ZES GENERATIES OVER LEIDEN 'De agressie is heel erg toegenomen' 'Het wordt hier steeds gezelliger' 'De koeienmarkt, dat was een uitje' IRENE MEIER (22): HANS PADDENBURG (37): REINIER DE GRAAF (47): PAGINA 14 JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD VRIJDAG 1 MAART 1985 Er staat Irene Meier, maar je zegt Airien Mair. Ze is Amerikaanse, woont al tien jaar in Nederland, waarvan vier in Leiden. Spreekt bijna foutloos Nederlands, vooral grammaticaal en zeker in het begin van het gesprek. "Ik let er ook op. Ik wil echt perfect spreken. Maar als ik een tijdje praat of als ik moe ben, dan wordt het wel wat minder". Irene Meier (22) groeide op in de natuur van Pennsylvania, woonde vervolgens een paar jaar in Afrika en kwam op twaalfjarige leeftijd met haar (Nederlandse) moeder naar Den Haag. Dat was even wennen en de eerste maanden bevielen haar ook helemaal niet. "Ik sprak geen woord Nederlands, dat deden we vroeger thuis nooit. Ik had daardoor niet zoveel contact Pas na een jaar begon ik het leuk te vinden. Ik kreeg vriendinnetjes en ging de taal een beetje spreken. Dat komt: ik was ertoe gedwongen, dus dan gaat het vrij snel". Na de middelbare school kwam ze vier jaar geleden naar Leiden, rechten studeren. "Ik wist niet precies welke richting ik op wilde. Eigenlijk astronaut, een kinderdroom, ja. Hoewel het me nog steeds bezighoudt. Ik ben nu ook heel fanatiek bezig met zweefvliegen. Maar rechten is een algemene studie, een soort voortgezette algemene ontwikkeling". Als eerstejaars werd ze lid van Minerva. "In het begin was ik heel actief binnen de vereniging, nu ga ik niet zo vaak meer. Ik heb bewust geprobeerd een beetje uit dat studentenmilieu los te komen. Ik vind dat veel studenten te veel in hun wereldje blijven hangen. Nee, dat is geen dédain, denk ik. Althans bij de meesten niet. Ze komen er niet aan toe, hebben er geen behoefte aan. Ik vind zelf datje ook moet proberen de stad te leren kennen. Je uitgaansleven buiten de studentenwereld zoeken Irene Meiers blik op Nederland werd door Leiden weer verruimd. "Echt een hele leuke stad. Als je er zo doorheen loopt, over de Hooglandse Kerkgracht bijvoorbeeld, en je hoort het carillon, kerkklokken, daar kan ik heel erg van genieten. De huizenbouw is heel apart, doet aan Amsterdam denken. Maar toch heeft de stad ook een eigen sfeertje, de mensen zijn heel gezellig. Den Haag is lang niet zo leuk als Leiden. Den Haag is veel te groot. Nou woonden we daar ook in een buitenwijk en hier zit ik in de binnenstad: op de Middelweg, een ideaal punt. Je kunt alles met de fiets of lopend doen". Ze raadpleegt even het lijstje dat ze voor het gesprek heeft opgesteld, zaken die per se ter sprake moeten komen. "O, ja, wat ik wel vind: de agressie is heel erg toegenomen. Dat vind ik echt iets heel ergs. Wat er nou laatst ook weer in de krant stond over die steekpartij aan de Nieuwe Rijn. Ik vind het heel belangrijk dat daar wat aan gedaan wordt". Doet de politie te weinig? "Eh..nou, ik geloof dat het wel voorrang heeft bij de politie en qua surveilleren is het ook wel toereikend. Maar we hebben hier bijvoorbeeld in huis ook al twee keer een insluiper gehad. Een jongen met wie ik ineens oog in oog stond, een heel angstige ervaring. Op straat heb ik eigenlijk nooit problemen gehad. Maar ik let er ook wel op als ik 's avonds uit ben: ik ga naar huis vóór of na de sluitingstijden van de kroegen". Uit