LEEFTIJDGENOTEN
Bogaards is
en blijft een
buurtwinkel
Drogist Bik
werkte menig
vlekje weg
Van der Stok weer winkel op de hoek
Groenteman De Jeu blp maar fluiten
PAGINA 32
JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD
VRIJDAG 1 MAART 1985
De heer Bernsen (res
taurant), Breestraat
157, Leiden:
"Ik ben wel tevreden
met het Leidsch Dag
blad, al ben ik niet zo'n
echte krantenlezer.
Maar het plaatselijke
nieuws staat er over het
algemeen goed in. Al die
omleidingen en opge
broken straten in Lei
den, dat is zo nu en dan
natuurlijk een beetje
schandalig, en zonder
krant zou je helemaal
niet meer weten hoe je
in Leiden ergens moet
komen. Zo'n foto van
een omvergereden paal
tje doet mij dan ook
deugd, dat zult u begrij
pen, want ik ben een te
genstander van al die
paaltjes. Wij leggen de
krant altijd in het res
taurant, want als-ie er
niet ligt wordt er stellig
om gevraagd. Onze gas
ten - en dan vaak vrij
gezellen - lezen graag de
krant onder het eten".
Mevrouw Neute
boom, Ringkade 13,
Leiden:
"We vinden het een
goede krant, maar een
krant lezen is tegen
woordig wel een dure
grap. Mijn man leest
graag de sport, zelf kijk
ik altijd eerst de voor
pagina door voor het be
langrijke nieuws. Daar
na sla ik door naar de
kleine advertenties.
Lange verhalen, die lees
ik niet. Dat duurt zo
lang en die tijd gun ik
mezelf niet".
Jack Pardon, Papen
gracht 14a, Leiden:
"Of de krant me be
valt? Oh ja. Ik sport
veel, speel o.a. in de Roo-
denburg-selectie, dus
ben ik zeer gesteld op
het sportnieuws, en dan
vooral het regionale.
Maar ook de radio- en
tv-programma's vind ik
een sterk onderdeel. Wij
voelen er nu eenmaal
niet zoveel voor om ons
te abonneren op Veroni
ca of de TROS en zo, dus
halen wij onze omroep-
informatie uit de krant.
Dat is kort en krachtig,
zonder gezwets erom
heen.
De Leidse pagina
vind ik ook interessant
om in te zien, en voor hei
overige lees ik alleen de
koppen. Hebben die me
iets te melden, dan lees
ik verder en anders niet.
Die stukken over kern
bewapening bijvoor
beeld, die laten me
koud. Ik ben dtfar niet
zo'n type voor, al moet
iedereen dat natuurlijk
voor zichzelf uitmaken.
Ik kan in elk geval
niet zeggen dat het
Leidsch Dagblad me een
mening opdringt. Een
journalist is natuurlijk
ook maar een mens, dus
is er altijd sprake van
enige beïnvloeding,
maar aan de andere
kant maakt zo iemand
ook weer iets bij je wak
ker, zodat je er zelf ver
der over kunt naden
ken. Wat ik ook heel leuk
vind is het feuilleton, De
Dood bij de Morspoort
heet het, geloof ik. Al
leen jammer dat het aL
lemaal van die kleine
stukjes zijn. Je bent net
goed en wel aan het le
zen, en dan is het alweer
afgelopen. Maar het is
een leuke service aan de
lezers, vooral omdat het
Leiden te maken heeft."
"Een banketbakker moet het in
zich hebben: gevoel voor
smaakcombinaties,
kleurcombinaties, modelleren,
schilderen. De mensen weten vaak
niet wat er allemaal nodig is voor
een gebakje. Maar wij zijn pure
kunstenaars. Banketbakker is een
zeer scheppend beroep, als je
tenminste volgens de oude
maatstaven te werk gaat".
Zittend in zijn woning boven de 125
jaar oude banketbakkerij die zijn naam
draagt, legt Hans Boogaards
(aangevuld door zijn vrouw Hannie en
dochter Hanneke) haarfijn uit waarom
het ambachtelijke banketbakken vaak
wordt onderschat. Vier generaties
Boogaards heeft de Leidse Herenstraat
tot op heden meegemaakt, altijd in
hetzelfde pand gevestigd. Tot 1860
loopt de geschiedenis van deze
buurtwinkel terug, toen
overgrootvader Jacobus Boogaards er
een broodbakkerij begon.
