Beklemmende verhalen van Hürlimann Vrijblijvende literatuur DE KEER N Uitvoerige memoires Willem Oltmans zonövliel" Olie en zingende walvissen Brieven uit Brazilië VRIJDAG 2 AUGUSTUS 1985 In het verhaal 'De haren van de schoonheid' uit zijn bundel 'De vrouw uit Ticino' legt de Zwit serse schrijver Thomas Hürli mann zijn ik-figuur de volgende woorden in de mond: "...hoewel men hiets van elkaar wist, vorm de je toch zoiets als een club - geen kegelclub maar een camou flageclub!" Het is een uitspraak die exemplarisch is voor de ma nier waarop Hürlimanns perso nages tegen hun 'Umwelt' aan kijken. Hoezeer daar ook naar wordt verlangd, wezenlijk con tact met de 'anderen' is niet mo gelijk. Wordt er door de verhaal figuren iets in die richting onder nomen, dan stuiten hun pogin gen af op onbegrip of - wat nog erger is - onverschilligheid. Al leen een dramatische gebeurte nis lijkt hun medemensen soms wakker te kunnen schudden. Dan komt er even een barst in de maskers en ontstaat er een vonk je van belangstelling voor de an der. Het titelverhaal uit deze bun del is daar een mooi voorbeeld van. Het speelt in het Zwitserse Eutel, een gehucht in de bergen waar iedereen elkaar kent en el ke vreemdeling met argwaan wordt bekeken. Ook de vrouw uit Ticino, die al jaren getrouwd is met de bovenmeester, wordt nog steeds beschouwd als een vreemde eend in de bijt. Ze moe ten haar omwille van de boven meester wel accepteren, maar ze wordt doodgezwegen. Men doet alsof zij niet bestaat. Het klinkt paradoxaal, maar ze begint pas werkelijk te 'leven' voor de vijan dige dorpsgemeenschap als zij, ten prooi aan een verschrikkelij ke ziekte, op sterven komt te lig gen. Hürlimann schrijft: "Bijna bezwerend en voor de eerste keer sinds twintig jaar werd de vrouw van de bovenmeester tot leven geroepen...". Dat tot leven roepen gebeurt dan achter de bit tertafel, waar zij het onderwerp is van de giftige dorpsroddel. Hürlimann weet de laatste da gen van de vrouw aangrijpend te beschrijven. Haar lichamelijk lij den wordt nog eens verdiept door het isolement waarin zij verkeert. De bovenmeester zit dan wel aan haar sterfbed, maar haar koortsdromen verhinderen elke reële toenadering. Al is het ook door zijn toedoen geweest dat ze zich jaren heeft opgesloten in dit vijandige dorp, ze koestert geen haatgevoelens jegens de bo venmeester. Integendeel. Vlak voor haar sterven toont ze zich nog bezorgd om hem. "Als ze er maar om dachten dat de boven meester een jas aan moest trek ken; bij een open graf was het koud en er waren er heel veel die zich bij een lijk de dood op de hals gehaald hadden." Door het werk van deze Zwit serse schrijver waait de geest van een milde waanzin. Zijn persona ges zijn ten prooi aan een onrust die grenst aan paniek, een gevoel dat ook de bewoners van een bergdorp wel ervaren tijdens een föhn. Ergens in de bundel laat Hürli mann zijn personage het volgen de zeggen: "Ik had het gevoel alsof ik mij iets herinnerde dat toch op hetzelfde moment, op dit ogenblik, plaatsvond." Dat droomkarakter strookt met de teneur van deze bundel. Zijn ver halen doen denken aan uitge schreven hallucinaties, al weet Hürlimann door zijn beeldende stijl de vaagheid/ waarvan dit soort aandoeningen nogal eens vergezeld gaat, te vermijden. 