Jeugdherinneringen van Bashevis Singer Van Rotterdam en Berk zonder enige pretenties René Stoute: Terug naar Naaldvreugd Beeld van het rooms-katholieke verleden DE KEER zandvliet Verschillende technieken van drie Leidse dichters 'Kermisvrienden': intrigerend verhaal WOENSDAG 17 JULI 1985 PAGINA 13 Autobiografieën en tijdschriften voor binnenhuisarchitectuur hebben soms iets gemeen. Zoals men de gerestaureerde zoldere tage op vierhoog achter met een groothoeklens de aanblik weet te verlenen van een klein paleis, zo kan de schrijver zijn leven, dat niet bepaald rijk was aan gebeur tenissen, 'opblazen' tot een dra ma dat zijn weerga niet kent. Het mag er dan op de foto nog zo mooi uitzien, de bewoners van de zolderetage stoten elke keer weer hun hoofd tegen de nok balk om zo op pijnlijke wijze te worden herinnerd aan de reali teit. De terugblikkende schrijver echter hoeft zijn leven niet weer opnieuw te leven, dus voor hem is er niets aan de hand. Hij kan hooguit te maken krijgen met en kele ongelovige Thomassen on der zijn lezers. En daar staat dan ook nog een keer tegenover: wat goed geschrevea is, is waar. Van dat 'opblazen' is in 'Op zoek', de door de Arbeiderspers gebundelde delen jeugdherinne ringen van Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer, geen sprake. Zijn relaas maakt een sympathieke, sobere indruk. Singers heimwee naar zijn jeugd klinkt wel door, maar gedempt. Niet zo verwonderlijk, want zo rooskleurig waren die eerste vijf entwintig levensjaren in het door pogroms en oorlogstroebelen ge plaagde Polen van de jaren twin tig niet. Toch is er binnen de Joodse gemeenschap in War schau ondanks de armoe nog hu mor, vitaliteit en toekomstver wachting. In het eerste deel van deze her inneringen lezen we hoe Isaac, zoon van een rabbi, ernstig be gint te twijfelen aan het bestaan van God, die zoveel mensen zin loos laat lijden en altijd op de hand lijkt te zijn van de sterkere. Hij bestudeert de kabbala, de ge schriften van Spinoza, Schopen hauer en Kant, om uiteindelijk tot de slotsom te komen dat ook deze boeken geen antwoord ge ven op het wereldmysterie. Zijn broer, die in tegenstelling tot Isaac als schrijver van Jiddische verhalen al enige naam heeft ge maakt, was daar al eerder achter: "De echte waarheid heeft men nooit gekend, kent men niet en zal men nooit kennen. Zoals een vlieg geen wagonlading ijzer of kolen kan trekken, zo kan ons brein niet de waarheid van de wereld bevatten". Isaac Bashevis Singer (pr-foto) .Vaak speelt de sombere jonge man, die als drukproefcorrector een schamele boterham ver dient, met de gedachte zichzelf van kant te maken. Wat let hem "God Zijn geschenk in Zijn ge zicht te smijten". Hij besluit niet meer godsdienstig te zijn, maar zich nog alleen maar te wijden aan twee afgoden: de literatuur en de liefde. In zijn vrije tijd bezoekt Isaac 'de schrijversclub', een soort lite raire sociëteit in Warschau. Veel contact met zijn vakbroeders heeft de jongeman niet; hij komt er alleen zo af en toe voor de 'lite raire bijlagen', meisjes die alleen op de club komen om kennis te maken met de schrijvers en twij felachtige verhoudingen met hen aan te gaan. Via een relatie op de schrijversclub ontmoet hij Gina, een oudere vrouw die niet alleen haar huis voor hem openstelt maar ook haar hart. De vrouw lijkt seksueel niet te verzadigen, iets dat de jongeman aanvanke lijk niet slecht uitkomt, maar dat hem later toch begint op te bre ken. Als ze uiteindelijk een kind van haar 'kleine hengst' wil, gaat