Revanche van Pierre Dubois
Een 'geschiedenissenboek'
(ï^quiem
voor een verleden
tijd
itsÉÉlLeiden teL 120421
Teleurstellende
bundels poëzie
DE
KEER
Naweeën van Israël
Avonturenverhaal op Kreta
zandvliet
Doktersverhalen
WOENSDAG 6 MAART 1985
PAGINA 21
De schrijver Leon Uris is gebio
logeerd door het drama van het
Midden-Oosten, waar grenzeloze
haat elk vreedzaam samenleven
blokkeert.
Uris' nieuwe roman 'Hadji' is
een natuurlijk gevolg op zijn be
kende werk 'Exodus'. Om het an
ders te zeggen: zoals hij in Exo
dus de weeèn beschreef die aan
de geboorte van de staat Israël
vooraf gingen, zo schenkt hij in
Hadji aandacht aan de i
Ook nu is het leed weer in
mensen samengebundeld. In de
persoon van Hadji Ibrahim en
zijn familie. Ibrahim is de in
vrees gerespecteerde dorpsleider
van Tabah, een nederzetting op
de weg naar Jeruzalem. Een ge
hucht, waarin de eeuwen hebben
stilgestaan. Een slaperige ge
meenschap, die echter wakker
wordt geschud omdat ze toeval
lig huist op het raakvlak van de
strijdende partijen.
Ibrahim moet zelfs met zijn
mensen wijken voor het geweld,
wordt dan een speelbal van de
wrede omstandigheden, een
door eigen volk gebruikt en mis
bruikt mens, die ten slotte ten
onder gaat in de poel van verpau
pering, waaruit geen ontsnappen
mogelijk lijkt.
Eigenlijk kan deze Arabier
maar op één plek enige houvast
vinden. Dat is bij zijn 'vriend' Gi
deon Asch. Maar die is helaas
jood en dus ook een vijand... Die
alles verschroeiende, volledig
verblindende haat is de hete
adem die door nagegenoeg elke
Uris' boek waait.
Uris heeft zijn hoofdfiguren en
hun omstandigheden niet uit de
ijle lucht geplukt. Hij is heel
grondig te werk gegaan. Jaren
lang heeft hij het toneel van zijn
verhaal, de decors en de hoofd
rolvertolkers nauwkeurig ter
plaatse bestudeerd. Het is triest
dat zijn oordeel zo negatief moet
uitvallen ten aanzien van de Ara
bieren, die zich alleen willen ver
lustigen in het verleden. Die ten
aanzien van vrouwen een huwe
lijk vasthouden aan in onze ogen
barbaarse tradities.
'Wij Arabieren zijn een volk
van met oneindig veel geduld.
Voeg daar een natuurlijk gebrek
aan ambitie toe...' (pag. 318).
Geen initiatief, geen vermogen
verder te kijken dan gisteren,
geen zin om zich te bekommeren
over de maaltijd na de eerstvol
gende. Leon Uris heeft duidelijk
meer compassie dan waardering
voor de Arabieren, die niet alleen
moeten strijden tegen de veelal
inventieve, altijd actieve en vaak
intelligente joden maar nog meer
en nog harder moeten vechten
tegen het wantrouwen, dat de
verhoudingen in eigen gelederen
beheerst.
Met geraffineerde pen en een
bijna feilloos instinct voor effect
zet Uris de contrasten fel aan. Als
Ibrahims tiepjarige zoontje voor
de eerste maal de weg oversteekt
en in de kibboets van de joden
terecht komt kijkt hij zich de
ogen uit. Hij heeft nooit eerder
een groen grasperk gezien, geen
gekweekte bloemen, geen scho
ne straten, geen speelgoed, geen
zwembad, geen museum, geen
medische kliniek, geen machine
werkplaats, geen schuur met
tractoren, geen schilderij, geen
visvijver en wat 'niet al meer. Hij
was zelfs nooit in een verwarmd
vertrek (pag 119).
