Wim van Est
had als eerste
een suikeroom
Voor Ajax staan de sponsors in de rij
MIRAKEL van-de
OUR de FRANCE 1951
De makelaar
is volledig
geaccepteerd
Sportsponsoring in Nederland (1)
WIM VAN EST nc,
Zillfvf&TW' v'
Een dramatische valpartij van wielrenner Wim
van Est leidde aan het begin van de jaren vijftig
tot het eerste geval van sportsponsoring in
Nederland. Sindsdien liet vrijwel elke tak van
sport zich in de armen van de commercie drijven.
En naarmate de subsidiekraan steeds meer werd
dichtgedraaid, werd sponsoring pure noodzaak.
Vandaag en volgende week in Extra een serie
reportages in twee afleveringen over
sportsponsoring in Nederland.
door Henk Schol en Jan van der Nat
KveNTH A era. v/etfc otet 't
-v m#rrom saïpontiac
MgT NA- m wM wgr
Wtm vu fsr MAHior m*t
ix70M(mstt»n*n
Mttctt rotmtOAHt
cwre
Ma txmrtAC m*.-f f#
AtA
Wim van Est met de Pontiac-campagne uit 1951: 'M'n hart stond stilmaar m'n Pontiac liep
17 juli 1951. De Ronde van
j Frankrijk is halverwege. Wim van
Est rijdt in de dertiende etappe van
I Dax naar Tarbes in de gele
I leiderstrui. In de afdaling van de
beruchte Col d'Aubisque vergist hij
zich in de scherpte van een bocht en
stort in een ravijn. Een dramatisch
moment in de geschiedenis van de
Nederlandse wielersport, dat de
volgende dag zou leiden tot de
I opgave van de Pellenaars-equipe.
Luttele dagen later staat in diverse
dagbladen een grote advertentie.
„Zeventig meter viel ik diep. M'n hart
stond stil, maar m'n Pontiac liep".
Waarschijnlijk is dit het moment dat de
reclamewereld de sport als medium
definitief ontdekt. Het begin van de
sportsponsoring in Nederland is daar.
Het klassieke Nederlandse voorbeeld is
Jaap Eden. In 1896, na het behalen van
I zijn derde wereldtitel schaatsen, laat hy
het ijs het ijs en sluit zich aan bij de
professionele wielerploeg \^n
Humber-Dunlop. Vijfduizend gulden
per jaar krijgt hü en dat is in die tijd,
waarin 25 gulden per maand al een
topsalaris is, een superinkomen.
Rond de eeuwwisseling wordt ook
elders in de wereld het startsein gegeven
voor steun uit het bedrijfsleven aan de
I sport. In Engeland financieren
fabrieksdirecteuren, die daarmee hun
werknemers op de vrije zondag naast
het brood ook spelen willen bieden,
I betaald voetbal. In 1903 ziet in Frankrijk
I de Tour de France het licht Een
I initiatief van Henry Desgrange,
hoofdredacteur van het Franse
sportblad l'Auto.
I Een paar jaar later wordt in Le Mans de
eerste Grand Prix voor automobielen
gehouden. Het blijkt een perfecte
reclame voor de auto-industrie. De
Arie van Eijden, vice-voorzitter van
Ajax, windt er geen doekjes om. De
Amsterdamse club is voor veertig
percent afhankelijk van sponsors.
Een duidelijker bewijs voor de
veronderstelling dat het
bedrijfsleven de topsport in
Nederland in zyn greep heeft, lijkt
niet voorhanden. Immers, Ajax
krijgt als één van de weinige
eredivisieploegen bij zijn
thuiswedstrijden nog redelijk volk
op de tribunes. En toch.... veertig
procent van de begroting wordt
gedekt door sponsorgelden.
Echt zoeken naar geldschieters hoeft
Ajax nauwelijks. De kampioen van
Nederland heeft wat dat betreft een
zuigkracht die zelfs door de beste
stofzuiger niet wordt overtroffen.
