Jeugdherinneringen van Bashevis Singer
Van Rotterdam en Berk
zonder enige pretenties
René Stoute: Terug naar Naaldvreugd
Beeld van het rooms-katholieke verleden
DE
KEER
zandvliet
Verschillende technieken
van drie Leidse dichters
'Kermisvrienden':
intrigerend verhaal
WOENSDAG 17 JULI 1985
PAGINA 13
Autobiografieën en tijdschriften
voor binnenhuisarchitectuur
hebben soms iets gemeen. Zoals
men de gerestaureerde zoldere
tage op vierhoog achter met een
groothoeklens de aanblik weet te
verlenen van een klein paleis, zo
kan de schrijver zijn leven, dat
niet bepaald rijk was aan gebeur
tenissen, 'opblazen' tot een dra
ma dat zijn weerga niet kent. Het
mag er dan op de foto nog zo
mooi uitzien, de bewoners van
de zolderetage stoten elke keer
weer hun hoofd tegen de nok
balk om zo op pijnlijke wijze te
worden herinnerd aan de reali
teit. De terugblikkende schrijver
echter hoeft zijn leven niet weer
opnieuw te leven, dus voor hem
is er niets aan de hand. Hij kan
hooguit te maken krijgen met en
kele ongelovige Thomassen on
der zijn lezers. En daar staat dan
ook nog een keer tegenover: wat
goed geschrevea is, is waar.
Van dat 'opblazen' is in 'Op
zoek', de door de Arbeiderspers
gebundelde delen jeugdherinne
ringen van Nobelprijswinnaar
Isaac Bashevis Singer, geen
sprake. Zijn relaas maakt een
sympathieke, sobere indruk.
Singers heimwee naar zijn jeugd
klinkt wel door, maar gedempt.
Niet zo verwonderlijk, want zo
rooskleurig waren die eerste vijf
entwintig levensjaren in het door
pogroms en oorlogstroebelen ge
plaagde Polen van de jaren twin
tig niet. Toch is er binnen de
Joodse gemeenschap in War
schau ondanks de armoe nog hu
mor, vitaliteit en toekomstver
wachting.
In het eerste deel van deze her
inneringen lezen we hoe Isaac,
zoon van een rabbi, ernstig be
gint te twijfelen aan het bestaan
van God, die zoveel mensen zin
loos laat lijden en altijd op de
hand lijkt te zijn van de sterkere.
Hij bestudeert de kabbala, de ge
schriften van Spinoza, Schopen
hauer en Kant, om uiteindelijk
tot de slotsom te komen dat ook
deze boeken geen antwoord ge
ven op het wereldmysterie. Zijn
broer, die in tegenstelling tot
Isaac als schrijver van Jiddische
verhalen al enige naam heeft ge
maakt, was daar al eerder achter:
"De echte waarheid heeft men
nooit gekend, kent men niet en
zal men nooit kennen. Zoals een
vlieg geen wagonlading ijzer of
kolen kan trekken, zo kan ons
brein niet de waarheid van de
wereld bevatten".
Isaac Bashevis Singer (pr-foto)
.Vaak speelt de sombere jonge
man, die als drukproefcorrector
een schamele boterham ver
dient, met de gedachte zichzelf
van kant te maken. Wat let hem
"God Zijn geschenk in Zijn ge
zicht te smijten". Hij besluit niet
meer godsdienstig te zijn, maar
zich nog alleen maar te wijden
aan twee afgoden: de literatuur
en de liefde.
In zijn vrije tijd bezoekt Isaac
'de schrijversclub', een soort lite
raire sociëteit in Warschau. Veel
contact met zijn vakbroeders
heeft de jongeman niet; hij komt
er alleen zo af en toe voor de 'lite
raire bijlagen', meisjes die alleen
op de club komen om kennis te
maken met de schrijvers en twij
felachtige verhoudingen met hen
aan te gaan. Via een relatie op de
schrijversclub ontmoet hij Gina,
een oudere vrouw die niet alleen
haar huis voor hem openstelt
maar ook haar hart. De vrouw
lijkt seksueel niet te verzadigen,
iets dat de jongeman aanvanke
lijk niet slecht uitkomt, maar dat
hem later toch begint op te bre
ken. Als ze uiteindelijk een kind
van haar 'kleine hengst' wil, gaat
de jonge Singer bij haar weg. In
het tweede deel herinneringen
zien we dan hoe zyn schrijver
schap moeizaam vastere vorm
begint aan te nemen. Ook de lief
de, zijn andere afgod, wordt in
dat deel niet verwaarloosd. Het
adagium van de jongeman: 'elke
gelegenheid voor geneugten aan
grijpen tegen elke prijs voor we
voor eeuwig Verdwijnen'.