Uris maakt zo zijn lezers duide
lijk dat de Arabieren, vertrokken
van zulke uitgangsstellingen,
nog zo verweven met het verle
den, met zo'n ballast van gebrek
aan elementaire kennis in die da
gen geen schijn van kans hadden
in het roerige Midden-Oosten.
Zij moesten de verschoppelin
gen van de historie worden.
David Ben Goerion, de moefti
van Jeruzalem, Abdullah, Yigal
Allon en nog meer politieke kop
stukken geven door hun optre
den Uris' verhaal een authentici
teit, die het natuurlijk niet ver
dient. Want de overige figuren
zijn verzonnen. Zij fungeren
slechts als kapstokken, waaraan
Leon Uris zijn indrukken na in
tensieve studie heeft willen op
hangen. Indrukken, die hij op in
drukwekkende wijze gestalte
heeft gegeven.
KOOS POST
"Tot mijn spijt ben ik aanwezig
geweest bij de première van Sla
geter, de eerste nazi-film. Ik zat
nota bene op het frontbalkon
met het volle gezicht op Hitier,
Goebbels en Goering, die daar
beneden binnengemarcheerd
kwamen en op de voorste rij gin
gen zitten. Is het niet te betreu
ren dat ik geen revolver bij me
had?"
Deze bittere woorden zijn af
komstig van Simon Koster, een
van de twaalf 'mensen van 1900'
die in de door Koos van Zomeren
samengestelde interviewbundel
'Een gegeven moment' hun le
vensverhaal mogen vertellen.
Koster, die in de jaren dertig
als film- en toneelrecensent was
verbonden aan het NRC-Han-
delsblad, moest de wijk nemen
uit Berlijn nadat hij in niet mis te
verstane bewoordingen had uit
eengezet welke 'gangsters' er
verantwoordelijk waren voor de
Rijksdagbrand. Hij kwam er
goed vanaf.
Nu, zo'n vijftig jaar later, kan
hij terugkijken op een werkzaam
en vruchtbaar leven. Een afwis
selend leven ook. Hij wist zich
niet alleen op te werken tot een
alom gerespecteerd courantier,
maar schreef ook nog een viertal
romans, enkele filmscenario's en
een paar onvervalste schlagers,
zoals bijvoorbeeld 'Geen geld en
toch geen zorgen.'
Zo zorgeloos als in de wereld
van zijn liedje, kijkt hij op de foto
die bij het interview is afgedrukt
niet. "Is that all there is?", lijkt
zjjn blik te willen zeggen. Maar
wat wil je ook, als je al zo'n een
endertigduizend dagen op aarde
vertoeft? Tegen de tijd dat ik
zover ben, is misschien alleen de
zwaartekracht nog in staat mij
hier te houden.
Het relaas van de beeldhouwer
Jacq. Maris is heel wat minder
melancholiek van toon. Hoewel
hij niet graag praat over de illega
liteit - "Er waren na de oorlog
meer illegale werkers dan in de
oorlog" - weet Van Zomeren hem
een anekdote te ontlokken, die
op navrante wijze nog eens de
absurditeit van het oorlogsbe
drijf aantoont. Maris:
"In het bos hierachter zat nog
een stel Duitsers. Een Ameri
kaanse kolonel vroeg of wij ze er
uit wilden halen. We schoten er
twee dood, de anderen gaven
zich over. Toen lagen die twee lij
ken op elkaar, helemaal kapot en
bebloed, en een Amerikaanse pa
rachutist ging er bovenop zitten
om zijn boterham op te eten."
Een van de droevigste stukken
in deze bundel is het interview
met de op 25 augustus van het
jaar 1900 in Rotterdam geboren
Freek Zoomer. Aan zijn verbitte
ring, aan zijn wantrouwen tegen
de maatschappij, kan een punker
anno 1985 nog een voorbeeld ne
men. Ik weet niet waarom, maar
de vouwen in zijn markante kop
doen mij denken aan die in een
oude bokshandschoen. Over de
jaren dertig: "Mijn moeder was
zwaar ziek, tb, maar ze moest
toch mee in het levensonder
houd voorzien. Dat deed ze door
te strijken. Dat strijkgoed moes
ten de kinderen wegbrengen, op
uitgestrekte armen want het
mocht niet kreuken. Zo liep je
van de Staatsliedenbuurt naar de
Ferdinand Bol, een afstand schat
ik van zeker zes kilometer. Met
uitgestrekte armen. Dat zou men
nu een schending van de men
senrechten noemen."
