'Voor een goedkoop kroppie
sla hoef je het niet te doen'
Tuinieren in de volkstuin: het plezier gaat boven alles
ZATERDAG 22 JUNI 1985
Hard werken op een van de Leidse volkstuincomplexen: permanent planteziekten bestrijden en jacht maken op ongedierte. iroio Holvast)
door Gerard van Putten
Het alledaagse bestaan laat zich in toenemende mate invullen met vrije tijd, die
opmerkelijk genoeg nogal eens wordt geïnvesteerd in werkzaamheden. In het
veranderde levenspatroon viel menig Nederlander af van het lang beleden geloof dat
hij of zij door Moeder Natuur slechts was uitgerust met twee linkerhanden. Steeds
meer verkerend in de omgeving van huis en hof ontpopten notoire stuntels zichzelf als
handige doe-het-zelvers, die tot hun eigen verbazing vaststelden dat ze plots guldens
op het gezinsbudget uitspaarden. Anderen, die voorheen bij wijze van spreken een
boerenkool nog niet van een groene kool wisten te onderscheiden, doppen thans met
kennis van zaken hun eigen boontjes in de volkstuin. „Het is niet zo dat je er
goedkoper door eet. Maar het is een hobby, bovendien is niets lekkerder dan groente
uit de eigen tuin".
Voorzichtig geraamd voélen 200.000
Nederlanders zich in hun volkstuin
vrijwel dagelijks in hun
knollentuin. De flatbewoner, hij en
zij van drie hoog achter, degene die
ooit al bij het zien van een boom
verlegen werd, nogal wat
stedelingen kortom, ze gaan thans
tot eigen genoegen als volleerde
agrariërs door het stedelijke
plattelandsleven.
De volkstuin 'boert' goed, geen complex
dat er in dit land onbebouwd bij ligt. En
afgaand op de ellenlange wachtlijsten
bij de diverse verenigingen zijn tallozen
op afroep beschikbaar om de dagelijkse
sleur van het door grauw beton
beschaduwde leven te kleuren met een
tijdverdrijf in de vrije natuur.
„Vooral de laatste jaren vinden velen in
de volkstuin een goede en relatief
goedkope vorm van
vrijetijdsbesteding", weet C.
Schoenmaker, chef de bureau van het in
de wandeling als ANW aangeduide
Algemeen Verbond van Volkstuinders
Verenigingen in Nederland. „Heel wat
mensen die vroeger een caravan hadden,
zie je nu rondlopen op een
volkstuincomplex. Onder druk van de
economische recessie zijn ze op hun
portemonnee gaan letten, al gauw
betaalden ze 1500 tot 2000 gulden
staangeld. Die hebben de caravan
verkocht, temeer ook omdat ze elke
week behoorlijk wat geld kwijtraakten
aan het heen en weer reizen tussen
woning en camping".
Inhoud geven
Maar even voorbijgaand aan die
volksverhuizing van camping naar
volkstuin verleidt vooral het groeiend
aantal werkvrije uren menigeen tot het
bestaan van vrijetijdstuinder.
Schoenmaker: „Door vervroegde
uittreding, arbeidstijdverkorting,
gedwongen ontslag en
arbeidsongeschiktheid zien velen zich
plotseling geconfronteerd met vrije tijd.
Je zou de mensen de kost moeten geven
die zich daarmee geen raad weten. Van
nature wil de mens bezigzijn, het leven
inhoud geven. Als iemand een tijd niets
heeft te doen, slaan thuis de verveling en
irritatie onherroepelijk toe. Moeders
j voelt zich voor de voeten gelopen bij
haar huishoudelijke werkzaamheden, ze
zou haar man het liefst de straat op
j jagen. Heeft iemand een volkstuin, dan
laat-ie zich graag het huis uit sturen.
Want wie een moestuin heeft, kan het
I hele jaar werk vinden in de tuin. Voor
I iemand die er een siertuin op na houdt,
j gaat dat minder op al zijn er periodes in
het jaar dat-ie bij wijze van spreken
handen tekort komt om alle nodige
werkzaamheden uit te voeren",
j Eens ingericht als bodem voor**
bijvoeding aan armlastigen, laat de
grond van de gemiddelde volkstuin zich
vandaag de dag bestemmen voor een
liefhebberij die energie, tijd en geld
vreet en in ruil daarvoor bloemen of eten
teruggeeft. Veelal voelt de doorsnee
volkstuinder zich rijk op zijn domein;
tegelijk uit en thuis in een omgeving,
waar eens het scheldwoord
armoedzaaier moet zijn uitgevonden.
