De teleurstelling na de bevrijding Leiden en het verzet (5, slot) ZATERDAG 9 FEBRUARI 1985 EXTRA PAGINA 23 Het persoonlijke leed dat oud-illegalen met zich torsen, is vaak onderbelicht geweest in films die het verzet louter met romantiek, avontuur en heldendom in verband hebben gebracht. Maar aan de keerzijde van het Verzetsherdenkingskruis schuilen in werkelijkheid niet verwerkte emoties. Velen hebben jaren niet kunnen praten over de destijds gevoerde strijd voor hun idealen, omdat ze er zoveel offers voor hebben moeten brengen. Naast de voldoening van hun goede verleden huizen veelal ergernis, wrok en een gevoel van miskenning. Tijdens de Duitse bezetting was hij in Leiden sectie-commandant van de Raad van Verzet. Tot voor kort was de Tweede Wereldoorlog als gespreksonderwerp voor hem taboe. „Ik heb het proberen te verdringen", vertelt hij. „Ik wilde er niets meer mee te maken hebben. Een Verzetsherdenkingskruis weiger ik, omdat ik er figuren mee zie rondlopen van wie ik zeg dat ze dat niet hebben verdiend". Jan van der Blom, onder zijn bevel koerier, heeft J.D. („Alleen mijn initialen vermelden en geen foto in de krant") weten over te halen tot een vraaggesprek. Beiden kijken ze terug op de bezettingsjaren waar ze, als zovele lotgenoten, nog elke dag mee bezig zijn. door Gerard van Putten Jan van der Blom toont het ontwerp van een beeldhouwwerk dat ter ere van Leidse vrouwen uit het verzet 1940-1945 wordt geplaatst in de Van Alkemadestraat (Stevenshof). Het monument, ontworpen door oud-verzetsvrouw Truus Menger, wordt op 5 mei onthuld. Eventuele giften ter dekking van de kosten van het monument kunnen worden overgemaakt op giro 503948 t.n.v. Comité Monument voor Leidse vrouwen uit het verzet 1940-1945. (Toto Holvast) De nalatenschap van hun onder grondse strijd tegen de perfide on derdrukking van Hitler-Duitsland geeft het tweetal weinig reden tot een optimistische kijk op de naoor logse maatschappij. Nederland is weer volledig in de greep van de verzuiling, stelt J.D. somber vast. „Vandaag de dag steekt ook het fas cisme weer de kop op. En nu kan er wel worden gezegd dat er niet zo veel zijn die zich daartoe voelen aangetrokken, maar ik zeg dat fas cisme nooit mag worden onder schat. Eens had de NSB ook maar vier procent van de Nederlandse stemmen". Een gevoel van bittere teleurstelling overviel hen al in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog, toen het gebral van een hysterische volksmenner aan kracht inboette door de veranderde situatie aan de fronten. Het kon toen ge beuren dat een legertje „eters van twee walletjes" van de ene op de andere dag 'die Stimme des Führers' afzette om 'his masters voice' te beluisteren. Profite rend van een opmerkelijk soepele selec tieprocedure werden elementen van een dergelijk ambivalent slag alsnog in de gelegenheid gesteld trouw te zweren aan de Binnenlandse Strijdkrachten van Prins Bernhard, het zogeheten gebun delde verzet. Na de bevrijding volgde de ergernis over de gevolgde zuiverings procedure, over de berechting ook. Nu nog hebben ze er weinig goede woorden voor over, omdat heel wat Deutschland- freundlichen hun straf hebben weten te ontlopen. Slapeloze nachten „Achteraf', bekent J.D. „heb ik me af gevraagd waarom ik vier jaar lang op de vlucht ben geweest. Slapeloze nachten heb ik naderhand gehad van die vraag. Omdat me na de oorlog van alles is ver weten. Maar ook omdat ik vanaf het be gin van de oorlog de hoop had gekoes terd dat de hokjesgeest voor eens en voor altijd zou zijn afgeschaft. Maar al na 'Dolle Dinsdag' werd alles weer net zo als voorheen". Hij