Woede is een bot wapen'
DE COLUMNIST 2
VRIJDAG 1 MAART 1985
JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD
PAGINA 27
Op het strand van
Noordwijk sprak een
wildvreemde vrouw hem
aan. "Bent nou die
vreselijke mijnheer
Paauw? Vreselijk, die
stukjes, vrééselijk!" En
zij draaide zich om. Een
bestuurslid van een
Leidse
voetbalvereniging,
gezeten in de kantine van
zijn club, staarde somber
in zijn glas en sprak op
een toon die geen
tegenspraak duldde:
"Ruud Paauw? Die heeft
er geen kijk op".
Om nou te zeggen dat het weke
lijks schrijven van de rubriek
"Vrij-Uit" waarin de sport in het
algemeen en die in de Leidse regio
in het bijzonder op de korrel wordt
genomen, je kansen in populari
teitspolls doet stijgen, nee.
Toegegeven: er komt ook fanmail bin
nen. Maar die wordt in kwantiteit toch
verre overtroffen door boze telefoon
tjes op dinsdagavond of woedende
reacties op latere tijdstippen. Want als
ergens de tenen lang zijn dan is het wel
in kleed- en bestuurskamers van sport
verenigingen.
De meest doeltreffende oplossing had
de voorzitter van een handbalvereni
ging voor ogen, die zich rechtstreeks
tot de directie van deze krant wendde
met het verzoek Paauw de pen uit han
den te nemen, "want hij was een ge
vaar voor de sportwereld". Dan was er
ook nog een in Leidse voetbalkringen
gelouterd persoon wiens bijl nog bot
ter was: "Ruud Paauw, dat is de Hitier
van het Leidsch Dagblad". Daarmee
feilloos aantonend hoezeer het zicht op
de werkelijkheid en het gevoel voor
verhoudingen wordt vertroebeld, zo
dra de clubkleuren door de hersenen
spoken.
Ook is hij wel eens bedreigd door men
sen die "hem wel zouden weten te vin
den", maar die overigens zelf anoniem
wensten te blijven. -
Mild
"Ach, het is toch een milde rubriek?".
Ruud Paauw zegt het zelf hardop en
alles in zyn stem wijst er op dat hij dit
een retorische vraag vindt. Mild? Maar
waarom dan toch die woede? Hy heeft
er wel een verklaring voor. "Ik merk
nog altijd dat mensen, zeker in de
sport, weinig oog voor ironie hebben.
Ze zijn zeer ernstig. Ik heb eens een
stuk geschreven over Van der Duim,
die gleed by het schaatsen een keer
over de vogelpoep en toen beweerde ik
dat wij Nederlanders altijd vielen, van
Kees Broekman tot Van der Duim, het
was één grote valparij op beslissende
momenten. Terwijl die Noren, die gle
den nooit eens op hun kop, Hjalmar
Andersen die viel nooit en die hele rits
Noren die je daarna hebt gehad, vielen
nooit. Ik had daar een wat badinerend
stuk over gemaakt en ik kreeg toen een
mevrouw uit Sassenheim aan de lijn:
nou, die was kwaad... hoe kunt u zó
over die jongens schrijven, die zo hun
best hebben gedaan, zei ze. Het kostte
me grote moeite om uit te leggen: gut
mevrouw, de wereld vergaat niet. Dat
is mijn ervaring toch: er zit heel weinig
humor in de sport. Sport is een buiten
gewoon ernstige zaak, waarover niet
gelachen mag worden".
Het is meer dan tien jaar. geleden dat de
contouren van de wekelijkse rubriek
zichtbaar werden. Samen met de toen
malige chef van de sportredactie, René
Vos, fabriceerde Paauw op donderdag
een gestrekte kolom met daarin een
streng commentaar. Het schrijven op
zo'n toon geeft hem altijd het gevoel
"een stok te hebben ingeslikt" en kan
dus niet als zijn favoriete bezigheid
worden beschouwd. Vervolgens ver
scheen deze rubriek, aanvankelijk 'Vrij
Spel' geheten op maandag, op de ruim
te die het uitslagenblok op dezelfde pa
gina nog overliet. Niet zo logisch: naar
mate er meer afkeuringen waren en er
dus minder te becommentariëren viel
was er meer ruimte. En omgekeerd.
