'Carnaval beleef je niet, dat onderga je' Een 'buuttereedner' drijft graag de spot ZATERDAG 16 FEBRUARI 1985 EXTRA PAGINA 21 Het bovenmoerdijkse carnaval is in de ogen van zuiderlingen nog altijd een flauw aftreksel van wat zij vol passie 'het feest der feesten' noemen. "Carnaval is een kwestie van vóórsudderen, van hamsteren in vreugde, om je vervolgens geleidelijk naar binnen te laten zuigen". Gespierde taal van de enige doctorandus in de carnavalistiek die ons land rijk is. Een reportage over wat carnaval in zijn ogen écht is. Aansluitend het relaas van een typisch carnavalesk verschijnsel: de 'buuttereedner'. Er is nog hoop. Maar er is ook nog een lange weg te gaan boven de Moerdijk^ voordat uiteindelijk iedereen zal in haken op de carnavalspolo naise. Want afgezien van de len van Gelderland, heeft het aftreksel boven de grote ri vieren natuurlijk geen spat met het ware carnavalsge- beuren te maken. Zoals in het zuiden: een open bare viering in de open lucht op zondag en minstens de maandag of dinsdag. Bij voorbaat met een optocht op meer dan buurtni- veau en vrij algemene deelname, die tot uitdrukking komt in de sluiting van scholen, overheids instellingen en bedrijven. Volgens de Venlose drs. Theo Fransen is iemand die 's mor gens naar kantoor fietst en zegt 's middags vrij te willen hebben om carnaval te vieren, bezig voor zichzelf een luchtballonnetje op te laten. Niet meer, maar ook niet minder. "Carnaval vieren is niet een kwestie van gauw je boerenkiel aanschieten, een beetje dom ogend kjjken, een serie pilsjes vatten en er maar wat ongecon troleerd op los te hossen". Fran sen gruwelt bij de gedachte al leen al. "Nee; carnaval is een in tens gebeuren. Iets wat je onder gaat en waarin je uiteindelijk ón dergaat. Een driedaagse climax, waar je langzaam naartoe groeit gedurende de voorgaande maan den. Vanaf de elfde van de elfde. Vanaf die periode word je als het ware gehersenspoeld om de sfeer van het eindstadium te kunnen bereiken". Dubieus Fransen weet waar hij over praat. Want hij is niet voor niets de enige onvervalste doctoran dus in de carnavalistiek, die ons land rijk is. Carnavaloog zoge- zeid. Theo Fransen namelijk stu- deerde sociologie en wijdde in 1959 zijn doctoraalscriptie aan het onderwerp "Sociologische aspecten van het carnaval in Limburg". De Culturele Raad van Limburg - ook niet de eerste de beste - verzocht hem hierop af te studeren. En zo is het geko- Het zal duidelijk zijn dat Fran sen een man is aan wiens woord beslist wel enig gezag kan wor den ontleend. Zeker als dat woord "carnaval" luidt. En als hij dus van oordeel is dat boven de Moerdijk slechts carnaval van de koude grond wordt gevierd, valt daar verder niets aan te tor nen. Zoals aan geen enkel woord van de op eenzame hoogte ver toevende carnavaloog mag en kan worden getwijfeld. Laten we dat dus voor eens en voor altijd duidelijk met elkaar afspreken. Dat geldt zeker voor de commer ciële jongens in ons omroep- mekka. Fransen over dat laatste: "Laat je vooral niet in de war brengen door de Hilversumse commer ciële opvattingen van het feest Heren theologen stelden het eeuwen geleden al vast: 'We vieren het feest niet in ernst, maar louter als scherts om ons net als onze voorouders te vermaken, opdat onze aangeboren zotheid ten minste eenmaal per jaar kan uitrazen. Wijnvaten zouden barsten wanneer niet geregeld de spanningen geopend worden om lucht te krijgen. Wij zijn niet anders dan slecht gevoegde vaten en tonnen, waaruit de wijn van de wijsheid dreigt weg te lopen wanneer wij haar alleen maar met onafgebroken vroomheid èn vrees voor God zouden bewaken. Ze moet plaats hebben om niet te vervluchtigen. Derhalve geven we ons enige dagen over aan zotheden, om daarna met des te meer ijver naar de dienst van God te kunnen