'Met een Ford door Zwitserland' is daar een prachtig voorbeeld van. Het is het relaas van een idyllisch autotochtje dat voor het huis van Chaplin eindigt in een catastrofe. In een aantal verhalen duikt telkens weer eenzelfde figuur op: Hürlimann noemt hem 'de aca demicus'. Het is een waanwijze jongeman, die vooral onder in vloed van drank nogal eens filo sofisch uit de hoek wil komen. Al zijn educatie ten spijt slaagt hij er echter niet in de fundamentele eenzaamheid waarin de mens verkeert te verklaren. Hoe mensen raadsels voor el kaar blijven, ongeacht de mate van intimiteit die zij met elkaar hebben, dat is het hoofdthema van deze verhalen. Zelfs de ou ders in 'Met een Ford door Zwit serland' trekken een scherm op tussen zichzelf en hun kinderen. Als er sprake is van erotiek tus sen hen beginnen zij Frans te spreken, zegt de -moeder: 'Hans, ik bid je, niet waar de kinderen bij zijn'. Ik vond het lezen van 'De vrouw uit Ticino' een beklem mende aangelegenheid. Al die fi guren die zo onwrikbaar vastzit ten in hun isolement. Zouden die Zwitserse bergen daar misschien iets mee te maken hebben? Ik weet het niet, maar de 'afdaling' in dit boek was in ieder geval zeer de moeite waard. CEES VAN HOORE Thomas Hürlimann, De vrouw uit Ticino, Arbeider spers, 1985. 24,50. "Waar iemand om moet lachen, dat is heel persoonlijk". De in- trapper van deze open deur heet Robert-Henk Zuidinga. Onder zijn aanvoering trekt een stoet columnisten aan ons voorbij in het boek 'Licht Letterland', een boek dat ongetwijfeld met het oog op de vacantie werd uitgege ven. In zijn inleiding schrijft Zuid- inga ook dat de toekenning, in 1974, van de P.C. Hooftprijs voor proza aan Simon Carmiggelt be wees dat een column ook litera tuur kon opleveren. ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf via onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. Die Zuidinga toch. Alsof de columns van Carmig gelt pas toch de literatuur wer den gerekend nadat hij die prijs had gekregen. Het was natuur lijk precies andersom: al jaren lang was men van mening dat wat Carmiggelt schreef litera tuur \*as. Juist daarom kreeg hij die prijs. Maar goed, nu die bloemlezing. En laat ik maar direct met de deur in huis vallen: op dit soort boeken ben ik niet zo dol. Al die bloemlezingen die tegenwoordig verschijnen - om horendol van te worden, of nee: leesblind word je ervan. Deze boeken zijn te vrijblij vend samengesteld. En dan is er nog iets: veel columns verdienen het niet om in boekvorm te ver schijnen. Ze zijn soms leuk/aar dig/amusant als je ze in de krant leest; eenmaal bijeengebracht in een boek is de lol er vaak af. Wat weer niet wegneemt dat er in 'Licht Letterland' een aantal goede bijdragen staat, dat wil zeggen: verhalen die in boek vorm nog steeds amusant zijn en dat misschien tot in lengte van dagen zullen blijven. Het opvallende is echter dat veel van die bijdragen niet in het column-genre thuishoren. Zo is 'In 't groene dal' van Bob den Uyl een fietsverslag. En wat mij Waarom dit verhaal zo leuk is? Omdat Den Uyl niet lijdt onder de terreur van de humor, hij hoeft niet in kort bestek alle re gisters open te trekken. Hij be schrijft op een rustige toon hoe hij met een Rik van Looy-petje op zijn hoofd door België reist en levert en passant - tussen neus en lippen - commentaar op het een en ander. "Op de deur was een kaartje geprikt met de prijs van de ka mer en wat je allemaal niet mocht doen, bijvoorbeeld niet in de wastafel pissen of je schoenen met de sprei poetsen, dingen die ik altijd prompt doe, waar