haar spiekbriefje haalt Irene Meier nog een pluim te voorschijn, voor alle organisatoren in Leiden. "Er gebeurt hier toch een hoop. De jazz-week, het folkfestival. Leiden is wat dat betreft toch heel actief. Het leuke is ook dat iedereen erbij betrokken wordt, het zijn feesten voor iedereen". Cultureel blijft Leiden weer wat achter in haar ogen. "Ik houd zelf heel erg van ballet en dat komt in Leiden niet zo veel. Ja, in het LAK, maar dat is meer experimenteel. Ik ben zelf een liefhebber van het Nationaal Ballet, maar dat komt nooit in Leiden". Een doorslaggevende reden om een afkeer van de stad te krijgen, is dat niet. Irene Meier voelt zich behoorlijk verleidst. "Ik heb het hier heel erg naar mijn zin. Al zou ik later wel graag in de bossen willen wonen, niet meer in de stad. Wel in Nederland, ja. Nederland bevalt me uitstekend en Amerika is ook zo lang geleden. Ik denk niet dat ik nog terugga naar Amerika". "Ik heb er wel eens over gedacht om een dubbele nationaliteit te krijgen, maar daar is geen haast bij. Misschien dat ik uiteindelijk zelfs wel Nederlandse word". Maar aan de uitspraak van haar naam zal dan verder niets veranderen. "Ik heb mezelf wel eens een ty dje Irene op z'n Nederlands genoemd, maar ik vond het niet zo leuk klinken. En ik ben per slot van rekening ook Irene (zeg: Airien) genoemd. Als mensen me Irene (zeg: Irene) noemen, dan reageer ik ook niet. Daar ben ik heel koppig en eigenwijs in". BART JUNGMANN De 37-jarige Leidenaar Hans Paddenburg zijn de Waalpalen of kwelpalen een nagel aan de doodkist. In een gesprek met dit liberale enfant terrible over Leiden zijn er palen verhalen te over. J Na drie rum-cola's, waarvan één over de kleding van de verslaggever, komen de verhalen over Leiden goedlos. "Ik vind Leiden een gezellige stad. Het wordt er ook steeds gezelliger, met overal terrasjes en die beeldjes op de Botermarkt. Maar 't is wel de moeilijkst begaanbare stad". Hans Paddenburg werd geboren op 29 mei 1947 aan de Nieuwe Rijn 11, boven de bekende kleinhandel in fop- en feestartikelen. Hij ging naar de lagere school op het Rapenburg, die later onder de slopershamer sneuvelde. De zesde klas bracht Paddenburg door op een kostschool in Amersfoort. "Daar ben ik mijn Leidse accent een beetje kwijtgeraakt". Een liberaal heet aardappeltje heeft het glibberish sinds die tijd verdrongen. Hans Paddenburg maakte de (inmiddels afgebroken) Titus Brandsma-mulo af. In de jaren erna stond hij in de zaak van zyn ouders en haalde verschillende vakdiploma's. Nu werkt hij bij het ingenieursbureau TBMA in Noordwijkerhout. Een onuitwisbaar WD-stempel staat op deze Leidenaar. Hij noemde de partij ooit 'bijna een levensvervulling'. Zijn auto is gesierd met een sticker die 'Liberals do it freely' meldt. Hans Paddenburg maakt deel uit van verschillende VVD-commissies en -werkgroepen. Voor hem zijn de grootste ergernissen in Leiden het verkeer en de paaltjes. "Belachelijk en idioot. Als je een autodeur opent zitje er zo tegenaan. Op de Koornbeursbrug ben ik aan twee kanten wel eens tegen een paaltje gereden. Ik kon geen kant op". "Dat pand van die meubelzaak op de hoek van de Nieuwe Rijn is indertijd uitgebrand, omdat de brandweer door die paaltjes niet over de Koornbeursbrug kon. Toen koningin Beatrix de nieuwe bibliotheek kwam openen, zijn de paaltjes weggehaald omdat de hofauto erdoor moest. Maar dat gebeurt niet als er een eenvoudige