'Carnaval beleef je niet, dat onderga je'
Een 'buuttereedner'
drijft graag de spot
ZATERDAG 16 FEBRUARI 1985
EXTRA
PAGINA 21
Het bovenmoerdijkse carnaval is in de ogen van zuiderlingen nog
altijd een flauw aftreksel van wat zij vol passie 'het feest der
feesten' noemen. "Carnaval is een kwestie van vóórsudderen, van
hamsteren in vreugde, om je vervolgens geleidelijk naar binnen te
laten zuigen". Gespierde taal van de enige doctorandus in de
carnavalistiek die ons land rijk is. Een reportage over wat carnaval
in zijn ogen écht is. Aansluitend het relaas van een typisch
carnavalesk verschijnsel: de 'buuttereedner'.
Er is nog hoop. Maar er is ook
nog een lange weg te gaan
boven de Moerdijk^ voordat
uiteindelijk iedereen zal in
haken op de carnavalspolo
naise. Want afgezien van de
len van Gelderland, heeft het
aftreksel boven de grote ri
vieren natuurlijk geen spat
met het ware carnavalsge-
beuren te maken.
Zoals in het zuiden: een open
bare viering in de open lucht op
zondag en minstens de maandag
of dinsdag. Bij voorbaat met een
optocht op meer dan buurtni-
veau en vrij algemene deelname,
die tot uitdrukking komt in de
sluiting van scholen, overheids
instellingen en bedrijven.
Volgens de Venlose drs. Theo
Fransen is iemand die 's mor
gens naar kantoor fietst en zegt
's middags vrij te willen hebben
om carnaval te vieren, bezig voor
zichzelf een luchtballonnetje op
te laten. Niet meer, maar ook niet
minder.
"Carnaval vieren is niet een
kwestie van gauw je boerenkiel
aanschieten, een beetje dom
ogend kjjken, een serie pilsjes
vatten en er maar wat ongecon
troleerd op los te hossen". Fran
sen gruwelt bij de gedachte al
leen al. "Nee; carnaval is een in
tens gebeuren. Iets wat je onder
gaat en waarin je uiteindelijk ón
dergaat. Een driedaagse climax,
waar je langzaam naartoe groeit
gedurende de voorgaande maan
den. Vanaf de elfde van de elfde.
Vanaf die periode word je als het
ware gehersenspoeld om de sfeer
van het eindstadium te kunnen
bereiken".
Dubieus
Fransen weet waar hij over
praat. Want hij is niet voor niets
de enige onvervalste doctoran
dus in de carnavalistiek, die ons
land rijk is. Carnavaloog zoge-
zeid. Theo Fransen namelijk stu-
deerde sociologie en wijdde in
1959 zijn doctoraalscriptie aan
het onderwerp "Sociologische
aspecten van het carnaval in
Limburg". De Culturele Raad
van Limburg - ook niet de eerste
de beste - verzocht hem hierop af
te studeren. En zo is het geko-
Het zal duidelijk zijn dat Fran
sen een man is aan wiens woord
beslist wel enig gezag kan wor
den ontleend. Zeker als dat
woord "carnaval" luidt. En als
hij dus van oordeel is dat boven
de Moerdijk slechts carnaval van
de koude grond wordt gevierd,
valt daar verder niets aan te tor
nen. Zoals aan geen enkel woord
van de op eenzame hoogte ver
toevende carnavaloog mag en
kan worden getwijfeld. Laten we
dat dus voor eens en voor altijd
duidelijk met elkaar afspreken.
Dat geldt zeker voor de commer
ciële jongens in ons omroep-
mekka.
Fransen over dat laatste: "Laat
je vooral niet in de war brengen
door de Hilversumse commer
ciële opvattingen van het feest
Heren theologen stelden het
eeuwen geleden al vast: 'We
vieren het feest niet in ernst,
maar louter als scherts om ons
net als onze voorouders te
vermaken, opdat onze
aangeboren zotheid ten minste
eenmaal per jaar kan uitrazen.