werd toen ontboden bij de Leidse top van de B.S. waar hij te horen kreeg dat er weliswaar veel waardering be stond voor al het werk dat was verricht, maar dat het gebundelde verzet „vanaf nu" moest bestaan uit „betrouwbare mensen". „Tot en met 1944 was er in Lei den maar een kleine groep die het zware werk deed. Dat was de 'Raad van Ver zet'. En na die 'Dolle Dinsdag' kreeg ik dan te horen dat de communisten eruit gegooid moesten worden. Jongens die voor mij hun leven hadden gegeven. En dat, terwijl er tegelijkertijd figuren in "de B.S. opdoken die eerder voor de Wehr- macht hadden gewerkt. Een aanflui ting". „Wat voor kerels er na de oorlog alle maal niet in BS-pakkies rondliepen, on voorstelbaar", beaamt Van der Blom het relaas van zijn voormalige commandant over de zogenaamde 'septemberluizen'. „Al moet ik er wel bij zeggen dat er na tuurlijk ook mensen bij kwamen die zich bij Duitse organisaties hadden moe ten aansluiten om iets aan de weet te ko men". „Er zijn", zeggen ze ook, „collabora teurs buiten schot gebleven omdat ze door anderen werden gedekt. Maar koe riersters die volgens opdracht een relatie hadden aangeknoopt met Duitse officie ren om inlichtingen te krijgen, zijn na de oorlog kaalgeschoren. Ze werden voor moffenhoeren versleten". Als sectiehoofd van de RW-sabotage- groep trad de een destijds meer op de voorgrond dan de ander, maar met hun werk achter de schermen liepen Jan van der Blom pn zijn inmiddels overleden vrouw Co („We verrichtten koeriersdien sten, we hebben ook wapens in huis ge had") niet minder gevaar. Zelfheeft Van der Blom zich met „een beetje geluk en slimheid" buiten het bereik van grijp grage SD-handen weten te houden, maar zijn vrouw kon begin 1944 niet aan arrestatie ontkomen. NSB-insigne Van der Blom en J.D. stammen uit 'de Kooi', van waaruit de Leidse afdeling van de 'Raad van Verzet' de hele stad bestreek. De koerier heeft in de oorlogs jaren weinig last gehad van de 'Arbeids- einsatz'. Op een dag is hij naar het Ar beidsbureau gegaan, Waar hij een amb tenaar zover wist te krijgen zijn naam- kaart uit het bestand te lichten. „Ik zei dat ik student was. Met die man viel wel te praten, ik heb geluk gehad". Van der Blom kon zich zodoende blijven wijden aan zijn illegale activiteiten; eens heeft hij zelfs een kijkje genomen in de villa van de SD. „Ik ben daar op m'n gemak op een kist gaan. zitten en zo kon ik pre cies zien wie daar allemaal rondliepen". „Je deed inderdaad de gekste dingen", laat J.D. lachend weten, „Ik ging met de blauwe tram van Amsterdam naar Lei den. Op mijn revers had ik het NSB-in signe zitten, ik las onderweg dan ook nog 'Volk en Vaderland'. Je werd beke ken alsof je oud vuil was, maar dat insig ne en blad waren wel een bescherming voor jezelf'. De vroegere sectie-commandant roept het beeld op van de begindagen van de bezetting. Van huis uit was hij lid van de SDAP, maar na het verbod van politieke partijen trad D. toe tot de Nederlandse Unie om zich af te zetten tegen de NSB. Met een paar vrienden liep hij te colpor teren voor de 'Unie'; richtte de NSB ver nielingen aan in het hoofdkwartier van de 'Unie', dan onderging vervolgens ook het NSB-gebouw aan de Burgsteeg eni ge verbouwingen. Niet veel later werd D. door een vriend gevraagd in het holst van de nacht een kist met wapens op te halen in Katwijk. „Die kist hebben we nooit aangetroffen, maar vanaf dat mo ment zit je in het verzet. Dan is er geen weg meer terug. Ik moet weieens lachen om verhalen van mensen die zeggen: dat en dat voorval is voor mij de aanleiding geweest om in de illegaliteit te gaan. On