Toen de rubriek naar de dinsdag ver
huisde, daarmee een vaste plek en vol
doende ruimte verwierf, met boven
dien een andere naam, 'Vrij-Uit' ("om
het onbekommerde karakter ervan aan
te geven"), was de definitieve vorm ge
vonden. Inmiddels had René Vos zijn
journalistieke activiteiten naar buiten
de sportkolommen verlegd en was
Ruud Paauw, zoals hij het zelf uit
drukt, als columnist 'generaal in zijn ei
gen zandbak'.
Zorgvuldig
Naar zijn eigen overtuiging een gene
raal die wel op zyn doelwit "schiet,
maar niet met de bedoeling het echt te
raken. "Op zijn hoogst een prikje met
de degen". Zijn credo, opgedaan als
jongeman bij leermeester Henri Knap
op het Instituut voor Perswetenschap
pen in Amsterdam: "Ga nooit schrij
Ruud Paauw: "In mij zit natuurlijk de predikant".
(foto Dirk Ketting)
toch eigenlijk te lachwekkend om er
ernstig over te doen. Nee hoor, de woe
de grijpt heftig om zich heen. Ik denk
dat dat ook de reden is waarom je in
het verenigingsleven zoveel ruzies
hebt: er zijn maar weinig mensen die
kunnen relativeren en zeggen: wat er
nu aan de hand is, is volstrekt belache
lijk".
Bitter
Trouwe volgelingen van de rubriek zal
de laatste jaren, ondanks alle ironie,
een zekere verbittering in sommige
stukken niet zijn ontgaan. Dat het met
sport in een aantal opzichten de ver
keerde kant op is gegaan. Paauw lijkt
soms de padvinder die een vuurtje ziet
en tot zijn verdriet ontdekt dat het met
een aansteker is aangestoken, terwijl
zulks toch dient te geschieden door
twee stukjes hout tegen elkaar te wrij-
Zonder twijfel is hij een groter bewon
deraar van mensen als baron De Cou-
bertin en Karei Lotsy dan van types als
Dé Stoop en Ton Harmsen. "Ik ben zelf
van 1937, dus dan ga je je oordeel zo'n
beetje vormen in de jaren vijftig. Dat
wil niet zeggen dat je niet van mening
kunt veranderen. Over doping ben ik
anders gaan denken. En laten we wel
wezen: iemand die van de wieg tot het
graf één standpunt handhaaft, dat is
toch eigenlijk een vervelend mens,
achter wie je vraagtekens moet zetten".
"Wat doe ik in die rubriek? Ik kijk naar
de werkelijkheid, ik keer die een beetje
en schuif er mijn eigen ironie onder. Ik
probeer het altijd wel de geur van
Ruud Paauw mee te geven, als ik iets
op te merken heb. Dat zal mensen erge
ren en het zal mensen misschien af en
toe plezierig stemmen. Nou, ze zoeken
het maar uit, als ze het niet willen dan
lezen ze het maar niet".
"Voor my is het allemaal begonnen bij
het voetbal van Haarlem in 1946 en de
Olympische film van 1948. Haarlem-
Heerenveen was de eerste voetbalwed
strijd die ik zag. Met Kick Smit, Roo-
zen en Groeneveld. Dat waren voor
beeldige sportlieden en dat blijft je
by".
"Het is tegenwoordig minder voorbeel
dig. De plaats van sport was vroeger
veel beperkter en toen was het ook
nog.... ja, sport. Goed voor je body, je
leerde voor iets vechten. Er werd wel
hard gestreden, maar toen kwam het
echt niet voor watje nu hoort: ik moest
hem wel neerleggen, wat moest ik an
ders?"
"Laten we wel zijn: in mij zit natuurlijk
de predikant, die ik wel voortdurend
probeer te bestrijden, maar die af en
door John Kroon
ven als je in grote woede verkeert want
je maakt brokken, en schrijf ook niet
zo datje mensen liever niet meer onder
ogen wil komen". Met andere woor
den: beledigen is nimmer zijn bedoe
ling geweest en schelden is zijn stijl
niet, "want ik ben altijd vrij zorgvuldig
met mijn taalgebruik".
