tj» ";<w 1985 VRIJDAG 1 MAART 1985 JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 31 (Vervolg van de vorige pagina) Schuilnamen Een veel rustiger entree maakte de atletiek. Begrijpelijk ook, want dat was min of meer een natuursport. Hardlopen, springen, werpen - wie deed dat op zijn tijd niet? Wat alleen ontbrak waren wedstrijden. De eerste, voorzover we weten, werd gehouden in 1878 op het landgoed Rooswijck in Velsen. De eigenaar daarvan, getooid met de fraaie naam Del Court van Krimpen, vond het wel eeh mooie bezienswaardigheid. Het programma vermeldde twee nummers: een veldloop over 2000 m en een sprintje van 100 m. Wie voor een prijs in aanmerking wilde komen, moest aan beide onderdelen meedoen. Met specialisatie hield men zich nog niet op. Pim Muiier (jazeker hij) zegevierde in de veldloop. Op de 100 m bracht hy het tot de finale, waarin de Beverwijkse turner Jansen zijn tegenstander was. Tot drie keer toe passeerden zij gelijk de finish, althans volgens de jury, waarin kennelyk geen arendsoog zitting had. (De foto-finish zou nog 54 jaar op zich laten wachten!). Toen de beide lopers voor de vierde keer de 100 m afraffelden, bleek Muiier de sterkste in deze slijtageslag. Als eerste prijs kreeg hij twee bierglazen, waarop hij erg trots was. Hij heeft ze tot zijn dood zorgvuldig bewaard. Begon van dat moment af de zegetocht van deze tak van sport? Geenszins. Het bleef lang sukkelen met de atletiek - en echt populair is de moeder der sporten in Nederland ook nooit geworden. Atletiek kwam niet op eigen benen te staan, het bleef geruime tijd een nevenactiviteit van voetbalclubs. Daar organiseerde men veelal 'snippeijachten': een tweetal lopers ging de rest vooraf en gaf met snippers papier een spoor aan dat de meute moest zien te volgen. Van 1886 af werden er wat meer gewone wedstrijden gehouden. Pas in 1891 organiseerde de Nederlandse Voetbal- en Atletiekbond (de latere KNVB) voor het eerst een Nederlands kampioenschap. Muiier won er de kwartmijl (ongeveer 400 m) in 59.8 sec. Bij officiële wedstrijden kwamen heel wat atleten met een schuilnaam aan de start, omdat hangopen in Nederland door gewone burgers vaak met bedelarij in verband werd gebracht. Een bekend verschijnsel in die tyd waren mannen met blauwe tricots en belletjes die van huis naar huis snelden om een cent op te halen. En met hen wilden de atleten niet verward worden In de voetbalgemeenschap kwam de atletiek steeds verder in de verdrukking. In 1894 trokken de voetbalclubs er nauwelijks nog geld voor uit. Een jaar later stootten zij de atletiek zelfs ruw uit hun bond. Na wat zieltogende atletiekjaren kwam in 1901 de huidige (Koninklijke) Nederlandse Atletiek Unie tot stand. Wielersport In sporten als voetbal, cricket, tennis en hockey begon Nederland met een achterstand op het buitenland en dan vooral op Engeland. Het duurde vele jaren alvorens die sporten waren ingeburgerd en nog veel langer voor men zich kon meten met de Britten. In de wielersport was daarvan geen sprake. Daarin heeft Nederland direct in de voorste lijn meegestreden. Hoe kwam dat? De fiets was zeer beslist geen Nederlandse uitvinding. De historie ervan begint zo'n beetje bij de Badensè houtvester Karl van Drais, die in 1817 in Mannheim het 'loopwiel' (draisine) uitvond. Het was een ongemakkelijk apparaat, maar toen er halverwege de negentiende eeuw trappers aan werden toegevoegd steeg de belangstelling er snel voor. Nogmaals: waarom liep Nederland op dit gebied niet achter? De vermaarde sportjournalist Joris van den Bergh verklaarde het zo: "Men kan in den vreemde een balspel zien beoefenen zonder er aan te denken bal en reglement mee naar huis te nemen. Doch ieder die in Frankrijk de vélocipède of in Engeland de bicycle zag, hunkerde er naar zoo'n instrument thuis, aan zijn omgeving te kunnen toonen". Het was ook eerder een verkeers- dan sportmiddel. Wielrijders - pardon, vélocipèdisten - werden in de eerste jaren niet overal vriendelijk bejegend. Integendeel. Als ze zich vertoonden met hun driewielers of'hoge bi' waren ze, zo klaagden ze, maar al te vaak "overgeleverd aan de baldadigheid van de straatjeugd en de ruwheid der plattelandsbevolking". Muiier verhaalt in zijn 'Herinneringen' hoe hij eens by het passeren