zin, je rolde er gewoon in". Op een later bezoek aan de Burgsteeg zou D. „stuklopen", zoals hij het zelf uit drukt. In gezelschap van zijn strijdmak kers Nic. Olivier, Han Paulides en Theo Welling moest hij in opdracht van de verzetsbeweging 'Vrij Nederland' het hoofdkwartier van de NSB uitmesten. „In 1942 was dat. We zijn het gebouw binnengedrongen, hebben het kaartsys teem achterover gedrukt en vervolgens de hele boel in brand gestoken". Het ledenbestand van de NSB stond D. via een aantal tussenpersonen van de 'RW' af aan 'Vrij Nederland', maar niet nadat hij twee dagen lang de kaarten uit gebreid had bestudeerd. „Van die ken nis heb ik later profijt getrokken, je wist meteen wie fout was. Toen ik die kaar ten onder ogen kreeg, ben ik me rot ge schrokken. Ik kwam namen tegen van mensen voor wie ik mijn handen altijd in het vuur had durven steken". Arrestatie Twee weken later werden Welling en D. gearresteerd. In voorarrest werd D. in het politiebureau aan de Zonneveld straat opgesloten in een cel onder de grond, daarna volgde een verblijf in het Haagse Huis van Bewaring en in cel 462 van de Haagse strafgevangenis. „Tijdens de verhoren gooiden wij het er op dat wij het gebouw uit rancune hadden ver nield, omdat de NSB schade had toege bracht aan het gebouw van de 'Neder landse Unie'. Maar dat kaartsysteem dan, waarom hebben jullie dat dan mee genomen? Ujt balorigheid, antwoord den wij. Dat kaartregister hebben we in het water van de Lage Rijndijk tegen over de Driftstraat gegooid. Inspecteur Muusse, een zware NSB'er, geloofde er geen barst van. Hij bleef volhouden dat wij van de ondergrondse waren. Maar wij zijn niet doorgeslagen. We onderhiel den zelfs contacten met elkaar via re chercheur Van der Pol en agent Bakker, een kennis van mij. Als we terugkwa men van het verhoor zeiden we tegen die agent: zeg even dat ik niet ben doorge slagen. En dat gebeurde dan". Achteraf realiseert D. zich dat-ie toen voor de ergste straf bespaard is geble ven. Door 'vredesrechter' Sluiters werd hij veroordeeld tot 14 maanden hechte nis, „Theo Welling kreeg voor hetzelfde geintje twee jaar en ik weet nu nog niet Van het in gevangenschap gekoester de voornemen om zich voortaan gedeisd te houden, kwam weinig terecht. Nog geen veertien dagen na zijn vrijlating polste Nic. Olivier hem in café 't Spoor tje voor een terugkeer in de ondergrond se. „Wil je niet terugkomen, vroeg hij, het verzet hier in Leiden wil maar niet van de grond komen. Uiteindelijk ben ik toch maar weer gezwicht". Hij kreeg de leiding over een groep van 55 man, van wie Nic. Olivier, Bert de Jong, Theo Welling, Han Paulides en D. „de harde kern" vormden. „Er is altijd beweerd dat de 'Raad van Verzet' com munistisch getint was", weet D. „Maar wij telden maar drie uitgesproken com munisten. En die jongens hebben uitste kend werk verricht. Zoals vele commu nisten in de oorlog, hun rol is na de oor log erg onderschat, onder de tafel ge moffeld". Sabotage De Leidse 'Raad van Verzet' speciali seerde zich in sabotage en trad geregeld op als overvalcommando. In de oorlogs jaren werden vele postauto's overvallen, telefoonkabels vernield, zwarthandela ren 'uitgeschud', louter aan hun eigen welstand denkende boeren verlost van hun vee, gevaarlijke collaborateurs geli quideerd. De vroegere sectie-comman dant: „Er is na de oorlog dikwijls be weerd dat mensen van het gewapend verzet wildwestfiguren waren. Jongens die graag wilden schieten. Flauwekul. Er is een tijd geweest dat ik me die fanta sieverhalen erg heb aangetrokken. Alsof het zo'n pretje was om een opdracht uit te voeren. Je