruts met ovens, thermostaten, kruimelvangers, ketels en plaatijzer? Om zijn be zetenheid en fanatisme steeds opnieuw, na tal van mislukkin gen, en ten koste van zijn gezin, een frituurzaak op te bouwen? En wat is - ik kan er met geen mogelijkheid een antwoord op geven - nu precies de rol van de "ik", de muziekstudente, die zich meer en meer lijkt te gaan ver eenzelvigen met de oude Cathe rine? Het lijkt de schrijfster er vooral om te doen de lezer bij voortdu ring op het verkeerde been te zet ten. Wat, im de kern, de proble matiek (zo die er als is) van De Feniks is, is mij een raadsel. Ik heb zeker waardering voor de fraaie, inventieve en intelligente schrijfstijl, heb me even zeker geërgerd aan de lange, ogen schijnlijk zinloze monologen en filosofieën der personages, en van het verhaal zelf weinig be grepen en niet genoten. Het boek draagt een motto van Gertrude Stein: "If it's real enough what is the use of its being a story?" Mij is een verhaal, met méér realiteit en veel minder omzwenkingen liever. "Wij kwa men nergens vandaan, (eindigt het boek), maar wij gingen ook nergens heen en wisten dat. Waarom zoii hij niet rustig doen wat zijn handen te doen vonden? Hij leunde met een arm op een boekenplank en keek naar mij, zonder zichzelf ertoe te kunnen brengen nog iets tegen mij te zeggen. Hij bewoog niet, ik be woog niet, en zo was alles daar stil". Wat rest de recensent an ders dan wachten op Maija Brou wers' derde boek dat uitsluitsel moet geven? ROBVOOREN. Ze heeft een tijdlang niet over haar ziekte willen schrijven, maar Renate Rubinstein zou Re nate Rubinstein niet zijn als ze uiteindelijk toch haar weder waardigheden niet zou vertellen op de persoonlijke toon die haar eigen is. In het praatprogramma van Adriaan van Dis kondigde ze - al weer geruime tijd geleden - aan dat ze aan een boek Over haar ziektegeschiedenis zou begin nen. Ze had daar nu ook alle tijd voor, zo vertelde ze. Immers: ze was voorlopig op gehouden met haar column in Vrjj Nederland omdat Piet Grijs haar in dat weekblad van antise mitisme had beschuldigd en de redactie had haar vrijaf gegeven. Haar boek 'Nee heb je' ligt sinds enige tijd in de winkel. Rubinstein lijdt aan multiple sclerose, "een bij volwassenen, meestal tussen het 20&te en 40ste levensjaar, optredende aandoe ning van het centrale zenuwstel sel, gekenmerkt door het op ver schillende, verspreide plaatsen in hersenen en ruggemerg te gronde gaan van de isolerende myelineschede van de zenuwve zels en het optreden van kleine woekeringen van steun weefsel". Aldus de Grote Winkler Prins, waarin ook valt te lezen dat er vaak toenemende verlammingen van de ledematen optreden met spastische verschijnselen, voorts o.a. gevoelsstoornissen, alsmede evenwichtsstoornissen, afwijkin gen in het zien en soms psychi sche veranderingen. Lijden aan deze ziekte en er over schrijven - het kan haast niet anders of het leidt tot een grote huilbui. (En begrijpt u me goed: ik zou dat begrijpelijk vin den wantje zult toch iemand zijn geweest die fladderend door het leven ging en zich nu strompe lend moet voortbewegen.) Maar het bijzondere van 'Nee heb je' is dat het geen grote huil bui is. Van binnenuit beschrijft Rubinstein op nuchtere manier wat het is om aan multiple scle rose te lijden. Nou ja, nuchter, dat is weer zo'n domineeswoord, ik bedoel eigenlijk vooral dat ze nergens een larmoyante toon aanslaat. Sta je er voor, dan moet je er door - heet Gerard Reve eens ge schreven. Denken we de Re viaanse ironie even weg, dan zou je kunnen zeggen dat 'Nee heb je' is doortrokken van dat motto: sta je er voor, dan moet je er door. Of zoals Rubinstein op pa gina 39 schrijft onder het kopje 'Moed': "Ik las in die eerste maanden 'The Gathering Storm', het begin van de reeks lijvige boeken die Churchill over de Tweede We reldoorlog schreef. Hoe