de jonge Singer bij haar weg. In het tweede deel herinneringen zien we dan hoe zyn schrijver schap moeizaam vastere vorm begint aan te nemen. Ook de lief de, zijn andere afgod, wordt in dat deel niet verwaarloosd. Het adagium van de jongeman: 'elke gelegenheid voor geneugten aan grijpen tegen elke prijs voor we voor eeuwig Verdwijnen'. Ergens tegen het einde schrijft Singer: "De filosofie had me te leurgesteld,ik geloofde nauwe lijks in de psychologie, maar ik was tot de slotsom gekomen dat veel waarheden en fragmenten van waarheden besloten lagen in folklore, dromen en fantasieën." Zoals we weten heeft Singer die dromen, fantasieën en volksver halen op geheel eigen wijze in zijn romans en verhalen ver werkt. Zijn aandacht heeft zich daarbij altijd gericht op het alge meen menselijke. Prachtig in dit boek bijvoor beeld is het liefdevolle beeld dat Singer geeft van zijn vader, een man die zijn hele leven aan theo logische verhandelingen werkt en er, als het manuscript persklaar is, achter komt dat er geen belangstelling meer voor het onderwerp bestaat. Singer wil als schrijver een mens zijn onder de mensen, zich niet opsluiten in een ivoren to ren. Daarvan geeft hij ook blijk in zijn taal. Hoe kan het ook an ders bij een schrijver die een van zijn personages het volgende in de mond heeft gelegd: "Wat zijn schrijvers? Hetzelfde soort kun stenmakers als goochelaars. Op de keper beschouwd heb ik meer bewondering voor iemand die een ton op zijn voet kan laten ba lanceren dan voor een dichter". CEES VAN HOORE Isaac Bashevis Singer, Op zoek, privé-domein, nr.114, vertaald en n nawoord voorzien door Joop Van sommige auteurs kan men al na een of meer publikaties voorspellen dat ze de literaire top nooit zullen halen, maar hooguit in de marge blijven steken. Aar dig is dat zo'n criterium absoluut geen garantie is voor onleesbaar heid, misschien integendeel. Voorwaarde is dan weer een af wezigheid van alle pretenties, met name die van literaire kwali teit. Men schrijft naar vermogen en hoopt - zo stel ik me dat voor - opeen niet te diep gravende, wel willende lezerskring. Zulke schrijvers, die zelfs de subtop niet ambiëren, moeten bijvoorbeeld Rijk van Rotterdam en Maijan Berk zijn: van beiden is een nieuw boek verschenen in dit literaire laagseizoen en van beide boeken heb ik ontspannen genoten. Van Rotterdam debuteerde vo rig jaar tamelijk onopvallend met de verhalenbundel De rook- stoel op het groene laken en laat daar nu zijn eerste roman, Vech ten, op volgen. Daarin beschrijft de auteur, vindt de uitgever, "op integere wijze de wefèld van een kansarme jongen". Nu kan ik me bij een kansarme jeugd veel voorstellen, maar geen Sim Kal berg zoals in deze roman be schreven. Sim komt uit een treurig mi lieu met een rottige vader, die Centrumpartijneigingen koes tert en het doet met dochter Vera; dan zijn er nog broertje Ronnie die al vroeg het dieven pad betreedt en een muizige kwezel van een moeder die het met de Heere houdt. Sim zelf verzamelt keien waar van hij miniatuur-hunebedden maakt en helpt zijn vader bij het reinigen van verkeerslichten. De "kansarme jongen raakt bij toe val verzeild in de buurt van intel- lectueler kringen, i.e. de beeld houwer Bechan, diens vrouw Al ma en mooie, ondeugende doch ter Rosanne. Een tijdje hoopt hij van de beeldhouwer het vak te leren en/of iets moois te krijgen met de dochter. Dat wordt dus niks en ook verder loopt alles be roerd af. Vechten bevat werkelijk alles om te floppen: een goedkope