Sponsors stellen zich als het ware in
rotten van drie op voor de poorten van
de Watergraafsmeer. TDK mag dan door
de shirtreclame het meest in het oog
springen, het leeuwedeel van de veertig
procent wordt door anderen
bijeengebracht. Samen met de
cassettefabrikant vormen Gall&Gall,
Citroen, City Bank, Neckermann,
Martinair, Le Coq Sportif, Ven en
Commodore een collectief dat nog eens
wordt aangevuld door tientallen
kleinere bedrijven, die hun inbreng
beperken tot een bord in het stadion of
een advertentie in het programmablad.
Om hoeveel geld het gaat wil Van
Eijden niet kwijt, omdat Ajax - net als
de meeste clubs overigens - niet graag
in het huishoudboekje laat kijken. Wel is
bekend dat alleen al de inbreng van
TDK het miljoen per seizoen ruim
overschrijdt. Daarmee neemt Ajax in het
Nederlandse voetbal een bijna unieke
situatie in. Feyenoord (Opel) en PSV
(Philips) hebben ook een dergelijke
suikeroom. De overige organisaties in
het betaalde voetbal moeten het met
minder doen. Veel minder. FC
Groningen vangt van Aegon drie ton per
seizoen en PEC/Zwolle moet het met de
helft doen. De laatste zal het in het
komende seizoen, vanwege degradatie
naar de kleurloze eerste divisie, met nog
minder moeten stellen.
Noodzaak
In die tweede afdeling worden
sommige clubs nog redelijk gesteund.
verkoopcijfers van merken als Renault,
Fiat en wat later Mercedes stijgen fors.
Sportsponsoring in Nederland begint
dus (voorzichtig) in de jaren vijftig, maar
komt pas rond 1970 echt tot
ontwikkeling, als met name zaalsporten
als volleybal, tafeltennis, maar vooral
basketbal zich zonder enige
terughoudendheid in de armen van het
bedrijfsleven storten. Daarvóór was
sportsponsoring slechts hap-snap werk
en vooral geconcentreerd in de
wielrennerij en de gemotoriseerde
sporten.
Vandaag de dag kan de georganiseerde
sport in Nederland niet meer zonder
geldschieters uit het bedrijfsleven. De
commercie heeft de sport ontdekt als
een prima platform om zijn
boodschappen te ventileren. Sindsdien
zijn er tal van huwelijken gesloten die
tot in lengte van jaren stand lijken te
kunnen houden. Maar zoals in tal van
verbintenissen worden ook die tussen
sport en commercie nu en dan ontsierd
door ruzies, problemen en al dan niet
tijdelijke LAT-relaties.
Plafond niet bereikt
In Nederland verhuist er nu jaarlijks een
bedrag van tegen de 200 miljoen gulden
van het bedrijfsleven naar de sport.
Althans, dat is naar schatting het
totaalbedrag dat bedrijven, die zijn
aangesloten bij de Vereniging
Sportsponsoring Nederland (VSN), per
jaar aan de georganiseerde sport
betalen.
Dat toch al enorme kapitaal moet
ongeveer worden verdubbeld. Lang niet
alle sponsors zijn aangesloten bij de
VSN. Een aantal grote sponsors (die van
Ajax bijvoorbeeld) is geen lid. De VSN
heeft bovendien totaal geen inzicht in de
relatief kleine bedragen, die door
'bakkers-op-de-hoek' worden
toegeschoven aan plaatselijke voetbal-
FC Den Haag kreeg in het seizoen
1984-'85 van Hotelplan 175.000 gulden,
waarmee zo ongeveer oefenmeester Rob
Baan kon worden betaald. De meeste
andere moeten echter tot de „echte
minima" worden gerekend. Telstar
kreeg van Seleco voor 1984-'85
tachtigduizend gulden. Bij de
besprekingen over verlenging van het
contract wilde de sponsor echter niet
verder gaan dan ongeveer een kwart
daarvan. Omdat Telstar meende toch
wel iets meer waard te zijn, werden van
die kant de besprekingen afgekapt.