terugkeren'. Zo horen we het nog eens van een ander. Carnaval heeft dus kennelijk ook een duidelijke therapeutische waarde. Een feest met een ventielfunctie. Aan de lopende band is tijdens synodes en concilies gepoogd dit merkwaardige volksgebruik uit te bannen. Totdat voor het kerkelijk gezag duidelijk werd dat men er met verboden toch niet kwam. En daarmee groeide geleidelijk aan het inzicht dat beter gepoogd kon worden het volksvermaak te verchristelijken en het feest der dwazen een plaats te geven in de liturgie en het kerkelijk jaar. Zo kon het gebeuren dat het carnaval, na door het christendom officieel te zijn geaccepteerd, gevolgd werd door de vasten. Een tijd van boetedoening en versterving. De veertig vastendagen zijn inmiddels overboord gezet. De traditie van de camavalviering is gebleven. Een gretig benutte mogelijkheid om zich een paar dagen per jaar uit het strakke keurslijf van het leven van alledag te bevrijden. Na weken van aanwakkeren is de bonte storm vandaag op een hoogtepunt gekomen. Tot woensdag blijft dit wereldomspannend vermaak dat in ons land met name in de zuidelijke zachte-g-gewesten het maatschappelijk leven ontregelt, de sfeer bepalen. En natuurlijk der feesten. Zoals die bijvoor beeld om de pseudo-schlagers doorklinken. De sfeer van "preitjes op haar dijtjes" en "worstjes op haar borstjes" heeft met carnaval echt niets te ma ken". De doctorandus snuift geër gerd: "André van Duin moet, met alle respect voor zijn artistie ke kwaliteiten, met zijn fikken van het carnaval afblijven. En dat geldt ook voor Adéle Bloe- mendaal..." Stilte. Doodse stilte. En dan met ingehouden boos heid: "De media en al die com merciële feestneuzen moeten zich niet met andermans zaken bemoeien. Met hun dubieuze en weinig subtiele teksten. Door ge brek aan kennis en hun margina le bemoeienissen maken ze alles stuk". Identiteit Hoewel hij er de persoon niet naar is om zich door emoties te laten meesleuren, moet het hem toch allemaal maar eventjes van het hart. Want zoiets lucht op. "Weg met die door winstbejag in gegeven rampestampers en dij enkletsers"! roept de doctoran dus getergd uit. "Carnaval moet geinspireerd zijn op lokale ge beurtenissen. Heeft in elke stad of elk dorp zijn eigen identiteit. In Venlo, om maar dichtbij de deur te blijven, zal je geen André van Duin horen. Maar wel in Em- mer-Compascuum". Fransen, naar lucht happend: "En die locale schlagers zijn van hele beste kwaliteit. Daar kan ie dereen een puntje aan zuigen. Zoals onze Limburgse Johnny Hoes met z'n 'Ach, was ik maar bij moeder thuis gebleven'. Een nationale knaller van allure". Enig onderkoeld chauvinisme valt Fransen bepaald niet te ont zeggen. Dat beaamt hij knik kend. "Elke keer opnieuw bij voorbeeld komt in Venlo, maar dat geldt voor elke zichzelf res pecterende stad in het zuiden, een langspeelplaat met lokale carnavalshits uit. En iedereen, maar dan ook letterlijk iedereen heeft die elpee in huis. In Venlo zijn er vorig jaar 20.000 verkocht. Huis aan huis". Goed, we weten dan in elk ge val zo'n beetje hoe het aloude carnaval niet moet worden ge vierd, maar Fransen hult zich nog steeds in een geheimzinnig stilzwijgen over het feit hoe je het ware carnaval dan wèl moet beleven. "Dat beleef je niet. Dat onderga je", luidt zijn stellige overtuiging. "Kiezen voor carna val is voor honderd procent kie zen. Hij, die de binding met het normale leven tracht te behou den, kan niet dóórvieren. Pro beert hij dat toch, dan raakt 'ie ongetwijfeld in paniek en daar door ladderzat. Iets wat nu juist non-carnavalesk is". Maar hoe leef je dan naar dat driedaagse jaarlijkse hoogtepunt toe? Fransen plukt hevig aan zijn vlasblonde snorretje, daarmee zo ongeveer een van de laatste haar tjes die zijn bovenlip sieren, eruit trekkend. "Je leeft er gewoon