moraal, een idioot verhaal en een zwakke schrijfstijl. Van drama tiek of integere ellende waarvan de lezer wakker ligt, is geen spra ke - en toch is het boek zó naïef en pretentieloos dat de intrige gaat boeien. Vlotte vakantielec- tuur vol welgemeende tobberij die men even later vergeten is. In de reistas moet ook de nieuwste verhaaltjesbundel van de montere schrijfster/actrice Marjan Berk, wier Een blonde rat wijselijk geen flaptekst heeft, maar een vrolijke foto van de on deugende auteur. Onbenullige trendy vertelsels, vond ik, na le zing van Miss Management, het openingsverhaal. Dat vind ik nog, maar - leuk en pretentieloos zijn ze ook. Malle, maar vlot ver telde verzinsels, niet zelden de seks, het overspel en de oudere, maar nog best ondeugende vrouw betreffende. Berk's niemendalletjes doen denken aan die van Herman Pie- ter de Boer, maar dan zonder diens onterechte, quasi-literaire waas: kort en vaak geestig uitge sponnen ideetjes, zoals het aardi ge Koninginnedag waarin een bedrogen, maar nog goed ogende echtgenote het op een zuipen zet met een Heli's Angel en hem pro beert over te halen de minnares van haar man in elkaar te slaan. Ook Intensive care is fraai, geestig en neigt zelfs naar litera tuur: over een patiënte die, nog suf em dorstig van haar operatie, heel prettig en vredig door een vreemde "verkracht" wordt: "De man hangt steunend op zijn ar men boven mij. Voorzichtig ma noeuvreert hij tussen de buizen en slangen door, hij laat zijn stij ve penis in mij zakken. Heel langzaam, heel kalm beweegt hij zich in mij heen en weer. Dit is Rijk van Rotterdam (pr-foto) een fantastisch ziekenhuis. Wat een nazorg." Een dolzinnige vertelling met een - dat komt helaas meer voor - geforceerde pointe. Een boèkje absurde verhalen, die niets pre tenderen dan amusement en in een uurtje gelezen zijn. Op dat (vakantie)niveau buitengewoon geslaagd! ROB VOOREN Rijk van Rotterdam, Vechten. Uig. Veen, Utrecht/Antwerpen 1985, 22,50. Marjan Berk, Een blonde rat. Uitg. De Arbeiderspers, Amster dam 1985. Op de voorkant van het nieuwe boek van René Stoute, 'Uit het achterland', is een ets van Hercu les Seghers afgedrukt. Je ziet een bergachtig landschap: ravijnen rotsen. Bijna onbegaanbaar; het is een landschap dat in nacht merries voorkomt. Dit omslag past wonderwel bij het karakter van 'Uit het achter land'. In dit boek gaat Stoute na melijk langs overwoekerde slin gerpaden op zoek naar zijn verle den. Een verleden dat alles te maken heeft met drugs. Ook in zijn debuut, 'Op de rug van vuile zwanen', schreef Stou te al over zijn jaren als Verslaaf de. In zeven verhalen schetste hij een beeld van het junkie-be staan: de aap op je rug, de moeite die je moet doen om aan drugs te komen, het afkicken, de thera pie, de gevangenis. Ook in 'Uit het achterland' ko men deze aspecten aan de orde. Maar dat is dan ook de enige overeenkomst die dit boek heeft met 'Op de rug van vuile zwa nen'. Compositorisch gezien la ten de boeken zich bijvoorbeeld helemaal niet vergelijken: bevat te het debuut van Stoute natura listische verhalen, 'Uit het ach terland' is een mengeling van es say, autobiografie en roman, een boek kortom dat zich niet in één genre laat onderbrengen. Dat dit nieuwe boek een men geling is, houdt overigens niet in dat Stoute er een ratjetoe van heeft gemaakt, integendeel: 'Uit het achterland' maakt een hecht doortimmerde indruk. Het is zondermeer het beste boek dat Stoute tot nu toe schreef. (Hij schreef er drie: tussen de buut en laatsteling