Wat niet wil zeggen dat mensen zich
niet geraakt of zelfs beledigd kunnen
voelen. Peinzend: "Misschien heeft
Piet Biegstraaten zich wel eens bele
digd gevoeld. Of aangebrand, niet eens
echt beledigd. Ik vond dat hij als voor
zitter van de Leidse Sportstichting
kansen voorbij liet gaan en dat heb ik
wel eens hard gezegd. Toch neem ik
me altijd voor mensen niet te beledi
gen. Want dat vind ik het nou ook weer
niet waard. Je moet het wel zeggen,
maar het is mij absoluut niet te doen
om het afkraken. Je kunt wel iets iro
nisch neerzetten, maar ik denk dan al
tijd maar: die mensen moeten wel over
straat kunnen blijven gaan. Ach ja, het
is sport, het is leuk, het is weer te aar
dig om er bloed voor te laten vloeien.
Ook al zijn er in de sport, zeker in de
betaalde sport, wel eens mensen die
een lel voor hun hersens verdienen".
Toch is het niet louter cursief gedrukte
ironie dat op dinsdag de eerste sport
pagina van deze krant halveert. Anek
dotes uit een soms ver verleden zijn
evenzeer een onderdeel, terwijl een
sporter die het nodige heeft gepres
teerd (en bij voorkeur niet in een al te
recent verleden) er bij zyn overlijden
op mag rekenen dat Paauw een stukje
aan hem wijdt. Hetgeen hij noodzake
lijk vindt omdat de Nederlandse sport
journalistiek van nu zijns inziens van
weinig historisch besef blijk geeft en
voetbalcoryfeeën uit het verleden als
Bep Bakhuys, Just Göbel en Puck van
Heel tamelijk onopgemerkt heeft laten
doodgaan. Een stuk van Paauw over
Göbel leverde verrassend veel en iet
wat krakerige reacties op en bleek al
dus een schot in de roos.
Opgeheven vinger
Daarnaast wordt er in Vrij-Uit ook
ruimte gemaakt voor pure ernst, voor
de opgeheven vinger. Niet tot genoe
gen van de schrijver, zo blijkt, ook al
doet hij het zichzelf toch aan. "Het zijn
de minst genietbare stukken, vind ik
zelf later altyd. Dan denk ik: gut, wat
staat het er weer stevig en stoer, wat
zijn het allemaal recht-toe gesneden
waarheden. Ik vind zelf die stukken
waarin ik de, ja toch, woede en emotie
niet heb gekanaliseerd in een soort iro
nie, niet zo sterk. Twee weken later
denk ik dan: ach, had ik het nou maar
zus of zo aangepakt. Want ik denk dat
je met ironie meer doet. Dat is mijn he
le gevoel: dat je met woede ontzettend
weinig uitricht. Woede is een bot wa
pen. Je moet vanuit die woede iets be
ginnen. Ik denk dat als ik het kan gie
ten in ironie, dat ik dan het duidelijkst
ben. Als het alleen maar is van: het
deugt allemaal niet, het is zus en het is
zo, dan denk ik dat er maar weinig van
blijft hangen. Toch zitten dat soort
stukken er vaak nog tussen, want op
het moment zelf vind ik wel dat het nu
toch zó geschreven moet worden".
Dat ironie met een serieuze ondertoon
de tongen en pennen in beweging kan
zetten, bewees bijvoorbeeld het stuk
over boksen en gewichtheffen voor
vrouwen, dat ter illustratie nog eens in
de laatste kolom van deze pagina is af
gedrukt. "We hebben na dat stuk op de
daaropvolgende maandag een halve
pagina ingezonden stukken extra in de
krant ingelast, zodat ik op dinsdag de
bel voor de tweede ronde kon geven.
Een aantal vrouwen had op sommige
punten met hun reacties zeker wel ge
lijk. De discussie ging erg leuk, totdat
er één de hoofdredactie verzocht mij
het zwijgen op te leggen, omdat men
tenslotte ook geen racisten en fascisten
aan het woord liet. Dat was één van de
keren dat ik woedend zonder ironie
ben geweest. Ik heb toen de discussie
gesloten, want hij kwam in het vaarwa
ter van hele en halve garen en dat wen
ste ik niet langer. Het ging alleen maar
om bepaalde standpunten, maar je
hebt altijd wel mensen die op zo'n ma
nier een op zichzelf hele boeiende dis
cussie weten te versjteren".