Ergens tegen het einde schrijft
Singer: "De filosofie had me te
leurgesteld,ik geloofde nauwe
lijks in de psychologie, maar ik
was tot de slotsom gekomen dat
veel waarheden en fragmenten
van waarheden besloten lagen in
folklore, dromen en fantasieën."
Zoals we weten heeft Singer die
dromen, fantasieën en volksver
halen op geheel eigen wijze in
zijn romans en verhalen ver
werkt. Zijn aandacht heeft zich
daarbij altijd gericht op het alge
meen menselijke.
Prachtig in dit boek bijvoor
beeld is het liefdevolle beeld dat
Singer geeft van zijn vader, een
man die zijn hele leven aan theo
logische verhandelingen werkt
en er, als het manuscript
persklaar is, achter komt dat er
geen belangstelling meer voor
het onderwerp bestaat.
Singer wil als schrijver een
mens zijn onder de mensen, zich
niet opsluiten in een ivoren to
ren. Daarvan geeft hij ook blijk
in zijn taal. Hoe kan het ook an
ders bij een schrijver die een van
zijn personages het volgende in
de mond heeft gelegd: "Wat zijn
schrijvers? Hetzelfde soort kun
stenmakers als goochelaars. Op
de keper beschouwd heb ik meer
bewondering voor iemand die
een ton op zijn voet kan laten ba
lanceren dan voor een dichter".
CEES VAN HOORE
Isaac Bashevis Singer, Op zoek,
privé-domein, nr.114, vertaald en
n nawoord voorzien door Joop
Van sommige auteurs kan men
al na een of meer publikaties
voorspellen dat ze de literaire top
nooit zullen halen, maar hooguit
in de marge blijven steken. Aar
dig is dat zo'n criterium absoluut
geen garantie is voor onleesbaar
heid, misschien integendeel.
Voorwaarde is dan weer een af
wezigheid van alle pretenties,
met name die van literaire kwali
teit. Men schrijft naar vermogen
en hoopt - zo stel ik me dat voor -
opeen niet te diep gravende, wel
willende lezerskring.
Zulke schrijvers, die zelfs de
subtop niet ambiëren, moeten
bijvoorbeeld Rijk van Rotterdam
en Maijan Berk zijn: van beiden
is een nieuw boek verschenen in
dit literaire laagseizoen en van
beide boeken heb ik ontspannen
genoten.
Van Rotterdam debuteerde vo
rig jaar tamelijk onopvallend
met de verhalenbundel De rook-
stoel op het groene laken en laat
daar nu zijn eerste roman, Vech
ten, op volgen. Daarin beschrijft
de auteur, vindt de uitgever, "op
integere wijze de wefèld van een
kansarme jongen". Nu kan ik me
bij een kansarme jeugd veel
voorstellen, maar geen Sim Kal
berg zoals in deze roman be
schreven.
Sim komt uit een treurig mi
lieu met een rottige vader, die
Centrumpartijneigingen koes
tert en het doet met dochter
Vera; dan zijn er nog broertje
Ronnie die al vroeg het dieven
pad betreedt en een muizige
kwezel van een moeder die het
met de Heere houdt.
Sim zelf verzamelt keien waar
van hij miniatuur-hunebedden
maakt en helpt zijn vader bij het
reinigen van verkeerslichten. De
"kansarme jongen raakt bij toe
val verzeild in de buurt van intel-
lectueler kringen, i.e. de beeld
houwer Bechan, diens vrouw Al
ma en mooie, ondeugende doch
ter Rosanne. Een tijdje hoopt hij
van de beeldhouwer het vak te
leren en/of iets moois te krijgen
met de dochter. Dat wordt dus
niks en ook verder loopt alles be
roerd af.
