Revanche van Pierre Dubois Een 'geschiedenissenboek' (ï^quiem voor een verleden tijd itsÉÉlLeiden teL 120421 Teleurstellende bundels poëzie DE KEER Naweeën van Israël Avonturenverhaal op Kreta zandvliet Doktersverhalen WOENSDAG 6 MAART 1985 PAGINA 21 De schrijver Leon Uris is gebio logeerd door het drama van het Midden-Oosten, waar grenzeloze haat elk vreedzaam samenleven blokkeert. Uris' nieuwe roman 'Hadji' is een natuurlijk gevolg op zijn be kende werk 'Exodus'. Om het an ders te zeggen: zoals hij in Exo dus de weeèn beschreef die aan de geboorte van de staat Israël vooraf gingen, zo schenkt hij in Hadji aandacht aan de i Ook nu is het leed weer in mensen samengebundeld. In de persoon van Hadji Ibrahim en zijn familie. Ibrahim is de in vrees gerespecteerde dorpsleider van Tabah, een nederzetting op de weg naar Jeruzalem. Een ge hucht, waarin de eeuwen hebben stilgestaan. Een slaperige ge meenschap, die echter wakker wordt geschud omdat ze toeval lig huist op het raakvlak van de strijdende partijen. Ibrahim moet zelfs met zijn mensen wijken voor het geweld, wordt dan een speelbal van de wrede omstandigheden, een door eigen volk gebruikt en mis bruikt mens, die ten slotte ten onder gaat in de poel van verpau pering, waaruit geen ontsnappen mogelijk lijkt. Eigenlijk kan deze Arabier maar op één plek enige houvast vinden. Dat is bij zijn 'vriend' Gi deon Asch. Maar die is helaas jood en dus ook een vijand... Die alles verschroeiende, volledig verblindende haat is de hete adem die door nagegenoeg elke Uris' boek waait. Uris heeft zijn hoofdfiguren en hun omstandigheden niet uit de ijle lucht geplukt. Hij is heel grondig te werk gegaan. Jaren lang heeft hij het toneel van zijn verhaal, de decors en de hoofd rolvertolkers nauwkeurig ter plaatse bestudeerd. Het is triest dat zijn oordeel zo negatief moet uitvallen ten aanzien van de Ara bieren, die zich alleen willen ver lustigen in het verleden. Die ten aanzien van vrouwen een huwe lijk vasthouden aan in onze ogen barbaarse tradities. 'Wij Arabieren zijn een volk van met oneindig veel geduld. Voeg daar een natuurlijk gebrek aan ambitie toe...' (pag. 318). Geen initiatief, geen vermogen verder te kijken dan gisteren, geen zin om zich te bekommeren over de maaltijd na de eerstvol gende. Leon Uris heeft duidelijk meer compassie dan waardering voor de Arabieren, die niet alleen moeten strijden tegen de veelal inventieve, altijd actieve en vaak intelligente joden maar nog meer en nog harder moeten vechten tegen het wantrouwen, dat de verhoudingen in eigen gelederen beheerst. Met geraffineerde pen en een bijna feilloos instinct voor effect zet Uris de contrasten fel aan. Als Ibrahims tiepjarige zoontje voor de eerste maal de weg oversteekt en in de kibboets van de joden terecht komt kijkt hij zich de ogen uit. Hij heeft nooit eerder een groen grasperk gezien, geen gekweekte bloemen, geen scho ne straten, geen speelgoed, geen zwembad, geen museum, geen medische kliniek, geen machine werkplaats, geen schuur met tractoren, geen schilderij, geen visvijver en wat 'niet al meer. Hij was zelfs nooit in een verwarmd vertrek (pag 119). Uris maakt zo zijn lezers duide lijk dat de Arabieren, vertrokken van zulke uitgangsstellingen, nog zo verweven met het verle den, met zo'n ballast van gebrek aan elementaire kennis in die da gen geen schijn van kans hadden in het roerige Midden-Oosten. Zij moesten de verschoppelin gen van de historie worden. David Ben Goerion, de moefti van Jeruzalem, Abdullah, Yigal Allon en nog meer politieke kop stukken geven door hun optre den Uris' verhaal een authentici teit, die het natuurlijk niet ver dient. Want de overige figuren zijn verzonnen. Zij fungeren slechts als kapstokken, waaraan Leon Uris zijn indrukken na in tensieve studie heeft willen op hangen. Indrukken, die hij op in drukwekkende