man met zijn wagentje doorheen moet". Zonder aarzeling wijst Paddenburg dan ook PvdA-wethouder Peters (onder meer van verkeer) aan als 'verschrikkelijkste Leidenaar'. "Vanwege zijn beleid, dat ik liever wanbeleid noem. Ik ken de goede man verder niet persoonlijk". Zijn favoriete Leidenaar? "Ron van Tol van De Sleutelgaten. Ze schrijven leuke liedjes over Leidse aangelegenheden. Bijvoorbeeld dat prachtige palenlied". Het trefwoord 'studenten' inspireert Paddenburg. "Geschikte lui, maar wel erg makkelijk. Het huis naast ons op de Nieuwe Rijn is net verbouwd. Dat was vroeger Hoppezak, de kostuumverhuurderij. Als kind zag ik achter elkaar de sinterklazen naar buiten komen. Maar goed, dat huis was verhuurd aan studenten. Daar zijn containers lege flessen en rotzooi naar buiten gehaald. En het mos stond tien, vijftien centimeter dik in de goot". "Ik ben Minerva wel eens binnengesmokkeld door een student. Daar is het een rotzooi. Alleen als de gewone Leidenaars naar binnen mogen, wordt het een beetje opgeruimd. Dat moeten dan later de rechterlijke macht en topmensen in onze samenleving worden. Je vraagt je wel eens af'. De grote charme van Leiden vindt Hans Paddenburg het oude gedeelte. "De gezellige grachtjes, het centrum. Ik zou er persoonlijk geen bezwaar tegen hebben om in nieuwbouw te wonen, maar het heeft nooit dezelfde sfeer die het stadshart heeft. Op zijn gezelligst is de stad op 3 oktober". "De soos van de Breestraat, Minerva, is echt lelijk, een aanfluiting. Bepaalde straten moetje gewoon kritisch bekijken. Het Rapenburg, als daar iets wordt gebouwd, moetje de oude gevel laten staan en er een betonnen skelet achter donderen. De Breestraat: het Gulden Vlies is prachtig opgeknapt. Het pand van Rijnland is ook prachtig. Maar dat gezeur over die Vlietschool en de Anton Pieckhuisjes vind ik een beetje overdreven". "Waar beslist iets aan moet worden gedaan, zijn die Horsten in de Merenwijk. In de zin datje probeert die mensen wat beschaving bij te brengen. Dé rest van de Merenwijk lijkt me heerlijk met al dat groen. Het Waardeiland is natuurlijk helemaal fraai, behalve die paar krakers die er de rust verstoren". En de verkeersdrempels natuurlijk. "Wat ik wel kan waarderen is dat er in Leiden veel musea zijn. Ik bekijk nogal eens een tentoonstelling, ook van moderne kunst. Maar een hoop aarde in een hoek, dat zie ik toch niet helemaal. Je vraagt je wel eens af of die kunstenaars niet het gewone volk belazeren". Nog wensen voor Leiden in de toekomst? "Nou, wat meer parkeergarages, wat minder busbanen, hardere drugsbestrijding, dealerbestrijding en wat meer groen". En de PvdA uit het college? "Als dat zou kunnen". RAYMOND PEIL Slechts een paar maanden woonde Reinier de Graaf niét op de Lage Rijndijk. Pas getrouwd bivakkeerde hij een paar maanden bij zijn schoonmoeder, maar het overgrote merendeel van zijn 47 jaren bracht hij door tussen Zijlpoort en Spanjaardsbrug. Geboren op nummer 49, getogen op 45a, en nu speelt zijn leven zich vooral af tussen de huisnummers 45 en 52. Zijn eerste getrouwde jaren bracht hij door op 45, waar nu al een kwart eeuw zijn snackbar floreert, en wonen doet 'Nier' alweer zo'n twintig jaar op 52. Gevraagd naar zijn relatie met Leiden blijkt vooral de buurt en in het bijzonder de Lage Rijndijk de hechte banden te verklaren. Puttend uit zijn prilste Rijndijk-herinneringen: "In mijn tijd liepen de schapen uit