neem je anders een hotelkamer voor". Veelzijdig J.P. Franssens. In besprekingen van het werk van Jean-Paul Franssens zal al tijd weer worden gewezen op de veelzijdigheid van de man: hij is dichter, schilder, schrijver en ga zo maar door. Een produktief kunstenaar in elk geval, wat hij overigens ook dit jaar weer eens bewees, want in '85 verscheen er van zijn hand een dichtbundel alsmede de verhalenbundel 'Een reiziger op weg naar de Zwiterse Alpen'. In het eerste deel van deze be spreking gebruikte ik het woord vrijblijvend in verband met 'Licht Letterland'. Dat woord is ook uitstekend van toepassing op 'Een reiziger op weg naar de Zwitserse Alpen'. Bijna na elk verhaal dacht ik: ja, en wat nu? Ik bedoel: de verhalen van Franssens die bewust naïef en sprookjesachtig zijn geschreven, mogen dan een ontwapenende indruk maken, maar ze zijn tege lijkertijd niet dwingend genoeg. Waarom vertelt Franssens zijn dromerijen? Om de lezer te amu seren, neem ik aan. En dat is een nobel doel. Er is alleen één on overkomelijk probleem: de ver telsels van Franssens amuseren mij niet. WIM BRANDS Licht Letterland. Samenge steld door Robert-Henk Zuidin ga. Uitgeverij: Sijthoff. Een reiziger op weg naar de Zwitserse Alpen, Jean-Paul Franssens. Uitgeverij: De Har monie. Kaliber-thrillers De Amsterdamse uitgeverij Raamgracht is met het tweede kwartet thrillers in de zoge naamde Kaliber-serie geko men. Om even een in de pop wereld bekende kreet te lenen: 'gouwe ouwen' in een populai re verpakking. Een wat slappe re kaft, een wat mindere pa piersoort, maar ook een wat la gere prijs. Weggooi-boekjes eigenlijk, maar dat zal degenen, die al leen een uurtje aangename ont spanning zoeken, weinig kun nen schelen. Eevenals in het eerste viertal zijn er thrillers van Jonathan Valin ('De laatste waarschu wing') en van James McClure ('De dood van een domoor') in de tweede serie opgenomen. Ze worden ditmaal aangevuld met het befaamde werk van James M. Cain 'De postbode belt altijd tweemaal' en een boek van de Nederlandse auteur Tomas Ross 'De honden van het ver raad'. Prijs 12,50 per boek. Niet iedereen zal even geïnteres seerd zijn in vertalingen van Por tugese en Braziliaanse literatuur, laat staan in de vertaler. Maar voor August Willemsen moet be slist een uitzondering gemaakt worden, niet alleen om het ver taalwerk (in 1983 bekroond met de Martinus Nijhoff Prijs) maar vooral ook om zijn opmerkelijke originele geschriften. Onlangs verscheen in de reeks Privé-Do- mein van De Arbeiderspers van Willemsen een bundel Brazi liaanse brieven die - onder meer getuigen van grote stilistische kwaliteiten. De brieven, alle gericht aan "bes te Paul" (een broer van Mieke, de vriendin met wie hij de eerste keer in Brazilië verbleef), bestrij ken vier periodes (1967-1968, 1973. 1979 en 1984) waarin de au teur langere tijd in dit Potugees- talige Zuidamenkaanse land doorbracht. Vanuit zijn visie op Brazilië, in alle perioden geken merkt door een haat-liefde-ver houding, leren we het land en zijn chaotische bewoners goed kennen: in elk geval Willemsen's eigen fascinatie: "Ik liep (in Ba- hia - red.) de eerste de beste dwarsstraat in en dat was meteen de meest verpletterende markt-, hoeren- en winkelbuurt die het me waar ter wereld ook vergund is geweest onder ogen te krijgen. Kroegen, eetkrotten, kraampjes, ADVERTENTIE V- BBEKHAHBHBV Haarlemmerstraat 117 Leiden - tel. 120421 SINDS 1917 