verscheen 'Een fatsoenlijke betrekking', een boek dat qua kwaliteit be duidend minder is dan de twee andere boeken.) Wat 'Uit het achterland' tot een goed boek maakt, is het feit dat Stoute zich als een waanzinnige stort op de vra^g hoe het was. Eén obsessie klinkt overal in door: proberen een verleden dat zich niet meer helemaal laat re construeren weer op te roepen. "Binnen de gaten in mijn hoofd kom ik los van alles, nooit heb ik daar gewoond en niets is er gezien - vaker stuit je op met selwerk: de gevangenis opge bouwd uit herinneringen, be zwangerd met de geur van ver rotting en onstuitbaar verval; de fragmenten van fragmenten als de tonen van een blues gespeeld op een weemoedige saxofoon". Huize Naaldvreugd speelt een belangrijke rol in het boek. In dit krot, gelegen in de buurt waar Stoute tegenwoordig weer woont: De Nieuwmarkt, deed de schrijver naar eigen zeggen af stand van alles wat geweest was, "alle banden met ouders en fami lie waren verbroken". Veel bewoners en bezoekers van Huize Naaldvreugd passeren de revue; en het zijn vooral deze portretten die indruk op mij maakten. Stoute weet ze, raak te typeren: "Paultje is géén fanatie keling op het gebied van de li chamelijke hygiëne, hierin is hij niet de enige, maar hij overdrijft het. Hij is een wandelende korst, een met vuil en geronnen bloed overdekte parodie op het mense lijk lichaam". Eén bedenking had ik na le zing van 'Uit het achterland'. En die bedenking betreft de stijl van Stoute. Hij steekt niet onder stoelen of banken dat hij schat plichtig is aan Jeroen Brouwers. Zo verraden geïsoleerd gedrukte zinnen als - 'Verhalen die hen volledig recht zouden doen', ook dat is een droom. - de invloed van Brouwers. Toch vind ik dit leentjebuur spelen niet echt storend. En het voert te ver om Stoute een epi goon te noemen. Waarom? Om dat Stoute onmiskenbaar z'n ei gen blues zingt. WIM BRANDS Uit het achterland, René Stoute. Uitgeverij: De Arbeiderspers. Prijs: 25 gulden. Na de hausse aan boeken op ka tholiek gebied vóór en tijdens het pausbezoek begint het weer te luwen. Toch wil ik wijzen op een paar boeken, die naar mijn mening de aandacht verdienen. In de eerste plaats geldt dat voor het fotoboek "Aanzien kerk en godsdienst in Nederland en Bel gië 1945-1985". De samensteller, drs. Gerard Klaasen van de KRO, geeft in vogelvlucht de ontwik keling in de jaren van de ver schillende godsdiensten. Gezien de rk-achtergrond van de auteur ADVERTENTIE BOEKHANDEL BV A M HMriemmeistraat 117 IfüMlLeiden ,el'120421 afgemene- en assortimentsboekhandel full-time beste/afdeling levertijd vanaf 2 dagen - hij studeerde dezer dagen af op een studie over "De nieuwe Li- nier' - mag het niet verbazen, dat het voornamelijk gaat over de rk. provincie. Na de boeken van Mi chel van der Plas en dr. Jan Roes geen nieuws onder de zon, maar toch weer die schok van herken ning. Voor een grondige be schrijving van het jongste rk. verleden is het weer een aanzet. Een onderhoudend kijk- en lees boek. Een boek van heel andere allure is "Jan Dellepoort". Een Euro pees priester. 