„In de crisistijd", schetst ANW's
Schoenmaker de geschiedenis van het
I Nederlandse volkstuinwezen, „stelden
de maatschappijen tot nut van het
algemeen aan werklozen stukjes grond
beschikbaar om groente te kweken als
aanvulling op de voeding.
Tegenwoordig speelt dit aspect een veel
minder grote rol, in de volkstuin gaat het
nu in hoofdzaak om de passieve en
actieve recreatie".
Spionage
In dat kader moedigen de twee
bezoldigde bestuurders en zes
administratieve krachten van het in
Amsterdam gevestigde ANW de
aangesloten leden aan tot het
hooghouden van de eer van de
vereniging. De competitie om de
landelijke beker wordt fanatiek
uitgevochten, vertelt Schoenmaker. In
de strijd passen zelfs
spionage-activiteiten, waarbij kosten
noch moeite worden gespaard. „Het is
een concurrentieslag die al enkele jaren
wordt uitgevochten door het
Rotterdamse complex Zandweg en het
Groninger complex Pikhardthof.
Hoewel ze er vele kilometers voor
moeten afleggen, deinzen de leden van
die complexen er niet voor terug om bij
elkaar te gaan loeren, want ze willen o zo
graag weten in welke staat van
onderhoud de tuinen verkeren".
Binnen de perken gehouden rivaliteit
derhalve in menige sier- en moestuin,
waar meer dan eens met ingehouden
jaloezie wordt opgezien naar de kweker
van de mooiste bloemen van de tuin,
waar amateur-groentetelers hun
spruiten soms koesteren als hun zelf
verwekte kroost. „Allemaal leuk en
aardig", vindt G. Mulder als statisticus
van het Produktschap voor Groente en
Fruit, „maar het staat vast dat door de
veelheid van moestuinen belangrijke
inkomsten aan de detailhandel wordt
onttrokken".
Aan de hand van een vorig jaar verricht
marktonderzoek heeft hij becijferd dat
de moestuinder ruwweg maar half zo
vaak naar de groenteman gaat als de
niet-moestuinder. Over heel Nederland
liggen bijna anderhalf miljoen
moestuinen verspreid, in 120.000 van de
200.000 volkstuinen wordt aan
groenteteelt gedaan. Mulder tekent
daarbij aan dat de concurrentie op het
platteland en dan vooral in het noorden
des lands aanzienlijk groter is dan in de
grote steden. En ook dat de
volkstuinders maar tien procent vormen
van het totale bestand van groente
telende hobbyisten, „zodat de
concurrentie van die kant te
verwaarlozen valt".
Werk in uitvoering
Een novemberstorm geselt het
volkstuincomplex Cronesteijn op een
doordeweekse junidag. Werk in
uitvoering in een aantal tuinen. Volgens
ingewijden laat een beetje volkstuinder
zich weer of geen weer zien op het in
1982 geopende complex, waarin ieder lid
z'n gehuurd stukje grond (voorzitter Jan
de Bruin: „Er liggen hier 308 tuinen; de
contributie bedraagt 400 gulden per
jaar") tot een hofje van Eden poogt te
bewerken. „De meeste leden hier", zegt
Theo Pet, voorzitter van de
bouwcommissie van Cronesteijn, „zijn
er een heel jaar mee bezig".
Waar zijn voorzitter De Bruin zich
presenteert als
'volkstuinder-in-een-notedop' („Mijn
vrouw is een liefhebster van tuinieren,
ik spit alleen en maak de zaak
onkruidvrij"), daar heeft Pet zich binnen
vier jaar het totaalpakket van
werkzaamheden eigen gemaakt.
Hij drukt zich soms uit in
volkstuinjargon. Voor de leek een
duistere geheimtaal waarin bij
voorbeeld wordt gesproken over
„dieven", als het verwijderen van een
meeëtend blaadje aan de tomatenplant
wordt bedoeld. Over „voortrekken", als
wordt verhaald van het opkweken van
een plantje in de broeikas, voordat het
de grond in kan. De volkstuinderij kent
het verder nergens bestaande
spreekwoord: „wie krenterig is met
krenten, zal krenten oogsten". Waarmee
maar gezegd wil zijn dat jonge
druivetrossen geregeld moeten worden
verlost van kleine druiven om grote te
krijgen.
„Wil je een tuin goed onderhouden",
zegt zowel De Groot als Pet, „dan ben je
welhaast verplicht om er gemiddeld
twee uur per dag mee bezig te zijn.