Vechten bevat werkelijk alles
om te floppen: een goedkope
moraal, een idioot verhaal en een
zwakke schrijfstijl. Van drama
tiek of integere ellende waarvan
de lezer wakker ligt, is geen spra
ke - en toch is het boek zó naïef
en pretentieloos dat de intrige
gaat boeien. Vlotte vakantielec-
tuur vol welgemeende tobberij
die men even later vergeten is.
In de reistas moet ook de
nieuwste verhaaltjesbundel van
de montere schrijfster/actrice
Marjan Berk, wier Een blonde
rat wijselijk geen flaptekst heeft,
maar een vrolijke foto van de on
deugende auteur. Onbenullige
trendy vertelsels, vond ik, na le
zing van Miss Management, het
openingsverhaal. Dat vind ik
nog, maar - leuk en pretentieloos
zijn ze ook. Malle, maar vlot ver
telde verzinsels, niet zelden de
seks, het overspel en de oudere,
maar nog best ondeugende
vrouw betreffende.
Berk's niemendalletjes doen
denken aan die van Herman Pie-
ter de Boer, maar dan zonder
diens onterechte, quasi-literaire
waas: kort en vaak geestig uitge
sponnen ideetjes, zoals het aardi
ge Koninginnedag waarin een
bedrogen, maar nog goed ogende
echtgenote het op een zuipen zet
met een Heli's Angel en hem pro
beert over te halen de minnares
van haar man in elkaar te slaan.
Ook Intensive care is fraai,
geestig en neigt zelfs naar litera
tuur: over een patiënte die, nog
suf em dorstig van haar operatie,
heel prettig en vredig door een
vreemde "verkracht" wordt: "De
man hangt steunend op zijn ar
men boven mij. Voorzichtig ma
noeuvreert hij tussen de buizen
en slangen door, hij laat zijn stij
ve penis in mij zakken. Heel
langzaam, heel kalm beweegt hij
zich in mij heen en weer. Dit is
Rijk van Rotterdam (pr-foto)
een fantastisch ziekenhuis. Wat
een nazorg."
Een dolzinnige vertelling met
een - dat komt helaas meer voor -
geforceerde pointe. Een boèkje
absurde verhalen, die niets pre
tenderen dan amusement en in
een uurtje gelezen zijn. Op dat
(vakantie)niveau buitengewoon
geslaagd!
ROB VOOREN
Rijk van Rotterdam, Vechten.
Uig. Veen, Utrecht/Antwerpen
1985, 22,50.
Marjan Berk, Een blonde rat.
Uitg. De Arbeiderspers, Amster
dam 1985.
Op de voorkant van het nieuwe
boek van René Stoute, 'Uit het
achterland', is een ets van Hercu
les Seghers afgedrukt. Je ziet een
bergachtig landschap: ravijnen
rotsen. Bijna onbegaanbaar;
het is een landschap dat in nacht
merries voorkomt.
Dit omslag past wonderwel bij
het karakter van 'Uit het achter
land'. In dit boek gaat Stoute na
melijk langs overwoekerde slin
gerpaden op zoek naar zijn verle
den. Een verleden dat alles te
maken heeft met drugs.
Ook in zijn debuut, 'Op de rug
van vuile zwanen', schreef Stou
te al over zijn jaren als Verslaaf
de. In zeven verhalen schetste hij
een beeld van het junkie-be
staan: de aap op je rug, de moeite
die je moet doen om aan drugs te
komen, het afkicken, de thera
pie, de gevangenis.
Ook in 'Uit het achterland' ko
men deze aspecten aan de orde.
Maar dat is dan ook de enige
overeenkomst die dit boek heeft
met 'Op de rug van vuile zwa
nen'. Compositorisch gezien la
ten de boeken zich bijvoorbeeld
helemaal niet vergelijken: bevat
te het debuut van Stoute natura
listische verhalen, 'Uit het ach
terland' is een mengeling van es
say, autobiografie en roman, een
boek kortom dat zich niet in één
genre laat onderbrengen.
Dat dit nieuwe boek een men
geling is, houdt overigens niet in
dat Stoute er een ratjetoe van
heeft gemaakt, integendeel: 'Uit
het achterland' maakt een hecht
doortimmerde indruk. Het is
zondermeer het beste boek dat
Stoute tot nu toe schreef.
