'Gevarieerd eten is de
beste ziektepreventie'
Basisvoedsel, hoofdzakelijk vegetarisch. De meest vitale bron voor een gezonde Aanvullend voedsel, voornamelijk van dierlijke oorsprong. Matig gebruik ervan
voeding. wordt aanbevolen.
Sinds zo'n tien jaar geleden de Amerikaanse professor Bruce Ames een
laboratoriumtest ontwikkelde waarmee snel en zonder behulp van proefdieren
bepaalde mogelijk kankerverwekkende stoffen in voedingsmiddelen kunnen worden
geïdentificeerd, lijkt geen hap of slok meer onschuldig. Niet alleen koffie en thee,
maar ook broodkorst, rabarber, champignons, sommige kruiden en specerijen
behoren tot de lange lijst van verdachten. Maar er is nog hoop. Het verband tussen
voeding en het ontstaan van ziekten kan doorgaans pas na jaren volledig worden
opgehelderd, en de zaken blijken tegen die tijd veelal aanzienlijk ingewikkelder in
elkaar te steken dan aanvankelijk werd verondersteld. Dat was althans de ondertoon
van de oratie waarmee de uit Rijnsburg afkomstige prof. dr. ir. Daan Kromhout (35)
gisteren zijn ambt als bijzonder hoogleraar in de voedingsleer aan de Leidse
universiteit aanvaardde, als opvolger van professor De Wijn. In bijgaand interview
gaat hij nader op deze materie in.
In 1770 ontdekte een Engelse
scheepsarts dat het eten van
citrusvruchten abrupt een einde
maakte aan talloze gevallen van
scheurbuik onder de hem
omringende bemanning. Maar het
zou nog tot 1930 duren voordat
wetenschappelijk werd aangetoond
dat een gebrek aan vitamine C
inderdaad de veroorzaker van deze
ziekte was.
Dat het herkennen van bepaalde
voedingsstoffen als veroorzakers van
ziekten vaak een langdurig en moeizaam
proces is, daarover bestaat bij prof.
Kromhout geen enkele twijfel.
Regelmatig in de publiciteit
opdoemende onderzoeksconclusies
aangaande al dan niet
kankerverwekkende stoffen in onze
dagelijkse voeding, moeten in zijn ogen
meer gezien worden als
momentopnamen die wellicht ooit
zullen passen in de reusachtig
ingewikkelde legpuzzel die
kankerpreventie heet.
"Vooral in relatie tot kanker en
hartinfarcten worden er de laatste jaren
nogal wat verbanden gelegd, en
tegelijkertijd wordt dan ook maar
veronderdsteld dat er sprake is van een
oorzakelijk verband. En dat laatste is in
de meeste gevallen nog maar heel
beperkt onderzocht. De vraag blijft dus
of dat verband wel echt aanwezig is. Ik
noem het voorbeeld van beriberi, een
ziekte die rond 1880 in het voormalige
Nederlands-Indië opmerkelijk veel
voorkwam, met als kenmerken
zenuwontsteking, oedeem (ophoping
van water) en hartzwakte. Beriberi
ontstond met name onder grote groepen
mensen in gestichten en inrichtingen.
Dat was de reden waarom men
aanvankelijk dacht met een
infectieziekte van doen te hebben. Maar
later bleek een gebrek aan vitamine BI
de oorzaak te zijn".
"Dat werd min of meer ontdekt aan de
hand van een experiment met kippen.
De ene groep werd gevoerd met
onafgewerkte rijst, met het vitamine
Bl-rijke vliesje er nog aan, en de andere
met afgewerkte rijst. De laatste groep
kreeg beriberi. Maar pas vijftig jaar later
kon het tekort aan vitamine B1 definitief
als oorzaak worden vastgesteld. Het is
dus niet zo gek dat het nog ontzettend
lang zal duren voordat we precies zullen
weten welke voedingsstoffen verband
houden met hartinfarcten en kanker. Ik
wil maar zeggen: we moeten niet eerder
met conclusies gaan omspringen
voordat de zaken diepgaand zijn
onderzocht".