Volgens een teeltplan dat nauw luistert
betekent dat voor de rechtgeaarde
volkstuinder spitten in het najaar,
snoeien in januari, voorzaaien of
„voortrekken" van de bonen in februari,
vervolgens de omgespitte aarde fijn
maken, daarna zaaien en in de
zomermaanden oogsten. Tussen de
bedrijven moet het land bemest;
ongedierte en onkruid worden
bestreden. Vrije uren in z'n hoe dan ook
vrije tyd lijkt de volkstuinder niet te
hebben, maar af en toe schijnt het voor
te komen. En wat doet-ie dan in veel
gevallen? Hij zoekt werk; het huisje
lakken, het gereedschap een
onderhoudsbeurt geven. „Er valt", zegt
Pet, „in de tuin altijd wel wat te doen".
Ziekte bestrijden
Zowel De Graaf als Pet had tot voor
enkele jaren „geen sjoege" van wat er in
een volkstuin moest gebeuren. De heren
hebben zich inmiddels uitgebreid laten
voorlichten door beroepstuinders, ze
hebben hun ogen de kost gegeven in
tuincentra, boekjes doorgelezen. En nu
weten ze dat aardappels het ene jaar aan
de voorkant van een tuin mogen worden
geteeld, het jaar daarop aan de
achterkant, weer 12 maanden later in het
midden. „Om aardappelziekte tegen te
gaan", is de verklaring. „Ik wü niet
opscheppen", zegt Pet ook, „maar ik heb
hier de grootste bonen van de tuin. En
dat komt omdat ik op advies van een
kweker uit Boskoop de grond drie keer
achter elkaar heb bewerkt met kalk,
bloedmest en mergel".
Tuinieren in de volkstuin betekent
permanent planteziekten bestrijden en
jacht maken op ongedierte. Deskundig
somt Pet zijn vijanden op: de koolvoet,
de emolt, de zwarte luis, de koolvlieg,
maar ook de haas. Hij had, hij zegt het
eerlijk, vier jaar geleden niet de flauwste
notie van het bestaan van vele van die
plantenvreters. Als volkstuinder heeft
hij meer besef gekregen van alles wat
leeft en groeit. „Vroeger was ik een
liefhebber van vissen, nu vind ik niks
mooier dan het opkomen van een plant".
„Dat zie je heel dikwijls", beweert
ANW's Schoenmaker. „Wie
volkstuinder wordt, komt als vanzelf
dichter bij de natuur te staan. Mijn
kinderen zijn als het ware opgegroeid op
de tuin, op school halen ze hoge cijfers
in het vak biologie".
Onkruid vergaat niet, zeker niet in de
volkstuin. Jaap Buis, wonend in
Zuid-West en als volkstuinder onderdak
bij Cronesteijn, weet erover mee te
praten. Laatst is hij zich na terugkomst
van vakantie „rot geschrokken" van de
wildgroei in zijn tuin. „Ik ben geen slaaf
van mijn tuin, het moet een hobby
blijven, m'n vakantie zet ik er niet voor
opzij". Maar zijn afwezigheid van twee
weken kwam hem en zijn vrouw wel op
twee dagen schoffelen te staan. De rest
van het jaar ligt de tuin van de familie
Buis er nooit verwaarloosd bij, „want
kan ik een keer niet, dan gaat mijn
vrouw naar de tuin en omgekeerd".
Regels
Als op de andere zes Leidse
volkstuincomplexen, die zijn verenigd
in de Leidse Bond van Volkstuinders,
rust op de huur van een tuin op
Cronesteijn de plicht van een
behoorlijke staat van onderhoud. De
heggen langs het pad mogen niet hoger
zijn dan zeventig centimeter, niet breder
dan veertig. De aangrenzende sloten
moeten vrijgehouden worden van vuil,
riet en waterplanten. En zo zijn er nog
een paar voorschriften, waaraan streng
de hand wordt gehouden. Wie zich niet
aan de gedragsregels en 27
verbodsbepalingen wenst te houden,
kan wachten op een waarschuwing.
„Het is gebeurd dat we mensen hebben
moeten verwijderen", laten voorzitter
De Graaf en bestuurder Pet weten.
„Een hoop mensen weten niet wat er bij
een volkstuin allemaal komt kijken",
weet Jaap Buis. „Die fietsen 's zomers
langs het complex. Die zien al die keurig
verzorgde tuinen in de zon liggen en
denken: ha, dat lijkt me voor mij ook wel
wat. Maar je lijf kan na een zaterdag op
de tuin behoorlijk zeer doen. Je moet
spitten, wat nu eenmaal een rotwerk is.