Wijnvaten zouden barsten
wanneer niet geregeld de
spanningen geopend worden om
lucht te krijgen. Wij zijn niet
anders dan slecht gevoegde
vaten en tonnen, waaruit de wijn
van de wijsheid dreigt weg te
lopen wanneer wij haar alleen
maar met onafgebroken
vroomheid èn vrees voor God
zouden bewaken. Ze moet plaats
hebben om niet te vervluchtigen.
Derhalve geven we ons enige
dagen over aan zotheden, om
daarna met des te meer ijver naar
de dienst van God te kunnen
terugkeren'.
Zo horen we het nog eens van
een ander. Carnaval heeft dus
kennelijk ook een duidelijke
therapeutische waarde. Een feest
met een ventielfunctie. Aan de
lopende band is tijdens synodes
en concilies gepoogd dit
merkwaardige volksgebruik uit
te bannen. Totdat voor het
kerkelijk gezag duidelijk werd
dat men er met verboden toch
niet kwam. En daarmee groeide
geleidelijk aan het inzicht dat
beter gepoogd kon worden het
volksvermaak te verchristelijken
en het feest der dwazen een
plaats te geven in de liturgie en
het kerkelijk jaar.
Zo kon het gebeuren dat het
carnaval, na door het
christendom officieel te zijn
geaccepteerd, gevolgd werd door
de vasten. Een tijd van
boetedoening en versterving. De
veertig vastendagen zijn
inmiddels overboord gezet. De
traditie van de camavalviering is
gebleven. Een gretig benutte
mogelijkheid om zich een paar
dagen per jaar uit het strakke
keurslijf van het leven van
alledag te bevrijden. Na weken
van aanwakkeren is de bonte
storm vandaag op een
hoogtepunt gekomen. Tot
woensdag blijft dit
wereldomspannend vermaak dat
in ons land met name in de
zuidelijke zachte-g-gewesten het
maatschappelijk leven ontregelt,
de sfeer bepalen. En natuurlijk
der feesten. Zoals die bijvoor
beeld om de pseudo-schlagers
doorklinken. De sfeer van
"preitjes op haar dijtjes" en
"worstjes op haar borstjes" heeft
met carnaval echt niets te ma
ken".
De doctorandus snuift geër
gerd: "André van Duin moet,
met alle respect voor zijn artistie
ke kwaliteiten, met zijn fikken
van het carnaval afblijven. En
dat geldt ook voor Adéle Bloe-
mendaal..." Stilte. Doodse stilte.
En dan met ingehouden boos
heid: "De media en al die com
merciële feestneuzen moeten
zich niet met andermans zaken
bemoeien. Met hun dubieuze en
weinig subtiele teksten. Door ge
brek aan kennis en hun margina
le bemoeienissen maken ze alles
stuk".
Identiteit
Hoewel hij er de persoon niet
naar is om zich door emoties te
laten meesleuren, moet het hem
toch allemaal maar eventjes van
het hart. Want zoiets lucht op.
"Weg met die door winstbejag in
gegeven rampestampers en dij
enkletsers"! roept de doctoran
dus getergd uit. "Carnaval moet
geinspireerd zijn op lokale ge
beurtenissen. Heeft in elke stad
of elk dorp zijn eigen identiteit.
In Venlo, om maar dichtbij de
deur te blijven, zal je geen André
van Duin horen. Maar wel in Em-
mer-Compascuum".
Fransen, naar lucht happend:
"En die locale schlagers zijn van
hele beste kwaliteit. Daar kan ie
dereen een puntje aan zuigen.
Zoals onze Limburgse Johnny
Hoes met z'n 'Ach, was ik maar
bij moeder thuis gebleven'. Een
nationale knaller van allure".
