De vitaliteit van
Renate Rubinstein
B
O
N
Onaangename sfeer in Kinderkamp Utopia
DE
KEER
Reisessays Bowles
roepen heimwee op
naar verre landen
zandvliet
Gruwel zonder humor
'De Feniks'
te behendig
WOENSDAG 23 OKTOBER 1985
PAGINA 19
Stephen King - de griezelauteur die uitzonderlijke figuren als Carrie,
Cujo en Christine wereldvermaardheid bezorgde - schreef 'De ver
vloeking' onder het pseudoniem Richard Bachman. 'Omdat hy bang
was dat de zoveelste King het lezend publiek te veel zou worden', laat
de uitgever weten. Uit het feit echter dat men deze vermomming
meteen doorzag meent hij te kunnen opmaken dat het tegendeel
waar is. Dat het publiek nooit genoeg van King krijgt.
Ik geloof dat niet. De herkenbaarheid van het verhaal is te groot om
de auteur te missen. Een oude zigeuner vervloekt de man die in een
moment van onachtzaamheid een ook al oude zigeunerin dood rijdt.
De slordige automobilist en al degenen, die hem van schuld vrijplei
ten, worden door gruwelijke rampspoed achtervolgd.
De een verliest gewicht tot in het oneindige. De ander krijgt een
afschuwelijk geschubde huid. De volgende wordt door puisten over
woekerd. Dat alles tot de dood er op volgt. En alleen de oude zigeuner
kan het noodlot keren. Het is dan echt niet moeilijk Stephen King te
herkennen als de man, die alles bij elkaar heeft geharkt. Er is nauwe
lijks iets nieuws bij.
Daarom deel ik de vrees die King zelf koestert: men kan zich aan
zijn genre gemakkelijk overeten. Mij overkwam dat althans. Want ik
heb me met de nodige moeite door de vrijwel gelijktijdig verschenen
'De Talisman' geworsteld, die Stephen King schreef samen met zijn
'collega-griezelaar' Peter Straub. Alleen is Straubs pen meestal nog
dieper in de gruwel gedoopt. Men kan bij zo'n co-produktie natuur
lijk nooit precies weten wie wat schreef, maar ik neem onmiddellijk
aan dat de openbarstende zweren waaruit vette maden kruipen uit
Straubs koker komen.
Het is een van de talloze onsmakelijke details, die het pad marke
ren, dat een jong jongetje moet volgen om 'De Talisman' te kunnen
vinden, die zijn aan kanker stervende moeder kan redden. Zijn tocht
gaat gedeeltelijk hier over aarde, maar voor de rest door 'Territoria'
elders, waar dat dan ook moge zijn. Maar of het nu hier is of daar,
overal wacht het knaapje diepe ellende, brute wreedheid, bizarre gru
welijkheid en bloeddorstige, wraaklustige lieden. Ik heb mij echt
moeizaam met het jongetje een weg gebaand naar het verlossende
einde.
Het was een taaie tocht zonder enige vriendelijke adempauze, maar
vooral zonder ook maar een enkele bevrijdende lach of glimlach.
Volledig gespeend van elke humor. Loodzware gruwel. Ik heb voor
lopig genoeg gehad.
KOOS POST
'De vervloeking' door Richard Bachman (Stephen King). Verschenen bij
Bruna en Zoon, prijs 24,90
'P® TalismM' door Stephen King en Peter Straub. Verschenen bij Veen,
prijs 32,50.
Tot het rijkje nieuwe auteurs dat
onze moderne literatuur hoopt te
gaan verrijken hoort ook Marja
Brouwers, die in 1984 vrij opzien
barend debuteerde met de ro
man Havinck. Overal lovende
kritieken destijds en - omdat het
een nieuw talent betreft - meteen
alle reden om nieuwsgierig uit te
zien naar het volgende werk dat
de belofte moet gaan inlossen.
Een hele klus, want alleen een
gevestigd schrijver met meerde
re titels op zijn conto kan zich
tussendoor een minder geslaagd
produkt veroorloven.