1910-1979 "van de hand van dr. J. Gribling. Een bio grafie over de man, die in 1955 in rk. kringen bekendheid kreeg door zijn proefschrift "De pries terroepingen in Nederland", en jaren later als initiator en direc teur van het Europa- seminarie in Maastricht, en tenslotte - dat geldt de laatste tien jaar - als toe ristenpastoor in Spanje. Een interessant boek, maar min der boeiend dan de twee boeken, waarmee de auteur naam heeft gemaakt te weten zijn biogra fieën over Nolens en Aalberse. Maar dat ligt meer aan de perso- j nen, die hij beschrijft. Verder een boek, waarvan je je afvraagt, waarom het eigenlijk verschijnt. "De verscheurde katholieken" is één scheldkanonnade op mgr. Gijsen, maar voegt niets nieuws toe. Om zijn theorie en praktijk model te laten staan voor heel Nederland, "ja voor de hele we reld" slaat nergens op. De van rk. afkomst zijnde auteurs Haenen en Verwey mogen van mij best hun frustraties afreageren. Ze mogen van mij ook het volstrekt niet eens zijn met de opvattingen van mgr. Gijsen. Maar moet dat nou door hem af te schilderen als "de papegaai van de paus", "de commando van de grote baas" en "de katho lieke ayatolla"? Ze moeten hem niet alleen, ze hebben het ook niet op met de rk. kerk. "Lourdes zit wel in het ziekenfondspakket en abortus niet"; de maagd Maria wordt afgedaan met de vraag: "wie had daar bezwaar tegen het draagmoederschap?"; en de H.Mis bstaat uit" een steeds weer terugkerende herhaling van al dan niet zinloze symbolen". Zo maar wat voorbeelden. Dat ze een verkeerde voorstel ling geven van de onfeilbaarheid .en dus onjuiste conclusies trek ken verbaast mij niet. Dat ze de rk. vrouw als een minkukel af schilderen stoort mij. En dat ze de Nieuwe Katechismus dateren in 1967 en niet in 1966 en mgr. Simonis al in 1983 kardinaal la ten worden ergert mij. Want dat betekent dat ze hun huiswerk niet hebbengedaan. Tenslotte niet een boek, maar een map. Het pausbezoek was voor het Katholiek Lektuur Cen trum aanleiding een uitvoerige documentatiemap samen te stel len over "Het katholicisme in Nederland". Het zijn voorname lijk overdrukken van boèken en tijdschriften. De map is samen gesteld uit een bepaald - links van het midden - gezichtspunt. Dat blijkt uit de knipsels maar ook uit "kreten" die de teksten verbinden. Waarom in het chro nologisch overzicht bij mgr. Si monis een negatieve uitspraak citeren? Dat gebeurt toch ook niet bij kardinaal Alfrink en zijn voorganger De Jong. Overigens: Kardinaal Wille- brands wordt helemaal niet ge noemd. Hoe kan je nu "De Volkskrant" als katholieke pers aanmerken als de krant al jaren de kop "katholiek blad voor Ne derland" heeft geschrapt? Tot slot moet ik wijzen op een sto rende fout. Het standaardwerk van Rogier èrf De Rooij heet: "In vrijheid herboren". De bewer king daarvan door Rogier is "Ka tholieke herleving" en verscheen in 1956 en niet in 1953. THEO KROON "Aangien kerk en godsdienst in Nederland en België 1945-1985", Drs. Gerard Klaasen. Het Spec trum. 39,90. "Jan Dellepoort. Een Europees priester. 1910-1079", Dr. J. Grib ling. Van Gorkum. 57,50. "De verscheurde katholieken", Henri Haenen en Hugo Verwey. De Haan. 22,50. "Het katholicisme in Neder land". Nederlandse bibliotheek en Lektuur Centrum, 20,80. ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproKen boeken zijn bij ons direkt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. Leiden en omgeving telt relatief veel schrijvers. De bekendste zijn natuurlijk Maarten 't Hart, Maarten Biesheuvel en F.B. Hotz. Maar naast deze prozaïsten wonën in en rond Leiden ook een aantal onverdienstelijke dichters. Drie van hen publiceer den onlangs een dichtbundel: F.L. Bastet (1926), Wim Brands (1959) en Lloyd Haft (1946). Lloyd Haft is als sinoloog ver bonden aan de universiteit en publiceerde eerder twee dicht bundels. Ziin derde heet Slakkehuis, een verwijzing naar een boeddhistische beeldspraak: evenals de slak is