Enig onderkoeld chauvinisme
valt Fransen bepaald niet te ont
zeggen. Dat beaamt hij knik
kend. "Elke keer opnieuw bij
voorbeeld komt in Venlo, maar
dat geldt voor elke zichzelf res
pecterende stad in het zuiden,
een langspeelplaat met lokale
carnavalshits uit. En iedereen,
maar dan ook letterlijk iedereen
heeft die elpee in huis. In Venlo
zijn er vorig jaar 20.000 verkocht.
Huis aan huis".
Goed, we weten dan in elk ge
val zo'n beetje hoe het aloude
carnaval niet moet worden ge
vierd, maar Fransen hult zich
nog steeds in een geheimzinnig
stilzwijgen over het feit hoe je
het ware carnaval dan wèl moet
beleven. "Dat beleef je niet. Dat
onderga je", luidt zijn stellige
overtuiging. "Kiezen voor carna
val is voor honderd procent kie
zen. Hij, die de binding met het
normale leven tracht te behou
den, kan niet dóórvieren. Pro
beert hij dat toch, dan raakt 'ie
ongetwijfeld in paniek en daar
door ladderzat. Iets wat nu juist
non-carnavalesk is".
Maar hoe leef je dan naar dat
driedaagse jaarlijkse hoogtepunt
toe? Fransen plukt hevig aan zijn
vlasblonde snorretje, daarmee zo
ongeveer een van de laatste haar
tjes die zijn bovenlip sieren, eruit
trekkend. "Je leeft er gewoon
ook ditmaal niet zonder
buuttereedner.
Sneren
Pierre Cnoops (45) is er zo een.
Een klein uitgevallen postbode
uit het Middenlimburgse
Maasbracht. Een kort, rood en
aangevreten pruikje, een rode
neus en een glasloos brilletje
vormen voor hem de
voornaamste attributen om zich
als buuttereedner in een ton op
te stellen. Zo op het oog gaat het
om een schlemielige gestalte, die
echter als hij goed op dreef is een
reeks overigens feestelijk
verpakte sneren kan uitdelen.
Voor een nadere uitleg van het
begrip 'buuttereedner' even hulp
gezocht in het met zorg
samengestelde en onlangs bij
Spectrumboek verschenen
standaardwerk 'Carnaval in
Nederland en België'. Van de
hand van ingewijde auteurs als
drs. Theo Fransen (zie elders op
deze pagina) en Gerrit
Gommans. Carnaval is, zo valt te
lezen, het feest waarin men
elkaar eens heerlijk de waarheid
kan zeggen. Dat kun je doen van
mens tot mens, maar dat is ook
mogelijk door een soort hofnar
tot leven te roepen. Een
welbespraakt iemand die voor
volle zalen de bewoners van de
plaats, en meer nog de
vooraanstaanden en
hooggeplaatste figuren op
ludieke wijze op bepaalde
tekorten en vermeende of echte
nalatigheden wijst. Voor die
schalkse nar heeft men tal van
fraaie benamingen bedacht: de
tonnepraoter, de sauwelaer, de
kletsmajoor, de zeiveraard, maar
voornamelijk: de buuttereedner.
Op pad
Hoe hoog die bezigheid wel
wordt aangeslagen moge blijken
uit de omstandigheid da{ enkele
jaren geleden in het Belgische
Genk een school werd opgericht,
waar aankomende
buuttereedners de fijne kneepjes
van het vak kunnen leren. De
Bomma, zo werd het instituutje
genoemd. Buute-onderwijs met
middelbare akte. Een opleiding
die overigens niet in staat is om
buuttereedners te maken, maar
uitsluitend enig talent kan
bijschaven.
Pierre Cnoops was van het begin
naartoe vanaf de elfde van de elf
de. In die periode ben je aan het
vóórsudderen. Aan het hamste
ren in vreugde. Je moet natuur
lijk present zijn bij de opening
van het nieuwe seizoen. De bals
bijwonen. De Sitzungen bijwo
nen. De schlagers leren. Carna
val, daarin moet je je geleidelijk
naar binnen laten zuigen".