Rond de eeuwwisseling nam
grootvader Adriaan Boogaards de
estafettestok over, in 1922 opgevolgd
door Leendert Boogaards. Deze
besloot in 1936 over te stappen op
banketwaren. "Hij was gereformeerd,
maar trouwde een hervormd meisje.
Zo raakte hij dus in één klap al zijn
gereformeerde klanten kwijt. Dat
waren broodklanten, maar omdat de
luxere dingen naar voren kwamen en
de broodfabrieken in zwang kwamen,
is hij met banket verder gegaan".
"Combineren was sowieso niet
mogelijk omdat brood 's nachts en
banket overdag wordt gebakken. In de
oorlog werd mijn vader bedrijfsleider
van de centrale bakkerij aan de
Maredijk, bij ons werd toen alleen nog
brood verkocht. Ja, stiekem bakten ze
banket, voor de illegaliteit en de
Binnenlandse Strijdkrachten".
"Na de oorlog moesten we spijs van
dadels en vijgen maken, vaak met
margarine werken in plaats van
roomboter en met pinda's ter
vervanging van amandelen". Ook toen
maakten de Boogaards' banketwaren
als gevulde koek, botercakejes,
Hans Boogaards: de specialist blijft altijd.
penseegebak en moorkoppen,
lekkernijen die al even lang als het
banket bakken bestaan.
Hazelnootgebak is al sinds 1950
Boogaards' specialiteit. In de loop van
de jaren hebben zich echter ook tal van
nieuwe produkten aangediend:
diabetisch gebak en banket,
(Belgische) bonbons, chocolaterie,
zoute koekjes, kaaskoekjes en
kwarkprodukten. "Dit is een erg mode-
en seizoengevoelige branche. De
hedendaagse veijaardag bijvoorbeeld
begint tegen een uur of tien. Dan is er
geen tijd meer voor een kopje koffie
met gebak. Dat kost ons dus omzet".
Voor de banketbakkers is de
concurrentie van
grootwinkelbedrijven moordend
geworden. Daarbij komt dat we door
de regering worden tegengewerkt. Er
is een boterberg, wij moeten per kilo
(foto Holvast)
10,40 gulden betalen. De Hema en de
Digros, die tonnen per maand
verwerken, vier gulden. Tegen zulke
prijzen valt gewoon niet te vechten.
Ons werk is dermate arbeidsintensief'.
Voor Boogaards is dit aanleiding
geweest om ook een partyservice en
cateringbedrijf op te zetten. "Als een
grootwinkelbedrijf een
distibutiecentrum vestigt, subsidieert
de overheid zeventig procent. Als mijn
oven in elkaar klapt kost ons dat 20.000
gulden. Om dat te overleven móet je
specialistisch te werk gaan. Wij
verwerken alleen echte roomboter en
Italiaans PG-amandelen. Wat wij doen
is allemaal nog steeds handwerk. Wij
zijn een buurtwinkel waar sommige
mensen al vijftig jaar lang komen. Ik
geloof, daarom ook, dat de specialist
altijd blijft.
RAYMOND PEIL
In de winkel aan de Leidse
Doezastraat hangt nog een
ouderwetse geur. De drop- en
menthollucht komt je tegemoet als
de deur van drogisterij P. J. Bik
opengaat. Paul en Henny Bik, de
vierde generatie die nu de zaak
drijft, willen dat ook zo houden.
Het is zo'n drogisterij waar de
vlekken verwij deraar nog zelf wordt
gemaakt, evenals de bijenwas, de
vetkaarsen en de speculaaskruiden.
Volgens aloude recepten. Al 125 jaar
lang.
"Eerst wilde ik helemaal niets doen
aan het jubileum", vertelt Paul Bik
(38). "Ik hou niet van die flauwekul,
maar nu kan ik er niet meer onderuit".
Zijn overgrootvader, Gerardus Bik,
begon op 15 maart 1860 met de winkel
in de Doezastraat. Gerardus was
meesterschilder en in de winkel
maakte hij dan ook verf. Daarnaast
verkocht hij schoonmaakartikelen
zoals chloor, zoutzuur, terpentine en
dergelijke. Zijn vrouw stond bekend
als de 'buurtvrouwe'. Ze hielp bij
bevallingen in de buurt en verleende
hulp bij kleine ongelukjes.