deed wat volgens districts commandant Rudi moest wórden ge daan. Er waren bij ons jongens die zich bevuilden als ze met de'pistolen in hun handen stonden. Als de dood waren ze voor bepaalde opdrachten". Maar tijdens het „stunten" lieten ze weinig merken van die angst. Zo sloop de RW brutaal het domein van de Wehrmacht binnen aan de Korevaar- straat. „We hadden een tip gehad van ene Arie Spierenburg, een kennis van mijn broer. Die wist te vertellen dat een Duitser wilde onderduiken. Vanzelf sprekend moesten we oppassen voor verraad. Maar we hebben die Duitser kunnen meenemen en ook nog wapens weggepakt. Van het Wehrmachtsuni- form van die soldaat hebben we later ge bruik gemaakt". „Had de RW geld nodig, dan moesten we ergens een overval doen. Als schilder was ik nogal goed thuis bij woning bouwverenigingen. Ik wist precies wan neer er geld werd afgedragen. Een der gelijk karwei werd heel handig aange pakt. Eerst werden er bij de penning meester illegale blaadjes in de bus ge stopt. Daarna lieten we Aad in vloeiend Duits blaffen wat-ie met die blaadjes moest. We hebben die man geboeid op bed gelegd en het geld meegenomen". Bloed Met moed droeg de groep van D. zijn trouw uit aan het beleid van de RW- top, waarbij geregeld bloed, zweet en tranen vloeiden. Van tal van zijden is la ter de vraag opgeworpen of het doel de middelen wel heiligde. Citaat uit een in terview met prof. I. Schöffer, in deze krant verschenen op 12 januari j.l.: „Er hebben verkeerde liquidaties plaatsge had. Zo is begin 1944 de directeur van het arbeidsbureau aangeschoten. Welis waar was hij NSB'er, maar of dat nou alle daaruit voortvloeiende ellende waard was"... De Duitsers namen wraak op deze aanslag met de arrestatie van 40 burgers; de arts Flu, alsmede de leraren Douma en De Jong werden standrechte lijk doodgeschoten. „Ik ben bij die aanslag op Diederiks betrokken geweest", vertelt D. „Ik vind het vreselijk wat er gebeurd is met die mensen die zijn doodgeschoten, neem dat maar van mij aan. Maar op de avond dat wij die vent zouden neerschieten, hebben we twee uur van tevoren de dok ters gewaarschuwd dat er iets kon gaan gbeuren. Wij hadden iedereen gevraagd thuis te blijven. Wij hebben gehandeld in opdracht van de RW-top. Die vent moest weg, omdat hij iedereen naar Duitsland stuurde. Nic. Oliver, Bert de Jong en ik hadden hem al een tijdje ge volgd. Op een plaats waar je gemakke lijk kon wegkomen, op de hoek van de Papengracht en het Rapenburg, hebben we hem van achteren neergehaald. Jam mer genoeg bleef hij in leven. De plundering van 15 zwarthandela ren, die zaten te gokken in café 'de Bees tenmarkt', leverde een forse buit op. Daartegenover stond het verlies van twee leden van de groep. „Met een man of tien zijn we naar dat café gegaan. We hebben ons daar verspreid, allemaal met een glas bier in de hand. Daarna hebben we de deur dichtgedaan en die gasten al het geld laten inleveren. Naar aanleiding van die overval zijn Ed en Jan gearres teerd. Ze werden opgepakt op de Hoge- woerd, ze waren herkend door die zwart handelaren. Ed en Jan zijn vreselijk ge marteld, daarna gefusilleerd". Agent Door een overval op de firma Krantz op de Langegracht („een textielfabriek die stoffen leverde aan de Duitse Wehr macht") zou D. verwikkeld raken in een pensioenkwestie die zich tot in 1947 zou voortslepen. Volgens de RW-planning kon de operatie-Krantz niet fout gaan. De vroegere sectie-commandant: „Maar op de ochtend dat het moest gebeuren liep er voor de deur een politieagent. Wat bleek nou, 's nachts was er een schuit met aardappelen aangekomen. Die moest-ie