wijze gestalte heeft gegeven. KOOS POST "Tot mijn spijt ben ik aanwezig geweest bij de première van Sla geter, de eerste nazi-film. Ik zat nota bene op het frontbalkon met het volle gezicht op Hitier, Goebbels en Goering, die daar beneden binnengemarcheerd kwamen en op de voorste rij gin gen zitten. Is het niet te betreu ren dat ik geen revolver bij me had?" Deze bittere woorden zijn af komstig van Simon Koster, een van de twaalf 'mensen van 1900' die in de door Koos van Zomeren samengestelde interviewbundel 'Een gegeven moment' hun le vensverhaal mogen vertellen. Koster, die in de jaren dertig als film- en toneelrecensent was verbonden aan het NRC-Han- delsblad, moest de wijk nemen uit Berlijn nadat hij in niet mis te verstane bewoordingen had uit eengezet welke 'gangsters' er verantwoordelijk waren voor de Rijksdagbrand. Hij kwam er goed vanaf. Nu, zo'n vijftig jaar later, kan hij terugkijken op een werkzaam en vruchtbaar leven. Een afwis selend leven ook. Hij wist zich niet alleen op te werken tot een alom gerespecteerd courantier, maar schreef ook nog een viertal romans, enkele filmscenario's en een paar onvervalste schlagers, zoals bijvoorbeeld 'Geen geld en toch geen zorgen.' Zo zorgeloos als in de wereld van zijn liedje, kijkt hij op de foto die bij het interview is afgedrukt niet. "Is that all there is?", lijkt zjjn blik te willen zeggen. Maar wat wil je ook, als je al zo'n een endertigduizend dagen op aarde vertoeft? Tegen de tijd dat ik zover ben, is misschien alleen de zwaartekracht nog in staat mij hier te houden. Het relaas van de beeldhouwer Jacq. Maris is heel wat minder melancholiek van toon. Hoewel hij niet graag praat over de illega liteit - "Er waren na de oorlog meer illegale werkers dan in de oorlog" - weet Van Zomeren hem een anekdote te ontlokken, die op navrante wijze nog eens de absurditeit van het oorlogsbe drijf aantoont. Maris: "In het bos hierachter zat nog een stel Duitsers. Een Ameri kaanse kolonel vroeg of wij ze er uit wilden halen. We schoten er twee dood, de anderen gaven zich over. Toen lagen die twee lij ken op elkaar, helemaal kapot en bebloed, en een Amerikaanse pa rachutist ging er bovenop zitten om zijn boterham op te eten." Een van de droevigste stukken in deze bundel is het interview met de op 25 augustus van het jaar 1900 in Rotterdam geboren Freek Zoomer. Aan zijn verbitte ring, aan zijn wantrouwen tegen de maatschappij, kan een punker anno 1985 nog een voorbeeld ne men. Ik weet niet waarom, maar de vouwen in zijn markante kop doen mij denken aan die in een oude bokshandschoen. Over de jaren dertig: "Mijn moeder was zwaar ziek, tb, maar ze moest toch mee in het levensonder houd voorzien. Dat deed ze door te strijken. Dat strijkgoed moes ten de kinderen wegbrengen, op uitgestrekte armen want het mocht niet kreuken. Zo liep je van de Staatsliedenbuurt naar de Ferdinand Bol, een afstand schat ik van zeker zes kilometer. Met uitgestrekte armen. Dat zou men nu een schending van de men senrechten noemen." Je hoort het hem zeggen, de neusvleugels minachtend opge trokken. Soms wijkt die minach ting voor het leven, een leven dat ook hem toch eens geluk moet hebben beloofd. Bijvoorbeeld als hij vertelt over zijn jong gestor ven zoon Fred, die hij had willen laten studeren, die tegen zijn moeder zei: "...als ik van school ben mam, wat zullen we dan rijk worden." Wat moet ik hier nog aan toe voegen? Dat het formaat van Van Zomerens boek wat onhan dig is? Het is in het licht van het voorafgaande zo onbelangrijk. 