van een dorpje - hij had grote haast - door een veldwachter en een wethouder werd aangehouden. "U is gechronometerd. U is hier doorgekomen met een vaart van 31 K.M. De maximum-snelheid is hier 13 K.M., dat kun je lezen..." Op een absurde manier wist Muiier aan een verbaal te ontkomen. Hij wees het tweetal er op dat hij met het nieuwste materiaal reed, een terugtraprem. "Dus 31 wordt dan precies 13". Vervolgens gaf hy de wethouder een hand, stapte snel op Pim Muiier, de stamvader van de Nederlandse sport, (foto rechts boven) Tennisspeler uit de jaren tach tig van de vorige eeuw (foto midden). Slaapmuts op en een soort keu kenjak aan en let ook eens op die pikante zwarte kousjes: de eer ste competitiespeelsters melden zich. (foto inzet) De Leidse korfbalclub Vitesse, opgericht in 1905 en ter ziele gegaan in 1932, behaalde drie keer de landstitel, hier het twaalf tal gefotografeerd in 1909. Olympische zwemsters in 1912. Amsterdamse schoolteams stonden aan de basis van de korf balsport in Nederland. Deze opname van een wedstrijd tussen een Amsterdams en een Zuidhollands twaalftal dateert uit 1909. Dat de dames met die lange rokken hun nek niet braken, mag een wonder worden genoemd. Maar kuisheid moest er nu eenmaal zijn. Wielercoureurs op de 'hoge bi' sta ren u aan. Het voorwiel was soms wel anderhalve meter hoog. Alleen Damesgymnastiek werd door de strenge heren van al het bestijgen het Internationaal Olympisch Comité pas in Amster- van het apparaat dam-1928 toegelaten tot de Spelen. Onder matige be- vergde een portie langstelling won Nederland, hier aan het werk op de moed. brug, de gouden medaille. "en reed de weg des rechtvaardigen". Van die dingen. Clubs Vélocipèdisten die elkaar toevallig op tochtjes tegenkwamen, gingen er toe over clubs te vormen. De eerste was de Deventer Vélocipède Club 'Immer Weiter' (1871), gevolgd door het Apeldoornse 'Voorwaarts (1872) en het Rotterdamse 'De Zwaluw' (1872). De eerste wielerwedstrijd van enige importantie werd op 13 oktober 1873 georganiseerd door 'Immer Weiter' op Deventers geliefde wandelplaats de Worp. Er is een beschrijving bewaard gebleven van het kostuum waarmee de cracks van toen aan de start verschenen. "Het bestond uit een zwarte jas met panden en hooge, zware kaplaarzen en tussen die laarzen en die jas was een wit linnen broek zichtbaar. Een sjerp over de borst en een helmhoed voltooiden dit pakje". De wedstrijd, waaraan 41 vélocipèdisten deelnamen, was goed georganiseerd en dat was volgens de Deventer Courant "ook de eerste voorwaarde van genot bij zulke gelegenheden". Uit het kranteverslag: "De baan die moest worden afgereden, was 150 Meter lang; die afstand is door den eersten prijswinnaar van Serie A (vélocipèden hoger dan 1.09 M) in den tijd van 12 seconden en door den eersten prijswinnaar van Serie B (vélocipèden lager dan 1.10 M) in nagenoeg 15 seconden aflgelegd. Kon de wielruiter die snelheid gedurende enige tijd aanwenden, dan zouden ruim 8 uren gaans in 1 uur worden afgelegd en 1 uur gaans in ruim 7 minuten. Waar men dergelijke bewijzen van krachtsontwikkeling en geoefendheid ziet, behoeft men niet angstig te wezen dat het jonge Nederland aan verzwakking of slaperigheid lijdende is". De eerste grote wegwedstrijd werd op 30 september 1885 gehouden en voerde van Amsterdam naar Arnhem. De winnaar deed over de 94 km 4 urn en 52 minuten Niet snel, maar ongetwyfeld zonder een spoortje doping. Korfbal Toen wielryden en wielrennen al algemeen geaccepteerd waren, moest korfbal nog worden uitgevonden. In het kader van de oertijd van de sport, behoort deze sport hier eigenlijk niet te worden behandeld, maar Leiden heeft in de ontwikkeling van de korfbalsport zo'n belangrijke rol gespeeld, dat er wel een uitzondering voor mag worden gemaakt. De ontstaansgeschiedenis van korfbal is overbekend. Het is tenslotte een sport die in ons land werd geboren. In 1902 maakte de Nederlandse onderwijzer Nico Broekhuysen by een spelleiderscursus in het Zweedse plaatsje Naas kennis met ringboll, een Zweedse variant van het in 1892 in Amerika ontworpen basketbal. Broekhuysen, op zoek naar een spel dat nu eens door jongens en meisjes samen kon worden beoefend, zag zijn kans. Thuisgekomen verving hij de ring door