Veilig stellen
Ziehier het door de weledelge-
leerde doctorandus gratis aan de
mensheid vertrekte recept. Hoe
word ik een heuse carnavalist?
Gewoon een kwestie van vóór
sudderen, hamsteren en je naar
binnen laten zuigen. Een kind
kan de was doen.
Uit zijn carnavaleske gedre
venheid op wetenschappelijk ni
veau is Fransen druk doende een
overkoepelende landelijke car
navalsorganisatie op poten te
zetten. Om bedreigende ontwik
kelingen op dit gebied boven de
af aan een van de lesgevenden
aan deze opleiding. Hij is zo
zachtjes aan al een kwart eeuw
als buuttereedner actief en gaat
in het carnavalsseizoen
praktisch avond aan avond op
pad. Maar ook als hij niet in actie
komt om camavalsvierenden te
vermaken, is hij het hele jaar
door in touw om mensen op
bedrijfs- en familiefeesten
aangenaam bezig te houden of
om voor zieken, gehandicapten
en bejaarden op te treden.
Jaren geleden combineerde
Cnoops dat met zijn functie van
postbesteller, maar op den duur
was dat niet meer vol te houden:
om half vier thuiskomen van een
optreden, waar Pierre nogal eens
graag even bleef plakken om bij
door Rob Hirdes
Moerdijk te verhinderen of om
die in goede banen te leiden. "En
om een oude, boeiende traditie
per gemeenschap veilig te stel-
"Want", zegt Fransen, "carna
val behoort in elke gemeenschap
een uniek gebeuren te blijven
met een lokale identiteit. Spie
ken mag er niet bij zijn. Carnaval
mag niet gebaseerd zijn op pla
giaat. Het feest der feesten moet
niet uitmonden in een landelijke
eenheidsworst".
Nu heeft ene Freud, psychiater
van beroep, ooit eens gezegd dat
elk feest balanceert op de rand
van het exces. En de doctoran
dus is het daar gloeiend mee
eens. Een van zijn wetenschap
pelijke wijsheden: "Maar wie alle
excessen probeert uit te bannen,
maakt het leven kapot". Zo sim
pel ligt dat. Volgens hem valt het
trouwens met die excessen tij
dens carnaval nog wel mee. Al
thans niet tegen.
De namen van veel carnavals
een flinke pint even stoom af te
blazen, en dan om half zes weer
zijn bed uit om te zorgen dat de
mensen hun correspondentie op
tijd in de bus kregen. Sinds een
jaar of wat werkt Pierre halve
dagen bij de post en nu hij ook
niet meer de gewoonte heeft om
na het spuien van zijn
mild-stekelige opmerkingen nog
een poosje te blijven hangen, is
het allemaal wat beter vol te
houden.
Cnoops stond al heel wat jaren in
achterzalen van café's en op
schouwburgpodia plezierig uit
z'n nek te kletsen voordat de
grote doorbraak kwam. Zijn
komst in het programma van
Willem Duys gaf hem na 1972 al
snel landelijke bekendheid. Daar
verenigingen, zoals de Deur-
smeerders, de Geheelonthouders,
de Blauw Naaze, de Schnapsna-
ze en de Boemelaars, hebben een
redelijke verwijzing naar de on
gekroonde koning Alcohol.
"Maar", zegt een plotsklaps olijk
kijkende Fransen: "Het beeld
van carnaval als orgie van seks
en drank berust op fabeltjes. Na
tuurlijk is de horeca-omzet gi
gantisch, hoewel dat eerder
komt door het evenredig aantal
deelnemers".
En met enige spijt in zijn stem:
"De obers hebben het echter zó
druk datje vaak heel veel geduld
aan de dag of nacht moet leggen
om een pilsje te kunnen vatten.
Nee, het tempo van innemen
lijkt voor buitenstaanders vaak
hoger te liggen dan in werkelijk
heid het geval is".
