'Vrouwen vinden mijn
stukjes leuk, zou dat
een compliment zijn?'
Jan Mulder en de aandacht v(
or het detail
ZATERDAG 25 MEI 1985
PAGINA 25
wat krijg ik de volgende dag voorgezet?
Biefstuk en tomaten. Begrijp je? Komt
er een mededeling dat we zuinig
moesten zijn met vaseline en leukoplast.
Dat is toch absurd, daar mag ik toch iets
van zeggen? Ik had een grote mond, was
snobistisch, geen begrip bij de andere
spelers. Ik ben weggegaan, ik kan niet
tegen zulke dingen".
„Ajax professioneel? Ga weg. Ja, Ronald
Koeman roept dan wel dat hij het het
eerste jaar zo moeilijk heeft gehad bij
Ajax omdat hij moest wennen aan de
harde prestatiesfeer. Onzin, voetballers
staan zijn het eerste jaar verbluft dat het
allemaal zo tegenvalt. Maar ja, Koeman
kan moeilijk roepen: wat is het hier
allemaal krakkemikkig.
Cruijff
„Ajax heeft glamour, daar heeft Cruijff
voor gezorgd. Maar Amsterdam is
vergeleken met Brussel een dorp, en
Ajax vergeleken met Anderlecht een
dorpsclub. Ik had ook van Anderlecht
naar Feyenoord kunnen gaan, ik koos
voor Ajax vanwege het voetbal. Cruijff
als mens mag ik wel, als voetballer
ontroert hij mij, nog steeds. Ik mag van
mezelf zeggen dat ik een goede
voetballer was, maar van mijn klasse
liepen er bosjes rond. Cruijff stond daar
ver boven, eenmalig".
„Cruijff kan niet over voetbal praten,
Jan Mulder, dat is een
teruggetrokken bal ergens links van
het Oostduitse doel tijdens die
befaamde interland, dat is die
voetballer in net pak met boek van
Gerard Reve in een Van
Oekel-programma, dat is die
slaapverwekkende vertoning bij
Sonja Barend en dat is die
ontroerende column over de
Europese
schaatskampioenschappen in 1984
in Larvik, waar het zo koud was dat
volgens Mulder kampioen Hilbert
zijn ererondje moest rijden in een
vrijwel leeg stadion, alleen Heinze
Bakker en koning Olaf keken nog
toe.
Een ex-voetballer die leest en schrijft,
een buitenbeentje. „Maar niet als
voetballer, absoluut niet. Ik was de
klassieke voetballer, vanaf mijn zesde
stond ik uren de bal tegen een muurtje
te schoppen en toen ik twaalf was wist ik
zeker dat ik profvoetballer zou worden.
Bij Anderlecht schreef ik niet, nooit, nog
geen brief aan mijn meisje, daarvóór ook
geen letter in een schoolkrantje. Niets,
alleen maar voetballen".
Droevig ritme
Tot op een dag De Tijd vroeg of hij een
stukje wilde schrijven. Over zijn knie,
Mulder speelde toen al voor Ajax en
dreigde afgekeurd te worden. Mulder:
„Dat van die knie wilde ik niet. Ik dacht:
ik ga een stukje van FC Utrecht-Ajax
maken. En plotseling dacht ik aan die
kleedkamer in de Galgewaard, oud en
ook wel met een bepaalde sfeer, er ging
wel eens een steen door de ruiten. Ik zag
de jongens voor mij in die kleedkamer,
daar heb ik toen over geschreven. Dat
deed ik op een prachtig oud bureau, dat
ooit in het Anderlecht-stadion had
gestaan en dat ik van Anderlecht had
gekregen. Dat werd dus het onderwerp
voor mijn tweede stukje".
Al een aantal jaren vult Jan Mulder nu
op achterpagina van De Volkskrant op
maandag de rechterkolom. Hij heeft te
maken gekregen met wat hij zelf noemt
„het droevig ritme van een columnist".
Mulder: „Meestal schrijf ik
zondagsmiddags mijn stukje.
Drieëneenhalf velletje, met dubbele
spatie. Om een uur of half negen rijd ik
naar Amsterdam om het in te leveren.
Aanbellen bij De Volkskrant, want ik
heb als losse medewerker niet zo'n
kaartje waarmee de deuren automatisch
opengaan. Wachten voor dat winderige
gebouw op de portier, die niet in de
buurt is, omdat hij net op zoek is naar
inbrekers".