Je hoort het hem zeggen, de
neusvleugels minachtend opge
trokken. Soms wijkt die minach
ting voor het leven, een leven dat
ook hem toch eens geluk moet
hebben beloofd. Bijvoorbeeld als
hij vertelt over zijn jong gestor
ven zoon Fred, die hij had willen
laten studeren, die tegen zijn
moeder zei: "...als ik van school
ben mam, wat zullen we dan rijk
worden."
Wat moet ik hier nog aan toe
voegen? Dat het formaat van
Van Zomerens boek wat onhan
dig is? Het is in het licht van het
voorafgaande zo onbelangrijk.
'Een gegeven moment' heeft mij
diep ontroerd. Het is een 'ge
schiedenissenboek' (let op het
meervoud!) dat verplichte kost
zou moeten zijn voor elke scho
lier. Krijgen die jaartallen einde
lijk eens diepte.
CEES VAN HOORE
Koos van Zomeren, Een gegeven mo
ment, interviews met mensen van
1900. De Arbeiderspers, 1985. ƒ39,50.
Op een dag wordt Lucas Donker,
een man van middelbare leeftijd,
door een licht hartinfarct getrof
fen. Het was "alsof een grote,
zware hand zijn bovenarm greep,
zijn schouder en heel de streek
rondom zijn hart samendrukte
en vermorzelde". Na een tijdje
trekt dat gevoel weg, maar zijn
vrouw dringt er bij hem op aan
een dokter te raadplegen. Een
half uur na het consult ligt Lucas
op de intensive care. Een hartca-
theterisatie wijst uit dat een ope
ratie onvermijdelijk is. De
wachtlijst is lang; men geeft hem
nog drie maanden de tijd om zich
op die ingreep voor te bereiden.
Ziehier het begin van P.H. Du
bois' nieuwste roman 'Requiem
voor een verleden tijd'. Het ge
beuren op zichzelf is niet be
paald opzienbarend. Velen im
mers worden op identieke wijze
met het gegeven van hun sterfe
lijkheid geconfronteerd. Maar -
Lucas Donker is ook nog eens
een keer schrijver, en dat veran
dert de zaak.
Om erachter te komen 'wie hij
eigenlijk is' onderneemt Lucas,
die begenadigd lijkt met het ana
lytisch vernuft van een Sherlock
Holmes, een speurtocht naar zijn
verleden. Zoals het een schrijver
anno 1985 betaamt, verschuilt hij
zich bij die activiteit achter de
door hemzelf verzonnen André,
die hij, onbewust, alsof hij het
heeft voelen aankomen, in enke
le cahiers al een begin met deze
onmogelijke odyssee heeft laten
maken. 'Onmogelijk', inderdaad,
want na verloop van tijd worden
dingen en zaken uit het verleden
'zo licht dat ze in je hoofd gaan
zweven als luchtbellen die steeds
vaker openspringen en tenslotte
zijn ze helemaal weg'.
Veel aanknopingspunten heeft
de schrijver niet. Hij is er echter
van overtuigd dat het verleden
niet zomaar verdwijnt. In zijn vi
sie wordt het omgezet in sensa
ties en ontroeringen die werk
zaam blijven, die alleen een an
dere werkelijkheid, een andere
verschijningsvorm hebben ge
kregen. Kortom: het bestaan als
een voortdurend veranderend
heden.