Met haar tweede boek De Fe
niks, "een familiekroniek", is
Brouwers er op een hoogst merk
waardige manier in geslaagd zich
aan een duidelijk oordeel, ten
goede of ten kwade, te onttrek
ken. Maar zelden heb ik een boek
gelezen dat zo behendig om de
inhoudelijke kern, zo die er al is,
heendraait. Hoe kan de recen
sent die heus zijn best wil doen
een roman nu loven of kraken,
als hem door de auteur nauwe
lijks hanteerbare criteria, een
heldere thematiek of argumen
ten ter vernietiging worden aan
gereikt?
Laat ik voor ons de schaarse
feiten op een rijtje zetten. In De
Feniks is een niet bij name ge
noemde "ik" aan het woord die
samenwoont met.Lukas Asberg,
"van beroep wetenschappelijk
medewerker, een beroep dat in
die tijd nog op grote schaal werd
uitgeoefend als iets dat geen
voorzetselbepaling behoefde.
Wetenschappelijk werkte men
desnoods nergens aan mee".
In een soort afgesloten atoom
kelder onder de bibliotheek cata
logiseert hij een verzameling
antiquarische boeken van zijn
vakgroep. De "ik" zit op het con
servatorium "en dacht in noten
balken". Zij raakt in toenemende
mate geïnteresseerd en verstrikt
in de familie historie der As-
bergs, van wie behalve Lukas
nog zijn vader Daniel, een jurist,
en tante Rachel in leven zijn en
geregeld, lange monologen voe
rend, ten tonele verschijnen.
Er is iets geheimzinnigs met de
familie: grootvader Thomas was
de stichter van Fretura, een fri-
tuurovenfabriek die pas na een
lange reeks mislukkingen, bin
nen- en uitslaande branden en
ontploffingen tot stand komt. Na
de plotselinge dood van grootva
der Thomas door een hartstil
stand ontstaat er ruzie tussen de
nabestaanden: grootmoeder Ca
therine, die de hele handel wil
verkopen, zoon Tom, die het be
drijf wil voortzetten, Rachel en
Daniel.
Tussendoor - we zijn als lezer
steeds op de vage, maar half be
langstellende visie van de "ik"
aangewezen - speelt de vraag of
grootvader Thomas wellicht
door zijn vrouw middels giftige
hartmedicijnen aan een voortij
dig einde is geholpen. Zo ja,
waarom precies? Om opa's niet
aflatende gepruts met ovens,
thermostaten, kruimelvangers,
ketels en plaatijzer? Om zijn be
zetenheid en fanatisme steeds
opnieuw, na tal van mislukkin
gen, en ten koste van zijn gezin,
een frituurzaak op te bouwen?
En wat is - ik kan er met geen
mogelijkheid een antwoord op
geven - nu precies de rol van de
"ik", de muziekstudente, die zich
meer en meer lijkt te gaan ver
eenzelvigen met de oude Cathe
rine?
Het lijkt de schrijfster er vooral
om te doen de lezer bij voortdu
ring op het verkeerde been te zet
ten. Wat, im de kern, de proble
matiek (zo die er als is) van De
Feniks is, is mij een raadsel. Ik
heb zeker waardering voor de
fraaie, inventieve en intelligente
schrijfstijl, heb me even zeker
geërgerd aan de lange, ogen
schijnlijk zinloze monologen en
filosofieën der personages, en
van het verhaal zelf weinig be
grepen en niet genoten.
Het boek draagt een motto van
Gertrude Stein: "If it's real
enough what is the use of its
being a story?" Mij is een verhaal,
met méér realiteit en veel minder
omzwenkingen liever. "Wij kwa
men nergens vandaan, (eindigt
het boek), maar wij gingen ook
nergens heen en wisten dat.
Waarom zoii hij niet rustig doen
wat zijn handen te doen vonden?
Hij leunde met een arm op een
boekenplank en keek naar mij,
zonder zichzelf ertoe te kunnen
brengen nog iets tegen mij te
zeggen. Hij bewoog niet, ik be
woog niet, en zo was alles daar
stil". Wat rest de recensent an
ders dan wachten op Maija Brou
wers' derde boek dat uitsluitsel
moet geven?
ROBVOOREN.
Ze heeft een tijdlang niet over
haar ziekte willen schrijven,
maar Renate Rubinstein zou Re
nate Rubinstein niet zijn als ze
uiteindelijk toch haar weder
waardigheden niet zou vertellen
op de persoonlijke toon die haar
eigen is.