„Nog nooit een reactie van voetballers
gehad op wat ik schrijf. Alleen van
Gerrit Mühren krijg ik nog wel eens een
reactie, verder niets. Laatst zei gemand
tegen me: vrouwen vinden jouw stuRjes
leuk. Zou dat een compliment zijn, denk
je? Een tijdje terug had men bij De
Volkskrant wat commentaar op mijn
stukjes, te literair, een paar
onbegrijpelijke alinea's, dat soort
dingen. Uit balorigheid heb ik vijf
weken lang stukken uit Voetbal
International aan elkaar geplakt en
ingeleverd als mijn column. Niemand
heeft het gemerkt, niemand. Droevig,
hè".
Geen inspraak
„Toen ik bij Anderlecht speelde was ik
geabonneerd op De Volkskrant, zal
Pummy Bergholtz wel hebben gedaan.
Ik kon me maanden ergeren aan één
zinnetje dat niet zo goed voor me
uitpakte. Het is nu belachelijk, maar
voetballers vatten kritiek altijd
persoonlijk op. Ik ging niet goed met
journalisten om, dacht .pooit aan de
journalist, die toch ook wel eens wat
leuke uitspraken in de krant wilde
hebben. Van der Gijp doet dat veel beter
nu, Tscheu La Ling ook. Ik had nooit
veel commentaar na afloop, ik ging er
van uit dat de journalist het zelf wel had
gezien, daar hoefde ik niets aan toe te
voegen".
„Als voetballer ging ik ervan uit dat de
trainer de baas'is. Niks geen inspraak in
taktische zaken, ben je gek. Ik ben daar
nu nog op tegen, al dat democratische
gedoe. Maar ik vind wel dat ik het recht
heb om kritiek te hebben op details. In
1974 ben ik uit de WK-selectie gestapt
om details. We moesten een lijst met wel
tachtig vragen beantwoorden over wat
we wel en niet wilden eten. Ik had ooit
eens een spierblessure gehad en toen
adviseerden doktoren in Parijs me geen,
ik noem maar wat, tomaten en biefstuk
meer te eten. Ik vul dat op die lijst in, en
verlaat hij na een operatie met Onze Lieve Vrouwenziekenhuis in Amsterdam.
(foto ANP)
Jan Mulder, 4 mei veertig jaar geworden, werd als
zeventienjarige jongen bij de Oostgroningse amateurclub WW
weggeplukt door het grootsteedse Anderlecht uit Brussel. Een
klassieke jongensdroom werd werkelijkheid. Mulder zou tien
jaar voor Anderlecht, toen al en nu nog een Europese topclub,
uitkomen. In 1972 koos hij voor Ajax en stond daar drie jaar
onder contract. Zijn Amsterdamse periode was lang niet zo
succesvol als zijn Brusselse. Mulder kreeg ernstige problemen
met zijn knie en werd ten slotte in 1975 voor het bedrijven van
voetbal afgekeurd.
Mulder debuteerde in 1967 als international, maar zou slechts vijf
maal de Oranjekleuren verdedigen. De meest opmerkelijke
wedstrijd was ongetwijfeld die tegen Oost-Duitsland, door
Nederland met 3-4 gewonnen en met twee treffers van Mulder. In
1974 trok Jan Mulder zich terug uit de selectie voor de
wereldkampioenschappen. Vrijwel van de ene op de andere dag
werd hij stukjesschrijver of sjieker: columnist. Eerst bij het
weekblad De Tijd, later ook bij De Volkskrant, terwijl hij
maandelijks een column levert voor Playboy. Hij was en is nog
medewerker aan het VARA-programma Voetbal '80, waarvoor hij
o.a. de belevenissen van 'het miskend talent' schreef.
Mulder blijkt in zijn columns een romanticus, schrijft
voornamelijk over sport, heel vaak over voetbal, maar
interesseert zich nauwelijks voor de wedstrijd. Veel meer
aandacht schenkt hij aan het detail: ongewitte lijnen, verkeerd
zittende broekjes, het kettinkje van Jan Wouters, de
onuitgesproken code van kennen en herkend worden. In een
Bussums hotel praten we met hem. Helemaal fit is hij niet,
voorhoofdsholte-ontsteking, desalniettemin vat Mulder kuddes
koeien bij de horens, gekscheert en relativeert. Vooral dat laatste
en als het hemzelf betreft. Hij is ongrijpbaar en vindt dat wel
mooi zo.
door Bonne Stienstra
wat hij zegt over voetbal is soms zo
onnozel. De mensen die zijn praatjes
geloven, die stukjes van hem in De
Telegraaf, die mensen ergeren me. Het is
een kortzichtige gedachte te denken dat
goede voetballers goede dingen zeggen.