Opwinding
"Een goed voorbeeld van onterechte
opwinding was enkele jaren geleden een
onderzoek in de VS waaruit de conclusie
rolde dat het drinken van koffie
mogelijk verband hield met het ontstaan
van alvleesklierkanker. Nou, daarna zijn
er nog tal van andere onderzoeken
gedaan, en nu kun je zeggen: het kan
vriezen en het kan dooien. Dat koffie
verband houdt met pancreaskanker,
daarover kun je gewoon geen uitspraak
doen".
"Nog een voorbeeld: saccharine. Door
ratten van extreem hoge concentraties
saccharine te voorzien, concludeerden
Amerikaanse onderzoekers dat deze stof
blaaskanker verwekte. Het middel
verdween in de VS zelfs geheel uit de
handel. Maar het toetsen van deze
conclusie leverde geen enkel bewijs op.
Onderzoek naar het gebruik van
saccharine bij blaaskankerpatiënten en
niet-blaaskankerpatiënten leerde dat er
geen enkel verschil bestond".
Niettemin heeft de in de aanhef
genoemde Ames-test enkele jaren
geleden aangetoond dat 'brandplekken'
als gevolg van het roosteren van vlees,
vis en brood wel degelijk
kankerverwekkende stoffen in zich
dragen. Prof. Kromhout: "De vraag blijft
alleen: hoe groot is de concentratie
waaraan men is blootgesteld? Het is niet
zo dat wie z'n brood roostert ook kanker
krijgt. Als de zwarte stukken er bij wijze
van spreken niet af vliegen, is er
waarschijnlijk helemaal niets aan de
hand. De Ames-test is een snelle
methode om zogenaamde mutagene
mogelijk kankerverwekkende) stoffen
te herkennen. Maar mutageen betekent
nog niet daadwerkelijk
kankerverwekkend. Een voorbeeld
daarvan is de aanwezigheid van
quercitine in thee. Dat is heel erg
mutageen, maar niet
kankerverwekkend. En zo kun je
doorgaan. Er is vaak in het geheel geen
reden tot paniek, omdat het altijd weer
om bepaalde combinaties met andere
vpedingsstoffen gaat, en die
door Willem Schrama
Prof. KromhoutLeids hoogleraar voedingsleer: "Ach, er wordt zoveel beweerd". (foto Holvast)
combinaties kennen we nog niet".
Infarcten
"Iets anders ligt dat weer bij
hartinfarcten, een ziekte die duidelijk
over naar hoogtepunt heen is. Te veel
verzadigd vet en cholesterol vergroten
de kans op een infarct, dat kunnen we
thans met vrij grote zekerheid stellen.
Het is dus aannemelijk datje de kans op
een infarct verkleint als genoemde
stoffen in voeding worden beperkt. Een
paar jaar geleden is er even opschudding
geweest rond een onderzoek dat uitwees
dat een laag cholesterolgehalte meer
kans op kanker gaf, maar een recente
studie in de VS maakte die conclusie
tamelijk onaannemelijk. En je kunt je
inderdaad voorstellen dat zoiets bij de
mensen tot een houding leidt van: of ik
nou door de hond of de kat gebeten
word, het maakt me niet uit".
Enige voeding aan een dergelijke
mismoedigheid geeft wellicht ook een
aanwijzing uit een onderzoek onder een
groot aantal mannen in Zutphen, dat
caroteen (o.a in wortelen en
donkergroene groenten), vitamine C en
fruit mogelijk een rol spelen bij het
ontstaan van longkanker. Wat nu weer?
Prof. Kromhout: "Eerst moet natuurlijk
duidelijk zijn dat het verband tussen
voeding en longkanker natuurlijk veel
minder sterk is dan het verband met
roken. De belangrijkste preventieve
maatregel is uiteraard: niet roken. Maar
aangenomen dat iemand rookt, dan rijst
de vraag: doet de voeding er ook nog
toe? Nou, het onderzoek in Zutphen
geeft de genoemde aanwijzingen. Maar
meer dan aanwijzingen zijn het niet. Dat
is het grote probleem: het onderzoek
naar verbanden tussen voeding en
kanker staat nog in de kinderschoenen.