algemene- en assortimentsboekhandel full-time bestelafdeling levertijd vanaf 2 dagen schuimend pulp op straat, schet terende muziek uit platenhallen, geur van drank, bloemen, fruit en stront, gistend in de drijfnatte hitte, gistend, straat in straat uit, en daarbij die mensen en het ge mak waarmee ze met elkaar om gaan, dat voelen, tasten, knijpen lachen, elkaar staande houden te lijken vergeten waarheen ze naar op weg waren", (blz. 128). In feite verandert dit beeld van Brazilië, vol chaos, zinnelijkheid en hemeltergende bureaucratie, in de loop van vier bezoeken over zo'n achttien jaar verspreid maar weinig. De schrijver zélf verandert wel - en die ontwikke ling is te volgen, in een van de aantrekkelijkste opgaven voor de lezer van de brieven. Gedurende zijn eerste bezoek kijkt Willemsen, nog jong, so ciaal bewust en bewogen, nog niet afgestudeerd, zijn ogen uit en hij is vol doorzettingsvermo gen en vitaal enthousiasme: in la tere stadia (1973 en vooral 1979) krijgen cynisme en ergernis ov- wer bureaucratische wantoe standen de overhand: voor de le zer die behaaglijk in zijn leun stoel meereist hoogst aangena me, want niet zonder wanhoop en (soms onbewuste) humor be schreven ervaringen. Want Wil lemsen heeft het, behalve over Brazilië, toch vooral over zich zelf: al maar over jezelf pra ten staat zo egoïstisch. Maar ken nelijk is dat de essentie van een brief." (blz 152). Het laatste bezoek, de auteur moet dan achter in de veertig zijn, is nog even vol bewonde ring over "deze essentieel chaoti sche, anarchistische samenle ving", maar relativerender en be- rustender van toon. "Je kunt niet zeggen", besluit de auteur zijn laatste brief, "dat ik je niet tot het laatst toe op de hoogte heb ge houden, zo niet van Brazilië, dan toch in elk geval van mijzelf." Meer nog dan van Willemsen's Brazilië heb ik genoten van deze literaire ontdekker zelf. Een schitterend boek. ROB VOOREN August Willemsen, Brazi liaanse brieven. Uitg. De Arbei derpers, Privé-Domein nr. 109, Amsterdam 1985. Auteurs van 'heb eerbied voor de natuur-boeken' zijn vaak enthou siaste mensen met als enig ge brek dat zij hun boodschap wat al te nadrukkelijk willen uitdra gen. Zo niet de Engelse schrijf ster Rosalind Kerven. Haar boek 'De zee zingt' voor jongeren van af 10 jaar laat zien hoe de kille werkelijkheid van milieuvervui ling kan worden ingepast in een fantasievolle intrige. Met als re sultaat een boeiend verhaal vol geheimzinnigheid waarin de zorg voor het milieu zonder eni ge nadruk is verpakt. 'De zee zingt' speelt zich af op een van de Shetland-eilanden. Hoofdpersoon is de 12-jarige Tessa, wier vader bij een olie maatschappij werkt. Tijdens een storm hoort het meisje een ge heimzinnig zingen, komend van uit de zee. Een vreemd geluid dat Tessa niet meer van zich af kan zetten. Vreemd genoeg is zij de enige die het zingen kan horen. Tessa noteert de tonen in een soort morseschrift, omdat een poging het geluid op te nemen mislukt. Met behulp van een computer en enkele vrienden wordt het raadselachtige zingen ontcijferd. Het geluid is afkom stig van walvissen die waarschu wen voor een dreigende olie ramp. Hun waarschuwing is spe ciaal voor Tessa bedoeld, omdat haar vader verantwoordelijk is voor de ramp. Het meisje probeert haar vader te overreden de olievlek die het eiland bedreigt op te ruimen. De ze weigert echter uit angst zijn baan te verliezen. Dan gaan de walvissen