In het praatprogramma van
Adriaan van Dis kondigde ze - al
weer geruime tijd geleden - aan
dat ze aan een boek Over haar
ziektegeschiedenis zou begin
nen. Ze had daar nu ook alle tijd
voor, zo vertelde ze.
Immers: ze was voorlopig op
gehouden met haar column in
Vrjj Nederland omdat Piet Grijs
haar in dat weekblad van antise
mitisme had beschuldigd en de
redactie had haar vrijaf gegeven.
Haar boek 'Nee heb je' ligt sinds
enige tijd in de winkel.
Rubinstein lijdt aan multiple
sclerose, "een bij volwassenen,
meestal tussen het 20&te en 40ste
levensjaar, optredende aandoe
ning van het centrale zenuwstel
sel, gekenmerkt door het op ver
schillende, verspreide plaatsen
in hersenen en ruggemerg te
gronde gaan van de isolerende
myelineschede van de zenuwve
zels en het optreden van kleine
woekeringen van steun weefsel".
Aldus de Grote Winkler Prins,
waarin ook valt te lezen dat er
vaak toenemende verlammingen
van de ledematen optreden met
spastische verschijnselen, voorts
o.a. gevoelsstoornissen, alsmede
evenwichtsstoornissen, afwijkin
gen in het zien en soms psychi
sche veranderingen.
Lijden aan deze ziekte en er
over schrijven - het kan haast
niet anders of het leidt tot een
grote huilbui. (En begrijpt u me
goed: ik zou dat begrijpelijk vin
den wantje zult toch iemand zijn
geweest die fladderend door het
leven ging en zich nu strompe
lend moet voortbewegen.)
Maar het bijzondere van 'Nee
heb je' is dat het geen grote huil
bui is. Van binnenuit beschrijft
Rubinstein op nuchtere manier
wat het is om aan multiple scle
rose te lijden. Nou ja, nuchter,
dat is weer zo'n domineeswoord,
ik bedoel eigenlijk vooral dat ze
nergens een larmoyante toon
aanslaat.
Sta je er voor, dan moet je er
door - heet Gerard Reve eens ge
schreven. Denken we de Re
viaanse ironie even weg, dan zou
je kunnen zeggen dat 'Nee heb
je' is doortrokken van dat motto:
sta je er voor, dan moet je er
door. Of zoals Rubinstein op pa
gina 39 schrijft onder het kopje
'Moed':
"Ik las in die eerste maanden
'The Gathering Storm', het begin
van de reeks lijvige boeken die
Churchill over de Tweede We
reldoorlog schreef. Hoe hij, toen
hij ineens premier werd, met zijn
'rug tegen de muur stond, niet
wist waar de schepen vandaan te
halen en hoe- de vliegtuigen ge
bouwd en de radar ontwikkeld te
krijgen, terwijl al die tijd de
goedbewapende vijand met zijn
onderzeeboten zijn beetje navy
bedreigde en verzonk. Zo'n ho
peloze situatie, zo'n overmacht.
Maar Churchill won. Moed moet
je hebben en niet bang zijn".
Het vitalisme dat uit deze re
gels spreekt! En zo zijn er meer
voorbeelden te geven. Peinzend
over 'De zieke mens in de roman
literatuur' van Vestdijk schrijft
Rubinstein op de pagina's 81 en
82: "In het nadeel het voordeel
zoeken, uit het negatieve het po
sitieve smeden, dat is precies wat
ik bedoel, dacht ik toen dat boek
las en dit boek half af was. Nee
heb je, ja kun je zeggen".
In verband met dat vitalisme is
'Nee heb je', een boek dat eigen
lijk permanent naast je bed zou
moeten liggen, zodat je gedeel
ten kunt herlezen als je weer
eens in de worggreep van de
somberheid zit. Met name het ge
deelte dat is gewijd aan de emi
nente geleerde Norbert Elias,
aan wie het boek overigens ook
is opgedragen, is opbeurend.