De Velsense voetbalstichting gaat dus
op zoek naar een nieuwe geldschieter.
Uit pure noodzaak. Door de nog altijd
teruglopende publieke belangstelling en
de stijgende kosten is de begroting
anders niet meer rond te krijgen. Dat
geldt voor veel clubs. En niet alleen in
het betaalde voetbal.
In diverse andere sporten is de
noodzaak om (veel) geld los te peuteren
van bedrijven nog groter.-In sommige
gevallen zelfs van levensbelang. Het
beste voorbeeld is basketbal. Een ploeg,
die in de eredivisie wil meedraaien en
ook nog eens iets wil vertonen dat op
topsport lijkt, heeft minimaal
honderduizend gulden nodig. Wil men
het goed doen, bijna het dubbele.
Henny Nijssen, voorzitter van het tot
en met vorig seizoen door Elmex
gesponsorde Leiden, maakt de
rekensom. „Aan inschrijfkosten,
scheidsrechters en zaalhuur ben je al
30.000 gulden kwijt. Dan heb je nog geen
bal gegooid. Tel daarbij de kosten van
een technische en medische staf, wat
reiskosten voor spelers, de bus voor
uitwedstrijden en je zit in de buurt van
de zeventig mille. En wat heb je dan?
Een ploeg met een paar leuke
Nederlandse spelers. Om een beetje te
kunnen meedraaien heb je twee
Amerikanen nodig en die kosten ook
een paar centen..."
Het Nederlandse basketbal heeft,
sinds het moment waarop een innige
relatie werd aangegaan met de
commercie, een twijfelachtige reputatie
opgebouwd. Het wegvallen van
sponsors was er de afgelopen jaren de
oorzaak van dat clubs als Donar (op het
moment dat Nationale Nederlanden zich
terugtrok notabene landskampioen),
Punch en Flamingo's het niet meer
konden redden. Het gevolg is dat
voormalige basketbalbastions als
of tafeltennisclubjes.
Met die 400 miljoen is het plafond niet
bereikt. Integendeel. De overheid draait
de subsidiekraan steeds verder dicht.
Veld- en zaalhuren blijven stijgen.
Steeds meer sportverenigingen hebben
daardoor grote problemen om hun
begroting sluitend te krijgen. Nu zal dat
het grote bedrijfsleven een zorg zijn. De
commercie heeft maar één doel. Om met
wielersponsor Joop Steenbergen
(Kwantum) te spreken: „Ik doe deze
zaken voor de zaak!"
Elke sponsor van allure die zegt dat het
anders is, liegt. Sportsponsoring is
gewoon een prima middel om te
adverteren. Het doel blijft meer
kopieerapparaten, tandpasta of
automobielen te verkopen.
Evenals bij de traditionele media (krant,
radio en tv) zoekt een bedrijf naar de
beste mogelijkheid om de doelgroep -
zoals dat in reclamejargon heet - te
bereiken. Dat geldt uiteraard ook voor
reclame via de sport.
Computerbedrijven moeten hun waar
slijten aan jonge mensen en dus zoekt
men naar een jonge, dynamische sport.
Een fabrikant van make-up, die
traditioneel vooral adverteert in
damesbladen, zal in de sport niet
terechtkomen bij een rugbyvereniging,
maar zal kiezen voor atletes, zwemsters
of turnsters. Andersom heeft het voor
die rugbyclub geen enkele zin om aan te
kloppen bij Hunkemöller, om maar een
Willekeurig voorbeeld te noemen.
Makelaars
Het komt overigens steeds minder voor
dat het bedrijf of de club zelf op zoek
gaat naar een partner. De
gespecialiseerde makelaars hebben hun
intrede gedaan in het wereldje. Slimme
Bij Ajax mag TDK vanwege de
shirtreclame dan wel in het oog
springen, het leeuwedeel van de
sponsorgelden wordt door andere
bedrijven bijeengebracht. (fotoANP)
Groningen, Dellt en Haarlem nu
verstoken zijn van een stukje topsport.
