Woede is een bot wapen' DE COLUMNIST 2 VRIJDAG 1 MAART 1985 JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 27 Op het strand van Noordwijk sprak een wildvreemde vrouw hem aan. "Bent nou die vreselijke mijnheer Paauw? Vreselijk, die stukjes, vrééselijk!" En zij draaide zich om. Een bestuurslid van een Leidse voetbalvereniging, gezeten in de kantine van zijn club, staarde somber in zijn glas en sprak op een toon die geen tegenspraak duldde: "Ruud Paauw? Die heeft er geen kijk op". Om nou te zeggen dat het weke lijks schrijven van de rubriek "Vrij-Uit" waarin de sport in het algemeen en die in de Leidse regio in het bijzonder op de korrel wordt genomen, je kansen in populari teitspolls doet stijgen, nee. Toegegeven: er komt ook fanmail bin nen. Maar die wordt in kwantiteit toch verre overtroffen door boze telefoon tjes op dinsdagavond of woedende reacties op latere tijdstippen. Want als ergens de tenen lang zijn dan is het wel in kleed- en bestuurskamers van sport verenigingen. De meest doeltreffende oplossing had de voorzitter van een handbalvereni ging voor ogen, die zich rechtstreeks tot de directie van deze krant wendde met het verzoek Paauw de pen uit han den te nemen, "want hij was een ge vaar voor de sportwereld". Dan was er ook nog een in Leidse voetbalkringen gelouterd persoon wiens bijl nog bot ter was: "Ruud Paauw, dat is de Hitier van het Leidsch Dagblad". Daarmee feilloos aantonend hoezeer het zicht op de werkelijkheid en het gevoel voor verhoudingen wordt vertroebeld, zo dra de clubkleuren door de hersenen spoken. Ook is hij wel eens bedreigd door men sen die "hem wel zouden weten te vin den", maar die overigens zelf anoniem wensten te blijven. - Mild "Ach, het is toch een milde rubriek?". Ruud Paauw zegt het zelf hardop en alles in zyn stem wijst er op dat hij dit een retorische vraag vindt. Mild? Maar waarom dan toch die woede? Hy heeft er wel een verklaring voor. "Ik merk nog altijd dat mensen, zeker in de sport, weinig oog voor ironie hebben. Ze zijn zeer ernstig. Ik heb eens een stuk geschreven over Van der Duim, die gleed by het schaatsen een keer over de vogelpoep en toen beweerde ik dat wij Nederlanders altijd vielen, van Kees Broekman tot Van der Duim, het was één grote valparij op beslissende momenten. Terwijl die Noren, die gle den nooit eens op hun kop, Hjalmar Andersen die viel nooit en die hele rits Noren die je daarna hebt gehad, vielen nooit. Ik had daar een wat badinerend stuk over gemaakt en ik kreeg toen een mevrouw uit Sassenheim aan de lijn: nou, die was kwaad... hoe kunt u zó over die jongens schrijven, die zo hun best hebben gedaan, zei ze. Het kostte me grote moeite om uit te leggen: gut mevrouw, de wereld vergaat niet. Dat is mijn ervaring toch: er zit heel weinig humor in de sport. Sport is een buiten gewoon ernstige zaak, waarover niet gelachen mag worden". Het is meer dan tien jaar. geleden dat de contouren van de wekelijkse rubriek zichtbaar werden. Samen met de toen malige chef van de sportredactie, René Vos, fabriceerde Paauw op donderdag een gestrekte kolom met daarin een streng commentaar. Het schrijven op zo'n toon geeft hem altijd het gevoel "een stok te hebben ingeslikt" en kan dus niet als zijn favoriete bezigheid worden beschouwd. Vervolgens ver scheen deze rubriek, aanvankelijk 'Vrij Spel' geheten op maandag, op de ruim te die het uitslagenblok op dezelfde pa gina nog overliet. Niet zo logisch: naar mate er meer afkeuringen waren en er dus minder te becommentariëren viel was er meer ruimte. En omgekeerd. Toen de rubriek naar de dinsdag ver huisde, daarmee een vaste plek en vol