ook ditmaal niet zonder buuttereedner. Sneren Pierre Cnoops (45) is er zo een. Een klein uitgevallen postbode uit het Middenlimburgse Maasbracht. Een kort, rood en aangevreten pruikje, een rode neus en een glasloos brilletje vormen voor hem de voornaamste attributen om zich als buuttereedner in een ton op te stellen. Zo op het oog gaat het om een schlemielige gestalte, die echter als hij goed op dreef is een reeks overigens feestelijk verpakte sneren kan uitdelen. Voor een nadere uitleg van het begrip 'buuttereedner' even hulp gezocht in het met zorg samengestelde en onlangs bij Spectrumboek verschenen standaardwerk 'Carnaval in Nederland en België'. Van de hand van ingewijde auteurs als drs. Theo Fransen (zie elders op deze pagina) en Gerrit Gommans. Carnaval is, zo valt te lezen, het feest waarin men elkaar eens heerlijk de waarheid kan zeggen. Dat kun je doen van mens tot mens, maar dat is ook mogelijk door een soort hofnar tot leven te roepen. Een welbespraakt iemand die voor volle zalen de bewoners van de plaats, en meer nog de vooraanstaanden en hooggeplaatste figuren op ludieke wijze op bepaalde tekorten en vermeende of echte nalatigheden wijst. Voor die schalkse nar heeft men tal van fraaie benamingen bedacht: de tonnepraoter, de sauwelaer, de kletsmajoor, de zeiveraard, maar voornamelijk: de buuttereedner. Op pad Hoe hoog die bezigheid wel wordt aangeslagen moge blijken uit de omstandigheid da{ enkele jaren geleden in het Belgische Genk een school werd opgericht, waar aankomende buuttereedners de fijne kneepjes van het vak kunnen leren. De Bomma, zo werd het instituutje genoemd. Buute-onderwijs met middelbare akte. Een opleiding die overigens niet in staat is om buuttereedners te maken, maar uitsluitend enig talent kan bijschaven. Pierre Cnoops was van het begin naartoe vanaf de elfde van de elf de. In die periode ben je aan het vóórsudderen. Aan het hamste ren in vreugde. Je moet natuur lijk present zijn bij de opening van het nieuwe seizoen. De bals bijwonen. De Sitzungen bijwo nen. De schlagers leren. Carna val, daarin moet je je geleidelijk naar binnen laten zuigen". Veilig stellen Ziehier het door de weledelge- leerde doctorandus gratis aan de mensheid vertrekte recept. Hoe word ik een heuse carnavalist? Gewoon een kwestie van vóór sudderen, hamsteren en je naar binnen laten zuigen. Een kind kan de was doen. Uit zijn carnavaleske gedre venheid op wetenschappelijk ni veau is Fransen druk doende een overkoepelende landelijke car navalsorganisatie op poten te zetten. Om bedreigende ontwik kelingen op dit gebied boven de af aan een van de lesgevenden aan deze opleiding. Hij is zo zachtjes aan al een kwart eeuw als buuttereedner actief en gaat in het carnavalsseizoen praktisch avond aan avond op pad. Maar ook als hij niet in actie komt om camavalsvierenden te vermaken, is hij het hele jaar door in touw om mensen op bedrijfs- en familiefeesten aangenaam bezig te houden of om voor zieken, gehandicapten en bejaarden op te treden. Jaren geleden combineerde Cnoops dat met zijn functie van postbesteller, maar op den duur was dat niet meer vol te houden: om half vier thuiskomen van een optreden, waar Pierre nogal eens graag even bleef plakken om bij door Rob Hirdes Moerdijk te verhinderen of om die in goede banen te leiden. "En om een oude, boeiende traditie per gemeenschap veilig te stel- "Want", zegt Fransen, "carna val behoort in elke gemeenschap een uniek gebeuren te blijven met een lokale identiteit. Spie ken mag er niet bij zijn. Carnaval mag niet gebaseerd zijn op pla giaat. Het feest der feesten moet niet uitmonden in een landelijke eenheidsworst". Nu heeft ene Freud, psychiater van beroep, ooit eens gezegd dat elk feest balanceert op de rand van het exces. En de doctoran dus is het daar gloeiend