Driekwart blind, driekwart
doof, stokoud en alleen op de we
reld, is er niemand die zo van het
leven geniet als Norbert Elias,
schrijft Rubinstein. En verderop:
"Ik bedoel, zo ideaal jioeft nie
mand te zijn, maar dat goedgehu
meurde van hem, die lakonieke
aanvaarding van de last van het
lichaam, de kinderlijke passivi
teit waarmee hij in een ruimte
stil blijft staan tot iemand hem
brengt naar een stoel, een toilet,
of een uitgang, dat is voor mij
wel een voorbeeld".
Zelfs uit het einde van het
boek spreekt een enorme troost.
"Die dertig, tachtig, honderd
jaar, wat duurt het achteraf ge
zien kort. Daarna ben je dood, zo
als je ook dood was voor je gebo
ren werd. Als je dat inziet til je
niet zo zwaar aan de korte span
ne tijds datje er bent, om je heen
kijkt en weer verdwijnt. Even
heb je ja gehad, nu zul je weer
nee krijgen. Alles was meegeno-
Zeevlam
'Een kaart, niet het gebied', zo
heette de eerste verhalenbundel
van Hermine de Graaf. Een boek
dat terecht werd bekroond met
de Geertjan Lubberhuizenprijs.
(Lubberhuizen was de uitgever
die de Bezige Bij groot heeft ge
maakt.)
Niet lang na dat debuut is het
tweede boek van De Graaf ver
schenen, 'De Zeevlam', wederom
een verhalenbundel. En weer is
het een boek dat mij in verschil
lende opzichten heeft geboeid.
Renate Rubinstein.
Of laat ik het nog anders zeg
gen: met genoegen herlees je de
verhalen en tijdens die tweede
lezing heb je niet het gevoel be
zig te zijn met herkauwen, wat
vaak het geval is als je een boek
herleest.
Bepaald vrolijk van toon zijn
de meeste verhalen van De Graaf
niet. De hoofdpersonen balance
ren vaak op het randje van het
bestaan, of vallen letterlijk, zoals
de alpinist in 'Sneeuwval', het
verhaal over een driehoeksver
houding.
Maar tegelijkertijd hebben die
hoofdpersonen iets onverzette
lijks. Ze laten zich niet klein krij
gen, verzetten zich tegen de bui
tenwereld die grimmig is.
Het mooiste verhaal in deze
bundel vond ik beslist het titel
verhaal, 'De zeevlam'. Het gaat
over een meisje dat wordt opge
voed door haar grootouders en
zusters van haar grootmoeder,
die zij 'tantes' noemt.
"Lieve, oude dames die zo be
schermd waren opgevoed dat zü
zich niet voor konden stellen dat
de wereld buiten de duinen ver
anderd was, en die zich nog
steeds als kostschoolmeisjes ge
droegen. En al bedoelden ze het
goed, je werd doodmoe van ze".
Vooral het portret van de
grootvader is mooi. Hij probeert
het meisje wegwijs te maken in
de wereld, zijn wereld wel te ver
staan. Alles moet ze leren over de
zee. Bijna elke zaterdag zijn ze te
vinden op het havenhoofd. "Een
oude man die luid en gesticule
rend over van alles en nog wat
sprak tegen een meisje in een
rood jasje".
En 's avonds - het uur voor het
slapengaan - komt hij haar over
horen. Eerst vindt het meisje dit
uur het spannendste tijdstip van
de dag, maar naarmate ze ouder
wordt verandert dat. "Hij werd
strenger. Zijn ontstemde, haast
kwade uitdrukking verdween
zelfs niet als hij zijn verhalen ver
telde".
'De liefde die het meisje voor
haar grootvader voelt, het mede
lijden dat zij later met hem
krijgt... ik kan niet anders zeggen
dan dat De Graaf het prachtig be
schrijft. Wat voor haar hoofdper
sonen geldt, gaat ook voor haar
op: ze balanceert, zij het dat ze
niet valt.
WIM BRANDS
Iemand die een reisgids samen
stelt, wil een zo volledig mogelijk
beeld geven van het land of de
stad van onderwerp. Hij somt de
belangrijkste bouwwerken en
musea op, hij vertelt de lezer wel
ke illustere figuren er in een be
paald oord zijn geboren of ge
storven, hij roemt de schoonheid
van parken en pleinen en als het
een beetje meezit wil hij ook nog
wel vertellen waar zich de rosse
buurt bevindt. Wat het karakter
van de bewoners van het land be
treft, moet hij zich echter beper
ken tot een grove aanduiding
van de landsaard, die meestal be
rust op volkswijsheden en zegs
wijzen, die geen recht doen aan
het individu.