„Cruijff heeft er verstand van". Cruijff
heeft er niet meer verstand van dan
Peter Boeve. Maar ja, Cruijff denkt zijn
reputatie als voetballer waar te moeten
maken. Dan zegt hij: voetbal is simpel.
En vervolgens steekt hij een verhaal af
van tien minuten waar niemand iets van
begrijpt. Hij spreekt over voetbal als
iemand die er absoluut niets van
begrijpt. Johan spreekt de voetbaltaal
niet, Van Hanegem kan het beter".
„Voetbaltaal. De trainer moet het zeker
beheersen. Voor de wedstrijd een
taktische bespreking, liefst minimaal
twintig minuten, in een saai hok, met
schoolbord en krijtjes. Niemand let op
natuurlijk, je doezelt wat weg, zo hoort
het te zijn. Een beetje loom hangen, de
trainer zorgt voor de
achtergrondgeluiden, de beste
voorbereiding op een wedstrijd. In de
pauze weer voetbaltaal van de trainer.
Dus tieren, schreeuwen, heel kwaad
zijn. Roepen van: „Dicky, jij geeft straks
je tegenstander geen meter, geen
me-ter". Dat, begrijp je wel. Knobel kon
dat niet. Speelden we de eerste helft
slecht, dan zei hij tien minuten niets in
de pauze, helemaal niets, bevangen door
de zenuwen natuurlijk. Als de
scheidsrechter weer floot barstte
Knobel los, te laat. Raymond Goethals
kon het. Ijsberen, uitvallen, geirriteerd.
Moet natuurlijk nergens op slaan.
Voetbaltaal dus. Dat sprak Goethals
wel".
„Happel kan het ook wel, denk ik, ik heb
hem zelf nooit meegemaakt. Ik denk dat
Happel weinig woorden zou gebruiken,
vooral kijken, minachting, en lopen
natuurlijk, Happel heeft het wel.
Beenhakker niet, het is allemaal
aangeleerde onzin wat die man zegt. Een
beetje Michels, een beetje dit, een beetje
dat. Beenhakker probeért iets uit te
stralen en straalt daarom niets uit".
Goed oordeel
„Er bestaat een wezenlijk verschil
tussen trainer en voetballer zijn. De
sterspeler denkt van de trainer: laat
maar lullen, ik weet toch hoe het moet.
Dacht Johan Cruijff ook altijd. En
terecht, die wist het ook. Maar hij denkt
dat alle voetballers dat weten, en dat is
niet waar. Voetballers willen geleid
worden. Maar ik blijf een groot
bewonderaar van Johan, een groot
kunstenaar, een heel groot voetballer".
"Hilbert (Van der Duim) vind ik
een heel groot sportman.
Hij houdt rekening met de
tegenstander, hij kan een goed oordeel
over de toestand van de dag geven, niks
aanstellerij, leeft in harmonie met zijn
publiek. Als hij tweede wordt, stelt hij
zich precies goed op, hij kan blij zijn als
iemand anders wint. Een groot verliezer
ook. Heel anders dan Bettine
Vriesekoop. Dat mens irriteert me zo
vreselijk, de minachting voor de
tegenstander straalt er zo van af. Dat
kijken, dat slappe handje geven, dat
gesar. En dan zo'n gek als die Bakker
daar nog bij. Die roept in Engeland: stop
er maar mee, kom maar. En Vriesekoop
k Jan Mulder: nog nooit een reactie van voetballers gehad.
hem als een zuigeling aankijken en het
nog doen ook. Dat is sportverdwazing".
„Ik haal in mijn stukjes niet vaak
iemand onderuit. Ik verpak het
tenminste nog een beetje. Over
scheidsrechters schrijf ik nauwelijks
meer. Eén keer en dan heb je ze allemaal
wel gehad. Die Van Swieten ook, die
moet uitkijken. Als de voetballers je als
scheidsrechter de beste vinden, dan zou
ik maar oppassen. Dat gedoe toen met
Sanchez Torres van Twente. Zègt Van
Swieten: we hebben beiden dezelfde
culturele achtergrond... Van Swieten
heeft maar met één cultuur rekening te
houden en dat is met de cultuur van de
spelregels. Scheidsrechters die de taal
van de voetballers spreken, dat zijn dus
heel vervelende r
„Als ik scoorde, betrok ik het publiek en
mijn medespelers toch wel even in de
vreugde. Wat die Torres doet en René
van de Kerkhof ook, na een doelpunt je
eigen spelers die je willen feliciteren
ontwijken, dat kan toch niet. Het is toch
allemaal wat minder geworden met het
voetbal. Laatst nog bij FC Utrecht-Ajax
geweest, je zag de lijnen nauwelijks.