hij, toen hij ineens premier werd, met zijn 'rug tegen de muur stond, niet wist waar de schepen vandaan te halen en hoe- de vliegtuigen ge bouwd en de radar ontwikkeld te krijgen, terwijl al die tijd de goedbewapende vijand met zijn onderzeeboten zijn beetje navy bedreigde en verzonk. Zo'n ho peloze situatie, zo'n overmacht. Maar Churchill won. Moed moet je hebben en niet bang zijn". Het vitalisme dat uit deze re gels spreekt! En zo zijn er meer voorbeelden te geven. Peinzend over 'De zieke mens in de roman literatuur' van Vestdijk schrijft Rubinstein op de pagina's 81 en 82: "In het nadeel het voordeel zoeken, uit het negatieve het po sitieve smeden, dat is precies wat ik bedoel, dacht ik toen dat boek las en dit boek half af was. Nee heb je, ja kun je zeggen". In verband met dat vitalisme is 'Nee heb je', een boek dat eigen lijk permanent naast je bed zou moeten liggen, zodat je gedeel ten kunt herlezen als je weer eens in de worggreep van de somberheid zit. Met name het ge deelte dat is gewijd aan de emi nente geleerde Norbert Elias, aan wie het boek overigens ook is opgedragen, is opbeurend. Driekwart blind, driekwart doof, stokoud en alleen op de we reld, is er niemand die zo van het leven geniet als Norbert Elias, schrijft Rubinstein. En verderop: "Ik bedoel, zo ideaal jioeft nie mand te zijn, maar dat goedgehu meurde van hem, die lakonieke aanvaarding van de last van het lichaam, de kinderlijke passivi teit waarmee hij in een ruimte stil blijft staan tot iemand hem brengt naar een stoel, een toilet, of een uitgang, dat is voor mij wel een voorbeeld". Zelfs uit het einde van het boek spreekt een enorme troost. "Die dertig, tachtig, honderd jaar, wat duurt het achteraf ge zien kort. Daarna ben je dood, zo als je ook dood was voor je gebo ren werd. Als je dat inziet til je niet zo zwaar aan de korte span ne tijds datje er bent, om je heen kijkt en weer verdwijnt. Even heb je ja gehad, nu zul je weer nee krijgen. Alles was meegeno- Zeevlam 'Een kaart, niet het gebied', zo heette de eerste verhalenbundel van Hermine de Graaf. Een boek dat terecht werd bekroond met de Geertjan Lubberhuizenprijs. (Lubberhuizen was de uitgever die de Bezige Bij groot heeft ge maakt.) Niet lang na dat debuut is het tweede boek van De Graaf ver schenen, 'De Zeevlam', wederom een verhalenbundel. En weer is het een boek dat mij in verschil lende opzichten heeft geboeid. Renate Rubinstein. Of laat ik het nog anders zeg gen: met genoegen herlees je de verhalen en tijdens die tweede lezing heb je niet het gevoel be zig te zijn met herkauwen, wat vaak het geval is als je een boek herleest. Bepaald vrolijk van toon zijn de meeste verhalen van De Graaf niet. De hoofdpersonen balance ren vaak op het randje van het bestaan, of vallen letterlijk, zoals de alpinist in 'Sneeuwval', het verhaal over een driehoeksver houding. Maar tegelijkertijd hebben die hoofdpersonen iets onverzette lijks. Ze laten zich niet klein krij gen, verzetten zich tegen de bui tenwereld die grimmig is. Het mooiste verhaal in deze bundel vond ik beslist het titel verhaal, 'De zeevlam'. Het gaat over een meisje dat wordt opge voed door haar grootouders en zusters van haar grootmoeder, die zij 'tantes' noemt. "Lieve, oude dames die zo be schermd waren opgevoed dat zü zich niet voor konden stellen dat de wereld buiten de duinen ver anderd was, en die zich nog steeds als kostschoolmeisjes ge droegen. En al bedoelden ze het goed, je werd doodmoe van ze". Vooral het portret van de grootvader is mooi. Hij probeert het meisje wegwijs te maken in de wereld, zijn wereld wel te ver staan. Alles moet ze leren over de zee. Bijna elke zaterdag zijn ze te vinden op het havenhoofd. "Een oude man die luid en gesticule rend over van alles en nog wat sprak tegen een meisje in een rood jasje". En 's avonds - het uur voor het slapengaan - komt hij haar over horen. Eerst vindt het meisje dit uur het spannendste tijdstip van de dag, maar naarmate ze ouder wordt verandert dat. "Hij werd strenger. Zijn ontstemde, haast kwade uitdrukking verdween zelfs niet als hij zijn verhalen ver telde". 