Als het niet zo druk was in de zaak en
er ook niets moest worden geschilderd,
assisteerde Gerardus in de
kapperszaak van zijn broer in de
Raamsteeg. Want behalve schilderen
kon Gerardus ook redelijk de schaar en
het scheermes hanteren.
In 1906 deed Gerardus op 79-jarige
leeftijd de zaak over aan zijn zoon
Wilhelmus Frederikus Bik, die zich
meer ging toeleggen op het
drogisterij gedeelte. In 1924 kwam er
weer een nieuwe eigenaar, Gerardus
Jozef Bik, de vader van Paul. "In die
periode werden er vooral chemicaliën
en geneesmiddelen verkocht. En veel
mensen kwamen om raad,
bijvoorbeeld hoe ze vlekken uit kleren
of meubilair konden krijgen", zegt
Paul.
En zo gaat het nog steeds. Hij heeft
veel geleerd van zijn vader en de
klanten komen vanuit heel Leiden
naar hem toe. "Vaak zeggen klanten:
f Paul en Henny Bik: voor elke vlek een middeltje.
jouw vader kon het, dus jij ook", vult
zijn vrouw Henny (35) aan. Zij is ook in
het bezit van het vakdiploma drogist,
"maar ik sta af en toe echt wel met m'n
oren te klapperen als ik Paul hoor. Dat
heeft hij allemaal van zijn vader
geleerd".
"Ze komen nu voor dingen naar mij
toe, waarvoor ze nergens anders meer
terecht kunnen. Zoals voor de
speculaaskruiden die ik zelf meng",
gaat Paul verder als hij een klant heeft
geholpen. "En als bijvoorbeeld de
witte was per ongeluk blauw is
geworden. Daar maak ik dan een
middeltje voor om het weer wit te
krijgen".
De zaak heeft ook een grote naam
(foto Holvast)
gekregen bij andere bedrijven. Als er
weer eens iets mis ging werd Paul ter
assistentie gevraagd. De
Voorschotense Zilverfabriek was een
regelmatige klant in de Doezastraat,
"bijvoorbeeld om zilver dat zwart was
geworden te reinigen".
Veel bleef behouden in de afgelopen
125 jaar. En dat moet zo blijven, vinden
Paul en Henny. De winkel is dan wel
vergroot, maar de oude kasten met
daarin de vele tientallen stopflessen
vol chemicaliën zijn gebleven.
Panorama en Nieuwe Revu worden er
nu ook verkocht, maar volgens het
antieke reclamebord is Kinawijn "nog
sest geneesl
HENNYl
Opa van der Stok moet een
zakenman in hart en nieren
geweest zijn. Tot een miniconcernt
van vijf winkels breidde hij zijn
handel in luxe huishoudelijke
artikelen en aanverwante uit. Het
assortiment varieerde van
Mariabeelden tot wij watervaatjes,
lampetstellen en 'reis-nécessaires'.
Uit een oude folder blijkt dat deze
nering kennelijk hand in hand ging
met meer profane artikelen als
spionnetjes, zeep, parfumerieën en
domino. "Mijn opa had
koopmanschappelijk initiatief. Hij
heeft de hele plaatselijke markt naar
zich toe getrokken. Vroeger werd
plaatselijk bepaald wie er greep had op
de markt", zegt J.H. A. van der Stok.
Gezeten tussen twee van zijn drie
pronkstukken, de Japanse stereo en
het espresso-apparaat, voert deze
46-jarige Leidenaar het woord over de
al 126 jaar door de familie in stand
gehouden firma Van der Stok. De
potterie (vanaf 1976) met dezelfde
naam aan de Nieuwe Rijn 10, waar de
winkel sinds 1886,is gevestigd, is het
decor voor het gesprek. De Italiaanse
koffie wordt in perfect keramiek
geschonken.