Geen zorg aan besteed, in België gaan ze
er met de kwast over. Aan de andere
kant, ik geniet toch wel zeer van
Vahenburg, het is wel allemaal heel
klein geworden wat hij doet, maar vergis
je niet, al een paar jaar wil elke jongen
later Vanenburg worden. Zetten ze hem
bij Ajax op de rechtsbuitenplaats, dat
kan niet. Hij is niet snel".
Sonja
„De stem des volks, dat vind ik griezelig,
daar ga ik maar het liefst tegenin. Zoals
toen bij Sonja. Ik had er niet naartoe
moeten gaan, maar ze drongen zo aan,
dus toch maar. Het ging over
voetbalvandalisme, die Van der Bergh
van de PvdA spreekt schande, applaus
uit de zaal, nogmaals schande, weer
applaus. Die man wilde gewoon weer
herkozen worden, daar wil ik dan niet
aan meewerken. Ik heb nog wat dingen
ertegenin gebracht, recht gepraat wat
krom was en dat viel op, terwijl in.dat
programma niet anders gedaan wordt.
Ik heb me toen maar verder stil
gehouden, een beetje onderuitgezakt.
Een hoop antipathie heeft dat
opgeleverd, ik was er wel blij mee".
„Als voetballer dacht ik alleen maar aan
voetballen. Pas geleden ontdekte ik dat
er een bepaalde hiërarchie bestaat. De
minder bekende voetballer dient als
eerste een blik van herkenning te sturen
naar een bekende voetballer en niet
andersom. Net ontdekt, maar als ik mijn
voetbaltijd in herinnering breng, dan
herken ik zoiets, nu pas. Ik realiseer me
nu zaken waarvoor ik jaren geen oog heb
gehad. Sommigen vinden mijn stukjes
over voetbal de beste, anderen vinden
de andere stukjes leuker. Ik kan niet
mijn hele leven over voetbal schrijven,
hoewel, zoveel is daar ook niet op
tegen".
„Ik zou wel eens een wedstrijd voor de
krant willen verslaan. Een echt
wedstrijdverslag willen maken. Ik zou
het anders doen dan nu gebeurt.
Leenheer zorgt voor 2-1. Punt. Dat kan
niet, ik zou het doelpunt heel uitvoerig
beschrijven. Dat zie je tegenwoordig
niet meer, je weet nooit of het een
prachtige goal was. Ik zou ook heel
meedogenloos zijn. Lyrisch, maar ook
keihard. En geen excuses aanvoeren. Bij
Anderlecht kwam een journalist
erachter dat ik last van aambeien had. i
De volgende dag wist heel België het,
dat moet niet. En ik zou mijn eigen
koppen boven het stuk willen maken. In
Nederland worden allerbelabberdste
koppen gemaakt. De kop dekt maar één
regel. In Frankrijk doen ze het beter.
Daar weten ze pas echt wat koppen
maken is".
„Ik zou tijdens de wedstrijd ook snel
even tien minuten van de tribune af
gaan om foto's te maken. De foto's zijn
niet meer om aan te zien. Nooit meer dan
twee spelers zie je, duel om de bal. Nee,
je moet het doelpunt hebben, de keeper
gestrekt naar de hoek, het net bolt,
publiek op de achtergrond, dat zie ik
graag. Maar nee, het moet tegenwoordig
allemaal zo close, stuur iemand met een
blinddoek het veld op en hij maakt
betere foto's".
„Voetballen is geen vak. Je verdient er
geld mee, het voorziet in je
levensonderhoud, in zoverre is het een
vak. Ik vind het terecht dat voetballers
voor hun 35ste binnen willen zijn.
Voetballen voor 70.000 mensen tegen
Everton, dat is slopend. Geestelijk,
lichamelijk. Moetje mijn enkels eens
iien. Voetbal is slopend, hoewel, het
leven is slopend, anders ging je niet
dood. Maar je kunt niet tegen een
voetballer van 35 jaar zeggen: ga maar
een ander vak leren. Je zegt toch ook
tegen een computerdeskundige van
veertig niet: ga jij maar bollenkweker
worden. Dat is onzin, arrogant vind ik
het als mensen zo praten".
„Ik heb goed verdiend, maar ik kan niet
rentenieren. Ik schrijf stukjes. Leuke
stukjes vinden de mensen van De
Volkskrant, anders kon iedereen het wel
doen. Ik probeer grappige stukjes te
schreven, lezers moeten kunnen
gniffelen. Saai zijn moet niet, ontroeren
lukt niet. Laconiek wel.
Mulder als Ajacied in duel met Morini v
ken met Anderlecht is het een dorpsclub".