Kratje
Geïnspireerd door het onder
werp, trekt Fransen opeens zijn
kwamen nog meer tv-optredens
van, bij de radio-omroepen liep
hij in en uit en ook werd een
serie van zijn conférences op de
plaat gezet.
Waardevol
In het algemeen mag de
buuttereedner graag eens wat
hooggeplaatste Figuren op de
hak nemen. Zowel wereldlijk als
geestelijk, dat maakt niet uit.
Leuk werk vindt hij dat. En het
moet ook kunnen. Als het maar
op een passende manier gebeurt,
er geen vulgaire taal wordt
uitgeslagen en de mensen niet
worden beledigd.
De zin van de spot met iemand
drijven is erg waardevol, vindt
Cnoops. „Zeker de laatste tijd
portemonnee om zoonlief 25 gul
den en de opdracht te geven "om
even een kratje te halen bij de
buren". Want hij heeft zich stra
tegisch genesteld in het Venlose.
Op een steenworp afstand van
een drankenhandel. Het carnaval
en de daarbij te nuttigen spiri
tualiën zijn de socioloog als het
ware met de paplepel ingegoten.
Fransen werd geboren in een
kerkdorpje behorend tot Box
meer; in elk geval op het goede
Brabantse land, waar de veelvul
dig bezongen nachten zo lang
zijn.
Dus het onvervalste carnavals-
bloed stroomde hem al door d'a-
deren op het moment dat hij in
zijn wiegje lag te spartelen. En
bovendien was in zijn ouderlijk
huis het enige café van die kleine
dorpsgemeenschap onderge
bracht. Fransen kan zich zoge
zegd geen leven zonder carnaval
voorstellen. "Naast gedronken,
werd er ook ontzettend veel ge
geten tijdens die dagen. Ik herin
ner me nog uit mijn jeugd dat het
hele dorp bij ons worst kwam
eten. Honderden kilo's".
Maar we dwalen af van het on
derwerp. Terugkoppelend merkt
de doctorandus op: "Wat de seks
betreft, al in 1960, toen er nog
geen pil was, heb ik onderzocht
of er sprake zou zijn van eventue
le geboortenexplosies negen
maanden na het carnaval. Nou,
vergeet het maar. Het tegendeel
bleek. Ik constateerde louter ge
boortedalingen. Nu beweren
vroedvrouwen wel eens anders,
maar dat zijn letterlijk en figuur
lijk bakerpraatjes. Ik heb het we
tenschappelijk onderbouwd".
Je zou dus uit de woorden van
de weledelgeleerde heer Fransen
mogen afleiden dat tijdens car
naval het parool geldt 'handjes
thuis'. Maar juist met carnaval
wil het wel eens voorkomen dat
de geest even zwak wordt als het
alom begeerde vlees. "Natuurlijk
wordt er wel wat gevreeën hier
en vooral daar. Maar dat is niet
puur des carnavals. Dat gebeurt
met de kermis ook".
"Zoals ik al heb benadrukt, is
het carnaval een lokale en dus
besloten aangelegenheid. Je
komt er als buitenstaander maar
moeilijk tussen. Eigenlijk een
stukje intolerantie van de boven
ste plank. De eerlijkheid gebiedt
wel te vertellen - een puur men
selijk trekje - dat hoe charmanter
de afgevaardigde van het vrouw
volk is, hoe toleranter de feest
gangers worden. Die wordt heus
wel snel opgenomen in de hos
sende meute. Daar hoef je echt
niet bang voor te zijn...