doende ruimte verwierf, met boven dien een andere naam, 'Vrij-Uit' ("om het onbekommerde karakter ervan aan te geven"), was de definitieve vorm ge vonden. Inmiddels had René Vos zijn journalistieke activiteiten naar buiten de sportkolommen verlegd en was Ruud Paauw, zoals hij het zelf uit drukt, als columnist 'generaal in zijn ei gen zandbak'. Zorgvuldig Naar zijn eigen overtuiging een gene raal die wel op zyn doelwit "schiet, maar niet met de bedoeling het echt te raken. "Op zijn hoogst een prikje met de degen". Zijn credo, opgedaan als jongeman bij leermeester Henri Knap op het Instituut voor Perswetenschap pen in Amsterdam: "Ga nooit schrij Ruud Paauw: "In mij zit natuurlijk de predikant". (foto Dirk Ketting) toch eigenlijk te lachwekkend om er ernstig over te doen. Nee hoor, de woe de grijpt heftig om zich heen. Ik denk dat dat ook de reden is waarom je in het verenigingsleven zoveel ruzies hebt: er zijn maar weinig mensen die kunnen relativeren en zeggen: wat er nu aan de hand is, is volstrekt belache lijk". Bitter Trouwe volgelingen van de rubriek zal de laatste jaren, ondanks alle ironie, een zekere verbittering in sommige stukken niet zijn ontgaan. Dat het met sport in een aantal opzichten de ver keerde kant op is gegaan. Paauw lijkt soms de padvinder die een vuurtje ziet en tot zijn verdriet ontdekt dat het met een aansteker is aangestoken, terwijl zulks toch dient te geschieden door twee stukjes hout tegen elkaar te wrij- Zonder twijfel is hij een groter bewon deraar van mensen als baron De Cou- bertin en Karei Lotsy dan van types als Dé Stoop en Ton Harmsen. "Ik ben zelf van 1937, dus dan ga je je oordeel zo'n beetje vormen in de jaren vijftig. Dat wil niet zeggen dat je niet van mening kunt veranderen. Over doping ben ik anders gaan denken. En laten we wel wezen: iemand die van de wieg tot het graf één standpunt handhaaft, dat is toch eigenlijk een vervelend mens, achter wie je vraagtekens moet zetten". "Wat doe ik in die rubriek? Ik kijk naar de werkelijkheid, ik keer die een beetje en schuif er mijn eigen ironie onder. Ik probeer het altijd wel de geur van Ruud Paauw mee te geven, als ik iets op te merken heb. Dat zal mensen erge ren en het zal mensen misschien af en toe plezierig stemmen. Nou, ze zoeken het maar uit, als ze het niet willen dan lezen ze het maar niet". "Voor my is het allemaal begonnen bij het voetbal van Haarlem in 1946 en de Olympische film van 1948. Haarlem- Heerenveen was de eerste voetbalwed strijd die ik zag. Met Kick Smit, Roo- zen en Groeneveld. Dat waren voor beeldige sportlieden en dat blijft je by". "Het is tegenwoordig minder voorbeel dig. De plaats van sport was vroeger veel beperkter en toen was het ook nog.... ja, sport. Goed voor je body, je leerde voor iets vechten. Er werd wel hard gestreden, maar toen kwam het echt niet voor watje nu hoort: ik moest hem wel neerleggen, wat moest ik an ders?" "Laten we wel zijn: in mij zit natuurlijk de predikant, die ik wel voortdurend probeer te bestrijden, maar die af en door John Kroon ven als je in grote woede verkeert want je maakt brokken, en schrijf ook niet zo datje mensen liever niet meer onder ogen wil komen". Met andere woor den: beledigen is nimmer zijn bedoe ling geweest en schelden is zijn stijl niet, "want ik ben altijd vrij zorgvuldig met mijn taalgebruik". Wat niet wil zeggen dat mensen zich niet geraakt of zelfs beledigd kunnen voelen. Peinzend: "Misschien heeft Piet Biegstraaten zich wel eens bele digd gevoeld. Of aangebrand, niet eens echt beledigd. Ik vond dat hij als voor zitter van de Leidse Sportstichting kansen voorbij liet