Autosport
Een dergelijke „vrije val" zou in meer
sporten kunnen plaatsvinden, wanneer
sponsors hun interesse zouden
verliezen. Neem bijvoorbeeld de
autosport. Coureur Jan Lammers komt
er eerlijk voor uit dat hij 'volledig
afhankelijk' is van het bedrijfsleven, wil
hij zijn sport op enig niveau kunnen
bedrijven. Vreemd is dat natuurlijk niet,
want het budget van een Formule 1-stal
(twee wagens voor de Grand Prix en
daarnaast een uitgebreide staf) vereist
een bedrag van rond de tien miljoen
gulden.
Een formule 1-coureur is in volledige
dienst van zijn sponsor(s). Dat geldt niet
zakenjongens, die tijdig hebben
ingezien dat er een perfect belegde
boterham te verdienen is door te
bemiddelen tussen het bedrijfsleven en
de sport. Naast tal van andere, als
paddestoelen uit de grond geschoten
adviesbureaus, houdt bijvoorbeeld Inter
Football, dat zich - zoals de naam al
verraadt - aanvankelijk bewoog in de
voetballerij, zich steeds nadrukkelijker
bezig met het uithuwelijken van
sportorganisaties aan bedrijven en
andersom. Uiteraard kost die
bemiddeling geld. Gemiddeld vangt de
bemiddelaar ruwweg vijftien procent
van het sponsorbedrag.
In het sponsorspel zijn er nog twee
belangrijke deelnemers: de overheid en
de media, waarvan de televisie verreweg
de belangrijkste is. Eén van de eerste
vragen die een kandidaat-sponsor stelt
is: hoe het zit met de belangstelling van
de tv? De aandacht die de televisie aan
de onderhavige sport of club schenkt is
vaak van doorslaggevend belang.
Het ministerie van crm (tegenwoordig
wvc) heeft, om de ontstane wildgroei in
te dammen, reclame-uitingen tijdens
televisie-uitzendingen van
sportevenementen aan regels gebonden.
Die zijn vastgelegd in de zogenaamde
regeling sluikreclame. De gedrukte
media zijn op dit punt niet aan wetten
gebonden. Elk dagblad en tijdschrift
heeft zijn eigen regeltjes.
De overheid is niet alleen een rol in het
sponsorspel toebedeeld als
spelregelmaker, diezelfde overheid is
ook sponsor van de sport. Plaatselijke,
provinciale en landelijke overheden zien
trouwens met genoegen de inbreng van
het bedrijfsleven groeien. Hoe meer geld
daar vandaan komt, hoe verder de
subsidiekranen kunnen worden
dichtgedraaid.
voor de meeste andere sporters. Toch is
ook bij hen de afhankelijkheid zeer
groot. Dick Schoenaker bijvoorbeeld
zegt „in sterke mate" afhankelijk te zijn
van de bedrijven die Ajax steunen.
„Jammer genoeg", aldus de
middenvelder die volgend seizoen voor
FC Twente zal spelen „het zou mooi zijn
wanneer er wat meer toeschouwers
zouden komen, zodat de club wat
minder afhankelijk zou zijn van
sponsors". Nadelen van sponsoring
ondervindt Schoenaker niet. „Wel
voordelen. Wij hebben goede contacten
met de sponsors, waardoor er later een
mogelijkheid is datje bij een van hen
een baan kunt krijgen. Tenslotte kun je
maar tot je 35ste voetballen".
Ook schaatster Yvonne van Gennip is
zich bewust van de financiële
afhankelijkheid van sponsors. Behalve
kleding en materiaal („Dat zou me
anders een vermogen kosten") krijgt ze
voor elk toernooi betaald. „Dat kan ik
prima gebruiken, want het is onmogelijk
om naast het schaatsen een baan te
hebben".