bewaken". Na onderling overleg werd de desbe treffende agent voor een keuze gesteld. „We kunnen je nu ontwapenen, dan ga je naar de schuilkelder op de Volmolen gracht. Je kunt ook naar de Oude Singel gaan en net doen of je niks hebt gezien. Dat deed-ie". Iemand die D. aanduidt met „de scherpschutter" posteerde zich op de andere hoek van de straat. De sectie commandant had net het gebouw betre den, toen hij een schot hoorde vallen. Buiten gekomen zag D. de agent dood op straat liggen. Ik heb die knaap, die scherpschutter, bij me laten komen. Hij vertelde dat die agent zijn revolver trok, toen wij net binnen waren". Zowel van de zijde van de B.S. als na de oorlog van o verheidszij de is er bij D. op aangedrongen de naam van de schut ter bekend te maken. „Ik heb geant woord dat het er niet toe deed wie ge schoten had. Ik ben als sectie-comman dant verantwoordelijk". D. werd gevraagd een verklaring te ondertekenen, waaruit de betrouw baarheid van de agent bleek. Zou dat verzoek door hem zijn ingewilligd, dan hadden de nabestaanden recht op pen sioen gehad. „Maar ik heb geweigerd te tekenen. Die agent kan wel betrouwbaar zijn, heb ik gezegd, maar op het moment dat-ie één van ons arresteert is hij onbe trouwbaar. Angst heeft bij die agent waarschijnlijk de overhand gekregen. Hij schiep zodoende een 'jij of ik-situa- tie'. Liever hadden we destijds tien NSB'ers neergehaald dan deze agent. Maar je had niet alles in de hand, dik wijls moest je binnen een seconde een beslissing nemen". Geweldige slag Een dergelijk besluit pakte wel goed uit op de Haagse Laan van Meerder- voort, waar D. met Bert de Jong op weg was naar districtscommandant Rudi. „Bert had vastgezeten en wilde weer te rugkomen in de groep. Kwam er ineens een vent in uniform aangefietst, met ge trokken pistool vroeg hij naar papieren. Op onze hoofden stonden duizenden guldens, er was dus sprake van een le vensgevaarlijke situatie. Maar wat deed die vent, die maakte de fout van zijn le ven door dat pistool in zijn holster op te bergen. Bert en ik keken elkaar aan en schoten hem vervolgëns neer. Volgens Rudi hadden we een geweldige slag ge slagen, hij was één van de hoogste SD- agenten. Zo zie je maar, de ene keer zat het tegen, de andere keer mee. Maar een prettige avond had je echt niet, als zoiets was gebeurd". De vroegere sectie-commandant geeft toe dat er fouten zijn gemaakt, in die donkere jaren van de vaderlandse ge schiedenis. Op voorspraak van de RW- top dook in zijn groep een persoon op, die Jan van der Blom van meet af aan wantrouwde. „Hij had een verhaal", zegt de ex-koerier, „dat ik direct al niet ge loofde. Hij was per trein vervoerd door de SS. Vanuit Oostenrijk had-ie kunnen vluchten. Nou, je kon niet zo snel aan de SS ontsnappen. Ik heb toen gezegd dat ik niet langer bij de besprekingen aan wezig wilde zijn. Ik heb toen ook voorge steld hem te liquideren". J.D.: „Hij was gecheckt door de top van de 'Raad van Verzet'. Wij moesten hem opnemen. Hij was snel met wapens, had ervaring opgedaan in de Spaanse burgeroorlog. Frits van Bijnen, zo noem de hij zich, heeft aan alle overvallen meegedaan". Van nabij maakte 'Van Bijnen' mee dat de groep enkele gebouwen van de vuurwerkfabriek Kat („Daar werd trotyl gemaakt voor Italië") opblies. De SD-in- filtrant, inmiddels in het bezit van alle adressen van de groep, kwam evenwel niet opdagen toen hij samen met Nic. Olivier, Bert de Jong en D. telefoonver bindingen van de Wehrmacht moest ver nietigen. „Dat was in het geheel niet on ze bedoeling, wij wilden hem liquideren op de Nieuwe Vaart. Maar hij had kenne lijk lont