gaan en dat heb ik wel eens hard gezegd. Toch neem ik me altijd voor mensen niet te beledi gen. Want dat vind ik het nou ook weer niet waard. Je moet het wel zeggen, maar het is mij absoluut niet te doen om het afkraken. Je kunt wel iets iro nisch neerzetten, maar ik denk dan al tijd maar: die mensen moeten wel over straat kunnen blijven gaan. Ach ja, het is sport, het is leuk, het is weer te aar dig om er bloed voor te laten vloeien. Ook al zijn er in de sport, zeker in de betaalde sport, wel eens mensen die een lel voor hun hersens verdienen". Toch is het niet louter cursief gedrukte ironie dat op dinsdag de eerste sport pagina van deze krant halveert. Anek dotes uit een soms ver verleden zijn evenzeer een onderdeel, terwijl een sporter die het nodige heeft gepres teerd (en bij voorkeur niet in een al te recent verleden) er bij zyn overlijden op mag rekenen dat Paauw een stukje aan hem wijdt. Hetgeen hij noodzake lijk vindt omdat de Nederlandse sport journalistiek van nu zijns inziens van weinig historisch besef blijk geeft en voetbalcoryfeeën uit het verleden als Bep Bakhuys, Just Göbel en Puck van Heel tamelijk onopgemerkt heeft laten doodgaan. Een stuk van Paauw over Göbel leverde verrassend veel en iet wat krakerige reacties op en bleek al dus een schot in de roos. Opgeheven vinger Daarnaast wordt er in Vrij-Uit ook ruimte gemaakt voor pure ernst, voor de opgeheven vinger. Niet tot genoe gen van de schrijver, zo blijkt, ook al doet hij het zichzelf toch aan. "Het zijn de minst genietbare stukken, vind ik zelf later altyd. Dan denk ik: gut, wat staat het er weer stevig en stoer, wat zijn het allemaal recht-toe gesneden waarheden. Ik vind zelf die stukken waarin ik de, ja toch, woede en emotie niet heb gekanaliseerd in een soort iro nie, niet zo sterk. Twee weken later denk ik dan: ach, had ik het nou maar zus of zo aangepakt. Want ik denk dat je met ironie meer doet. Dat is mijn he le gevoel: dat je met woede ontzettend weinig uitricht. Woede is een bot wa pen. Je moet vanuit die woede iets be ginnen. Ik denk dat als ik het kan gie ten in ironie, dat ik dan het duidelijkst ben. Als het alleen maar is van: het deugt allemaal niet, het is zus en het is zo, dan denk ik dat er maar weinig van blijft hangen. Toch zitten dat soort stukken er vaak nog tussen, want op het moment zelf vind ik wel dat het nu toch zó geschreven moet worden". Dat ironie met een serieuze ondertoon de tongen en pennen in beweging kan zetten, bewees bijvoorbeeld het stuk over boksen en gewichtheffen voor vrouwen, dat ter illustratie nog eens in de laatste kolom van deze pagina is af gedrukt. "We hebben na dat stuk op de daaropvolgende maandag een halve pagina ingezonden stukken extra in de krant ingelast, zodat ik op dinsdag de bel voor de tweede ronde kon geven. Een aantal vrouwen had op sommige punten met hun reacties zeker wel ge lijk. De discussie ging erg leuk, totdat er één de hoofdredactie verzocht mij het zwijgen op te leggen, omdat men tenslotte ook geen racisten en fascisten aan het woord liet. Dat was één van de keren dat ik woedend zonder ironie ben geweest. Ik heb toen de discussie gesloten, want hij kwam in het vaarwa ter van hele en halve garen en dat wen ste ik niet langer. Het ging alleen maar om bepaalde standpunten, maar je hebt altijd wel mensen die op zo'n ma nier een op zichzelf hele boeiende dis cussie weten te versjteren". Vlees Woede heerste er ook bij Cor Sip, die naast diverse andere bezigheden nog niet zo lang geleden in uiteenlopende functies bij de Leidse voetbalvereni ging Unitas actief was. Het artikel daarover leidde tot dreiging