Met hartinfarcten zijn we al veertig jaar
bezig, en dus weten we op dat gebied
duidelijk méér. Met duidelijke
resultaten. Minder mensen roken, men
gebruikt meer onverzadigde vetten, er is
sprake van een veranderde voeding,
maar ook: een betere behandeling van
het infarct en een betere bestrijding van
hoge bloeddruk, eveneens een
belangrijke risicofactor".
"Maar nog steeds weten we niet alles.
Gewoon omdat het allemaal zo
ontzettend moeilijk is vast te stellen.
Eigenlijk zou je een grote groep mensen
vanaf jonge leeftijd zo'n dertig jaar
moeten volgen. De ene helft ideale
voeding, de andere ons huidige
eetpatroon. Maar dat kan eenvoudig
niet, daar is gewoon geen geld voor. Dus
moeten we maar bij stukjes en beetjes
proberen het probleem te ontrafelen.
Het is inderdaad één grote legpuzzel".
Gevarieerd
Blijft de vraag wat een mens nog
ongestraft kan eten. Prof. Kromhout:
"Het best kunnen we ons houden aan de
richtlijnen van het Voorlichtingsbureau
voor de Voeding. En die gaan steeds
meer in de richting van: gebruik wat
meer plantaardige produkten dan
dierlijke, probeer dat evenwicht te
herstellen. En voor de rest is het zaak
ons voedingspatroon zo gevarieerd
mogelijk te houden. Hoe gevarieerder,
des te minder kans op problemen. Onze
huidige voeding is tamelijk rijk aan vet,
suiker en dierlijk eiwit. Als We daarin
een beter evenwicht zien te brengen
door meer plantaardige produkten als
brood en groente te eten, hoeven we ons
helemaal niet zo druk te maken over
allerlei vermeende kankerverwekkende
stoffen in voedingsmiddelen".
Wat overigens niet inhoudt dat het totaal
uitbannen van vetten in de voeding een
gezonde zaak zou zijn. Prof. Kromhout:
"Op de eerste plaats is vet een heel
belangrijke energiebron. Maar daarnaast
zou het vermijden van alle vet leiden tot
een gebrek aan vet-oplosbare vitamines
die onmisbaar zijn voor het
stofwisselingsproces. En daarbij komt
nog dat linolzuur een zogenaamd
essentieel vetzuur is; laatje dat weg dan
veroorzaak je gebreksziekten. Maar over
de hele linie geldt: we hebben
aanzienlijk minder vet nodig dan we
thans gebruiken".
De Becel-cultuur heilig verklaard,
derhalve? Prof. Kromhout: "Je
beperken tot Becel is op zichzelf een
verschraling. Je moet kijken naar de
totaliteit, en dan is het gebruik van
onverzadigde vetten zeker niet de enige
aanbeveling. Hetzelfde geldt voor
halva-produkten, al is hier sprake van
iets wezenlijk anders. Halva betekent:
van veel vet en suiker naar minder vet
en suiker. Maar dan hoor je wel eens
zeggen: ik gebruik Becel om af te vallen.
Dat is natuurlijk een groot misverstand;
er is hier slechts sprake van een ander
soort vet dat rijk is aan meervoudig
onverzadigde vetten, die waarschijnlijk
de kans op een infarct doen afnemen.
Dat is natuurlijk een heel andere zaak.
Maar halva-produkten vind ik
persoonlijk een duur alternatief, een
typisch welvaartsverschijnsel eigenlijk.
Want als je van andere produkten iets
minder gebruikt ben je precies even ver.
Maar voor sommige mensen zal het
ongetwijfeld handig zijn".
Zutphen
Nog even terug naar het eerder
genoemde onderzoek in Zutphen, de
zogeheten Zutphen Studie, waarvan
prof. Kromhout sinds 1978 projectleider
is. Het gaat hier om een grootschalig
onderzoek als onderdeel van een
studie in zeven landen - onder maar
liefst 1088 mannen die bij de aanvang
van het project (in 1960) allen tussen de
40 en 59 jaar waren. Het doel was na te
gaan welke verbanden er tussen voeding
en hartinfarcten bestaan; later is ook
kanker in dit onderzoek betrokken. Alle
deelnemers zijn tussen 1960 en 1973
jaarlijks onderzocht, en tevens zijn ze in
die periode driemaal aan een uitgebreide
voedingscontrole onderworpen.