geroken". Records Een golf van arrestaties overspoelde op een mei-avond in 1944 het 'Kooikwar- tier'. De SD zette de hele wijk af, op de huizen werden schijnwerpers gericht. De vooraanstaande leden van de verzets groep ontkwamen, getipt als ze waren door de politie. J.D: „Ik heb die avond alle olympische records gebroken. Ik heb me toen rot gelopen, over daken ge klommen, onvoorstelbaar". Zijn vader, moeder, broer en twee zus sen werden wel weggevoerd. Zoals ook de vrouw van Jan van der Blom. „Ikzelf was toevallig niet thuis, dat is mijn geluk geweest. Mijn vrouw heeft op het Bin nenhof verschrikkelijk veel opdonders gehad, maar ze heeft niks gezegd. Via het Oranjehotel en Vught is ze uiteinde lijk in Ravenbrück en Dachau terechtge komen. Ze heeft een jaar vastgezeten". De vader en moeder van J.D. zouden niet terugkeren; in totaal werden 15 per sonen het slachtoffer van het verraad van de SD-agent. Na de oorlog kreeg D. bezoek van twee Haagse rechercheurs die hem confronteerden met een foto. Op de vraag of hij de persoon in kwestie herkende, antwoordde D.: „Ja dat is Van Bijnen". De rechercheurs zouden toen hebben gezegd dat Van Bijnen vastzat op het politiebureau in Den Haag. „Zelfs het celnummer wisten ze me te vertel len". Een lange stilte rond de zaak-Van B. volgde, waarop D. besloot zich in ver binding te stellen met de Politieke Op- sporings Dienst. Er bleek een vergissing in het spel, althans dat werd D. voorge houden. „Maar die foto dan?" vroeg de Leidenaar. Nee, er zou toch een fout zijn gemaakt, het was Van Bijnen niet. J.D. zegt de zaak verder te hebben onder zocht. „Frits van Bijnen wist zoveel van hooggeplaatste personen dat-ie koppen zou laten vallen als hij niet met rust zou worden gelaten. Sindsdien is hij spoor loos". En dan in de meest letterlijke zin, want bij het Rijksinstituut van Oorlogs documentatie in Amsterdam is volgens medewerker Groeneveld geen spoor te vinden van een SD-agent met de naam 'Van Bijnen'. Nachtmerries J.D. staakte zijn verzet eind december 1944. Tussen hem en de leiding van de Binnenlandse Strijdkrachten boterde het al niet, nadat de eis was gesteld de groep te ontdoen van „de communis ten". Conflicten over andere kwesties volgden elkaar op, uiteindelijk verbrak D. met steun van „tien trouwe kamera den" de samenwerking, waarbij na veel heisa werd besloten de uitgetredenen tot het einde van de oorlog van bonkaarten te voorzien. „Na de bevrijding had ik nog geen honderd gulden, terwijl er twee ton door nüjn handen is gegaan. Maar de buit van die overvallen is steeds afgedragen aan Rudi, de districtscommandant. Dat is de harde waarheid. Er is mij aan het eind van de oorlog gevraagd of het waar was of ik twee pakhuizen vol met levensmid delen had liggen. Of er ook ten eigen ba te een varken bij een boer was weggejat. Kijk, ik had 55 man onder me in de oor log. En dat waren niet allemaal lieverd jes. Maar van al die wilde verhalen is al leen waar dat twee of drie van onze jon gens een varken en een zak graan achter over hebben gedrukt. Verder is alles af gedragen. Na de oorlog heb ik dat tot op de bodem uitgezocht. Mij is ook verwe ten dat ik in het verzet heb gezeten. Zou ik dat niet hebben gedaan, werd mij ge zegd, dan waren al die doden niet geval len. Nachtmerries heb ik er van gehad. Er is in die afgelopen 40 jaar nog geen dag voorbijgegaan waarop ik niet aan die oorlog heb gedacht". Dit is de laatste aflevering van een serie artikelen over het Leidse vezet. De vorige afleveringen stonden vanaf zaterdag 12 januari in EXTRA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 23