met juridi sche stappen. Paauw: "Het ging mij om zijn invloed op de sport, die ik op dat moment bedenkelijk vond. Iemand die kantinebaas, voorzitter, elftalleider, begeleider en trainer is, ja dat heeft niets meer met het leiden van een ver eniging te maken. Dat is een soort per soonlijke bv". Sip viel evenwel over de uitdrukking 'we weten wat voor vlees we in de kuip hebben', die hem tot de reactie bracht: 'Wat heeft mijn beroep ermee te maken'. Zijn niet door de Ka mer van Koophandel erkende bezighe den op het gebied van de betaalde seks dus. Paauw had de uitdrukking geheel argeloos gebruikt. "We hebben toen anderhalf uur met elkaar gesproken en uit de termen die hij gebruikte begreep ik dat hij bij een jurist was geweest om mij voor de rechtbank te dagen. Toen heb ik gezegd: dat moet u vooral doen, want dat lijkt me enig. Ja, dat lijkt me nou enig! Het is helaas nooit zover ge komen". Toen de voetballer Huug Aandewiel van Quick Boys naar Rijnsburgse Boys overging en dat zowel in Katwijk als Rijnsburg tot grote opschudding leid de, waarna beide clubs een soort imita tie van de Hoekse en Kabeljauwse twisten weggaven, stond Paauw han denwrijvend aan de kant. De stof voor zijn rubriek werd bijna per telefoonlijn aangevoerd, want als het om de tegen stander gaat, en zeker als het de erfvij and betreft, tonen sommige vereni gingsmensen zich van een zeer open hartige kant, niet gehinderd door scru pules. "Op een gegeven moment kreeg ik iemand aan de lijn, die zei, "Ja moet u eens even luisteren wat trainer La gendijk heeft gedaan. Die heeft ruzie met zijn jeugdtrainer, omdat deze het licht gebruikt van het hoofdveld-, waar alleen de selectie van het eerste op mag trainen en nu heeft Lagendijk snel een kastje om het stopcontact getimmerd en kan de jeugdtrainer er niet meer bij". Dat soort dingen hoorde ik. Dat was buitengewoon aardig". De korfbaltrainer Filemon tuimelde bij huiselijke werkzaamheden van een trapje, blesseerde zich en veroorzaakte met die ene val een reeks van conflic ten binnen de vereniging, De Danaï den. Paauw schreef er met een menge ling van verbazing en vrolijkheid over. "Er kwam een soort oud-testamenti- sche twist uit voort met prachtige beel den. Alleen, je merkt dan: in de vereni ging zelf heerst louter woede en nie mand, maar dan ook niemand ziet de ironie van het geval. Dat vind ik nou het leuke van alles. Er is niemand die zegt: jongens laten we daar nou eens een keer kostelijk om lachen, het is toe genadeloos de kop opsteekt. En dan zegt Tesselaar (de Leidse wethou der van sport) natuurlijk weer: 'calvi nist!', en dat is ook zo. Een beetje een moralist zit er ook wel in me. Ik moet er ook wel om lachen, als mensen me dat voorhouden. Ik ben natuurlijk ook een beetje een conservatief mens, daar kom ik grif voor uit. Een kind van zijn tijd. En mijn tijd was dat je bepaalde dingen op het voetbalveld niet deed. Ik heb daar wel iets zedenmeesterigs aan overgehouden. Je mag wel willen win nen, maar het moet wel netjes gebeu- "Wie echt wil weten hoe ik in wezen ben, moet het boek 'De AFC'ers' van J.W. Schuil lezen. Het is geschreven in 1913, maar mijn jongste zoon verslond het ook. Hij las dat boek overal, zelfs bij de wasbak. Het is dus van alle tij den. Ik lees het zelf trouwens elk jaar één keer". V erzamelwoede Het is één van die ruim duizend sport boeken die Paauw in zijn bezit heeft. Als het om werken over de Olympische Spelen gaat, neemt zijn verzamelwoe de zelfs maniakale vormen aan. Het geen slechts verklaard kan worden door de diep gewortelde liefde voor de sport. Die ook de drijfveer moet zijn om tien jaar