En heb je bij een boer mest besteld, dan
komt-ie dat niet keurig bij je tuintje
bezorgen, nee, dan dondert-ie dat ergens
neer op het parkeerterrein. Je bent dan
zo'n hele dag met de kruiwagen in de
weer, heen en weer van het
parkeerterrein naar je volkstuin. Kijk,
daar knappen een heleboel mensen op
af, die zie je opeens niet meer, die laten
de hele boel versloffen".
Zelf piekert Buis er niet over de tuin de
tuin te laten. Als liefhebber pur sang
legt-ie er eer in de gewassen
milieuvriendelijk te behoeden voor
aanvallen van oogstbedervers. „Niets is
zo makkelijk als gif spuiten", meent hij.
„Ik bestrijd de wortelvlieg met uien.
Zaai kamillen om luizen weg te houden,
ik gebruik ook netten om het koolwitje
niet de gelegenheid te geven eitjes op de
koolplanten te leggen".
Zijn achternaamgenoot en collega Henk
heeft al 19 jaar op het complex 'Ons
Buiten' zijn buiten. Zijn houten huisje is
van alle gemak en comfort voorzien.
Sinds twee jaar is zijn toilet aangesloten
op de riolering, „dat heb ik zelf gedaan,
maar het materiaal is met subsidie van
de gemeente geleverd door de
Heidemaatschappij
Slaapvergunning
Op gezette tijden overnacht hij met zijn
gezin in zijn 'tweede huis'. „Er zijn er die
hier zelfs de hele zomer zitten. Als je
beschikt over een slaapvergunning mag
je dat van 1 april tot eind september".
Theo Pet van Cronesteijn: „Ik ben er zo
een. Ik hoef niet meer met vakantie naar
het buitenland, ik heb genoeg gezien.
Hier vind ik mijn rust en ik zit ook nog
bovenop mijn hobby, wat zou ik nog
meer willen?"
Terug maar weer naar het complex 'Ons
Buiten', naar nummer 165, naar Henk
Buis. Een kenner is hij, hetgeen zich ook
laat afmeten in de grote verscheidenheid
aan groente en fruit die hij verbouwt.
„Natuurlijk heb ik weieens een
misoogst, dat moetje op de koop
toenemen", geeft Henk Buis in andere
bewoordingen bijval aan
Cronesteijn-voorzitter De Bruin, die
beweert dat „er geen lol meer aan zou
zijn als alles opkwam".
Het is niet zozeer de groente die het 'm
doet, verklaart Henk Buis uit'napm van
alle andere hier opgevoerde
amateurtuinders, het is de hobby. „Je
bent lekker bezig, je kan hier je
dagelijkse beslommeringen van je laten
afglijden. En na al die jaren vind ik het
nog steeds prachtig dat iets groeit op de
manier zoals ik het wil".
Hij investeert met z'n gezin vele vrije
uren in de tuin, energie en geld. Maar als
de oogst rijp is, hoeft Buis als elke
volkstuinder de groentewinkel niet te
bezoeken. Want ga maar na, de groenten
die niet direct kunnen worden behapt,
verdwijnen in de vriezer. Is de voorraad
zomergroente op, dan liggen de
wintergroenten voor net rapen. „Maar
denk niet datje er ook maar iets aan
overhoudt", is de ervaring van Henk
Buis. „Een diepvriezer draait niet gratis.
En dan heb je nog te maken met
misoogsten, dan kun je helemaal weer
opnieuw beginnen. Laatst ging het mis
met twee kiwiplanten, dat kosttëme
weer veertig gulden. En als ik dan ook
nog kijk naar mijn hazelnootboom en
mijn kersenboom, dan moet ik elke keer
weer vaststellen dat de vogels die
vruchten al hebben opgegeten als ik ze
wil plukken".
Lekkerder
Zijn naamgenoot Jaap rekent voor dat
hij per jaar een dikke duizend gulden
kwijt is aan z'n tuin. „Ik ben van plan er
aan het eind van het jaar een huisje te
laten plaatsen, dat kost om en nabij
twintig mille. Dan moetje elke keer
zaden kopen, mest, je materiaal en dan is
er nog de huur van de tuin. Voor een
goedkoop kroppie sla hoefje geen
volkstuin te huren, want in oogsttijd
liggen de kroppen sla al voor minder
dan een gulden in de winkel. Het enige
voordeel van groente uit eigen tuin is,
dat die lekkerder smaakt. Als ik een
krop sla uit mijn tuin beetpak, dan heb
ik ook een compacte krop sla in m'n
handen. Een krop sla uit de winkel valt
meestal van ellende uit elkaar".
Niets is mooier dan iets te zien groeien zoals je het zelf wilt.