Vlees
Woede heerste er ook bij Cor Sip, die
naast diverse andere bezigheden nog
niet zo lang geleden in uiteenlopende
functies bij de Leidse voetbalvereni
ging Unitas actief was. Het artikel
daarover leidde tot dreiging met juridi
sche stappen. Paauw: "Het ging mij
om zijn invloed op de sport, die ik op
dat moment bedenkelijk vond. Iemand
die kantinebaas, voorzitter, elftalleider,
begeleider en trainer is, ja dat heeft
niets meer met het leiden van een ver
eniging te maken. Dat is een soort per
soonlijke bv". Sip viel evenwel over de
uitdrukking 'we weten wat voor vlees
we in de kuip hebben', die hem tot de
reactie bracht: 'Wat heeft mijn beroep
ermee te maken'. Zijn niet door de Ka
mer van Koophandel erkende bezighe
den op het gebied van de betaalde seks
dus. Paauw had de uitdrukking geheel
argeloos gebruikt. "We hebben toen
anderhalf uur met elkaar gesproken en
uit de termen die hij gebruikte begreep
ik dat hij bij een jurist was geweest om
mij voor de rechtbank te dagen. Toen
heb ik gezegd: dat moet u vooral doen,
want dat lijkt me enig. Ja, dat lijkt me
nou enig! Het is helaas nooit zover ge
komen".
Toen de voetballer Huug Aandewiel
van Quick Boys naar Rijnsburgse Boys
overging en dat zowel in Katwijk als
Rijnsburg tot grote opschudding leid
de, waarna beide clubs een soort imita
tie van de Hoekse en Kabeljauwse
twisten weggaven, stond Paauw han
denwrijvend aan de kant. De stof voor
zijn rubriek werd bijna per telefoonlijn
aangevoerd, want als het om de tegen
stander gaat, en zeker als het de erfvij
and betreft, tonen sommige vereni
gingsmensen zich van een zeer open
hartige kant, niet gehinderd door scru
pules. "Op een gegeven moment kreeg
ik iemand aan de lijn, die zei, "Ja moet
u eens even luisteren wat trainer La
gendijk heeft gedaan. Die heeft ruzie
met zijn jeugdtrainer, omdat deze het
licht gebruikt van het hoofdveld-, waar
alleen de selectie van het eerste op mag
trainen en nu heeft Lagendijk snel een
kastje om het stopcontact getimmerd
en kan de jeugdtrainer er niet meer
bij". Dat soort dingen hoorde ik. Dat
was buitengewoon aardig".
De korfbaltrainer Filemon tuimelde bij
huiselijke werkzaamheden van een
trapje, blesseerde zich en veroorzaakte
met die ene val een reeks van conflic
ten binnen de vereniging, De Danaï
den. Paauw schreef er met een menge
ling van verbazing en vrolijkheid over.
"Er kwam een soort oud-testamenti-
sche twist uit voort met prachtige beel
den. Alleen, je merkt dan: in de vereni
ging zelf heerst louter woede en nie
mand, maar dan ook niemand ziet de
ironie van het geval. Dat vind ik nou
het leuke van alles. Er is niemand die
zegt: jongens laten we daar nou eens
een keer kostelijk om lachen, het is
toe genadeloos de kop opsteekt. En
dan zegt Tesselaar (de Leidse wethou
der van sport) natuurlijk weer: 'calvi
nist!', en dat is ook zo. Een beetje een
moralist zit er ook wel in me. Ik moet
er ook wel om lachen, als mensen me
dat voorhouden. Ik ben natuurlijk ook
een beetje een conservatief mens, daar
kom ik grif voor uit. Een kind van zijn
tijd. En mijn tijd was dat je bepaalde
dingen op het voetbalveld niet deed. Ik
heb daar wel iets zedenmeesterigs aan
overgehouden. Je mag wel willen win
nen, maar het moet wel netjes gebeu-
"Wie echt wil weten hoe ik in wezen
ben, moet het boek 'De AFC'ers' van
J.W. Schuil lezen. Het is geschreven in
1913, maar mijn jongste zoon verslond
het ook. Hij las dat boek overal, zelfs
bij de wasbak. Het is dus van alle tij
den. Ik lees het zelf trouwens elk jaar
één keer".
V erzamelwoede
Het is één van die ruim duizend sport
boeken die Paauw in zijn bezit heeft.
Als het om werken over de Olympische
Spelen gaat, neemt zijn verzamelwoe
de zelfs maniakale vormen aan. Het
geen slechts verklaard kan worden
door de diep gewortelde liefde voor de
sport. Die ook de drijfveer moet zijn
om tien jaar lang een column van flin
ke omvang wekelijks aan dat onder
werp te wijden.
Nog altyd. Of is alles al geschreven?