Atleet Gerard Nijboer heeft, in
tegenstelling tot Schoenaker en Van
Gennip, wèl op de loonlijst van zijn
sponsor (Adidas) gestaan. „Dat is nu niet
meer het geval, maar ik ben nog steeds
afhankelijk van het bedrijf. Wil je
atletiek bedrijven op een behoorlijk
niveau, dan is het onmogelijk om acht
uur per dag te werken. Je moet namelijk
een uur of drie per dag trainen en je heb
zeker één of twee uur extra slaap nodig.
Een volledige baan is daardoor
onmogelijk".
Gevaren
Sporters hebben over het algemeen
geen problemen met het promoten van
sponsors. Zij zien het als een normale
wederdienst voor hetgeen de
geldschieter voor hen doet. Over het
algemeen is er een goed overleg. Toch
kleven er soms gevaren aan. Gerard
Nijboer: „het komt voor dat atleten
moeten aantreden in door de sponsor
georganiseerde wedstrijden. Dat kan
overbelasting tot gevolg hebben".
Een enkeling daargelaten, weigeren
de meeste sportmensen reclame te
maken voor produkten die schadelijk
zijn voor de gezondheid of die om
andere redenen niet bij sport passen.
Voor sigaretten wil bijna niemand
reclame maken. Jan Lammers maakt
daarop een uitzondering. Logisch,
Bruidsschat
De totale kosten van de sport in
Nederland bedragen 3,9 miljard. Van dat
bedrag wordt ruim tien procent door
sponsors opgebracht. De inbreng van
vrijwilligers wordt niet in geld
uitgedrukt. Zou dat wél gebeuren, dan
zou het totaalbedrag dat in de
Nederlandse sport omgaat met ruwweg
3,6 miljard verhoogd moeten worden.
De overheid financiert, wanneer de
schoolsport wordt meegerekend, zo'n
twee miljard gulden. De rest komt van
de leden van verenigingen, donateurs en
toeschouwers en enkele kleinere
inkomstenbronnen.
Het leeuwedeel van de sponsorgelden
komt terecht in de topsport, die
daardoor steeds minder afhankelijk
wordt van overheidsgelden. Die gaan
voor het grootste deel naar de
breedtesport. Maar omdat de
subsidiekranen voortdurend verder
worden dichtgedraaid en
accommodaties steeds duurder worden,
komt die breedtesport steeds meer in de
problemen.
Clubs kunnen het hoofd nauwelijks nog
boven water houden, willen de
contributies zo laag mogelijk houden
om ledenverlies te voorkomen en
zoeken dus sneller hun heil bij sponsors.
Het verschil tussen de inbreng van het
bedrijfsleven en de overheid zal
daardoor de komende jaren steeds
kleiner worden. En misschien komt er
binnen niet al te lange tijd een moment
waarop de balans naar de andere kant
zal doorslaan. Tegen die tijd zal het
gedwongen huwelijk met de commercie
de sport in elk geval een bruidsschat
opleveren, die wellicht beide een lang en
gelukkig leven bezorgt.
omdat het sigarettenmerk Rothmans
zijn hoofdsponsor is. „Maar", stelt de
Zandvoortse coureur nadrukkelijk, „het
is niet de bedoeling om bijvoorbeeld de
jeugd aan te sporen om te gaan roken.
Mijn sponsor probeert om mensen die
toch al roken ervan te overtuigen dat zij
beter Rothmans kunnen kopen".
Op sterke drank rust voor velen in de
sportwereld een taboe. De meesten
hebben daarmee echter veel minder
moeite dan met rookwaar. De kans dat
sexclubs hun handel kunnen gaan
aanprijzen via de kleding van sporters,
lijkt daarentegen nihil. De in
moeilijkheden verkerende
basketbalclub Leiden heeft (even)
contacten gehad met Yab Yum.