'Een gegeven moment' heeft mij diep ontroerd. Het is een 'ge schiedenissenboek' (let op het meervoud!) dat verplichte kost zou moeten zijn voor elke scho lier. Krijgen die jaartallen einde lijk eens diepte. CEES VAN HOORE Koos van Zomeren, Een gegeven mo ment, interviews met mensen van 1900. De Arbeiderspers, 1985. ƒ39,50. Op een dag wordt Lucas Donker, een man van middelbare leeftijd, door een licht hartinfarct getrof fen. Het was "alsof een grote, zware hand zijn bovenarm greep, zijn schouder en heel de streek rondom zijn hart samendrukte en vermorzelde". Na een tijdje trekt dat gevoel weg, maar zijn vrouw dringt er bij hem op aan een dokter te raadplegen. Een half uur na het consult ligt Lucas op de intensive care. Een hartca- theterisatie wijst uit dat een ope ratie onvermijdelijk is. De wachtlijst is lang; men geeft hem nog drie maanden de tijd om zich op die ingreep voor te bereiden. Ziehier het begin van P.H. Du bois' nieuwste roman 'Requiem voor een verleden tijd'. Het ge beuren op zichzelf is niet be paald opzienbarend. Velen im mers worden op identieke wijze met het gegeven van hun sterfe lijkheid geconfronteerd. Maar - Lucas Donker is ook nog eens een keer schrijver, en dat veran dert de zaak. Om erachter te komen 'wie hij eigenlijk is' onderneemt Lucas, die begenadigd lijkt met het ana lytisch vernuft van een Sherlock Holmes, een speurtocht naar zijn verleden. Zoals het een schrijver anno 1985 betaamt, verschuilt hij zich bij die activiteit achter de door hemzelf verzonnen André, die hij, onbewust, alsof hij het heeft voelen aankomen, in enke le cahiers al een begin met deze onmogelijke odyssee heeft laten maken. 'Onmogelijk', inderdaad, want na verloop van tijd worden dingen en zaken uit het verleden 'zo licht dat ze in je hoofd gaan zweven als luchtbellen die steeds vaker openspringen en tenslotte zijn ze helemaal weg'. Veel aanknopingspunten heeft de schrijver niet. Hij is er echter van overtuigd dat het verleden niet zomaar verdwijnt. In zijn vi sie wordt het omgezet in sensa ties en ontroeringen die werk zaam blijven, die alleen een an dere werkelijkheid, een andere verschijningsvorm hebben ge kregen. Kortom: het bestaan als een voortdurend veranderend heden. Van die stelling krijgt hij de bevestiging als hij ergens in een kasteel een man ontmoet, wiens optreden hem op de een of ande re wijze aan zijn vader doet den ken. Het gedinstingeerde voor komen van de vreemde heer lijkt een zekere zwierigheid te willen verheimelijken. Nu pas, nadat zijn vader allang dood is, wordt André zich ervan bewust dat ook deze dit trekje bezat. Maar waar om die verheimelijking? Had hij PIERRE H. DUBOIS zijn te verber- Als André na zijn bijdrage aan een radio-uitzending in een hoofdstedelijk etablissement een borrel gaat drinken, ontmoet hij een oude vriend van zijn vader. Hij stelt hem voor om gezamen lijk ergens iets te gaan eten. Tij dens het tafelgesprek doet de grijsaard een uitlating, waaruit André kan afleiden dat zijn vader verwikkeld moet zijn geweest in een uitzichtloze affaire met een vrouw. Uitzichtloos, omdat zijn vader wel degelijk veel van zijn moeder heeft gehouden. Die wetenschap werkt op And- ré's herinnering als een katalysa tor. Maar, al komen hem steeds meer zaken scherper voor de geest, de waarheid blijft onder het stof van de tijd geborgen. André mag dan als personage in de cahiers het 'eeuwige' leven hebben, dat geldt niet voor Lu cas, zijn schepper. Die moet als de drie maanden zijn verstreken een hartoperatie ondergaan die hem door ernstige complicaties fataal lijkt te worden. Maar men weet hem te redden. Als hij uit de coma ontwaakt, denkt hij een definitie van de hel te kunnen ge ven: het niets, de totale verlaten heid. Die verschrikking maakt hem duidelijk dat hij het verle den nu voorgoed moet laten rus ten. "Hij wilde, zolang hij nog zou kunnen, leven met Anne, met zijn kinderen, zijn vrienden. Niet om er zich wanhopig aan vast te klampen als een tegenwicht voor het niets dat hij had zien scheme ren, maar omdat hij de tijd die hem resten zou niet wilde verlie zen. Hij wilde het leven, de men sen, de natuur zién - en ze zich niet meer alleen