Van die stelling krijgt hij de
bevestiging als hij ergens in een
kasteel een man ontmoet, wiens
optreden hem op de een of ande
re wijze aan zijn vader doet den
ken. Het gedinstingeerde voor
komen van de vreemde heer lijkt
een zekere zwierigheid te willen
verheimelijken. Nu pas, nadat
zijn vader allang dood is, wordt
André zich ervan bewust dat ook
deze dit trekje bezat. Maar waar
om die verheimelijking? Had hij
PIERRE H. DUBOIS
zijn
te verber-
Als André na zijn bijdrage aan
een radio-uitzending in een
hoofdstedelijk etablissement een
borrel gaat drinken, ontmoet hij
een oude vriend van zijn vader.
Hij stelt hem voor om gezamen
lijk ergens iets te gaan eten. Tij
dens het tafelgesprek doet de
grijsaard een uitlating, waaruit
André kan afleiden dat zijn vader
verwikkeld moet zijn geweest in
een uitzichtloze affaire met een
vrouw. Uitzichtloos, omdat zijn
vader wel degelijk veel van zijn
moeder heeft gehouden.
Die wetenschap werkt op And-
ré's herinnering als een katalysa
tor. Maar, al komen hem steeds
meer zaken scherper voor de
geest, de waarheid blijft onder
het stof van de tijd geborgen.
André mag dan als personage
in de cahiers het 'eeuwige' leven
hebben, dat geldt niet voor Lu
cas, zijn schepper. Die moet als
de drie maanden zijn verstreken
een hartoperatie ondergaan die
hem door ernstige complicaties
fataal lijkt te worden. Maar men
weet hem te redden. Als hij uit
de coma ontwaakt, denkt hij een
definitie van de hel te kunnen ge
ven: het niets, de totale verlaten
heid. Die verschrikking maakt
hem duidelijk dat hij het verle
den nu voorgoed moet laten rus
ten.
"Hij wilde, zolang hij nog zou
kunnen, leven met Anne, met
zijn kinderen, zijn vrienden. Niet
om er zich wanhopig aan vast te
klampen als een tegenwicht voor
het niets dat hij had zien scheme
ren, maar omdat hij de tijd die
hem resten zou niet wilde verlie
zen. Hij wilde het leven, de men
sen, de natuur zién - en ze zich
niet meer alleen voorstellen".
Het zal u duidelijk zijn:.'Re
quiem voor een verleden tijd' is
geen gemakkelijk boek. Vooral
Dubois' gegoochel met de eerste
en derde persoon wil nogal eens
wat problemen opleveren. Maar
door zijn schitterende stijl, door
zijn bijna dichterlijke nauwkeu
righeid bij uiteenrafelen van het
weefsel der herinnering, neem je
dat als lezer op de koop toe,
evenals de lesjes maatschappij
leer die hij zo en passant door de
tekst heen heeft gestrooid (en die
hij trouwens zelf ergens afdoet
met de term 'dillettantisch gefi
losofeer').
Wie de gemoedstoestand van
iemand die op het randje van de
dood heeft gelegen weet te van
gen in woorden 'weemoedige
ontvankelijkheid', denkt na over
wat hij schrijft.
Ik ben nooit zo dol geweest op
Dubois' proza, maar met dit boek
heeft hij zich voorgoed gerevan
cheerd. Zo krijgt de titel van zijn
roman 'Requiem voor een verle
den rijd', ook nog een wat profa
nere strekking. Ik ben zeer be
nieuwd naar het volgende boek
van deze heer van stand.
CEES VAN HOORE
P.H. Dubois, Requiem voor e<
verleden tijd, Uitgeverij Nijgh i
Van Ditmar, 1985.
Er zijn boeken die vanaf het be
gin af aan de lezer stevig in de
greep houden. Geen grootse lite
ratuur, maar evengoed onder
houdende verhalen die je ook als
recensent in één adem uitleest.
Na een aantal knap langdradige,
zeurderige jeugdboeken te heb
ben doorgeworsteld, trof ik twee
verfrissende verhalen aan.
'Voor een halve zak drop' en
'Niko en de bandieten van Kre
ta': zoals zo vaak bij kinderboe
ken klinken de titels kneuterig
en kinderachtig. Maar stap daar
overheen, want de verhalen zijn
het waard.