de mens een langzaam en klein wezen dat zijn huis meedraagt, omdat het over al en nergens thuis is. De bundel bevat 85 haikus, verdeeld over drie afdelingen: Tijd, Ruimte, Geduld. De haiku is een Japans genre; het is een gedichtje dat bestaat uit drie rijmloze regels van respectievelijk 5, 7 en 5 let tergrepen. Aan deze lettergreep verdeling heeft Haft zich keurig gehouden, wat op zichzelf een hele prestatie is. De titel fun geert, althans bij Haft, als vierde regel en is niet aan een bepaald aantal lettergroepen gebonden. Hafts haikus bevatten ook de tra ditioneel vereiste natuurbeel den: zo wemelt het in zijn ge dichtjes van de bomen en de vo gels. Maar de natuurobservaties krijgen te zelden symbolische kracht, zijn te vaak te triviaal en bovendien meestal geformuleerd in een weinig pregnant en fraai Nederlands, en dat kan dit genre helemaal niet hebben. Eén van zijn haikus gaat aldus: ZO BOVEN, ZO BENEDEN Noem het geen verdriet: dat de tak, als de vogel wegvliegt, lang natrilt. De classicus en archeoloog P.L. Bastet is hoofdconservator aan het Rijksmuseum voor Oud heden. Zijn bundel Drieluik leunt naar vorm en inhoud zwaar op de Europese traditie en dan vooral op het antieke element daarin. Dat blijkt al uit de titels van de drie 'luiken': Aan Kroisos. Klein dodenboek voor gestorven vrienden; Kwatrijnen uit Galilea; Aegyptiaca. Het blijkt ook uit de gekozen rijmsoorten, metra en versvormen (het Oosters kwa trijn in het 'middenluik' b.v.). De stijl van Bastet neigt naar plech tigheid en deftigheid en is geheel in overeenstemming met de ernst van het onderwerp en het beoogde bedwongen verwerken van emoties. Met Haft heeft Bas tet een accepterende toon ge meen. De gedichten voor gestorven vrienden geven nauwelijks con^ crete herinneringen, raken ook niet de individualiteit van de overledenen, maar schetsen hoe de dood heeft toegeslagen. In de ze afdeling niet alleen gedichten over een zelfmoord, een ongeluk en een hartaanval, maar ook over milieuvervuiling en het leed van de doodse vrede van een villa dorp. Deze heterogeniteit tast wel de eenheid van het 'luik' aan. Het 'middenluik' bestaat uit 18, hier en daar nogal cryptische, kwatrijnen, die ontstaan schij nen te zijn naar aanleiding van een schitterende christelijk-stoï- cijnse tekst in het Engels uit 1692, die achterin de bundel is af gedrukt. De kwatrijnen zijn nog al gecompliceerd van formule ring en gevoel. Hier volgt er een: INZICHT In eigen stilte zwijgend inge klonken De laatste afdeling heeft ook vergankelijkheid als thema. De dichter 'graaft' in het decor van de Oud-Egyptische dodensteden niet alleen terug naar het Egypte van de farao's, maar ook in de diepte van het eigen zelf dat eveneens uit diverse tijdlagen bestaat. Op een geraffineerde en overtuigende manier worden tijdsgrenzen overschreden en tijdslagen bijeengebracht. Deze afdeling bevat enkele van de mooiste gedichten die Bastet ge schreven heeft. Wim Brands is als journalist verbonden aan het Leidsch Dag blad en debuteert met Inslag. Veel van de 28 gedichten stralen een zekere nostalgie uit en han delen over jeugdjaren en de toen beleefde rampen en rampjes: het slachten van een konijn in de hongerwinter, een brand, een doodgebeten pauw, een neerge stort vliegtuig e.d. Het verganke lijke is bij Brands dichter bij huis dan bij Bastet en, geheel opzette lijk, minder verheven van aspect. Hoewel er aanleiding toe is, wordt het zelden zeer pijnlijk; gevoelens worden onderkoeld gebracht. De techniek van Brands