de omliggende boerengemeenten door de straat. Die werden naar de veemarkt geleid". De 'koeienmarkt', ja, dat was toen iets: "Dat was een uitje voor ons jongens. Misschien wel leuk om te vertellen: ik ben toen eens meegelopen met een boer naar Katwijk, om z'n koe te begeleiden. Kreeg ik een kwartje voor, twintig kilometer gelopen". Na de lagere school in de Driftstraat ging Reinier naar de ambachtsschool. Elektricien zou hij worden, net als pa, maar die opleiding zat vol. Dan maar machinebankwerker. Na dienst en huwelijk ging hij aan de slag bij de Grofsmederij. "Achtendertig gulden per week, daar moest ik een gezinnetje van onderhouden". Hy is er nog verontwaardigd over. Dank zij de ploegendienst kwam daar later een tientje bij, nog geen vetpot. "Toen had ik het lef te solliciteren bij een wasserij. Ik loog ze voor dat ik bij de Grofsmederij 62 gulden verdiende. Dat zal die man leuk vinden als-ie dat nou leest, maar ik kon er wel voor 72 gulden aan de slag". Als onderhoudsmonteur was dat, vaak 's nachts doorwerken. Vervolgens leerde Leiden Reinier kennen als verzekeringsagent bij de RVS. "Daar heb ik een tijdje verdraaid leuk verdiend". Problemen met een vrouw over welgeteld 32 cent maakte aan dat baantje een einde. "Ik ben gelijk op m'n bromfïetsje gestapt, zwaar de pest in. Ik kom thuis en toen stond daar bij mij voor de deur meneer Jonas Piket, die zullen een hoop mensen nog wel kennen. Hij liep met lapjes stof langs de deur. Ik kon me effe bij hem luchten en hij zegt tegen mij: waarom begin jij geen snackbar?" Die vraag luidde een kwart eeuw achter het frituurvet in. "Ik had toen trouwens al met m'n schoonvader op de markt met patat gestaan". Financiële middelen ontbraken natuurlijk, maar daar wist r Jonas Piket wel raad mee. Dus begon Reinier aan het snack-avontuur. "M'n vader hield me voor een doetje, maar ja, ik moest nu eenmaal roeien met de boot". Hard werken was het natuurlijk ook. Van 's morgens tien tot 's nachts half vier. "En dan gebeurde het nog dat ze 's nachts om half vijf tegen de ruit stonden te tikken. Kwamen ze uit de kroeg en of ik effe een kippetje wilde klaarmaken. Waren ze nog boos dat er geen frites bij was". Jarenlang leven voor de zaak: "M'n moeder eiste dat ik als oudste zoon op hun 25-jarig huwelijksfeest zou komen. Een dag dicht, ik dacht: daar gaat m'n zaak". Maar de zaak bleef. "Ik denk toch dat ik één van de weinigen ben die er nog als eerste eigenaar in zit". Na driejaar kon hij met zijn gezin de vetwalmen verlaten en ze wonen nu schuin aan de overkant. Het gaat ook goed met de zaak ("een echte buurtzaak"), zo goed dat Reinier het zich kan veroorloven om er 's avonds om acht uur een punt achter te zetten. "Maar je kwam hier voor Leiden", herinnert Reinier zich plotseling. Flarden herinneringen komen bovendrijven. "Vroeger als je de stad in ging, ging je naar het Don Boscohuis. Kon je een film zien. En de Stationsweg, dat noemden ze toen de Stijfselbaan. Daar ging je naartoe om een beetje te flirten met de meisjes. Drie oktober vroeger, dan had je toch een moorddadige dag voor drie gulden en dan kwam je nog thuis met een pondje paling voor je moeder. Moetje tegenwoordig zien: honderd gulden is nog niet genoeg". De stad. "Ik zou nergens anders meer kunnen wennen". Maar het is wel veel minder gezellig. "Het is gewoon stil 's avonds. Iedereen kijkt toch tv of video tegenwoordig. Ik weet nog wel dat vroeger