Reisverhalen, althans de mees
te, worden met een ander oog
merk geschreven. De auteur doet
verslag van zijn specifieke bele
venissen. Hij vertelt wat hém het
meest heeft getroffen, daarbij
niet schromend ook de negatieve
zaken te vermelden. Aan toeris
tenwerving doet hij niet. Toch
zijn het vaak juist deze boeken
die bij mij een soort omgekeerd
gevoel van heimwee ('wegpijn')
oproepen naar landeo waar ik
nog nooit ben geweest!
Van die laatste categorie is
'Hun hoofden zijn groen en hun
handen blauw' van de Ameri
kaanse schrijver Paul Bowles
een mooi voorbeeld. Bowles, die
in 1911 in New York werd gebo
ren, bracht op twintigjarige leef
tijd zijn eerste bezoek aan
Noord-Afrika. Hij had maar voor
twee weken schone overhemden
bij zich, maar bleef er vier jaar
hangen. Na de Tweede Wereld
oorlog ging hij wonen in Tanger.
Vanuit deze stad maakte hij ver
schillende reizen, onder andere
naar de binnenlanden van Ma
rokko, naar Ceylon (tegenwoor
dig Sri Lanka geheten), Klein
Afrika, Zuid-India en Turkije. De
wederwaardigheden tijdens die
reizen, ik zou haast zeggen: expe
dities, heeft hij opgetekend in
'Hun hoofden enz.'. Het is een
onmisbaar boekje voor wie wil
weten waar Bowles zijn 'couleur
locale' voor zijn 'gewone' verha
len, verschenen onder de titel
'Tere Prooi' bij uitgeverij Pran
ger. vandaan heeft gehaald
Bowles is het type reiziger dat
niet schrikt van een kakkerlakje
meer of minder. Hij logeert
meestal in eenvoudige pensions
met een minimum aan comfort,
een keer zelfs in een logement
dat grenst aan een open riool.
Aan reserveren vooraf doet hij
niet; dat beknot zijn vrijheid tij
dens het reizen te veel. Het voor
deel van deze manier van reizen
is dat hij veelvuldig met de au
tochtone bevolking in aanraking
komt.
Een van de mooiste reisversla
gen of essays, dat is een. beter
woord voor de bespiegelende
verhalen van Bowles, is dat
waarin hij gewapend met opna-
me-apparatuur in Marokko een
zoektocht onderneemt naar in
heemse muziek met het doel de
ze voor de teloorgang te behoe
den. Hij ondervindt daarbij nog
al wat tegenstand van de autori
teiten, die van Marokko een mo
dern land willen maken en niet
gediend zijn met het behoud van
deze folkloristische overblijfse
len. De opnameploeg komt in
vreedzame, groene oases waar
men zich met de waterpijp op de
divans mag neervlijen, maar ook
in afgelegen bergdorpen, waar
ooit volgens de heersende zeden
kinderen niet mochten lachen.
Bowles toont zich in zijn reis
beschrijvingen niet alleen een
scherp observator, hij weet de
dingen die hij ziet ook in een gro
ter verband te plaatsen. Een
voorbeeld.
Tijdens een reis per vrachtwa
gen door Noord-Afrika ziet hij
hoe een medepassagier, een ou
de man, het topje van zijn vinger
verliest door het lompe optreden
van de chauffeur, die als hij nog
wat wil vragen, het portier dicht
smakt. Bowles schrijft: "Rustig
opende de oude man de deur met
zijn andere hand. Het topje van
zijn middelvinger bungelde aan
een stukje huid. Hij keek er een
ogenblik naar, schepte vervol
gens kalm een handvol van dat
alomtegenwoordige stof op, zette
de twee delen van de vinger weer
aan elkaar en goot het stof er
over uit, onder het prevelen van
de woorden: 'Allah zij gedankt'.