Daarnaast wordt van iedereen
bijgehouden welke de doodsoorzaak
was (ongeveer de helft is inmiddels
overleden).
Internationaal heeft de
zevenlandenstudie al aangetoond dat in
landen waar de verzadigde
vetconsumptie laag is, de sterfte aan
hartinfarcten eveneens laag blijft. Maar
landelijk is er ook sprake van
opmerkelijke resultaten. Zo bleek tot nu
toe een ruim gebruik van voedingsvezel
(in brood, aardappelen, groente en fruit)
duidelijk verband te houden met minder
infarcten. Hetzelfde geldt voor het eten
van vis; bij mensen die dat regelmatig
eten bleek de spektaculaire reductie van
maar liefst 50 procent minder kans op
een infarct.
Terloops werd ook geconstateerd dat
dikke mensen over het algemeen niet
meer (en soms zelfs minder) eten dan de
slankerds. Een kwestie van te weinig
activiteit: actieve mensen eten meer dan
inactieve. Hetgeen ons op de valreep
nog even leidt naar de diëtenjungle bij
apotheker en drogist. Prof. Kromhout
acht het niet zijn specialiteit, maar wil er
wel over kwijt dat hij geenszins
vertrouwen heeft in al die
wondermiddeltjes. Activiteit is bij hem
het sleutelwoord. "Als die ontzettend
laag wordt, betekent dat datje maar heel
weinig hoeft te eten om aan je dagelijkse
calorieënbehoefte te komen. En dat is
voor veel mensen heel ongezellig. Maar
neemt men zijn toevlucht tot zo'n
wonderdieet, dan houdt dat vaak grote
teleurstellingen in. De eerste paar
weken verlies je voornamelijk water.
Daarom lijken dieetpogingen vaak
succes te hebben. Maar waar het op
aankomst is het verbranden van extra
lichaamsvet, en dat is een zaak van
langere adem. Men zal het probleem
duidelijk van twee kanten moeten
attackeren: enerzijds minder voeding,
de input, en anderzijds meer beweging,
de output".
Weer opnieuw
Met de benoeming van prof. Kromhout
heeft de Leidse universiteit duidelijk
een telg van een nieuwe generatie
voedingswetenschappers binnen haar
muren gekregen. Na het ontdekken van
vitamine na vitamine aan het begin van
deze eeuw, raakte de belangstelling voor
deze tak van wetenschap duidelijk in het
slop. Daarna duurde het jaren voordat
voeding in relatie tot allerlei ziekten
weer de aandacht kreeg. Kromhout was
een van de eersten die de hiermee
verband houdende studie humane
voeding aan de Landbouwhogeschool in
Wageningen volgde. Over het belang
van dat nieuwe type voedingsonderzoek
'zegt hij: "Ach, er wordt zoveel beweerd,
er wordt mensen zoveel op de mouw
gespeld. Knoflookpillen zouden goed
zijn voor de gezondheid, hetgeen nooit is
onderzocht. In hetzelfde rijtje passen
zeezout, ginseng, uien en ga zo maar
door. Je kunt er niets over zeggen, zo
eenvoudig ligt het".
"Maar ook meer wetenschappelijk
gezien volgt de ene bewering de andere
op. Bijvoorbeeld dat caroteen een
beschermende stof is inzake
longkanker. Nou, in de VS en in Finland
worden op dit moment maar liefst drie
groepen van elk 20.000 personen op dit
gegeven gecheckt. De helft
caroteenpillen, de andere helft
neppillen. Kijk, dat type onderzoek heb
je nodig, maar dat zou je in Nederland
niet eens gefinancierd kunnen krijgen.
Dus is het nog een lange weg voordat we
alles weten. Als het hartinfarct helemaal
ontmaskerd zal zijn, komt er
ongetwijfeld weer een andere ziekte
voor in de plaats. En dan begint het spel
weer van voren af aan".
Niet noodzakelijk voedsel. Gemiddeld halen we de helft van onze voeding uit deze
groep, met wélvaartsziekten als gevolg.