'De liefde die het meisje voor haar grootvader voelt, het mede lijden dat zij later met hem krijgt... ik kan niet anders zeggen dan dat De Graaf het prachtig be schrijft. Wat voor haar hoofdper sonen geldt, gaat ook voor haar op: ze balanceert, zij het dat ze niet valt. WIM BRANDS Iemand die een reisgids samen stelt, wil een zo volledig mogelijk beeld geven van het land of de stad van onderwerp. Hij somt de belangrijkste bouwwerken en musea op, hij vertelt de lezer wel ke illustere figuren er in een be paald oord zijn geboren of ge storven, hij roemt de schoonheid van parken en pleinen en als het een beetje meezit wil hij ook nog wel vertellen waar zich de rosse buurt bevindt. Wat het karakter van de bewoners van het land be treft, moet hij zich echter beper ken tot een grove aanduiding van de landsaard, die meestal be rust op volkswijsheden en zegs wijzen, die geen recht doen aan het individu. Reisverhalen, althans de mees te, worden met een ander oog merk geschreven. De auteur doet verslag van zijn specifieke bele venissen. Hij vertelt wat hém het meest heeft getroffen, daarbij niet schromend ook de negatieve zaken te vermelden. Aan toeris tenwerving doet hij niet. Toch zijn het vaak juist deze boeken die bij mij een soort omgekeerd gevoel van heimwee ('wegpijn') oproepen naar landeo waar ik nog nooit ben geweest! Van die laatste categorie is 'Hun hoofden zijn groen en hun handen blauw' van de Ameri kaanse schrijver Paul Bowles een mooi voorbeeld. Bowles, die in 1911 in New York werd gebo ren, bracht op twintigjarige leef tijd zijn eerste bezoek aan Noord-Afrika. Hij had maar voor twee weken schone overhemden bij zich, maar bleef er vier jaar hangen. Na de Tweede Wereld oorlog ging hij wonen in Tanger. Vanuit deze stad maakte hij ver schillende reizen, onder andere naar de binnenlanden van Ma rokko, naar Ceylon (tegenwoor dig Sri Lanka geheten), Klein Afrika, Zuid-India en Turkije. De wederwaardigheden tijdens die reizen, ik zou haast zeggen: expe dities, heeft hij opgetekend in 'Hun hoofden enz.'. Het is een onmisbaar boekje voor wie wil weten waar Bowles zijn 'couleur locale' voor zijn 'gewone' verha len, verschenen onder de titel 'Tere Prooi' bij uitgeverij Pran ger. vandaan heeft gehaald Bowles is het type reiziger dat niet schrikt van een kakkerlakje meer of minder. Hij logeert meestal in eenvoudige pensions met een minimum aan comfort, een keer zelfs in een logement dat grenst aan een open riool. Aan reserveren vooraf doet hij niet; dat beknot zijn vrijheid tij dens het reizen te veel. Het voor deel van deze manier van reizen is dat hij veelvuldig met de au tochtone bevolking in aanraking komt. Een van de mooiste reisversla gen of essays, dat is een. beter woord voor de bespiegelende verhalen van Bowles, is dat waarin hij gewapend met opna- me-apparatuur in Marokko een zoektocht onderneemt naar in heemse muziek met het doel de ze voor de teloorgang te behoe den. Hij ondervindt daarbij nog al wat tegenstand van de autori teiten, die van Marokko een mo dern land willen maken en niet gediend zijn met het behoud van deze folkloristische overblijfse len. De opnameploeg komt in vreedzame, groene oases waar men zich met de waterpijp op de divans mag neervlijen, maar ook in afgelegen bergdorpen, waar ooit volgens de heersende zeden kinderen niet mochten lachen. Bowles toont zich in zijn reis beschrijvingen niet alleen een scherp observator, hij weet de dingen die hij ziet ook in een gro ter verband te plaatsen. Een voorbeeld. Tijdens een reis per vrachtwa gen door Noord-Afrika ziet hij hoe een