Het voorval is tekenend voor het
stoïcisme, waarmee de Noord-
afrikaanse mens tegen het leven
aankijkt. Zijn levenshouding:
"Deze wereld die we met onze
ogen waarnemen is onbelangrijk
en vluchtig als een droom". Dat
hangt volgens Bowles samen
met het landschap. Op de droge,
uitgestrekte vlakten in Noord-
Afrika ben je gauw uitgekeken.
Als vanzelf richt je blik naar de
hemel: een verklaring voor het
feit, dat de religie in die streken
zo'n grote plaats inneemt in het
leven van de mens. De schrijver
stapt met zevensmijlslaarzen
over allerlei moeilijke theorieën
heen. Eenvoud is het kenmerk
van het ware.
Bowles' reisverhalen zijn in ze
kere zin te beschouwen als antro
pologische studies, maar dan als
studies die vol avontuur zitten en
niet, zoals zovele in dit genre,
met de achterkant van de pen
geschreven. Een anekdote
als de volgende bijvoorbeeld
maakt vele, op voetnoten voort
strompelende, dissertaties over
bodig.
Het voorval speelt in Ceylon,
Bowles schrijft: "Een Burgher
die bij het reisbureau van het
Grand Oriëntal Hotel werkt en
die mij had gezien toen ik nog
maar net aangekomen was, zei
een paar weken later tegen me
toen ik weer even langskwam: 'U
verliest uw kleur'. 'Wat?',
schreeuwde ik ongelovig. 'Na al
die tijd in de zon? Ik ben vijf keer
zo bruin als ik was'. Hij keek be
duusd, maar vervolgde geduldig:
'Dat bedoel ik. U verliest uw
kleur'.
CEES VAN HOORE
Paul Bowles, Hun hoofden zijn
groen en hun handen blauw. Verta
ling Gideon den Tex, ƒ24.50. Veen
uitgevers, 1985.
ADVERTENTIE
BOIKHMBV
Haarlemmerstraat 117
I Leiden-tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
beste/afdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
'Kinderkamp Utopia', het nieu
we boek van Veronica Hazelhoff,
begint met de uitnodiging van
Ben en zijn broertje Jesse voor'
een bijzondere vakantie op het
landgoed van een rijke super
markteigenaar. Deze heeft het
plan jaarlijks een aantal jongeren
een prettige vakantie te bezorgen
met als doel hen 'nader tot elkaar
te brengen'. De kinderen komen
uit heel verschillende buurten en
zijn blank en gekleurd. Tja om de
wereldvrede te bevorderen moet
men ergens beginnen, nietwaar?
Ben, Jesse en nog vijf anderen
zijn de eerste proefkonijnen van
dit experiment. Twee weken
lang in een lui lekkerland met
zwembad, tennisbaan en speel-
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drié da-
gen verkrijgbaar.
kamer. Niks moet, alles mag. Dat
klinkt te mooi om waar te zijn.
En inderdaad, de zaak gaat goed
mis. Niemand weet precies hoe
en wat, maar binnen een paar da
gen hangt er een onaangename
sfeer binnen het vakantieoord.
Er gebeuren vervelende dingen,
kinderen vliegen elkaar in de ha-
Dieptepunt is de verdwijning
van een van de kinderen. Is hij
verdronken? Niemand weet het.
De vondst van een geheim dag
boek lost de raadselen op. Maar
de deelnemers aan het kamp
houden aan hun vakantie een ka
ter over.
In Kinderkamp Utopia laat
Veronica Hazelhoff zich zien van
een kant die de lezer niet van
haar gewend is. Na de aardige,
humoristische Maartje-boeken
(voor lagere schooljeugd) is Kin
derkamp Utopia een sinister,
kippevel bezorgend verhaal
(voor jongeren vanaf 12 jaar). Ha
zelhoff weet de spanning knap
op te voeren tot de schokkende
ontknoping. Het verhaal vormt
een mooi afgerond geheel met
een uitgekiend slot dat enig
doordenken vraagt. De schrijf
ster houdt de vaart er goed in,
schrijft helder zonder onnodige
uitweidingen. Eigenlijk staat er
geen woord te veel in dit boek.
Alles grijpt in elkaar of heeft di
rect en indirect met de loop van
het verhaal te maken. Jammer
van de vele zetfouten! Joep Ber
trams vulde het boek met zijn
unieke illustraties.