(Hij schreef er drie: tussen de
buut en laatsteling verscheen
'Een fatsoenlijke betrekking',
een boek dat qua kwaliteit be
duidend minder is dan de twee
andere boeken.)
Wat 'Uit het achterland' tot een
goed boek maakt, is het feit dat
Stoute zich als een waanzinnige
stort op de vra^g hoe het was.
Eén obsessie klinkt overal in
door: proberen een verleden dat
zich niet meer helemaal laat re
construeren weer op te roepen.
"Binnen de gaten in mijn
hoofd kom ik los van alles, nooit
heb ik daar gewoond en niets is
er gezien - vaker stuit je op met
selwerk: de gevangenis opge
bouwd uit herinneringen, be
zwangerd met de geur van ver
rotting en onstuitbaar verval; de
fragmenten van fragmenten als
de tonen van een blues gespeeld
op een weemoedige saxofoon".
Huize Naaldvreugd speelt een
belangrijke rol in het boek. In dit
krot, gelegen in de buurt waar
Stoute tegenwoordig weer
woont: De Nieuwmarkt, deed de
schrijver naar eigen zeggen af
stand van alles wat geweest was,
"alle banden met ouders en fami
lie waren verbroken".
Veel bewoners en bezoekers
van Huize Naaldvreugd passeren
de revue; en het zijn vooral deze
portretten die indruk op mij
maakten. Stoute weet ze, raak te
typeren: "Paultje is géén fanatie
keling op het gebied van de li
chamelijke hygiëne, hierin is hij
niet de enige, maar hij overdrijft
het. Hij is een wandelende korst,
een met vuil en geronnen bloed
overdekte parodie op het mense
lijk lichaam".
Eén bedenking had ik na le
zing van 'Uit het achterland'. En
die bedenking betreft de stijl van
Stoute. Hij steekt niet onder
stoelen of banken dat hij schat
plichtig is aan Jeroen Brouwers.
Zo verraden geïsoleerd gedrukte
zinnen als - 'Verhalen die hen
volledig recht zouden doen', ook
dat is een droom. - de invloed
van Brouwers.
Toch vind ik dit leentjebuur
spelen niet echt storend. En het
voert te ver om Stoute een epi
goon te noemen. Waarom? Om
dat Stoute onmiskenbaar z'n ei
gen blues zingt.
WIM BRANDS
Uit het achterland, René Stoute.
Uitgeverij: De Arbeiderspers. Prijs:
25 gulden.
Na de hausse aan boeken op ka
tholiek gebied vóór en tijdens
het pausbezoek begint het weer
te luwen. Toch wil ik wijzen op
een paar boeken, die naar mijn
mening de aandacht verdienen.
In de eerste plaats geldt dat voor
het fotoboek "Aanzien kerk en
godsdienst in Nederland en Bel
gië 1945-1985". De samensteller,
drs. Gerard Klaasen van de KRO,
geeft in vogelvlucht de ontwik
keling in de jaren van de ver
schillende godsdiensten. Gezien
de rk-achtergrond van de auteur
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL BV
A M HMriemmeistraat 117
IfüMlLeiden ,el'120421
afgemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
beste/afdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
- hij studeerde dezer dagen af op
een studie over "De nieuwe Li-
nier' - mag het niet verbazen, dat
het voornamelijk gaat over de rk.
provincie. Na de boeken van Mi
chel van der Plas en dr. Jan Roes
geen nieuws onder de zon, maar
toch weer die schok van herken
ning. Voor een grondige be
schrijving van het jongste rk.
verleden is het weer een aanzet.
Een onderhoudend kijk- en lees
boek.
Een boek van heel andere allure
is "Jan Dellepoort". Een Euro
pees priester. 1910-1979 "van de
hand van dr. J. Gribling. Een bio
grafie over de man, die in 1955 in
rk. kringen bekendheid kreeg
door zijn proefschrift "De pries
terroepingen in Nederland", en
jaren later als initiator en direc
teur van het Europa- seminarie
in Maastricht, en tenslotte - dat
geldt de laatste tien jaar - als toe
ristenpastoor in Spanje.
Een interessant boek, maar min
der boeiend dan de twee boeken,
waarmee de auteur naam heeft
gemaakt te weten zijn biogra
fieën over Nolens en Aalberse.