"De eerste vrouw van oprichter
Simon van der Stok, mijn
overgrootvader, had vanaf 1852 een
winkeltje aan de Donkersteeg 4, nu
onderdeel van Hij. Hij heeft dat in 1859
overgenomen. Zij was dienstbode: hij
heeft misschien het winkeltje voor
haar gekocht. Toen heette de zaak nog
Van Houten", aldus heeft het echtpaar
Van der Stok zich in de geschiedenis
verdiept.
Grootvader Johannes van der Stok
nam in 1906 de scepter over en pakte
het groot aan. Van de panden De Stad
Maastricht (nu de Hema) aan de
Haarlemmerstraat 130,
Haarlemmerstraat 133-135 (Van
Haren), Botermarkt 19 (Grieks
Restaurant), Breestraat 152 (Bert
Schrier) en Breestraat 155 (Scholten)
zijn in de twintiger en dertiger jaren de
gevels met de naam Van der Stok
getooid.
In de laatste jaren heeft het echtpaar
Van der Stok zich bewust
gespecialiseerd in
keukengereedschap, tafelgerei en
aardewerk. De verkoop is
geconcentreerd in de potterie. "We
importeren veel aardewerk zelf.
Daarvoor reizen we ook naar
J.H.A. van der Stok: schaalverkleining bewuste keuze.
fabrieken, onder meer in Frankrijk".
Ook uit Engeland, Duitsland en
Zwitserland (voor ingewijden:
Lagenthaler) komt het minder
doorsnee aardewerk.
"Een grote markt is er momenteel
voor keukenmachines", vertelt Van
der Stok verder. Het derde en ultieme
pronkstuk wordt geshowd: de
food-processor, een keukenmachine
die alles kan. "Dergelijke specialismen
komen naar kleine zaken toe. Die
kunnen voorlichting geven. We staan
aan het begin van een culinaire
revolutie. Het gerei daarvoor leent zich
niet voor verkoop in massazaken".
Is de culinaire branche trend- of
modegevoelig? "Valt reuze mee. Tien
jaar geleden was elk interieur bruin.
Driejaar geleden moest het allemaal
blauw zijn. Nu is alles wit. Het gaat bij
ons veel trager. Dat krijg je redelijk op
tijd in de gaten. Onze collectie is niet zo
modisch. Als in ons vak een kleur niet
meer 'in de mode' is, wil dat niet
zeggen datje het niet meer kwijtraakt
raakt".
"Wat het keukengerei betreft
oriënteren wij ons op de voorwerpen
anno 1900. Dingen van toen worden nu
nog, of weer, verkocht. Geleivormen
zijn weer aktueel. En beddepannen".
Een rijkelijk geïllustreerd boek
'Keukengerei rond 1900' komt op tafel.
Van der Stok illustreert zijn betoog
met onder meer de pureepers en de
pepermolen.
"Het gaat ons nu erg goed. Ons
culinaire assortiment bevat alles voor
wie wat meer wil maken van het
koken. Dat is voor die grote bedrijven
te klein in omzet. Men moet er te veel
bij vertellen. Niet zo maar staan en
verkopen. Je moet er heel wat van
weten". Van der Stok stelt dat het met
het vakmanschap wel snor zit Zo is
zijn vrouw kooklerares fijne keuken
geweest.
De schaalverkleining van de Van der
Stoks is een bewuste keuze geweest.
"Het was de tijd dat de klok luidde
voor de privébedrijven om te
specialiseren. Je kon dat allemaal op je
af zien komen, structurele
veranderingen, de opkomst in deze tak
van concerns als Hema, V D,
Blokker, Xenos, enzovoort".
"Na de Tweede Wereldoorlog kwam
dat gebral. Alle winkeliers moesten
ondernemers worden. Ondernemen is
werken, werken, werken met als
uiteindelijk doel een hartinfarct.
Daaraan zijn er een hoop overleden",
vervolgt Van der Stok, die nu echt op
zijn praatstoel is beland. "Na 125 jaar
zijn we toch weer terug als winkelier
op de hoek. Dat ben ik toch het liefst".
Bas de Jeu staat te boek als een
vrolijke venter in aardappelen,
groente en fruit, die al fluitend zijn
klanten bedient van de dagelijkse
kilo's bintjes en sappige
navelsinaasappelen.