Kinderkamp Utopia, Veroni
ca Hazelhoff, uitg. Sjaloom.
Lein de Liefde
Enthousiasme voor h<
boek van Veronica Hazelhoff,
een licht gevoel van teleurstel
ling na het recent verschenen
boek van Trude de Jong. Ze
kreeg dit jaar een zilveren griffel
voor 'Aram en de bende van de
boomstam'. Een origineel ver
haal, waartegen het nu versche
nen 'Lein de Liefde' wat mager
afsteekt.
In Lein de Liefde gaat het over
de eenzaamheid van middelbare
scholiere Lein die na de vakantie
in een andere klas wordt ge
plaatst. Haar klasgenoten moe
ten Lein niet en laten dat ook
duidelijk merken. Het meisje
zoekt troost in haar verering voor
popzangeres Anna en bouwt hele
fantasieën rond haar idool. Een
ontmoeting met Anna valt Lein
echter goed tegen. En dan ge
beurt het wonder: de klas ont
dekt Lein's tekentalent en draait
Illustratie Joep Bertrams uit Kinderkamp Utopia.
bewonderend bij. Eindelijk
wordt het meisje geaccepteerd.
Met alle respect: het peil van
'Aram' weet Trude de Jong in dit
boek niet te evenaren. Evenals
Hazelhoff heeft Trude de Jong
een heel directe vertelstijl zonder
uitweidingen en bespiegelingen.
Dat werkt een zekere oppervlak
kigheid in de hand, die Hazelhoff
goed weet te vermijden, maar De
Jong niet. Het gegeven: een
zaamheid met alle bijbehorende
emoties is heel reeël, het erom
heen gebouwde verhaal dun.
Toch zal het veel jongeren aan
spreken vanwege het herkenba
re gegeven, de vlotte stijl en de
realistische afloop: Lein wordt
ten slotte door haar klasgenoten
aanvaard, niet om haarzelf maar
om haar tekentalent. De illustra
ties van Juliette de Wit zijn ei
genlijk te kinderlijk, gezien de
leeftijdsgroep die wordt beschre
ven en voor wie het boek is be
stemd.
Lein de Liefde, Trude de Jong,
uitg. Sjaloom.
Het foetsie-kind
Er zijn soms van die vervelen
de dingen - een bord spruitjes
bijvoorbeeld - die je het liefst
weg zou willen denken. Knijp de
ogen dicht, wens het bord rich
ting maan, en doe de ogen weer
open. Verdraaid: het bord is in
derdaad weg, foetsie!
Deze mooie eigenschap bezit
niemand helaas, maar in boeken
kan veel. In 'Het foetsie-kind',
geschreven door Els de Groen,
doet de 10-jarige Reintje op een
avond de verbazende ontdek
king dat ze inderdaad nare zaken
kan laten verdwijnen.
Reintje is een dromertje, een
meisje dat uren voor de spiegel
staat te fantaseren in de mooie
kleren van haar overleden moe
der. De werkelijkheid - vooral
school en buurvrouw Maan -
vindt ze gruwelijk saai. Haar bij
zondere 'gave' zet haar leven ën
dat van haar vader, een tuinman,
danig op stelten.
Reintje komt op het idee haar
vader als goochelaar te laten op
treden. Hij kan - met haar hulp
uiteraard - allerlei dingen im
mers écht laten verdwijnen. Na
tuurlijk kan dit niet zonder brok
ken goedgaan. Trouwens, waar
blijven alle weggewenste dingen
eigenlijk?
'Het foetsie-kind' is voor kin
deren vanaf 9 jaar een vlot ge
schreven, ontspannend fantasie
verhaal, een van de betere verha
len van Els de Groen. Geen
boodschap, geen krampachtige
poging iets uit te leggen. De
schrijfster heeft goed aangevoeld
dat ook in een fantasieverhaal
bepaalde zaken moeten kloppen.
Op het moment dat zich bij de
lezer de vraag vormt 'ja, maar
wat gebeurt er dan met dat of
dat' wordt hij keurig beant
woord.
De tekst is eenvoudig, groot
gedrukt, dus alles is er op gericht
om het leesgemak te bevorderen.
Mooie illustraties van Anneke
Hohmann ronden het geheel af.
MARGOT KLOMPMAKER