medepassagier, een ou de man, het topje van zijn vinger verliest door het lompe optreden van de chauffeur, die als hij nog wat wil vragen, het portier dicht smakt. Bowles schrijft: "Rustig opende de oude man de deur met zijn andere hand. Het topje van zijn middelvinger bungelde aan een stukje huid. Hij keek er een ogenblik naar, schepte vervol gens kalm een handvol van dat alomtegenwoordige stof op, zette de twee delen van de vinger weer aan elkaar en goot het stof er over uit, onder het prevelen van de woorden: 'Allah zij gedankt'. Het voorval is tekenend voor het stoïcisme, waarmee de Noord- afrikaanse mens tegen het leven aankijkt. Zijn levenshouding: "Deze wereld die we met onze ogen waarnemen is onbelangrijk en vluchtig als een droom". Dat hangt volgens Bowles samen met het landschap. Op de droge, uitgestrekte vlakten in Noord- Afrika ben je gauw uitgekeken. Als vanzelf richt je blik naar de hemel: een verklaring voor het feit, dat de religie in die streken zo'n grote plaats inneemt in het leven van de mens. De schrijver stapt met zevensmijlslaarzen over allerlei moeilijke theorieën heen. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Bowles' reisverhalen zijn in ze kere zin te beschouwen als antro pologische studies, maar dan als studies die vol avontuur zitten en niet, zoals zovele in dit genre, met de achterkant van de pen geschreven. Een anekdote als de volgende bijvoorbeeld maakt vele, op voetnoten voort strompelende, dissertaties over bodig. Het voorval speelt in Ceylon, Bowles schrijft: "Een Burgher die bij het reisbureau van het Grand Oriëntal Hotel werkt en die mij had gezien toen ik nog maar net aangekomen was, zei een paar weken later tegen me toen ik weer even langskwam: 'U verliest uw kleur'. 'Wat?', schreeuwde ik ongelovig. 'Na al die tijd in de zon? Ik ben vijf keer zo bruin als ik was'. Hij keek be duusd, maar vervolgde geduldig: 'Dat bedoel ik. U verliest uw kleur'. CEES VAN HOORE Paul Bowles, Hun hoofden zijn groen en hun handen blauw. Verta ling Gideon den Tex, ƒ24.50. Veen uitgevers, 1985. ADVERTENTIE BOIKHMBV Haarlemmerstraat 117 I Leiden-tel. 120421 algemene- en assortimentsboekhandel full-time beste/afdeling levertijd vanaf 2 dagen 'Kinderkamp Utopia', het nieu we boek van Veronica Hazelhoff, begint met de uitnodiging van Ben en zijn broertje Jesse voor' een bijzondere vakantie op het landgoed van een rijke super markteigenaar. Deze heeft het plan jaarlijks een aantal jongeren een prettige vakantie te bezorgen met als doel hen 'nader tot elkaar te brengen'. De kinderen komen uit heel verschillende buurten en zijn blank en gekleurd. Tja om de wereldvrede te bevorderen moet men ergens beginnen, nietwaar? Ben, Jesse en nog vijf anderen zijn de eerste proefkonijnen van dit experiment. Twee weken lang in een lui lekkerland met zwembad, tennisbaan en speel- ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drié da- gen verkrijgbaar. kamer. Niks moet, alles mag. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. En inderdaad, de zaak gaat goed mis. Niemand weet precies hoe en wat, maar binnen een paar da gen hangt er een onaangename sfeer binnen het vakantieoord. Er gebeuren vervelende dingen, kinderen vliegen elkaar in de ha- Dieptepunt is de verdwijning van een van de kinderen. Is hij verdronken? Niemand weet het. De vondst van een geheim dag boek lost de raadselen op. Maar de deelnemers aan het kamp houden aan hun vakantie een ka ter over. In Kinderkamp Utopia laat Veronica Hazelhoff zich zien van een kant die de lezer niet van haar gewend is. Na de aardige, humoristische Maartje-boeken (voor lagere schooljeugd) is Kin derkamp Utopia een sinister, kippevel bezorgend verhaal (voor jongeren vanaf 12 jaar). Ha zelhoff weet de spanning knap op te voeren tot de schokkende ontknoping. Het verhaal vormt een mooi afgerond geheel met