Maar dat ligt meer aan de perso-
j nen, die hij beschrijft. Verder
een boek, waarvan je je afvraagt,
waarom het eigenlijk verschijnt.
"De verscheurde katholieken" is
één scheldkanonnade op mgr.
Gijsen, maar voegt niets nieuws
toe. Om zijn theorie en praktijk
model te laten staan voor heel
Nederland, "ja voor de hele we
reld" slaat nergens op. De van rk.
afkomst zijnde auteurs Haenen
en Verwey mogen van mij best
hun frustraties afreageren. Ze
mogen van mij ook het volstrekt
niet eens zijn met de opvattingen
van mgr. Gijsen.
Maar moet dat nou door hem af
te schilderen als "de papegaai
van de paus", "de commando
van de grote baas" en "de katho
lieke ayatolla"? Ze moeten hem
niet alleen, ze hebben het ook
niet op met de rk. kerk. "Lourdes
zit wel in het ziekenfondspakket
en abortus niet"; de maagd Maria
wordt afgedaan met de vraag:
"wie had daar bezwaar tegen het
draagmoederschap?"; en de
H.Mis bstaat uit" een steeds weer
terugkerende herhaling van al
dan niet zinloze symbolen". Zo
maar wat voorbeelden.
Dat ze een verkeerde voorstel
ling geven van de onfeilbaarheid
.en dus onjuiste conclusies trek
ken verbaast mij niet. Dat ze de
rk. vrouw als een minkukel af
schilderen stoort mij. En dat ze
de Nieuwe Katechismus dateren
in 1967 en niet in 1966 en mgr.
Simonis al in 1983 kardinaal la
ten worden ergert mij. Want dat
betekent dat ze hun huiswerk
niet hebbengedaan.
Tenslotte niet een boek, maar
een map. Het pausbezoek was
voor het Katholiek Lektuur Cen
trum aanleiding een uitvoerige
documentatiemap samen te stel
len over "Het katholicisme in
Nederland". Het zijn voorname
lijk overdrukken van boèken en
tijdschriften. De map is samen
gesteld uit een bepaald - links
van het midden - gezichtspunt.
Dat blijkt uit de knipsels maar
ook uit "kreten" die de teksten
verbinden. Waarom in het chro
nologisch overzicht bij mgr. Si
monis een negatieve uitspraak
citeren? Dat gebeurt toch ook
niet bij kardinaal Alfrink en zijn
voorganger De Jong.
Overigens: Kardinaal Wille-
brands wordt helemaal niet ge
noemd. Hoe kan je nu "De
Volkskrant" als katholieke pers
aanmerken als de krant al jaren
de kop "katholiek blad voor Ne
derland" heeft geschrapt? Tot
slot moet ik wijzen op een sto
rende fout. Het standaardwerk
van Rogier èrf De Rooij heet: "In
vrijheid herboren". De bewer
king daarvan door Rogier is "Ka
tholieke herleving" en verscheen
in 1956 en niet in 1953.
THEO KROON
"Aangien kerk en godsdienst in
Nederland en België 1945-1985",
Drs. Gerard Klaasen. Het Spec
trum. 39,90.
"Jan Dellepoort. Een Europees
priester. 1910-1079", Dr. J. Grib
ling. Van Gorkum. 57,50.
"De verscheurde katholieken",
Henri Haenen en Hugo Verwey.
De Haan. 22,50.
"Het katholicisme in Neder
land". Nederlandse bibliotheek
en Lektuur Centrum, 20,80.
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproKen
boeken zijn bij ons direkt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
Leiden en omgeving telt relatief
veel schrijvers. De bekendste
zijn natuurlijk Maarten 't Hart,
Maarten Biesheuvel en F.B.
Hotz. Maar naast deze prozaïsten
wonën in en rond Leiden ook
een aantal onverdienstelijke
dichters. Drie van hen publiceer
den onlangs een dichtbundel:
F.L. Bastet (1926), Wim Brands
(1959) en Lloyd Haft (1946).