Aanvoerder Emill Hagens: „Er is door
de harde kern van de ploeg over
gesproken. Op zich hadden wij er niet
zóveel problemen mee gehad. Wanneer
het tenminste beperkt was gebleven tot
shirtreclame. Je moet in zo'n geval
echter wel bekijken wat een dergelijk
sponsoring voor maatschappelijke
consequenties heeft. Ik ben
fysiotherapeut. Hoe zouden mijn
klanten reageren? Bovendien zou ik
graag tevoren willen weten welke
voorwaarden zo'n sponsor stelt. Moeten
er bijvoorbeeld persconferenties in de
club worden gehouden? Daar zou ik
toch wel wat problemen mee hebben".
Politiek
Problemen hebben de meesten ook
wanneer de politiek in het geding is.
Voor Zuidafrikaanse sinaasappels zal
waarschijnlijk nooit shirtreclame
worden gemaakt. Yvonne van Gennip
vindt dat „politieke reclame" kan,
zolang zij niet in conflict komt met haar
geweten. Jan Lammers zou voor
Spaanse sinaasappels kiezen. „Wanneer
ik tenminste de keus heb. Tenslotte
wordt er ook in Zuid-Afrika gereden. De
GP van Zuid-Afrika is één van de
belangrijkste wedstrijden en je carrière
zou in gevaar kunnen komen wanneer je
niet meedoet".
Gerard Nijboer zegt altijd voor de
sport en niet voor de politiek te hebben
gekozen. „Ik heb eens een halve
marathon gelopen in Guatemala.
Vonden die mensen daar prachtig. Maar
ook ik weet dat daar dingen gebeuren,
die niet door de beugel kunnen".
Volgende week aflevering 2: In
sponsorland draait alles om de tv-minuten.
„Zege in Elfstedentocht levert kapi
taal op". „Winnaar hoeft nooit meer
te werken". Koppen van die strek
king sierden de sportpagina's vlak
voor de beroemdste schaatstocht
ter wereld eindelijk weer eens gere
den kon worden.
De commercie zou de winnaar gemak
kelijk weten te vinden na die historische
21ste februari. Evert van Benthem rea
geert „agrarisch" nuchter op de uitlatin
gen van degenen, die hem een rijke toe
komst voorspellen. „Ik wil mijn geld
met de koeien verdienen. Dat miljoen
hoef ik niet, want de eer is al ruim vol
doende".
De commercie denkt er duidelijk an
ders over. De tot dan vrijwel onbekende
Evert van Benthem wordt onmiddellijk
in bescherming genomen door ene Wie-
mer Veenstra. Zijn „manager", die een
paar dagen later wordt ontmaskerd als
een boef. Hoewel, een boef... Veenstra
dacht gewoon slim te zijn en wilde een
graantje - zeg maar: een hele zak - mee
pikken. Een betrouwbare manager of in
termediair, om vakjargon te gebruiken,
gaat de commerciële zaken voor Van
Benthem regelen. Frank van den Wall
Bake, directeur van het Hilversumse bu
reau Trefpunt, ontzenuwt snel al die wil
de geruchten.
Evert van Benthem heeft een aardige
cent overgehouden aan zijn overwin
ning op het Friese ijs. Ook in de toe
komst kan hij nog regelmatig aantrekke
lijke bijschrijvingen op zijn bankreke
ning verwachten. Maar een miljoen?
„Op geen stukken na", zegt Van den
Wall Bake. We hebben een paar langer
lopende contracten kunnen afsluiten.
Onder meer voor reclame op zijn wed-
strijdkleding. Het zou voor Evert een
goede zaak zijn wanneer er minstens de
komende vijf jaar geen Elfstedentocht
gehouden kan worden. Dan kunnen wij,
elke keer wanneer het maar een beetje
gaat vriezen, nog aardig wat voor hem
doen".
Met dat laatste karakteriseert Van den
Wall Bake exact de rol van de makelaar
in de sponsorwereld. Bureaus als Tref
punt, Haas Sport en Inter Football rege
len de commerciële zaken voor sport
mensen en voor bedrijven, die iets in de
sportsponsoring willen doen.
Overleg
Sport en bedrijfsleven hebben de ma
kelaar inmiddels volledig geaccepteerd.