lang een column van flin ke omvang wekelijks aan dat onder werp te wijden. Nog altyd. Of is alles al geschreven? Na een pauze: "Je raakt nou een teer en moeilijk punt, waar ik. de laatste tijd danig mee bezig ben. Ik denk dan: oh, weer Michels terug? Dat heb ik al eens meegemaakt. Het gevoel van: ik schrijf er nu voor de derde keer over. Ik heb Leen Aandewiel zien voetballen en over hem geschreven, en toen zijn zoon naar FC Dordrecht ging, belde Leen mij op. Zo zijn er meer spelers die ik heb gekend en wier zonen nu in het eerste spelen. Het is een eigenaardig gevoel". "Ik denk dat volgend jaar, als ik 25 jaar journalist ben, dat dan langzamerhand de tyd gekomen is om maar eens te zeggen: het was aardig, maar we moe ten maar weer eens naar een andere horizon uitzien". Een gepast slot van dit artikel versjte rend, voegt hij er even later aan toe: "Maar ik zeg dat niet zo vast. Misschien doen zich straks wel weer dingen voor waarvan ik zeg: nog nooit mee te ma ken gehad en dan is het weer erg leuk". In de gemeentelijke c derwijszaken is vorige week een rap port behandeld over de in Leiden beoe fende takken van sport op de scholen. Het gemeenteraadslid Van Dongen (PvdA) maakte zich bij die gelegenheid nogal druk over het feit dat boksen, ge wichtheffen en polsstokhoogspringen alleen door jongens konden worden beoefend en kunstzwemmen alleen door meisjes. "Het rollenpatroon in de schoolsport dient te worden doorbro ken", riep ze uit. De voorzitter van de schoolsportcom- missie, D.J. de Jong, verwees mw Van Dongen daarvoor echter naar het mi nisterie van CRM. Het doorbreken van rollenpatronen lag niet op de weg van zijn commissie, vond hij. Onder De Jong zullen geen revoluties uitbreken, dat is wel duidelijk. Al werd later dan wel bepaald dat straks alle takken van sport toegankelijk moeten zijn voor de beide geslachten. Ik ben niet zo'n progressieveling, maar wel zeer liberaal in dit soort zaken. Als meiden lekker knus met mekaar in het café wiUen zitten, vind ik dat best. Al komen ze daarna op hun handen lo pend harmonicaspelend thuis, u hoort er van mij geen kwaad woord over. Waar ik wel tegen ben, is dingen creë ren, waaraan (nog) geen behoefte be staat. Kunstzwemmen is door en voor vrouwen ontwikkeld. Mannen voelen er om de een of andere reden niet voor. Misschien omdat ze denken het niet (zo goed) te kunnen. Wie zal het zeggen. Als ze het willen, laten ze het echt wel ho ren. Wellicht zal mw Van Dongen nu roe pen: ja, de vrouwen doen de vuile vaat doorgaans ook beter, maar daarom moet wel degelijk de mogelijkheid (wat heet) bestaan dat de kerels zich aan de aanrecht melden. Geheel mee eens, geheel mee eens. Maar dat is een dagelijks weerkerende ver plichting en géén naar eigen believen gekozen vrije-tijdsbesteding. Het ergst is wel dat mw Van Dongen schoolmeisjes de gelegenheid wil geven te boksen, ook al zijn er uit "de basis" nog geen geluiden gekomen dat dat wel op prijs zou worden gesteld. Boksen is een bedenkelijke tak van sport, in enkele landen dan ook verbo den. Voor een 's nachts op tv uitgezon den gevecht om de wereldtitel kom ik weliswaar mijn bed uit, maar dat is uit pure nieuwsgierigheid en laaghartige sensatiezucht. In mijn betere momenten zeg ik tegen de bokssport: nee. Want het doel ervan is de andere het bewustzijn te ontnemen en dat kan ook mw Van Dongen niet goedvinden. Als boksen niet bestond, zou het zeker niet moeten worden uitgevonden. Ik zal nu wel Dick Snik (de vader, de moeder en zo langzamerhand ook het kind van de Leidse bokssport) om mijn nek krijgen, maar dat moet dan maar. In haar ijver om meisjes