Lloyd Haft is als sinoloog ver
bonden aan de universiteit en
publiceerde eerder twee dicht
bundels. Ziin derde heet
Slakkehuis, een verwijzing naar
een boeddhistische beeldspraak:
evenals de slak is de mens een
langzaam en klein wezen dat zijn
huis meedraagt, omdat het over
al en nergens thuis is. De bundel
bevat 85 haikus, verdeeld over
drie afdelingen: Tijd, Ruimte,
Geduld. De haiku is een Japans
genre; het is een gedichtje dat
bestaat uit drie rijmloze regels
van respectievelijk 5, 7 en 5 let
tergrepen. Aan deze lettergreep
verdeling heeft Haft zich keurig
gehouden, wat op zichzelf een
hele prestatie is. De titel fun
geert, althans bij Haft, als vierde
regel en is niet aan een bepaald
aantal lettergroepen gebonden.
Hafts haikus bevatten ook de tra
ditioneel vereiste natuurbeel
den: zo wemelt het in zijn ge
dichtjes van de bomen en de vo
gels. Maar de natuurobservaties
krijgen te zelden symbolische
kracht, zijn te vaak te triviaal en
bovendien meestal geformuleerd
in een weinig pregnant en fraai
Nederlands, en dat kan dit genre
helemaal niet hebben.
Eén van zijn haikus gaat aldus:
ZO BOVEN, ZO BENEDEN
Noem het geen verdriet:
dat de tak, als de vogel
wegvliegt, lang natrilt.
De classicus en archeoloog
P.L. Bastet is hoofdconservator
aan het Rijksmuseum voor Oud
heden. Zijn bundel Drieluik
leunt naar vorm en inhoud zwaar
op de Europese traditie en dan
vooral op het antieke element
daarin. Dat blijkt al uit de titels
van de drie 'luiken': Aan Kroisos.
Klein dodenboek voor gestorven
vrienden; Kwatrijnen uit Galilea;
Aegyptiaca. Het blijkt ook uit de
gekozen rijmsoorten, metra en
versvormen (het Oosters kwa
trijn in het 'middenluik' b.v.). De
stijl van Bastet neigt naar plech
tigheid en deftigheid en is geheel
in overeenstemming met de
ernst van het onderwerp en het
beoogde bedwongen verwerken
van emoties. Met Haft heeft Bas
tet een accepterende toon ge
meen.
De gedichten voor gestorven
vrienden geven nauwelijks con^
crete herinneringen, raken ook
niet de individualiteit van de
overledenen, maar schetsen hoe
de dood heeft toegeslagen. In de
ze afdeling niet alleen gedichten
over een zelfmoord, een ongeluk
en een hartaanval, maar ook over
milieuvervuiling en het leed van
de doodse vrede van een villa
dorp. Deze heterogeniteit tast
wel de eenheid van het 'luik' aan.
Het 'middenluik' bestaat uit 18,
hier en daar nogal cryptische,
kwatrijnen, die ontstaan schij
nen te zijn naar aanleiding van
een schitterende christelijk-stoï-
cijnse tekst in het Engels uit
1692, die achterin de bundel is af
gedrukt. De kwatrijnen zijn nog
al gecompliceerd van formule
ring en gevoel. Hier volgt er een:
INZICHT
In eigen stilte zwijgend inge
klonken
De laatste afdeling heeft ook
vergankelijkheid als thema. De
dichter 'graaft' in het decor van
de Oud-Egyptische dodensteden
niet alleen terug naar het Egypte
van de farao's, maar ook in de
diepte van het eigen zelf dat
eveneens uit diverse tijdlagen
bestaat. Op een geraffineerde en
overtuigende manier worden
tijdsgrenzen overschreden en
tijdslagen bijeengebracht. Deze
afdeling bevat enkele van de
mooiste gedichten die Bastet ge
schreven heeft.
Wim Brands is als journalist
verbonden aan het Leidsch Dag
blad en debuteert met Inslag.
Veel van de 28 gedichten stralen
een zekere nostalgie uit en han
delen over jeugdjaren en de toen
beleefde rampen en rampjes: het
slachten van een konijn in de
hongerwinter, een brand, een
doodgebeten pauw, een neerge
stort vliegtuig e.d. Het verganke
lijke is bij Brands dichter bij huis
dan bij Bastet en, geheel opzette
lijk, minder verheven van aspect.