tot actie over, bijge staan door geheimzinnige perso nen die zich 'wakers' noemen. De illustraties van Ietje Rijns- burger verdienen een apart woord: ze sluiten goed aan bij de speciale sfeer van dit verhaal en geven perfect weer wat in de tekst wordt uitgedrukt. Als voor beeld een tekening van Tessa die voor het eerst het geheimzinnige zingen hoort: het gezicht van het meisje weerspiegelt haar angst, spanning en verwondering. Heel knap. Blauwe Vlam 'In het teken van de Blauwe Vlam' is het derde deel van een trilogie gebaseerd op de Japanse mythologie. Het is het verhaal van priesterprinses Toyo, ver strikt in een onffelukkia huur», lijk met de heerszuchtige koning Iri, en haar vader Susanoo. Spe ciale rol in hun droevige geschie denis speelt het door Susannoo gesmede magische zwaard. Iri heeft het gemunt op Susannoo - zonder te weten dat deze de va der van zijn vrouw is - en pro beert hem in de val te lokken. Met behulp van verraad lukt hem dat ook. 'In het teken van de Blauwe Vlam' is een klassiek avonturen verhaal vol bloed, geweld, liefde, haat en magie, dat zich afspeelt rond het jaar 100 in Japan. Een gecompliceerde geschiedenis, zeker voor wie de voorafgaande delen niet heeft gelezen, al biedt de korte samenvatting aan het begin de nodige informatie en houvast. Daar komt bij dat schrijfster Frederica de Cesco houdt van kleurrijke beschrijvingen van ge beurtenissen en een levendig de cor schildert. Een decor dat soms zo sterk wordt aangezet dat de personen die er een rol in spelen enigszins op de achtergrond wor den gedrongen. Een mooi ver teld verhaal voor jong en oud vanaf 12 jaar, dat zeker, maar wat emoties betreft te onderkoeld. De omslag van het boek is een typisch voorbeeld van onbenul van de inhoud van dit boek. We zien een soort indianenmeisje van een jaar of dertien dat geen enkele gelijkenis toont met wie dan ook uit het verhaal. De zee zingt, Rosalind Ker ven, vert. Ank van Wijngaar den, ill. Ietje Rijnsburger, f 19,90, uitg. Ploegsma. In het Teken van de Blauwe Vlam, Frederica de Cesco, vert. Lidi Luursema, uitg. Leopold, f 23,90. MARGOT KLOMPMAKER Illustratie van Ietje Rijnsburger uit 'De zee zingt'. Willem Oltmans en Henk Hofland in vroeger jaren, hoofdfiguren in deel 1 van Oltmans Memoires. tor foto) De laatste weken is er flink wat rumoer ontstaan rond het eerste deel van de 'Memoires' van Wil lem Oltmans. Het merkwaardige feit doet zich daarbij voor dat men van alle zijden inhaakt op andere publicaties en uitlatingen van Oltmans, en het boek in kwestie min. of meer buiten be schouwing laat. En daar gaat het nu toch allereerst om. Oltmans mag een van de meest omstreden Nederlandse journa listen zijn, hij mag, terugblik kend op zijn jeug4, in dit boek al eens een- enkele maal uithalen naar mensen die rfèm niet liggen en stokpaardjes berijden - hij heeft er toch recht op dat wij zijn 'Mémoires' zo onbevangen en onpartijdig mogelijk lezen en dan op hun eventuele mérites schatten. Hoewel de belangstelling voor egodocumenten 'in ons land de laatste jaren aanmerkelijk toe neemt, behoren uitvoerig opge zette memoires als die van Wil lem Oltmans toch nog tot de zeldzaamheden. Het zal niemand verbazen dat ik er extra nieuws gierig naar was, want Oltmans had zich al eens in Vrij Neder land wat laatdunkend over mijn 'Geheim Dagboek' uitgelaten: 'Nee, mijn geheime dagboeken zijn absoluut niet te vergelijken met die van Hans