Kletskoek
Hoewel Fransen de niet onple
zierige indruk wekt nog tijden
lang over dit specifieke onder
deel te kunnen doorpraten, doet
hij er verder het zwijgen toe. En
wij met hem. Hij boort een ge
heel ander facet aan. "Er wordt
wel eens beweerd dat carnaval
een vlucht in de anonimiteit in
houdt. Een ondergaan in de on
mondige massa, waardoor je
wegloopt van je verantwoorde-
kunnen de mensen erg weinig
van elkaar verdragen. Toch is het
goed om eens op een lachende
manier elkaar de waarheid te
kunnen zeggen. Je neemt er
vervolgens een pilsje overheen
en je spoelt de zaak weg met de
vaststelling: wat zijn we toch
eigenlijk onnozel geweest. Soms
worden de verhoudingen daar
een stuk beter door".
Wat is een slechte
buuttereedner? Pierre Cnoops
hoeft er niet lang over na te
denken. „Dat is iemand die z'n
boekje te buiten gaat voor wat
betreft het fatsoen. Schunnige
taal, dat is iets verschrikkelijks.
Ze mogen van mij best tot de
grens gaan, maar ze moeten er
toch ook weer niet te ver
overheen komen. De
buuttereedners die dat niet
nodig hebben houden het
meestal veel langer vol. En dan
mogen ze voor mijn part een stuk
minder geestig zijn. Daarnaast
moeten ze ook geen krenkende
dingen zeggen".
Eerst strelen
Cnoops heeft een vaste manier
van werken als hij een
plaatselijke hotemetoot op de
korrel neemt. „Je begint eerst zo
iemand te strelen", legt hij uit.
„Wanneer ik het over de
burgemeester heb, die voorin de
zaal zit, maak ik een opmerking
in de geest van: dat is een
fantastische man. Overal waar ik
dat zeg beginnen de mensen
meteen te grinniken. Want er is
altijd wel een deel dat het met
deze uitspraak niet eens is. Maar
ik blijf zo iemand ophemelen.
Die gaat meestal bewust wat
rechter op z'n stoel zitten. En
als-ie dan helemaal in de kijkerd
zit, ga ik 'm langzaam weer wat
kleiner maken. En zeg ik zoiets
als: ik ken die burgemeester al zo
lang. Nog van de tijd toen hij nog
werkte. Dan lachen de mensen
zich kapot".
„Je hebt ook wel van die figuren
in de zaal die in zo'n dorp of stad
nogal eens graag met alles
voorop willen lopen. Die ze
allemaal kennen. Dat zijn bijna
volkstypen geworden. Ik maak
dan een opmerking als: die man
is razend populair. Waar die ook
komt moet-ie handtekeningen
uitdelen. Ik heb het aan het
begin van de avond zelf nog
lijkheden. Maar dat is gewoon
kletskoek. Carnaval is namelijk
juist een vlucht uit die anonimi
teit. Het is een ontwikkeling van
eenvoudige lieden, die normaal
gesproken gedoemd zijn een
eenzaam en onbeduidend rol
letje in het grijze leven te moeten
accepteren. De carnavalstijd ne
men ze maar al te graag te baat
om dat proces te doorbreken.
Om zich te manifesteren als vrije
vogels met een eigen identiteit.
Vandaar ook die verkleedpartij
en", weet de socioloog.
"Men heeft kleren wel eens de
sociale opperhuid van de mens
genoemd. Die gooien ze in die
dagen af. Of verruilen ze voor
een boerenkiel of een piraten-
pakje. En men gedraagt zich nu
eenmaal anders in een burger-
kostuum dan in een aangepaste
outfit. Men voelt zich plotseling
anders en dat al die anderen zich
ook plotsklaps anders voelen,
doet er verder niet toe".
Doceert de doctorandus in de
carnavalistiek verder: "Je ziet tij
dens het carnaval dus duidelijk
aangetoond dat een veelheid aan
types geen beletsel hoeft te vor
men voor een sociale hutspot.
Terwijl dat in het leven van alle
dag wel zo schijnt te zijn. Ieder
een is uit zijn normale doen. Nie
mand kan het trouwens ook
schelen wat zijn buurman doet,
denkt of zegt in die dagen. Die
zegt trouwens niets. Die doet al
even gek. Weigert net als alle an
deren zijn etalage-leven voort te
zetten. Weet de terreur van het
fatsoen eventjes te ontlopen".