een uitgekiend slot dat enig doordenken vraagt. De schrijf ster houdt de vaart er goed in, schrijft helder zonder onnodige uitweidingen. Eigenlijk staat er geen woord te veel in dit boek. Alles grijpt in elkaar of heeft di rect en indirect met de loop van het verhaal te maken. Jammer van de vele zetfouten! Joep Ber trams vulde het boek met zijn unieke illustraties. Kinderkamp Utopia, Veroni ca Hazelhoff, uitg. Sjaloom. Lein de Liefde Enthousiasme voor h< boek van Veronica Hazelhoff, een licht gevoel van teleurstel ling na het recent verschenen boek van Trude de Jong. Ze kreeg dit jaar een zilveren griffel voor 'Aram en de bende van de boomstam'. Een origineel ver haal, waartegen het nu versche nen 'Lein de Liefde' wat mager afsteekt. In Lein de Liefde gaat het over de eenzaamheid van middelbare scholiere Lein die na de vakantie in een andere klas wordt ge plaatst. Haar klasgenoten moe ten Lein niet en laten dat ook duidelijk merken. Het meisje zoekt troost in haar verering voor popzangeres Anna en bouwt hele fantasieën rond haar idool. Een ontmoeting met Anna valt Lein echter goed tegen. En dan ge beurt het wonder: de klas ont dekt Lein's tekentalent en draait Illustratie Joep Bertrams uit Kinderkamp Utopia. bewonderend bij. Eindelijk wordt het meisje geaccepteerd. Met alle respect: het peil van 'Aram' weet Trude de Jong in dit boek niet te evenaren. Evenals Hazelhoff heeft Trude de Jong een heel directe vertelstijl zonder uitweidingen en bespiegelingen. Dat werkt een zekere oppervlak kigheid in de hand, die Hazelhoff goed weet te vermijden, maar De Jong niet. Het gegeven: een zaamheid met alle bijbehorende emoties is heel reeël, het erom heen gebouwde verhaal dun. Toch zal het veel jongeren aan spreken vanwege het herkenba re gegeven, de vlotte stijl en de realistische afloop: Lein wordt ten slotte door haar klasgenoten aanvaard, niet om haarzelf maar om haar tekentalent. De illustra ties van Juliette de Wit zijn ei genlijk te kinderlijk, gezien de leeftijdsgroep die wordt beschre ven en voor wie het boek is be stemd. Lein de Liefde, Trude de Jong, uitg. Sjaloom. Het foetsie-kind Er zijn soms van die vervelen de dingen - een bord spruitjes bijvoorbeeld - die je het liefst weg zou willen denken. Knijp de ogen dicht, wens het bord rich ting maan, en doe de ogen weer open. Verdraaid: het bord is in derdaad weg, foetsie! Deze mooie eigenschap bezit niemand helaas, maar in boeken kan veel. In 'Het foetsie-kind', geschreven door Els de Groen, doet de 10-jarige Reintje op een avond de verbazende ontdek king dat ze inderdaad nare zaken kan laten verdwijnen. Reintje is een dromertje, een meisje dat uren voor de spiegel staat te fantaseren in de mooie kleren van haar overleden moe der. De werkelijkheid - vooral school en buurvrouw Maan - vindt ze gruwelijk saai. Haar bij zondere 'gave' zet haar leven ën dat van haar vader, een tuinman, danig op stelten. Reintje komt op het idee haar vader als goochelaar te laten op treden. Hij kan - met haar hulp uiteraard - allerlei dingen im mers écht laten verdwijnen. Na tuurlijk kan dit niet zonder brok ken goedgaan. Trouwens, waar blijven alle weggewenste dingen eigenlijk? 'Het foetsie-kind' is voor kin deren vanaf 9 jaar een vlot ge schreven, ontspannend fantasie verhaal, een van de betere verha len van Els de Groen. Geen boodschap, geen krampachtige poging iets uit te leggen. De schrijfster heeft goed aangevoeld dat ook in een fantasieverhaal bepaalde zaken moeten kloppen. Op het moment dat zich bij de lezer de vraag vormt 'ja, maar wat gebeurt er dan met dat of dat' wordt hij keurig beant woord. De tekst is eenvoudig, groot gedrukt, dus alles is er op gericht om het leesgemak te bevorderen. Mooie illustraties van Anneke Hohmann ronden het geheel af. MARGOT KLOMPMAKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 19