Warren. Dat is natuurlijk een prutser vergele ken met wat ik nu aan het doen ben. Als hij naar Amsterdam ging was dat echt een tripje voor die man. Ik kan me niet voorstel len dat Warren met inside-verha- len komt over Loemoemba, Ca stro, Ghandi, Soekarno, Bouter- se en noem maar op'. Oltmans heeft gelijk, de lezers hebben wat deze figuren betreft weinig of niets van mij te ver wachten. Terwijl zelfs in dit eer ste deel van zijn Memoires, toen Oltmans zijn vleugels toch nog uit moest gaan slaan, een indruk wekkend aantal dubbele en drie dubbele namen, adelijke titels en VIPS voorkomt. Nu kan Olt mans dat niet helpen: hij stamt uit een rijke familie, een geprivi legieerde klasse en van huisuit ging hij dus met welgestelde m-ienden en vriendinnen om. Doch alvorens op het boek zelf m te gaan, iets over de wijze waarop Oltmans te werk is ge daan. Hij heeft vanaf zijn kinder aren een dagboek bijgehouden; iet zijn naar hij zegt nu duizend dagboeken, elk van 250 pagina's, :odat het dagboek totaal 250.000 iladzijden zou beslaan. (Hij be geert dat in VN van 2 februari en iet staat ook op pagina 38 van zijn boek). Willem Leonard Oltmans werd 10 juni 1925 geboren. In een ge zin met drie zonen was hij de middelste en degene die bij de opvoeding de meeste problemen met zich meebracht. De verhou ding met zijn ouders, vooral met de moeder, was heel slecht en de jongen werd in de kost gedaan bij anderen. Hij leed daar sterk onder en het wakkerde zijn reli gieuze gevoelens aan die zelfs in 1953 nog niet geheel verdwenen Van jongsaf heeft hij zich heel eenzaam en onbegrepen gevoeld, hoewel oppervlakkig gezien alle factoren aanwezig waren voor een gelukkige jeugd in een bui tengewoon beschermd milieu. Hij was overgevoelig en in vele opzichten, vooral op het gebied van de muziek, begaafd. Maar zijn resultaten op school waren matig tot slecht, in elk geval ver beneden wat er van hem ver wacht werd. Ook verdere studie, een paar jaar op Nijenrode en een paar jaar aan de Yale-universiteit lie pen op niets uit. Zijn ouders ont zegden hem op den duur finan ciële steun, zodat Oltmans zon der de zo nodige 'diploma's' en beladen met schulden in het le ven kwam te staan. Hij was gedwongen allerlei baantjes aan te nemen van rond de 200 gulden per maand, wat ook in het begin van de jaren vijf tig geen vetpot was, zeker niet wanneer je, zoals hij, vaak per vliegtuig reisde, luxueus uitging en allerlei andere dingen deed die weliswaar voor een rijkeluis- zoon vanzelfsprekend zijn, maar niet voor een rijkeluiszoon met 37 cent op zak. Behalve over financiële perike len vertelt Oltmans ook uitvoerig over zijn vriendschappen en lief des. Doordat hij thuis geen liefde kreeg, zocht hij de noodzakelijke genegenheid en warmte elders, bij vrienden en vriendinnen en bij een enkele begrijpende le raar, zoals de wijze mej. G. Bu- ringh Boekhoudt. Haar brieven getuigen van veel inzicht in de zoekende jongeman en vertellen zo indirect veel over hem. Zij voorzag hoe hij keer op keer be zeerd zou worden bij zijn te on- stuimig-opdringerige pogen om algeheel beslag te leggen op een nieuwe vriend of een vriendin. Willem Oltmans was zo'n jon gen die wanneer hij zijn keuze op iemand had laten vallen, die dan zo exclusief trachtte op te eisen, dat er te weinig ruimte voor de partner overschoot, zodat die zich terugtrok, zeker wanneer hij of zij de genegenheid niet even krachtig beantwoordde. Dat