Dat opgewekte fluiten ("het kunnen
ook zenuwen zijn") had hij niet van een
vreemde. Zijn vader deed het ook,
maar van zijn grootvader weet hij het
niet meer. Hoe dan ook, de familie De
Jeu doet al 125 jaar in de produkten
van de koude grond. Het zit er niet in
dat de anderhalve eeuw wordt gehaald.
Na Bas de Jeu (57) is er namelijk geen
opvolger meer.
Dat is in drie generaties De Jeu niet
voorgekomen. Bas' vader, ook Bas
geheten, ging al vanaf de
schoolbanken met zijn vader, Henk de
Jeu, langs de deur om zijn waar te
slijten. Ook verkochten ze als
parlevinkers aan schepen die over de
Rijn langs Zoeterwoude trokken. In de
jaren zestig van de vorige eeuw ging
De Jeu verder drie keer per week met
de hondekar naar de Haagse 'mart' om
de toen nog onbespoten produkten van
de tuinders uit deze streek te
verhandelen. De dagen die de oude De
Jeu maakte waren uiteraard stukken
langer dan de huidige werkdag. Een
dag handelen duurde in de vorige
eeuw het klokkie rond. Alles ging dan
wel in een lagere versnelling, maar
toch...
Over de begintijd van zijn arbeidzaam
leven als handelaar in groenten en fruit
herinnert Bas de Jeu zich vooral de
armoede. "Ik begon op mijn twaalfde,
vlak voor de oorlog. Toen moest je echt
vechten voor je boterham. Ziek zijn
kon niet, want er waren zes
groenteboeren in jouw wijk".
In de oorlogsjaren hebben vader en
zoon De Jeu "zo goed en zo kwaad als
het ging" doorgewerkt. De Jeu: "We
kochten 'zwarte' groenten bij tuinders
in de buurt. Peen en kroten brachten
toen een gulden per kilo op. Dat was
erg veel geld in die tijd. Maar aan het
eind van de oorlog was er niks meer,
zelfs de suikerbieten waren op de bon.
In die tijd hing er een bord op de
wagen met de tekst: 'Uitsluitend voor
vaste klanten'. Vreemden kregen niks
De geschiedenis van de 'Fa. B. de Jeu,
Handel in Aardap. Groenten en Fruit
Verkoopt Uitsluitend Kwaliteit', zoals
het op de flanken van de wagen stond
geschilderd, valt af te lezen aan de
verandering van voertuig. Zoals
Bas de Jeu: de boerin is nu ad
gezegd begon het met de hondekar.
Daarna ging De Jeu jarenlang met
paard en wagen langs de deur.
Dit leidde eens tot een incident op de
Hoge Rijndijk. Bas de Jeu was bij een
klant binnen, toen kinderen het paard
treiterden. Het arme dier sprong van
schrik in een ernaast gelegen sloot. De
kar met groente, aardappelen en fruit
trok 'bles' met zich mee. Het grootste
gedeelte van de handel was na de
zwempartij onverkoopbaar. Het paard
werd gered.
Toen op een dag het paard stierf
behielpen de venters zich met een
bakfiets. Geld voor een nieuw paard
was er immers niet. Dit paardloze
stadium duurde niet lang omdat een
bekende zo goed was om honderd
gulden te geven waarmee een nieuw
ros kon worden gekocht.
Na het paard en wagen-tijdperk ("God,
het ténnissen.... (foto Holvast)
wat een armoede was dat") kwam De
Jeu met een driewieler langs de deur.
Dat was rond 1960. Zijn vader verzette
zich fel tegen de komst van een
motorisch aangedreven voertuig, maar
zijn zoon was niet te vermurwen: het
paard ging yoorgoed op stal. "Die
ouderwetse mensen", zegt Bas de Jeu
nu.
Na de driewieler kwam de wagen
waarmee De Jeu nu rijdt, een grote
SRV-wagen vol groente, fruit en
aardappelen. Het is allemaal
makkelijker geworden, hoewel ook de
tegenwoordige tijd de venter voor
problemen stelt. "Ze hadden me
twintig jaar geleden naar Endegeest
gebracht als ik toen zou hebben gezegd
dat de boerin ooit nog eens niet thuis
zou zijn omdat ze aan het ténnissen is.
Vandaag de dag maak je het in de
Weipoort mee".
DIRK-JAN ROELEVEN
LEZERS
OVER DE
KRANT