toch maar vooral hetzelfde te laten doen als jon gens wil mw Van Dongen ook de blun ders van de mannenwereld voor vrou wen toegankelijk maken. Dat stemt zeer droefjes. Wij Vrouwen zouden geen dommighe den moeten Eisen. Grepen uit de reacties: "Is er dinsdag per ongeluk een krant van dertig jaar geleden bezorgd? Is het een grap? Nee, de Leidse vrouwen wor den als een kleuterklasje toegesproken door meester Paauw. Deze 'liberaal', zoals hij zichzelf genoegzaam karakte riseert, zal wel voor ze uitmaken wat goed voor ze is". R. VAN ROYEN "Meisjes móeten niet gaan boksen en jongens móeten niet gaan kunstzwem men, maar als die sporten via de school beoefend worden, dan moeten ze ook voor jongens en meisjes openstaan". HETTY BONTE "Wilt u uw paternalistische handen van onze schouders afhalen." Mevr. VAN DOREN "Wij hopen dat de redactie van het LD in het vervolg voorkomt dat dergelijke stukjes, waaruit een totaal onbegrip voor het nut van emancipatie en rol doorbreking spreekt, ondier haar ver antwoordelijkheid opgenomen zullen worden". ROOIE VROUWEN LEIDEN "Hierbij nodig ik de heer Paauw uit om bij de Leidse boksclub DTS eens een training mee te doen. Onder mijn lei ding". D. SNIK Gerard Bakker, voor aanstaand tafeltennis- coach: Zoeterwoudse Singel 41 Leiden: "Ik ben geen fanatie ke krantenlezer. Ik ga er zeker geen half uur voor zitten, dat vind ik zonde van m'n tijd. Dan doe ik toch liever wat anders. Een krant sla ik meer door en als ik op iets stuit wat me interessant lijkt dan lees ik het des betreffende bericht. In kranten kom je altijd meer ellende tegen dan leuke dingen en daarom lees ik een krant tame lijk oppervlakkig. Nare toestanden waar ik toch niets aan kan verande ren laat ik liever niet al te diep tot me doordrin gen. Ik vind het LD een goede krant. Ik heb in het verleden ook andere Leidse bladen gelezen maar het LD bevalt me toch het beste. Ach, je leest natuurlijk wel eens een kritisch artikel, maar dat is dan toch niet zo dat ik zeg: wat een rotstukje. Nee hoor, ik heb geen aanmerkin gen. De sport vind ik prima. Verder lees ik de stukjes over echte Leie naars graag. Over an dere rubrieken kan ik niet veel zeggen, want nogmaals: ik pluis de krant niet uit". Mevrouw Blansjaar, Hogewoerd 48,''Leiden: "We lezen de krant al 46 jaar, vanaf ons trou wen. We zouden er niet buiten kunnen, lezen geen andere kranten. Je krijgt natuurlijk wel él ke week van die huis- aan-huis-blaadjes in de bus, maar die sla je open, je kijkt er even in en dan heb je het weer gehad. We vinden het Leidsch Dagblad echt dè krant van de stad. Stads nieuws, politiek, we houden het allemaal bij. Vooral mijn man is er uren mee bezig. Als hij de krant dan nog niet uit heeft, legt hij hem weg en gaat hij later verder lezen. Vooral verhalen over vroeger lezen we graag. En op zaterdag is het ook al tijd interessant, hele stukken in die bijlage. Gezellig hoor". Mevrouw Van Es, Haven 28, Leiden: "Wij vinden het wel een goede krant. M'n man leest hem helemaal. Ik de advertenties en het stadsnieuws en ook het hoofdartikel en het voorblad voor de be langrijke dingen. Wat ik ook aardig vind is de rubriek Lezers Schrij ven. Op maandag heb ik niet veel aan de krant, want sport sla ik over. Al dat voetballen, nee, dat interesseert me niet. Maar m'n man wel hoor, die leest de krant juist graag op maan dag. We lezen dé krant nu zo'n 25 jaar en we hoe ven geen andere krant. Ik heb m'n man tenmin ste nog nooit horen zeg gen dat hij er niks meer aan vindt. Wel vind ik de krant af en toe erg dun. En dat voor zoveel geld".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 53