mee eens. Een van zijn wetenschap pelijke wijsheden: "Maar wie alle excessen probeert uit te bannen, maakt het leven kapot". Zo sim pel ligt dat. Volgens hem valt het trouwens met die excessen tij dens carnaval nog wel mee. Al thans niet tegen. De namen van veel carnavals een flinke pint even stoom af te blazen, en dan om half zes weer zijn bed uit om te zorgen dat de mensen hun correspondentie op tijd in de bus kregen. Sinds een jaar of wat werkt Pierre halve dagen bij de post en nu hij ook niet meer de gewoonte heeft om na het spuien van zijn mild-stekelige opmerkingen nog een poosje te blijven hangen, is het allemaal wat beter vol te houden. Cnoops stond al heel wat jaren in achterzalen van café's en op schouwburgpodia plezierig uit z'n nek te kletsen voordat de grote doorbraak kwam. Zijn komst in het programma van Willem Duys gaf hem na 1972 al snel landelijke bekendheid. Daar verenigingen, zoals de Deur- smeerders, de Geheelonthouders, de Blauw Naaze, de Schnapsna- ze en de Boemelaars, hebben een redelijke verwijzing naar de on gekroonde koning Alcohol. "Maar", zegt een plotsklaps olijk kijkende Fransen: "Het beeld van carnaval als orgie van seks en drank berust op fabeltjes. Na tuurlijk is de horeca-omzet gi gantisch, hoewel dat eerder komt door het evenredig aantal deelnemers". En met enige spijt in zijn stem: "De obers hebben het echter zó druk datje vaak heel veel geduld aan de dag of nacht moet leggen om een pilsje te kunnen vatten. Nee, het tempo van innemen lijkt voor buitenstaanders vaak hoger te liggen dan in werkelijk heid het geval is". Kratje Geïnspireerd door het onder werp, trekt Fransen opeens zijn kwamen nog meer tv-optredens van, bij de radio-omroepen liep hij in en uit en ook werd een serie van zijn conférences op de plaat gezet. Waardevol In het algemeen mag de buuttereedner graag eens wat hooggeplaatste Figuren op de hak nemen. Zowel wereldlijk als geestelijk, dat maakt niet uit. Leuk werk vindt hij dat. En het moet ook kunnen. Als het maar op een passende manier gebeurt, er geen vulgaire taal wordt uitgeslagen en de mensen niet worden beledigd. De zin van de spot met iemand drijven is erg waardevol, vindt Cnoops. „Zeker de laatste tijd portemonnee om zoonlief 25 gul den en de opdracht te geven "om even een kratje te halen bij de buren". Want hij heeft zich stra tegisch genesteld in het Venlose. Op een steenworp afstand van een drankenhandel. Het carnaval en de daarbij te nuttigen spiri tualiën zijn de socioloog als het ware met de paplepel ingegoten. Fransen werd geboren in een kerkdorpje behorend tot Box meer; in elk geval op het goede Brabantse land, waar de veelvul dig bezongen nachten zo lang zijn. Dus het onvervalste carnavals- bloed stroomde hem al door d'a- deren op het moment dat hij in zijn wiegje lag te spartelen. En bovendien was in zijn ouderlijk huis het enige café van die kleine dorpsgemeenschap onderge bracht. Fransen kan zich zoge zegd geen leven zonder carnaval voorstellen. "Naast gedronken, werd er ook ontzettend veel ge geten tijdens die dagen. Ik herin ner me nog uit mijn jeugd dat het hele dorp bij ons worst kwam eten. Honderden kilo's". Maar we dwalen af van het on derwerp. Terugkoppelend merkt de doctorandus op: "Wat de seks betreft, al in 1960, toen er nog geen pil was, heb ik onderzocht of er sprake zou zijn van eventue le geboortenexplosies negen maanden na het carnaval. Nou, vergeet het maar. Het tegendeel bleek. Ik constateerde louter ge boortedalingen. Nu beweren vroedvrouwen wel eens anders, maar dat zijn letterlijk en figuur lijk bakerpraatjes. Ik heb het we tenschappelijk onderbouwd". Je zou dus uit de woorden van de weledelgeleerde heer Fransen mogen afleiden dat tijdens car naval het parool geldt 'handjes thuis'. Maar juist met carnaval wil het wel eens