Na een pauze: "Je raakt nou een teer en
moeilijk punt, waar ik. de laatste tijd
danig mee bezig ben. Ik denk dan: oh,
weer Michels terug? Dat heb ik al eens
meegemaakt. Het gevoel van: ik schrijf
er nu voor de derde keer over. Ik heb
Leen Aandewiel zien voetballen en
over hem geschreven, en toen zijn zoon
naar FC Dordrecht ging, belde Leen
mij op. Zo zijn er meer spelers die ik
heb gekend en wier zonen nu in het
eerste spelen. Het is een eigenaardig
gevoel".
"Ik denk dat volgend jaar, als ik 25 jaar
journalist ben, dat dan langzamerhand
de tyd gekomen is om maar eens te
zeggen: het was aardig, maar we moe
ten maar weer eens naar een andere
horizon uitzien".
Een gepast slot van dit artikel versjte
rend, voegt hij er even later aan toe:
"Maar ik zeg dat niet zo vast. Misschien
doen zich straks wel weer dingen voor
waarvan ik zeg: nog nooit mee te ma
ken gehad en dan is het weer erg leuk".
In de gemeentelijke c
derwijszaken is vorige week een rap
port behandeld over de in Leiden beoe
fende takken van sport op de scholen.
Het gemeenteraadslid Van Dongen
(PvdA) maakte zich bij die gelegenheid
nogal druk over het feit dat boksen, ge
wichtheffen en polsstokhoogspringen
alleen door jongens konden worden
beoefend en kunstzwemmen alleen door
meisjes. "Het rollenpatroon in de
schoolsport dient te worden doorbro
ken", riep ze uit.
De voorzitter van de schoolsportcom-
missie, D.J. de Jong, verwees mw Van
Dongen daarvoor echter naar het mi
nisterie van CRM. Het doorbreken van
rollenpatronen lag niet op de weg van
zijn commissie, vond hij.
Onder De Jong zullen geen revoluties
uitbreken, dat is wel duidelijk. Al werd
later dan wel bepaald dat straks alle
takken van sport toegankelijk moeten
zijn voor de beide geslachten.
Ik ben niet zo'n progressieveling, maar
wel zeer liberaal in dit soort zaken. Als
meiden lekker knus met mekaar in het
café wiUen zitten, vind ik dat best. Al
komen ze daarna op hun handen lo
pend harmonicaspelend thuis, u hoort
er van mij geen kwaad woord over.
Waar ik wel tegen ben, is dingen creë
ren, waaraan (nog) geen behoefte be
staat. Kunstzwemmen is door en voor
vrouwen ontwikkeld. Mannen voelen er
om de een of andere reden niet voor.
Misschien omdat ze denken het niet (zo
goed) te kunnen. Wie zal het zeggen. Als
ze het willen, laten ze het echt wel ho
ren.
Wellicht zal mw Van Dongen nu roe
pen: ja, de vrouwen doen de vuile vaat
doorgaans ook beter, maar daarom
moet wel degelijk de mogelijkheid (wat
heet) bestaan dat de kerels zich aan de
aanrecht melden.
Geheel mee eens, geheel mee eens. Maar
dat is een dagelijks weerkerende ver
plichting en géén naar eigen believen
gekozen vrije-tijdsbesteding.
Het ergst is wel dat mw Van Dongen
schoolmeisjes de gelegenheid wil geven
te boksen, ook al zijn er uit "de basis"
nog geen geluiden gekomen dat dat wel
op prijs zou worden gesteld.
Boksen is een bedenkelijke tak van
sport, in enkele landen dan ook verbo
den. Voor een 's nachts op tv uitgezon
den gevecht om de wereldtitel kom ik
weliswaar mijn bed uit, maar dat is uit
pure nieuwsgierigheid en laaghartige
sensatiezucht. In mijn betere momenten
zeg ik tegen de bokssport: nee. Want het
doel ervan is de andere het bewustzijn
te ontnemen en dat kan ook mw Van
Dongen niet goedvinden. Als boksen
niet bestond, zou het zeker niet moeten
worden uitgevonden. Ik zal nu wel
Dick Snik (de vader, de moeder en zo
langzamerhand ook het kind van de
Leidse bokssport) om mijn nek krijgen,
maar dat moet dan maar.
In haar ijver om meisjes toch maar
vooral hetzelfde te laten doen als jon
gens wil mw Van Dongen ook de blun
ders van de mannenwereld voor vrou
wen toegankelijk maken. Dat stemt
zeer droefjes.