Zijn bemiddeling kost natuurlijk geld.
Gemiddeld zo'n vijftien procent. Dat
heeft men er graag voor over, omdat de
zaken professioneel worden geregeld en
de sportman of -club van een heleboel
sores is verlost. Wie nu Evert van Ben
them een winkel wil laten openen, zal in
contact moeten treden met Van den Wall
Bake.
Het antwoord komt niet direct. Van
den Wall Bake beschikt weliswaar over
de „agenda" van zyn klanten, maar vult
nooit iets in zonder overleg te plegen.
Van den Wall Bake: „By alle contracten
heeft de sportman het laatste woord. Als
hij of zij er niets voor voelt, gaat het niet
door.
„Van Benthem werd kort na de Elfste
dentocht bijvoorbeeld gevraagd om zit
ting te nemen in het forum van een mi
lieudiscussie. Ik heb het men hem be
sproken, maar wel afgeraden. Op dat
soort zaken heeft die jongen gewoon
geen kyk en hy kan dus alleen maar af
gaan".
Frank van den Wall Bake houdt zich
vooral op in de hockeywereld. Daar
naast is hij onder meer ook makelaar
tussen FC Utrecht en Nissan, een con
tact dat meer op het terrein lijkt te liggen
van Inter Football. Diverse makelaars
hebben elkaar echter gevonden in het
Sport Communicatie Centrum Neder
land (SCCN). Die groep bestaat uit Tref
punt, Haas Sport, Inter Football en Cine-
centrum. De eerste drie zijn makelaars
in de ware zin van het woord of, zoals
Harry de Haas van Haas Sport het
noemt, Sport Marketing Adviesbureaus.
Cinecentrum is in de groep gehaald met
het oog op de toekomst.
Koppelen
De samenwerking is mogelijk, omdat
de drie zich ieder op hun eigen terrein
manifesteren. Trefpunt zoekt zijn klan
ten vooral op het gebied van hockey,
tennis en watersport; Haas Sport zoekt
het met name in de zaalsporten en Inter
Football zoekt het bij de sport, die het
meest bij de naam past. Soms zijn er
overlappingen, maar die'worden in goed
onderling overleg opgelost.
De doelstelling van de partners bin
nen de SCCN is echter gelijk: het koppe
len van het bedrijfleven aan de sport en
andersom. Zoals Frank van den Wall Ba
ke al aangaf is het van groot belang om
de juiste elementen samen te voegen. De
Haas: „Dat is voor een belangrijk deel
gevoelsmatig, rekening houdend met de
belangen van de opdrachtgever. Een fa
brikant van bronwater wordt bij voor
keur gekoppeld aan watersporten. Voor
ijs moetje ook bij zomersporten reclame
maken".
Hoewel het zoeken van de juiste tak
van sport in eerste instantie de taak is
van de makelaar, schrapt het bedrijf
vaak tevoren bepaalde mogelijkheden.
De Haas: „Verzekeringsbedrijven voe
len in principe niets voor snelheidsspor-
ten. De gevaarlijke kanten van die spor
ten passen namelijk niet bij de aard van
het bedrijf. Daarnaast hou je rekening
met de regio waar het bedrijf is geves
tigd of zijn afzetgebied heeft en de be
volkingsgroep die men op het oog
hééft".
Verschuiving
De Haas en zijn collega's bemerken de
laatste jaren een duidelijke verschuiving
in de sportsponsoring. De koppeling van
de firmanaam aan een vereniging lijkt
haar langste tijd te hebben gehad. De
Haas: „Alleen shirtreclame en borden
komen steeds meer in zwang. Misschien
dat die ook weer verdwijnen, wanneer
commerciële televisie haar intrede doet.
Dan zou het kunnen gebeuren dat je
STER-reclames vóór, na en tijdens de
wedstrijd krijgt. Misschien komt het
zelfs nog een keer zover dat een sportuit-
zending wordt aangekondigd als „Deze
wedstrijd wordt u aangeboden door...."