een korf, sleutelde nog wat aan de spelregels en kwam er mee op de proppen in 1903 op een door hem in Amsterdam belegde bijeenkomst. De eerste beoefenaars/sters waren, hoe kan het ook anders, scholieren, later gingen vooral de speeltuinverenigingen er zich voor interesseren. Zoals gezegd, speelde Leiden in deze sport al heel vroeg een vooraanstaande rol. Vitesse Leiden behaalde de landstitel in 1913,1914 en 1917 en het spel dat de club liet zien was van dermate hoge kwaliteit dat het ten voorbeeld werd gehouden aan de rest van Nederland. Met name aanvoerder S.W. de Wolff toonde zich baanbrekend op theoretisch en praktisch gebied. Vitesse behoorde tot de eerste korfbalverenigingen die buiten Amsterdam werden opgericht. Haar ontstaan in 1905 werd door het sportblad Revue der Sporten "eigenaardig" genoemd. "In 1904 was aan de HBS voor meisjes te Leiden een korfbalclub opgericht. Toen deze goed en wel aan 't oefenen was, vatten in november van dat jaar eenige jongelui der HBS het plan op een jongens-korfbalvereeniging samen te stellen, met het doel het meisjes XII tot een wedstrijd uit te nodigen, zoodra ze eenige bedrevenheid in 't korfballen hadden verkegen. Den 17den Mei 1905 had die ontmoeting plaats en het sterkere geslacht won met 28-4. Hiermee was het doel bereikt dat de oprichters zich hadden voorgesteld, maar nu de HBS-jeugd in de Sleutelstad eenmaal de smaak van het korfbalspel te pakken had, dacht ze niet aan ophouden. Integendeel: het uitsluitend karakter der club werd opgeheven, ook meisjes traden als lid toe". Typisch mannelijk gedrag: eerst de vrouwen op hun nummer zetten en dan gemene zaak met ze maken. Vitesse hield als club op te bestaan in 1932. Maar het zaad was inmiddels ruimschoots gezaaid. Leiden ontwikkelde zich tot een bloeiende korfbalstad. LEZERS OVER DE KRANT Mevrouw Van Oos ten, Levendaal 169, Lei den": "Ik spel de krant, haal er allerlei dingetjes uit, over de stad maar ook advertenties en zo. M'n man kijkt meer naar de sport en dan vooral het voetballen. We lezen hem al 25 jaar en heb ben geen aanmerkin gen. Echt niet. We erge ren ons niet zo gauw, het is een neutrale krant". Mevrouw Nieuwen- burg, Willem de Zwij gerlaan 281, Leiden: "Ik lees de kleine ad vertenties, maar niet die grote met al die aan biedingen. Ik haal m'n spullen gewoon in de dichtstbijzijnde win kels. Verder blijf ik graag op de hoogte met de politiek. Stukken over de Eerste en Twee de Kamer, maar ook over de stadspolitiek, die lees ik. Ik ben al 78, maar m'n kinderen zeg gen wel eens: moeder kan overal over mee praten. Ja, ik vind dat een mens op de hoogte moet blijven. Ook op sportgebied. Ik houd van voetballen, ik weet precies wanneer er eentje buitenspel staat. En een paar jaar geleden met dat boksen van Ali 's nachts, nou, dan zetten m'n man en ik de wekker en dan stonden we op om te kij ken. Grote stukken, daar ga ik niet zo gauw aan beginnen. Zoals nou laatst van die kunste naar die geen prijs heeft gekregen. Het is natuur lijk wel belangrijk, maar toch interesseert me dat minder". A. Gardenier, Bar- tokstraat 3, Lisse: „Persoonlijk hou ik van een krant die schrijft over de omtrek. In het Leidsch Dagblad vinden mijn vrouw en ik alles wat we erin wil len vinden. Mijn vrouw bijvoorbeeld stamt uit Katwijk. Die is erg geïnteresseerd in wat zich op zee en in haar geboorteplaats afspeelt. Zelf lees ik alles over sport en politiek. Wat politiek betreft hebt u aan de radio en tv na tuurlijk een geduchte concurrent, zodat het kan gebeuren dat je iets al zes keer hebt gehoord, voordat je het ook in de krant nog eens leest. Maar daar kunt u niets aan doen, radio en tv zijn nu eenmaal snellere media. Ik kan niet an ders zeggen dat mijn vrouw en ik tevreden le zers van uw blad zijn". T. van der Brink, D. Noteboomstraat 9, Noordwijk: „Sinds januari ben ik lid van uw krant. Erg prettig om te lezen. We pluizen 'm elke avond uit. Aan het sportgebeu ren in de streek wordt uitgebreid aandacht be steed, maar ook de lan delijke sport staat er goed, in. Ook de bijlage Extra lezen we met veel interesse. Met de beste wil van de wereld kan ik geen negatieve op merking over het LD be denken, die krant be valt me prima".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 57