leid de telkens tot conflicten. Daar kwam nog bij dat Willem Oltmans homoseksueel was, al thans dat is zonneklaar voor ie der die dit boek leest, ook al pro beert de schrijver zelfs nu nog zichzelf in dit opzicht een beetje voor de gek te houden. Dat hij destijds niet met zichzelf in het reine kwam is vrij begrijpelijk, dat hij dan probeerde hoogge stemde redenen te vinden wan neer hij niet met zijn verloofde naar bed wou, of 'niets deed' als hij wèl met haar in een bed te recht kwam, vooruit. Maar dat hij nu, na dertig, veertig jaar en toegevend homoseksuele ver houdingen te hebben gehad niet wat meer reliëf aanbrengt in de situaties uit het verleden, begrijp ik niet. Hij laat zijn homoseksue le vriend Bertie op 6 maart 1953 zeggen 'dat wat hem (Bertie) dik wijls radeloos maakte de zeker heid was dat ik honderd procent homoseksueel was, maar dit maar niet wilde inzien of erken nen' (p. 250). Het wonderlijke is echter dat Oltmans zijn homoseksuele con tacten of vrienden ook afwijst wanneer puntje bij paaltje komt, althans tot 1953. Net als bij de verhouding tot meisjes en vrou wen voert hij dan hoge idealen als verklaring aan. Soms irriteert dat, soms gaat het juist intrigeren, en dan is het goed. Naar mijn mening worden autobiografische geschriften pas dan recht boeiend wanneer je als lezer een dialoog met de schrij ver aan kunt gaan. Beter zelfs dat je kwaad wordt (dat werd ik op pagina 168 wegens de term 'hoogvliegend personeel' waar het Micheline betreft, een jonge vrouw die zo gaaf en oprecht overkomt) dan dat je interesse gaat verliezen, en dat dreigt ook wel eens, ondanks de stoeten VIPS. Apart vermeld dient te worden de rol van Henk Hofland, de be kende journalist, in dit boek. Hofland is twee jaar jonger dan Oltmans. De jongens leerden el kaar kennen in september 1946 op Nijenrode. Zij voelden zich direct tot elkaar aangetrokken en er volgde een langdurige vriend schap. Hofland, hoewel dus de jong ste, was aanvankelijk de rijpste en hij hield de te dweperige Olt mans een beetje op afstand. Ge leidelijk ontstond niettemin een vruchtbare band doordat de jon gemannen elkaar als in een corri gerende spiegel weerkaatst za gen. Vele brieven van Hofland, opgenomen in dit boek, getuigen daarvan. Herhaaldelijk schrijft hij dat Oltmans' brieven aan hem prachtig, meesterlijk, ja geniaal zijn, maar door een betreuren- waardige samenloop van om standigheden ontbreken die ant woorden. Uiteindelijk komt Olt mans door toedoen van Hofland als journalist bij het Algemeen Handelsblad werken. Het is dan 31 juli 1953 en deel I breekt af met het aloude 'wordt vervolgd'. Met een schrijver van memoi res/dagboeken (en Oltmans' bqek is een soort mengvorm doordat zijn gedenkschriften zo sterk op zijn dagboeken berus ten) ga je als lezer een merkwaar dige relatie aan. Je wordt in zekere zin zijn inti mus en je kunt dus sterk aan hem gehecht raken dan wel door hem afgestoten worden als hij veel eigenschappen heeft die je irriteren. Veel van de dingen die ik in Oltmans afkeur, keur ik ook in mezelf af, merkte ik, en dat is een waarschuwing. Hij zette in deze 'Memoires' en kele mensen en situaties neer die me boeiden en bezighielden en die maken dat ik ondanks be zwaren toch naar het vervolg uit kijk. Willem Oltmans: Memoires 1925-1953. 280 pag. Met register. In den Toren, Baarn. f 32,50. HANS WARREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 15