is modern: hij schrijft vrij korte, rijmloze, metrumloze verzen in strofen van 2 a 3 regels en hanteert een nauw bij de spreektaal aansluitende sobere stijl; het gedicht bestaat in feite uit enkele bondig geformuleerde concrete beelden, die samen en in vereniging een emotionele si tuatie moeten oproepen, bij voorkeur met pakkende slotre gels. Dat lukt ook allemaal wel. Soms leidt het terloops tot aan grijpende en subtiele resultaten zoals in 'Smeltend':. We haalden deze winter zijn ijsjes uit de vrieskist. Vastgeklonterd paars, blauw en rood. Maar we bleven kijken, net zolang tot ook deze herin nering Zoals blijkt is de dichttechniek van de drie Leidse dichters zeer verschillend evenals hun stof keuze. De aan het Verre Oosten ontleende techniek en thematiek van Haft acht ik in deze bundel onbevredigend uitgewerkt. Op zijn klassieke manier slaagt Bas tet uitnemend in het formuleren en intensiveren van ingewikkel de gevoelens omtrent de dood. De vrij algemeen in zwang zijn de, moderne manier van dichten wordt door Brands met vakman schap gehanteerd, al lijken zijn gedachten en gevoelens voorlo pig minder gecompliceerd dan die van Bastet. CHRISTIAAN VISSER. F.L. Bastet. Drieluik, Querido, 1985. 21,50. Wim Brands. Inslag, Joost Nij- sen, 1985. 17,50. Lloyd Haft. Slakkehuis en an dere korte gedichten. Haikus, Querido, 1985. 21,50. Dertien en drieëntwintig jaar oud zijn ze, George en zijn oom Hibbie. Hoofdpersonen uit Kermisvrienden, een jongerenroman van Jan Sle- pian. De twee vormën een onafscheidelijk duo met een grote gemeen schappelijke band: ze zijn anders dan anderen. George heeft geen vrienden en leeft maar voor één ding: het maken van muziek. Oom Hibbie verstopt zich voor de mensen omdat hij zich schaamt voor zijn stotterproblemen. Samen houden ze elkaar op de been. Daarin komt verandering wanneer het tweetal onverwacht het meisje Lolly ontmoet. Haar ouders reizen kermissen af met hun apen- show. Zij laat oom en neef kennis maken met het kermisvolk, waarbij een wereld voor hen open gaat. Hibbie en George ontmoeten mensen die hun lichamelijke misvorming ten toon stellen aan het publiek om hun brood te verdienen. 'Maar wat doe je nou als ze lachen', vraagt Hibbie ongelovig. 'Driedubbel teruglachen', luidt het antwoord. Door hun handicap te exploiteren proberen deze mensen een zin vol bestaan op te bouwen. Ogenschijnlijk onbewogen, grappen ma kend, maar wel degelijk ook vol droefheid soms over hun bestaan. Droefheid die ze wegduwen. Hun houding spreekt Hibbie, die zijn stotteren graag wil overwinnen, sterk aan. Hij biedt zich aan als nieu we kermisattractie: de clown en publiekstreiteraar Bozo. George vindt dat zijn oom hem 'verraadt' en sluit zich van de we reld af. Zo ziet hij niet dat Lolly, die door haar ouders aan haar lot wordt overgelaten, allerlei pogingen doet om zijn gezelschap te zoe ken. Uiteindelijk pleegt het meisje - omdat ze voelt dat iedereen haar in de steek heeft gelaten - een wanhoopsdaad. Pas dan wordt George wakker. Kermisvrienden is een van de meest intrigerende boeken die ik de afgelopen tijd heb gelezen. Het verhaal klinkt naar kommer en kwel, maar met zijn lichtvoetige toon zorgt de auteur naast alle problemen voor vrolijkheid en humor, ja zelfs ontroering. Een uitstekende ba lans, die het lezen van dit verhaal tot een waar genoegen maakt, ook voor ouderen. Kermisvrienden, Jan Slepian, vert. D. caat, f 19,50. Dorsten, uitg. Lemnis- MARGOT KLOMPMAKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 13