de eerste tv bij Van Berge Henegouwen stond. Dan stond er zo'n heel clubje voor het raam te kijken". Inmiddels is Herman er even bij komen zitten. Reinier: "Laat mij nou maar even interviewen. Herman, zeg jij nou eens: wat vind jij van Leiden?". Herman hoeft geen seconde na te denken: "Leiden is een prachtstad... voor de voetgangers". Herman is net uitgesproken als Jan de melkboer binnenkomt. Reinier weer: "Jan, zeg jy nou eens eerlijk: wat vind jij van Leiden?" Alsof hij op die vraag gerekend heeft, klinkt het direct uit Jans mond: "Leiden? Dat is de tweede stad van Nederland. Qua romantiek en zo". En wat is dan de eerste stad? 'Eeehh... Rotterdam". Terugkomend uit het magazijn met lege flessen heeft Jan nog iets op het hart: "Ze mogen Leiden in het hele land wel dankbaar zyn. Anders hadden we nog onder Franco gezeten". BART JUNGMANN Jan Lelieveld, hoofd voorlichting van de ge meente Leiden, woont in Leiden: "Ik lees het LD nu twin tig jaar en ik moet zeg gen dat de krant kwan titatief en kwalitatief met sprongen vooruit is gegaan. Dat heeft ook te maken met de toegeno men openbaarheid van bestuur. Vroeger werd er van de gemeente wei nig informatie naar de journalisten doorge sluisd. Dat zie je terug aan de berichtgeving: één keer in de drie we ken een berichtje over de gemeenteraad met een fotootje. Misschien krijgen journalisten nu wel te veel informatie, wat het maken van de selectie natuurlijk be moeilijkt. Er zou wel wat meer ge schreven kunnen wor den over het gebeuren op straat. Als een jour nalist vroeger op z'n fiets door de stad. reed en hij belandde bij wij ze van spreken in een kuil of hij stuitte op één of ander bouwwerk dan hing-ie al gauw aan de lijn met de vraag waar de gemeente nou weer mee bezig was. Dat maak je als voorlichter bijna niet meer mee. Terwijl de krant voor de gemeente best belang rijk is als informatie bron naar de mensen toe. Overigens is de krant natuurlijk al lang niet meer het enige informa tiekanaal. Met de ge meentelijke advertentie hebben we een eigen me dium, terwijl ook een blad als Stadswerk wordt uitgegeven waar in allerlei nieuws over gaten en opgravingen in de stad staat ver meld. Stadswerk zou misschien niet nodig zijn geweest als er een paar Jan Rijsdammen bij het LD zouden werken. Zo zie je maar dat het krantennieuws ook afhankelijk is van de mensen die er werken, mensen met somst specifieke interes- De commentaren op de plaatselijke politiek zou ik graag wat serieuzer zien. Het wordt nu wel erg vaak via de rubrie ken Steeds en Onbegon nen Werk in de schert sende sfeer getrokken. Voor de radio- en tv-ru- briek alle lof. De om schrijvingen van wat buitenlandse zenders hebben te bieden zijn vaak uitgebreider dan in de omroepbladen staan en bovendien aangepast aan wat wij hier kunnen ontvangen. Bevreemdend vind ik de fikse dagelijkse ruimte voor de beursberichten waarvan ik me afvraag of meer dan een handje- i erin is geïn teresseerd. Ik zou de krant in elk geval geen dag willen missen en ik denk niet dat hij zal worden ver drongen door nieuwe ontwikkelingen op het audio-visuele vlak. Een beeld of geluid via de nieuwe middelen is zo weer verdwenen, de krant blijft op tafel lig gen". Irene Meier: heel erg naar mijn zin. Hans Paddenburg: 'Voorlopig blijf ik hier' (foto Holvast) Reinier de Graaf: een echte buurtzaak. LEZERS OVER DE KRANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 40