'Niko' speelt op het Kreta van
vijftig jaar geleden. Na de bevrij
ding van de gehate Turken rust
al enige tijd orde op het eiland,
maar in de bergen rommelt het
nog steeds. Daar zwerven allerlei
ADVERTENTIE
V- BOEKHANDEL BV
SÊ' V'.i Haarlemmerstraat 117
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
bestelafdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
oud-vrijheidsstrijders die geen
trek meer hebben in het saaie,
gezapige burgermansleven en
zich in leven houden door af en
toe een onfortuinlijk dorp te
plunderen.
Bij zo'n rovermansbende komt
de weesjongen Niko terecht als
hij bij zijn oom Stylianos weg
loopt. Zijn oom is gierig en zel
den aardig. En als Niko de kudde
geiten waarop hij moet letten
kwijt raakt, besluit hij er van
door te gaan.
De rovers hebben weinig trek
in zo'n snotneus, maar de bende
leider neemt Niko in bescher
ming en stelt hem aan als per
soonlijk hulpje. Ter afwisseling
van geitediefstallen doet Niko de
suggestie een ontvoering op
touw te zetten. De keus valt op
Katerina, de dochter van oom
Stylianos.
De ontvoering loopt echter uit
op een chaos, ook het verwachte
losgeld blijft uit. 'Jullie kunnen
haar houden', schrijft oom Sty
lianos de bandieten, 'dat scheelt
weer met eten'.
Vervolgens ontspint rich in
wervelende vaart een uiterst ver
makelijk avonturenverhaal. Er
gebeurt te veel om het allemaal
op een rijtje te zetten (dan is ook
de verrassing eraf). Maar neem
van mij aan dat 'Niko en de ban
dieten van Kreta' geen moment
verveelt. Een verhaal vol span
ning, humor, en onvoorziene
wendingen.
Schrijver Jonathan Rumbold
beschikt over een vaardige pen.
Het landschap, de mensen, de
hitte, de drukte van de stadjes en
de landerigheid van de dorpjes
worden in bijna tastbare beelden
beschreven. Een prima verhaal,»
voor iedereen vanaf 11 jaar, met
wellicht een te mooie happy-end.
Maar een kniesoor die daarover
valt.
Niko en de bandieten van Kreta,
J.Rumbold, vert. H.Werner, uiig.
Leopold, f20,90
Een halve zak drop
Iets heel anders is 'Voor een
halve zak drop' van de Neder
landse schrijver Jan de Zanger.
Hoofdpersoon is Frank, een ha
vo-scholier, die zich in dit milieu
absoluut niet thuis voelt. Hij
knutselt graag en had liever op
de technische school gezeten.
Bovendien is hij blijven ritten en
vindt zijn klasgenoten maar kin
derachtig volk. Ook buiten
school is hij eenzaam. Zijn enige
twee vrienden ritten op de lts en
ook hen is hij zo langzamerhand
ontgroeid. Eigenlijk klungelt hij
maar weinig geinspireerd rond.
Frank raakt pas uit zijn isole
ment als hij bevriend raakt met
zijn klasgenote Heieen Verha
gen. Een meisje dat heel anders
is dan de 'meiden' waarover zijn
vrienden altijd praten en mee
rondhangen. Geen meisje dat
zich door jan en alleman laat
pakken.
Door zijn omgang met Heieen
vervreemden Frank en zijn
vrienden van elkaar. Hun pube
rale, stoere praat staat hem te
gen. Waarom hij na een avondje
stappen op straat plotseling de
boel gaat vernielen begrijpt hij
zelf niet goed. Eigenlijk om niets
en alles tegelijk: woede, verve
ling, onvrede.