Wij Vrouwen zouden geen dommighe
den moeten Eisen.
Grepen uit de reacties:
"Is er dinsdag per ongeluk een krant
van dertig jaar geleden bezorgd? Is het
een grap? Nee, de Leidse vrouwen wor
den als een kleuterklasje toegesproken
door meester Paauw. Deze 'liberaal',
zoals hij zichzelf genoegzaam karakte
riseert, zal wel voor ze uitmaken wat
goed voor ze is".
R. VAN ROYEN
"Meisjes móeten niet gaan boksen en
jongens móeten niet gaan kunstzwem
men, maar als die sporten via de school
beoefend worden, dan moeten ze ook
voor jongens en meisjes openstaan".
HETTY BONTE
"Wilt u uw paternalistische handen
van onze schouders afhalen."
Mevr. VAN DOREN
"Wij hopen dat de redactie van het LD
in het vervolg voorkomt dat dergelijke
stukjes, waaruit een totaal onbegrip
voor het nut van emancipatie en rol
doorbreking spreekt, ondier haar ver
antwoordelijkheid opgenomen zullen
worden".
ROOIE VROUWEN LEIDEN
"Hierbij nodig ik de heer Paauw uit
om bij de Leidse boksclub DTS eens een
training mee te doen. Onder mijn lei
ding".
D. SNIK
Gerard Bakker, voor
aanstaand tafeltennis-
coach: Zoeterwoudse
Singel 41 Leiden:
"Ik ben geen fanatie
ke krantenlezer. Ik ga er
zeker geen half uur voor
zitten, dat vind ik zonde
van m'n tijd. Dan doe ik
toch liever wat anders.
Een krant sla ik meer
door en als ik op iets
stuit wat me interessant
lijkt dan lees ik het des
betreffende bericht. In
kranten kom je altijd
meer ellende tegen dan
leuke dingen en daarom
lees ik een krant tame
lijk oppervlakkig. Nare
toestanden waar ik toch
niets aan kan verande
ren laat ik liever niet al
te diep tot me doordrin
gen.
Ik vind het LD een
goede krant. Ik heb in
het verleden ook andere
Leidse bladen gelezen
maar het LD bevalt me
toch het beste. Ach, je
leest natuurlijk wel eens
een kritisch artikel,
maar dat is dan toch
niet zo dat ik zeg: wat
een rotstukje. Nee hoor,
ik heb geen aanmerkin
gen. De sport vind ik
prima. Verder lees ik de
stukjes over echte Leie
naars graag. Over an
dere rubrieken kan ik
niet veel zeggen, want
nogmaals: ik pluis de
krant niet uit".
Mevrouw Blansjaar,
Hogewoerd 48,''Leiden:
"We lezen de krant al
46 jaar, vanaf ons trou
wen. We zouden er niet
buiten kunnen, lezen
geen andere kranten. Je
krijgt natuurlijk wel él
ke week van die huis-
aan-huis-blaadjes in de
bus, maar die sla je
open, je kijkt er even in
en dan heb je het weer
gehad.
We vinden het Leidsch
Dagblad echt dè krant
van de stad. Stads
nieuws, politiek, we
houden het allemaal bij.
Vooral mijn man is er
uren mee bezig. Als hij
de krant dan nog niet
uit heeft, legt hij hem
weg en gaat hij later
verder lezen. Vooral
verhalen over vroeger
lezen we graag. En op
zaterdag is het ook al
tijd interessant, hele
stukken in die bijlage.
Gezellig hoor".
Mevrouw Van Es,
Haven 28, Leiden:
"Wij vinden het wel
een goede krant. M'n
man leest hem helemaal.
Ik de advertenties en het
stadsnieuws en ook het
hoofdartikel en het
voorblad voor de be
langrijke dingen. Wat
ik ook aardig vind is de
rubriek Lezers Schrij
ven. Op maandag heb
ik niet veel aan de
krant, want sport sla ik
over. Al dat voetballen,
nee, dat interesseert me
niet. Maar m'n man wel
hoor, die leest de krant
juist graag op maan
dag.
We lezen dé krant nu
zo'n 25 jaar en we hoe
ven geen andere krant.
Ik heb m'n man tenmin
ste nog nooit horen zeg
gen dat hij er niks meer
aan vindt.
Wel vind ik de krant
af en toe erg dun. En dat
voor zoveel geld".