voorkomen dat de geest even zwak wordt als het alom begeerde vlees. "Natuurlijk wordt er wel wat gevreeën hier en vooral daar. Maar dat is niet puur des carnavals. Dat gebeurt met de kermis ook". "Zoals ik al heb benadrukt, is het carnaval een lokale en dus besloten aangelegenheid. Je komt er als buitenstaander maar moeilijk tussen. Eigenlijk een stukje intolerantie van de boven ste plank. De eerlijkheid gebiedt wel te vertellen - een puur men selijk trekje - dat hoe charmanter de afgevaardigde van het vrouw volk is, hoe toleranter de feest gangers worden. Die wordt heus wel snel opgenomen in de hos sende meute. Daar hoef je echt niet bang voor te zijn... Kletskoek Hoewel Fransen de niet onple zierige indruk wekt nog tijden lang over dit specifieke onder deel te kunnen doorpraten, doet hij er verder het zwijgen toe. En wij met hem. Hij boort een ge heel ander facet aan. "Er wordt wel eens beweerd dat carnaval een vlucht in de anonimiteit in houdt. Een ondergaan in de on mondige massa, waardoor je wegloopt van je verantwoorde- kunnen de mensen erg weinig van elkaar verdragen. Toch is het goed om eens op een lachende manier elkaar de waarheid te kunnen zeggen. Je neemt er vervolgens een pilsje overheen en je spoelt de zaak weg met de vaststelling: wat zijn we toch eigenlijk onnozel geweest. Soms worden de verhoudingen daar een stuk beter door". Wat is een slechte buuttereedner? Pierre Cnoops hoeft er niet lang over na te denken. „Dat is iemand die z'n boekje te buiten gaat voor wat betreft het fatsoen. Schunnige taal, dat is iets verschrikkelijks. Ze mogen van mij best tot de grens gaan, maar ze moeten er toch ook weer niet te ver overheen komen. De buuttereedners die dat niet nodig hebben houden het meestal veel langer vol. En dan mogen ze voor mijn part een stuk minder geestig zijn. Daarnaast moeten ze ook geen krenkende dingen zeggen". Eerst strelen Cnoops heeft een vaste manier van werken als hij een plaatselijke hotemetoot op de korrel neemt. „Je begint eerst zo iemand te strelen", legt hij uit. „Wanneer ik het over de burgemeester heb, die voorin de zaal zit, maak ik een opmerking in de geest van: dat is een fantastische man. Overal waar ik dat zeg beginnen de mensen meteen te grinniken. Want er is altijd wel een deel dat het met deze uitspraak niet eens is. Maar ik blijf zo iemand ophemelen. Die gaat meestal bewust wat rechter op z'n stoel zitten. En als-ie dan helemaal in de kijkerd zit, ga ik 'm langzaam weer wat kleiner maken. En zeg ik zoiets als: ik ken die burgemeester al zo lang. Nog van de tijd toen hij nog werkte. Dan lachen de mensen zich kapot". „Je hebt ook wel van die figuren in de zaal die in zo'n dorp of stad nogal eens graag met alles voorop willen lopen. Die ze allemaal kennen. Dat zijn bijna volkstypen geworden. Ik maak dan een opmerking als: die man is razend populair. Waar die ook komt moet-ie handtekeningen uitdelen. Ik heb het aan het begin van de avond zelf nog lijkheden. Maar dat is gewoon kletskoek. Carnaval is namelijk juist een vlucht uit die anonimi teit. Het is een ontwikkeling van eenvoudige lieden, die normaal gesproken gedoemd zijn een eenzaam en onbeduidend rol letje in het grijze leven te moeten accepteren. De carnavalstijd ne men ze maar al te graag te baat om dat proces te doorbreken. Om zich te manifesteren als vrije vogels met een eigen identiteit. Vandaar ook die verkleedpartij en", weet de socioloog. "Men heeft kleren wel eens de sociale opperhuid van de mens genoemd. Die gooien ze in die dagen af. Of verruilen ze voor een boerenkiel of een piraten- pakje. En men gedraagt zich nu eenmaal anders in een burger- kostuum dan in een aangepaste outfit. Men voelt zich plotseling anders en dat al die anderen zich ook plotsklaps anders voelen, doet er verder niet toe". Doceert