voorstellen". Het zal u duidelijk zijn:.'Re quiem voor een verleden tijd' is geen gemakkelijk boek. Vooral Dubois' gegoochel met de eerste en derde persoon wil nogal eens wat problemen opleveren. Maar door zijn schitterende stijl, door zijn bijna dichterlijke nauwkeu righeid bij uiteenrafelen van het weefsel der herinnering, neem je dat als lezer op de koop toe, evenals de lesjes maatschappij leer die hij zo en passant door de tekst heen heeft gestrooid (en die hij trouwens zelf ergens afdoet met de term 'dillettantisch gefi losofeer'). Wie de gemoedstoestand van iemand die op het randje van de dood heeft gelegen weet te van gen in woorden 'weemoedige ontvankelijkheid', denkt na over wat hij schrijft. Ik ben nooit zo dol geweest op Dubois' proza, maar met dit boek heeft hij zich voorgoed gerevan cheerd. Zo krijgt de titel van zijn roman 'Requiem voor een verle den rijd', ook nog een wat profa nere strekking. Ik ben zeer be nieuwd naar het volgende boek van deze heer van stand. CEES VAN HOORE P.H. Dubois, Requiem voor e< verleden tijd, Uitgeverij Nijgh i Van Ditmar, 1985. Er zijn boeken die vanaf het be gin af aan de lezer stevig in de greep houden. Geen grootse lite ratuur, maar evengoed onder houdende verhalen die je ook als recensent in één adem uitleest. Na een aantal knap langdradige, zeurderige jeugdboeken te heb ben doorgeworsteld, trof ik twee verfrissende verhalen aan. 'Voor een halve zak drop' en 'Niko en de bandieten van Kre ta': zoals zo vaak bij kinderboe ken klinken de titels kneuterig en kinderachtig. Maar stap daar overheen, want de verhalen zijn het waard. 'Niko' speelt op het Kreta van vijftig jaar geleden. Na de bevrij ding van de gehate Turken rust al enige tijd orde op het eiland, maar in de bergen rommelt het nog steeds. Daar zwerven allerlei ADVERTENTIE V- BOEKHANDEL BV SÊ' V'.i Haarlemmerstraat 117 algemene- en assortimentsboekhandel full-time bestelafdeling levertijd vanaf 2 dagen oud-vrijheidsstrijders die geen trek meer hebben in het saaie, gezapige burgermansleven en zich in leven houden door af en toe een onfortuinlijk dorp te plunderen. Bij zo'n rovermansbende komt de weesjongen Niko terecht als hij bij zijn oom Stylianos weg loopt. Zijn oom is gierig en zel den aardig. En als Niko de kudde geiten waarop hij moet letten kwijt raakt, besluit hij er van door te gaan. De rovers hebben weinig trek in zo'n snotneus, maar de bende leider neemt Niko in bescher ming en stelt hem aan als per soonlijk hulpje. Ter afwisseling van geitediefstallen doet Niko de suggestie een ontvoering op touw te zetten. De keus valt op Katerina, de dochter van oom Stylianos. De ontvoering loopt echter uit op een chaos, ook het verwachte losgeld blijft uit. 'Jullie kunnen haar houden', schrijft oom Sty lianos de bandieten, 'dat scheelt weer met eten'. Vervolgens ontspint rich in wervelende vaart een uiterst ver makelijk avonturenverhaal. Er gebeurt te veel om het allemaal op een rijtje te zetten (dan is ook de verrassing eraf). Maar neem van mij aan dat 'Niko en de ban dieten van Kreta' geen moment verveelt. Een verhaal vol span ning, humor, en onvoorziene wendingen. Schrijver Jonathan Rumbold beschikt over een vaardige pen. Het landschap, de mensen, de hitte, de drukte van de stadjes en de landerigheid van de dorpjes worden in bijna tastbare beelden beschreven. Een prima verhaal,» voor iedereen vanaf 11 jaar, met wellicht een te mooie happy-end. Maar een kniesoor die daarover valt. Niko en de bandieten van Kreta, J.Rumbold, vert. H.Werner, uiig. Leopold, f20,90 Een halve zak drop Iets heel anders is 'Voor een halve zak drop' van de Neder landse schrijver Jan de Zanger. Hoofdpersoon is Frank, een ha vo-scholier, die zich in dit milieu absoluut niet thuis voelt. Hij knutselt graag en had liever op de technische school gezeten. Bovendien is hij blijven ritten en