Hoewel er aanleiding toe is,
wordt het zelden zeer pijnlijk;
gevoelens worden onderkoeld
gebracht. De techniek van
Brands is modern: hij schrijft
vrij korte, rijmloze, metrumloze
verzen in strofen van 2 a 3 regels
en hanteert een nauw bij de
spreektaal aansluitende sobere
stijl; het gedicht bestaat in feite
uit enkele bondig geformuleerde
concrete beelden, die samen en
in vereniging een emotionele si
tuatie moeten oproepen, bij
voorkeur met pakkende slotre
gels. Dat lukt ook allemaal wel.
Soms leidt het terloops tot aan
grijpende en subtiele resultaten
zoals in 'Smeltend':.
We haalden deze winter
zijn ijsjes uit de vrieskist.
Vastgeklonterd
paars, blauw en rood.
Maar we bleven kijken,
net zolang tot ook deze herin
nering
Zoals blijkt is de dichttechniek
van de drie Leidse dichters zeer
verschillend evenals hun stof
keuze. De aan het Verre Oosten
ontleende techniek en thematiek
van Haft acht ik in deze bundel
onbevredigend uitgewerkt. Op
zijn klassieke manier slaagt Bas
tet uitnemend in het formuleren
en intensiveren van ingewikkel
de gevoelens omtrent de dood.
De vrij algemeen in zwang zijn
de, moderne manier van dichten
wordt door Brands met vakman
schap gehanteerd, al lijken zijn
gedachten en gevoelens voorlo
pig minder gecompliceerd dan
die van Bastet.
CHRISTIAAN VISSER.
F.L. Bastet. Drieluik, Querido,
1985. 21,50.
Wim Brands. Inslag, Joost Nij-
sen, 1985. 17,50.
Lloyd Haft. Slakkehuis en an
dere korte gedichten. Haikus,
Querido, 1985. 21,50.
Dertien en drieëntwintig jaar oud zijn ze, George en zijn oom Hibbie.
Hoofdpersonen uit Kermisvrienden, een jongerenroman van Jan Sle-
pian. De twee vormën een onafscheidelijk duo met een grote gemeen
schappelijke band: ze zijn anders dan anderen. George heeft geen
vrienden en leeft maar voor één ding: het maken van muziek. Oom
Hibbie verstopt zich voor de mensen omdat hij zich schaamt voor zijn
stotterproblemen. Samen houden ze elkaar op de been.
Daarin komt verandering wanneer het tweetal onverwacht het
meisje Lolly ontmoet. Haar ouders reizen kermissen af met hun apen-
show. Zij laat oom en neef kennis maken met het kermisvolk, waarbij
een wereld voor hen open gaat. Hibbie en George ontmoeten mensen
die hun lichamelijke misvorming ten toon stellen aan het publiek om
hun brood te verdienen. 'Maar wat doe je nou als ze lachen', vraagt
Hibbie ongelovig. 'Driedubbel teruglachen', luidt het antwoord.
Door hun handicap te exploiteren proberen deze mensen een zin
vol bestaan op te bouwen. Ogenschijnlijk onbewogen, grappen ma
kend, maar wel degelijk ook vol droefheid soms over hun bestaan.
Droefheid die ze wegduwen. Hun houding spreekt Hibbie, die zijn
stotteren graag wil overwinnen, sterk aan. Hij biedt zich aan als nieu
we kermisattractie: de clown en publiekstreiteraar Bozo.
George vindt dat zijn oom hem 'verraadt' en sluit zich van de we
reld af. Zo ziet hij niet dat Lolly, die door haar ouders aan haar lot
wordt overgelaten, allerlei pogingen doet om zijn gezelschap te zoe
ken. Uiteindelijk pleegt het meisje - omdat ze voelt dat iedereen haar
in de steek heeft gelaten - een wanhoopsdaad. Pas dan wordt George
wakker.
Kermisvrienden is een van de meest intrigerende boeken die ik de
afgelopen tijd heb gelezen. Het verhaal klinkt naar kommer en kwel,
maar met zijn lichtvoetige toon zorgt de auteur naast alle problemen
voor vrolijkheid en humor, ja zelfs ontroering. Een uitstekende ba
lans, die het lezen van dit verhaal tot een waar genoegen maakt, ook
voor ouderen.
Kermisvrienden, Jan Slepian, vert. D.
caat, f 19,50.
Dorsten, uitg. Lemnis-
MARGOT KLOMPMAKER