'Voor een halve zak drop' is
een knap uitgewerkt verhaal
over gewone jongens en meisjes
in een provinciestad. De Zanger
kan bijvoorbeeld met een paar
woorden uitstekend een bepaal
de sfeer oproepen: de botsingen
tussen Frank en zijn ouders, de
verveling onder de jongens, de
stoerdoenerij, de onrust in Frank
als hij verliefd wordt, de honger
naar lichamelijk contact enz. Een
scala aan menselijke gevoelens
en stemmingen wordt heel sug
gestief weergegeven. Voor jonge
ren een uitstekend boek:
boeiend, vlot geschreven, zonder
omhaal van woorden, recht voor
z'n raap.
MARGOT KLOMPMAKER
'Oefening voor de zondagmor
gen' is de tweede dichtbundel
van Jean Paul Franssens die de
prachtige novelle 'De Wissel
wachter' heeft geschreven. Het
eerste dichtwerk dat Franssens
publiceerde was de Lilis-cyclus,
erotische verzen. Over deze
tweede bundel flapt Hans Verha
gen eruit: "De brede opbouw van
rijn verzen is de enige vorm
waarin zijn onstuimig wereld
beeld tot uitdrukking kan ko
men. Zelfs wijdlopigheid, valkuil
voor alle dichters, wendt hij ver
rassend in zijn voordeel aan".
Na 'Oefening voor de zondag
morgen' een paar keer gelezen te
hebben, ga ik deze opmerkingen
van Hans Verhagen steeds ver
bazingwekkender vinden: hoe
kan iemand die zelf toch geen
onverdienstelijk dichter is, dit
soort blabla verkondigen? Niet
dat Hans Verhagen geen gelijk
heeft als hij zegt dat wijdlopig
heid de valkuil voor alle (nou ja!)
dichters is, maar ik vind dat
Franssens die wijdlopigheid he
lemaal niet in zijn voordeel aan
wendt, integendeel: die brede
opbouw, waarover Verhagen
rept, ging mij op den duur be
hoorlijk irriteren.
Ik zou dan ook liever over
langdradigheid willen spreken.
Om maar eens een voorbeeld te
geven: En mijn door teerheid
haast vergane/ Door vererving
van vader op zoonDoor mijn
grootmoeder beschermde/ En la
ter door mijn moeder/ Vlak voor
zij stierf/ Aan haar oudste doch
ter/ Mijn halfzuster/ Doorgege
ven/ En met zorg toevertrouwde/
Door haar in een glazen kastje/
Met veel zorg bewaarde/ Ietwat
vergeelde pochet...en zo verder.
Is dit poézie?
Die woordenstroom - waarom
perst Franssens zijn poëzie niet
in een strak corset, of nog beter:
waarom gumt hij niet meer
woorden uit? Niet één gedicht
uit deze bundel zal ik bij een god
verlaten bushalte citeren om de
tijd te doden. Dit mag een onzin
nig criterium lijken, maar ver
geet u niet dat goede poëzie er
om schreeuwt gedeclameerd te
worden.
En toch kan de poëzie van
Franssens nog een verademing
zijn, want 'Tussen letter en geest'
van Rabin Gangadin is nog vre
selijker om te lezen. Gangadin
debuteerde jaren geleden met de
bundel 'Een zeldzame kamer'.
Cees Nooteboom, zo wist men te
melden, had de dichter ontdekt.
Er is geen enkele reden om aan
te nemen dat Nooteboom niet
oprecht verrukt was over die ge
dichten. Maar eerlijk gezegd ver
baast het me wel. Iemand die de
wereldliteratuur kent, raakt toch
niet enthousiast over gedichten
die bolstaan van de grote woor
den?
Begrijpt u me overigens vooral
goed: ik had op deze plaats veel
liever geschreven dat Gangadin
gedichten schrijft die ik na eerste
lezing gelijk uit m'n hoofd wilde
leren, maar helaas is dat niet zo.
Alle woorden lossen op in de at
mosfeer van deze ruimte. Het ge
heel treedt buiten de ruimte. De
avondklok blijft de angst regi
streren. Ik word van binnen ge
teisterd door een innerlijke twij
fel. Een eeuwigdurend ogenblik
van éénheid. De stilte heeft een
magische huiver. Ik kijk naar de
magische plaats.