vindt zijn klasgenoten maar kin derachtig volk. Ook buiten school is hij eenzaam. Zijn enige twee vrienden ritten op de lts en ook hen is hij zo langzamerhand ontgroeid. Eigenlijk klungelt hij maar weinig geinspireerd rond. Frank raakt pas uit zijn isole ment als hij bevriend raakt met zijn klasgenote Heieen Verha gen. Een meisje dat heel anders is dan de 'meiden' waarover zijn vrienden altijd praten en mee rondhangen. Geen meisje dat zich door jan en alleman laat pakken. Door zijn omgang met Heieen vervreemden Frank en zijn vrienden van elkaar. Hun pube rale, stoere praat staat hem te gen. Waarom hij na een avondje stappen op straat plotseling de boel gaat vernielen begrijpt hij zelf niet goed. Eigenlijk om niets en alles tegelijk: woede, verve ling, onvrede. 'Voor een halve zak drop' is een knap uitgewerkt verhaal over gewone jongens en meisjes in een provinciestad. De Zanger kan bijvoorbeeld met een paar woorden uitstekend een bepaal de sfeer oproepen: de botsingen tussen Frank en zijn ouders, de verveling onder de jongens, de stoerdoenerij, de onrust in Frank als hij verliefd wordt, de honger naar lichamelijk contact enz. Een scala aan menselijke gevoelens en stemmingen wordt heel sug gestief weergegeven. Voor jonge ren een uitstekend boek: boeiend, vlot geschreven, zonder omhaal van woorden, recht voor z'n raap. MARGOT KLOMPMAKER 'Oefening voor de zondagmor gen' is de tweede dichtbundel van Jean Paul Franssens die de prachtige novelle 'De Wissel wachter' heeft geschreven. Het eerste dichtwerk dat Franssens publiceerde was de Lilis-cyclus, erotische verzen. Over deze tweede bundel flapt Hans Verha gen eruit: "De brede opbouw van rijn verzen is de enige vorm waarin zijn onstuimig wereld beeld tot uitdrukking kan ko men. Zelfs wijdlopigheid, valkuil voor alle dichters, wendt hij ver rassend in zijn voordeel aan". Na 'Oefening voor de zondag morgen' een paar keer gelezen te hebben, ga ik deze opmerkingen van Hans Verhagen steeds ver bazingwekkender vinden: hoe kan iemand die zelf toch geen onverdienstelijk dichter is, dit soort blabla verkondigen? Niet dat Hans Verhagen geen gelijk heeft als hij zegt dat wijdlopig heid de valkuil voor alle (nou ja!) dichters is, maar ik vind dat Franssens die wijdlopigheid he lemaal niet in zijn voordeel aan wendt, integendeel: die brede opbouw, waarover Verhagen rept, ging mij op den duur be hoorlijk irriteren. Ik zou dan ook liever over langdradigheid willen spreken. Om maar eens een voorbeeld te geven: En mijn door teerheid haast vergane/ Door vererving van vader op zoonDoor mijn grootmoeder beschermde/ En la ter door mijn moeder/ Vlak voor zij stierf/ Aan haar oudste doch ter/ Mijn halfzuster/ Doorgege ven/ En met zorg toevertrouwde/ Door haar in een glazen kastje/ Met veel zorg bewaarde/ Ietwat vergeelde pochet...en zo verder. Is dit poézie? Die woordenstroom - waarom perst Franssens zijn poëzie niet in een strak corset, of nog beter: waarom gumt hij niet meer woorden uit? Niet één gedicht uit deze bundel zal ik bij een god verlaten bushalte citeren om de tijd te doden. Dit mag een onzin nig criterium lijken, maar ver geet u niet dat goede poëzie er om schreeuwt gedeclameerd te worden. En toch kan de poëzie van Franssens nog een verademing zijn, want 'Tussen letter en geest' van Rabin Gangadin is nog vre selijker om te lezen. Gangadin debuteerde jaren geleden met de bundel 'Een zeldzame kamer'. Cees Nooteboom, zo wist men te melden, had de dichter ontdekt. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat Nooteboom niet oprecht verrukt was over die ge dichten. Maar eerlijk gezegd ver baast het me wel. Iemand die de wereldliteratuur kent, raakt toch niet enthousiast over gedichten die bolstaan van de grote woor den? Begrijpt u me overigens vooral goed: ik had op deze plaats veel liever geschreven dat Gangadin gedichten schrijft die ik na eerste lezing gelijk uit m'n hoofd wilde leren, maar helaas is dat niet zo. Alle woorden lossen op in de at mosfeer van deze ruimte. Het ge heel treedt buiten de ruimte. De avondklok blijft de angst regi streren. Ik word van binnen ge teisterd door een innerlijke twij fel. Een eeuwigdurend ogenblik van éénheid. De stilte heeft een magische huiver. Ik kijk naar de magische plaats. En zo kan ik doorgaan met het citeren van fragmenten waarvan m'n tenen tijdens het lezen kromtrokken. O ja, Gangadin zal het allemaal wel oprecht menen. Maar dat hoeft natuurlijk geen garantie voor goede poëzie te zijn. Ook pubers met liefdesver driet zijn meestal oprecht als ze een bombastisch gedicht over de verloren geliefde schrijven. WIM BRANDS Oefening voor de zondagmorgen- ,Jean Paul Franssens, uitg. Arbeider spers, 26,50. Tussen letter en geest, Rabin Gan gadin, uitg. Arbeiderspers 26,50. Jean Paul Franssens (pr foto) ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons direkt lever baar, óf via onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. Het raakt in de mode: dokters die aan het vertellen slaan over de verschrikkelijkheden in de medische wereld. Het vaktijd schrift van de heren artsen, 'Me disch Contact' geheten, is er zelfs mee begonnen. Enkele jaren ge leden baarde daarin een co-assis tent opzien door recht voor zijn raap te schrijven over wat hij zoal tijdens zijn stage meemaak te. Op een cynische manier legde hij zijn vinger op de zere plek ken. Ik smulde ervan. Enkele kranten zijn toen ge volgd. Op dit moment leveren Casper Bleys in de Volkskrant en Xantippe in Vrij Nederland elke week zo'n medische, afleve ring. Een kritische instelling is overigens wel een voorwaarde voor het slagen van zo'n rubriek. Beide heren bezitten die. Uitgeverij Meulenhoff moet hebben gedacht dat dit 'het gat' in de markt was. 'Een geschenk van de Koning' is een boek van Geert Bremer, thans hoogleraar in de huisartsengeneeskunde in Groningen. Zijn verhalen date ren nog uit de tijd dat hij huisarts was in een dorpsgemeenschap. De achterflap meldt dat het hier gaat om een hartveroverende •bundel met verhalen uit de medi sche praktijk. Dat valt wat tegen. Bremer heeft weliswaar een aar dige pen, maar zijn handen staan toch nog teveel naar de stetho scoop. Hij heeft er literatuur van willen maken, en tegelijkertijd een medisch verslag. Die twee zaken hoeven elkaar niet uit te sluiten, maar bij Bremer krijgt dat. In deze bundel met het prach tige en zeer toepasselijke schil derij 'Het ziekbed' van Bart van der Leek op de voorkant, tref je teveel de gebruikelijke dokters- verhalen aan: het kind dat in de keuken wordt geboren; de man die plotseling sterft en de opera tie die geen uitkomst bracht. Ook zijn zijn eigen commentaren af en toe wat aan de moralisti sche kant. "Hoe moet een dokter rijn? Zoals mijn dokters in het ziekenhuis? Ik herinner mij niet dat één dokter langer dan drie minuten met mij gepraat heeft. Behalve de eerste keer bij het be kijken van de foto's. Waarom niet langer? Misschien zijn dok ters wel bang van zieke mensen? Misschien willen dokters daar om de mensen graag beter ma ken: ze zijn bang. Ze vechten te gen hun eigen angst". Nee, Bremer is op zijn best als hij studenten doceert over een 'interessant ziektebeeld'. Dit ver haal, dat hij notabene in Leiden hield, toen hij nog lector was aan de Leidse universiteit, is werkelijk prachtig. Fraai waren ook de reacties erna: "Een colle ga fluisterde mij in dat ik te ver was gegaan, een ander sprak van een gênante vertoning. In een verslag over de cursus werd mijn college niet genoemd". SASKIA STOELINGA Een geschenk van de koning - Verhalen van een huisarts; uitgeve rij Meulenhoff; prijs ƒ24.50. Beeldhouwer Jacq. Maris: minder melancholiek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21