"De maatstaven van het 'nor
male' leven worden eventjes ter
zijde geschoven. Men stapt van
de ene in de andere wereld. En
het prettige van het carnaval is,
dat er na afloop niet wordt terug
gekoppeld. Zo in de trant van:
heb je hem gezien, heb je haar
•gezien? Nee, iedereen gaat na
drie dagen weer over tot de orde
van de dag. Punt. Basta".
Niet langer
Een van de ogenschijnlijke
problemen tijdens de onderdom
peling in het ongecompliceerde
feestgedruis is hoe je plotseling
weer van de ene in de andere we
reld terugstapt. Een ontnuchte
ring van jewelste om weer met
beide benen om de grond te
staan.
Fransen daarover: "Je moet in
derdaad van het ene op het ande
re moment weer terugkeren in
de ernst van het dagelijks leven.
Daarom wordt het feest op het
hoogtepunt afgebroken. De ab
solute apotheose. Dat abrupte
einde is een wezenlijke voor
waarde voor een goed feest en
voor een goede herinnering er
aan. Drie dagen volop leut is
meer dan genoeg. Langer is trou
wens financieel, geestelijk en li
chamelijk niet vol te houden.
Omdat carnaval een feest is met
zo'n hoge graad van intensiteit".
En tot slot: "Drie dagen is vol
doende. Het is net als met limo
nade. Als je die verdunt en aan
lengt is ze ook niet meer te drin
ken...". Alaaf!
gezien. Hij was wel een half uur
met iemand bezig met een
handtekening. Die man wou er
geen. Lachen de mensen zich
weer kapot"
Dan is het tijd voor een stukje
praktijkbeleving. Een optreden
in een speciaal voor dat doel
leeggeruimde eierveiling in een
gehucht bij Roermond. Al een
uur van tevoren zitten er dik
duizend Limburgers aan lange
tafels zacht te g-en. En te
schunkeln, mee te deinen op
stampende hoempamuziek.
Tussendoor treden er, onder het
goedkeurend oog van de
voltallige,-hoog boven het
podium gezeten Raad van Elf,
artiesten uit de regio en daar
buiten op. Lenige dansmarietjes
gooien hun benen hoog in de
lucht en vangen ze ook behendig
weer op.
Serieus
Pierre Cnoops praat de
onderdelen aan elkaar. En
iedereen maar om hem lachen.
Behalve ik. Want ik kan er geen
draad van verstaan. Op het
verhaal na, dat vertelt van een
pastoor die boos is dat er meer
duiven bovenop het kerkdak
plegen te zitten dan
duivenmelkers in het interieur.
Waarop Pierre opmerkt dat als
de duiven niet snel genoeg op de
plank willen komen, de melkers
drukker met God bezig zijn dan
wanneer ze in de kerk zouden
zitten". Limburg giert het
andermaal uit.
Als Cnoops zijn plaats achter de
microfoon heeft ingeruimd om
het overvloedig aanwezige
vrouwvolk te laten zwijmelen bij
een optreden van de even
overgewipte Duitse zanger
Heino, trekt hij zich terug om in
een hoekje van het podium wat
bedrukt voor zich uit te gaan
zitten staren.
„Van huis uit ben ik erg serieus",
had de buuttereedner die
middag in de woning in
Maasbracht al gezegd. Dat was
ook het enige moment geweest
waarop zijn vrouw zich
vanachter een breiwerkje op de
driezitsbank in het gesprek had
gemengd, toen ze uit de grond
van haar hart verkondigde: „Ja,
dat mag je wel zeggen. Hij is een
echte droge Piet, daar komt
helemaal niks uit".
JACQUES CATS
Carnaval in Leiden: volgens ingewijden uit het zuiden niets meer of minder dan een luchtballonnetje
oplaten... (archieffoto)