de doctorandus in de carnavalistiek verder: "Je ziet tij dens het carnaval dus duidelijk aangetoond dat een veelheid aan types geen beletsel hoeft te vor men voor een sociale hutspot. Terwijl dat in het leven van alle dag wel zo schijnt te zijn. Ieder een is uit zijn normale doen. Nie mand kan het trouwens ook schelen wat zijn buurman doet, denkt of zegt in die dagen. Die zegt trouwens niets. Die doet al even gek. Weigert net als alle an deren zijn etalage-leven voort te zetten. Weet de terreur van het fatsoen eventjes te ontlopen". "De maatstaven van het 'nor male' leven worden eventjes ter zijde geschoven. Men stapt van de ene in de andere wereld. En het prettige van het carnaval is, dat er na afloop niet wordt terug gekoppeld. Zo in de trant van: heb je hem gezien, heb je haar •gezien? Nee, iedereen gaat na drie dagen weer over tot de orde van de dag. Punt. Basta". Niet langer Een van de ogenschijnlijke problemen tijdens de onderdom peling in het ongecompliceerde feestgedruis is hoe je plotseling weer van de ene in de andere we reld terugstapt. Een ontnuchte ring van jewelste om weer met beide benen om de grond te staan. Fransen daarover: "Je moet in derdaad van het ene op het ande re moment weer terugkeren in de ernst van het dagelijks leven. Daarom wordt het feest op het hoogtepunt afgebroken. De ab solute apotheose. Dat abrupte einde is een wezenlijke voor waarde voor een goed feest en voor een goede herinnering er aan. Drie dagen volop leut is meer dan genoeg. Langer is trou wens financieel, geestelijk en li chamelijk niet vol te houden. Omdat carnaval een feest is met zo'n hoge graad van intensiteit". En tot slot: "Drie dagen is vol doende. Het is net als met limo nade. Als je die verdunt en aan lengt is ze ook niet meer te drin ken...". Alaaf! gezien. Hij was wel een half uur met iemand bezig met een handtekening. Die man wou er geen. Lachen de mensen zich weer kapot" Dan is het tijd voor een stukje praktijkbeleving. Een optreden in een speciaal voor dat doel leeggeruimde eierveiling in een gehucht bij Roermond. Al een uur van tevoren zitten er dik duizend Limburgers aan lange tafels zacht te g-en. En te schunkeln, mee te deinen op stampende hoempamuziek. Tussendoor treden er, onder het goedkeurend oog van de voltallige,-hoog boven het podium gezeten Raad van Elf, artiesten uit de regio en daar buiten op. Lenige dansmarietjes gooien hun benen hoog in de lucht en vangen ze ook behendig weer op. Serieus Pierre Cnoops praat de onderdelen aan elkaar. En iedereen maar om hem lachen. Behalve ik. Want ik kan er geen draad van verstaan. Op het verhaal na, dat vertelt van een pastoor die boos is dat er meer duiven bovenop het kerkdak plegen te zitten dan duivenmelkers in het interieur. Waarop Pierre opmerkt dat als de duiven niet snel genoeg op de plank willen komen, de melkers drukker met God bezig zijn dan wanneer ze in de kerk zouden zitten". Limburg giert het andermaal uit. Als Cnoops zijn plaats achter de microfoon heeft ingeruimd om het overvloedig aanwezige vrouwvolk te laten zwijmelen bij een optreden van de even overgewipte Duitse zanger Heino, trekt hij zich terug om in een hoekje van het podium wat bedrukt voor zich uit te gaan zitten staren. „Van huis uit ben ik erg serieus", had de buuttereedner die middag in de woning in Maasbracht al gezegd. Dat was ook het enige moment geweest waarop zijn vrouw zich vanachter een breiwerkje op de driezitsbank in het gesprek had gemengd, toen ze uit de grond van haar hart verkondigde: „Ja, dat mag je wel zeggen. Hij is een echte droge Piet, daar komt helemaal niks uit". JACQUES CATS Carnaval in Leiden: volgens ingewijden uit het zuiden niets meer of minder dan een luchtballonnetje oplaten... (archieffoto)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21