En zo kan ik doorgaan met het
citeren van fragmenten waarvan
m'n tenen tijdens het lezen
kromtrokken. O ja, Gangadin zal
het allemaal wel oprecht menen.
Maar dat hoeft natuurlijk geen
garantie voor goede poëzie te
zijn. Ook pubers met liefdesver
driet zijn meestal oprecht als ze
een bombastisch gedicht over de
verloren geliefde schrijven.
WIM BRANDS
Oefening voor de zondagmorgen-
,Jean Paul Franssens, uitg. Arbeider
spers, 26,50.
Tussen letter en geest, Rabin Gan
gadin, uitg. Arbeiderspers 26,50.
Jean Paul Franssens (pr foto)
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons direkt lever
baar, óf via onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
Het raakt in de mode: dokters
die aan het vertellen slaan over
de verschrikkelijkheden in de
medische wereld. Het vaktijd
schrift van de heren artsen, 'Me
disch Contact' geheten, is er zelfs
mee begonnen. Enkele jaren ge
leden baarde daarin een co-assis
tent opzien door recht voor zijn
raap te schrijven over wat hij
zoal tijdens zijn stage meemaak
te. Op een cynische manier legde
hij zijn vinger op de zere plek
ken. Ik smulde ervan.
Enkele kranten zijn toen ge
volgd. Op dit moment leveren
Casper Bleys in de Volkskrant
en Xantippe in Vrij Nederland
elke week zo'n medische, afleve
ring. Een kritische instelling is
overigens wel een voorwaarde
voor het slagen van zo'n rubriek.
Beide heren bezitten die.
Uitgeverij Meulenhoff moet
hebben gedacht dat dit 'het gat'
in de markt was. 'Een geschenk
van de Koning' is een boek van
Geert Bremer, thans hoogleraar
in de huisartsengeneeskunde in
Groningen. Zijn verhalen date
ren nog uit de tijd dat hij huisarts
was in een dorpsgemeenschap.
De achterflap meldt dat het hier
gaat om een hartveroverende
•bundel met verhalen uit de medi
sche praktijk. Dat valt wat tegen.
Bremer heeft weliswaar een aar
dige pen, maar zijn handen staan
toch nog teveel naar de stetho
scoop. Hij heeft er literatuur van
willen maken, en tegelijkertijd
een medisch verslag. Die twee
zaken hoeven elkaar niet uit te
sluiten, maar bij Bremer krijgt
dat.
In deze bundel met het prach
tige en zeer toepasselijke schil
derij 'Het ziekbed' van Bart van
der Leek op de voorkant, tref je
teveel de gebruikelijke dokters-
verhalen aan: het kind dat in de
keuken wordt geboren; de man
die plotseling sterft en de opera
tie die geen uitkomst bracht.
Ook zijn zijn eigen commentaren
af en toe wat aan de moralisti
sche kant. "Hoe moet een dokter
rijn? Zoals mijn dokters in het
ziekenhuis? Ik herinner mij niet
dat één dokter langer dan drie
minuten met mij gepraat heeft.
Behalve de eerste keer bij het be
kijken van de foto's. Waarom
niet langer? Misschien zijn dok
ters wel bang van zieke mensen?
Misschien willen dokters daar
om de mensen graag beter ma
ken: ze zijn bang. Ze vechten te
gen hun eigen angst".
Nee, Bremer is op zijn best als
hij studenten doceert over een
'interessant ziektebeeld'. Dit ver
haal, dat hij notabene in Leiden
hield, toen hij nog lector was aan
de Leidse universiteit, is
werkelijk prachtig. Fraai waren
ook de reacties erna: "Een colle
ga fluisterde mij in dat ik te ver
was gegaan, een ander sprak van
een gênante vertoning. In een
verslag over de cursus werd mijn
college niet genoemd".
SASKIA STOELINGA
Een geschenk van de koning -
Verhalen van een huisarts; uitgeve
rij Meulenhoff; prijs ƒ24.50.
Beeldhouwer Jacq. Maris: minder melancholiek.