De teleurstelling na de bevrijding
Leiden en het verzet (5, slot)
ZATERDAG 9 FEBRUARI 1985
EXTRA
PAGINA 23
Het persoonlijke leed dat oud-illegalen met zich
torsen, is vaak onderbelicht geweest in films die
het verzet louter met romantiek, avontuur en
heldendom in verband hebben gebracht. Maar
aan de keerzijde van het
Verzetsherdenkingskruis schuilen in
werkelijkheid niet verwerkte emoties. Velen
hebben jaren niet kunnen praten over de
destijds gevoerde strijd voor hun idealen, omdat
ze er zoveel offers voor hebben moeten brengen.
Naast de voldoening van hun goede verleden
huizen veelal ergernis, wrok en een gevoel van
miskenning.
Tijdens de Duitse bezetting was hij in Leiden
sectie-commandant van de Raad van Verzet.
Tot voor kort was de Tweede Wereldoorlog als
gespreksonderwerp voor hem taboe. „Ik heb het
proberen te verdringen", vertelt hij. „Ik wilde er
niets meer mee te maken hebben. Een
Verzetsherdenkingskruis weiger ik, omdat ik er
figuren mee zie rondlopen van wie ik zeg dat ze
dat niet hebben verdiend". Jan van der Blom,
onder zijn bevel koerier, heeft J.D. („Alleen mijn
initialen vermelden en geen foto in de krant")
weten over te halen tot een vraaggesprek.
Beiden kijken ze terug op de bezettingsjaren
waar ze, als zovele lotgenoten, nog elke dag mee
bezig zijn.
door Gerard van Putten
Jan van der Blom toont het ontwerp van een beeldhouwwerk dat ter ere van Leidse vrouwen uit het verzet 1940-1945 wordt
geplaatst in de Van Alkemadestraat (Stevenshof). Het monument, ontworpen door oud-verzetsvrouw Truus Menger, wordt op 5
mei onthuld. Eventuele giften ter dekking van de kosten van het monument kunnen worden overgemaakt op giro 503948 t.n.v.
Comité Monument voor Leidse vrouwen uit het verzet 1940-1945. (Toto Holvast)
De nalatenschap van hun onder
grondse strijd tegen de perfide on
derdrukking van Hitler-Duitsland
geeft het tweetal weinig reden tot
een optimistische kijk op de naoor
logse maatschappij. Nederland is
weer volledig in de greep van de
verzuiling, stelt J.D. somber vast.
„Vandaag de dag steekt ook het fas
cisme weer de kop op. En nu kan er
wel worden gezegd dat er niet zo
veel zijn die zich daartoe voelen
aangetrokken, maar ik zeg dat fas
cisme nooit mag worden onder
schat. Eens had de NSB ook maar
vier procent van de Nederlandse
stemmen".
Een gevoel van bittere teleurstelling
overviel hen al in de laatste maanden
van de Tweede Wereldoorlog, toen het
gebral van een hysterische volksmenner
aan kracht inboette door de veranderde
situatie aan de fronten. Het kon toen ge
beuren dat een legertje „eters van twee
walletjes" van de ene op de andere dag
'die Stimme des Führers' afzette om 'his
masters voice' te beluisteren. Profite
rend van een opmerkelijk soepele selec
tieprocedure werden elementen van een
dergelijk ambivalent slag alsnog in de
gelegenheid gesteld trouw te zweren aan
de Binnenlandse Strijdkrachten van
Prins Bernhard, het zogeheten gebun
delde verzet. Na de bevrijding volgde de
ergernis over de gevolgde zuiverings
procedure, over de berechting ook. Nu
nog hebben ze er weinig goede woorden
voor over, omdat heel wat Deutschland-
freundlichen hun straf hebben weten te
ontlopen.
Slapeloze nachten
„Achteraf', bekent J.D. „heb ik me af
gevraagd waarom ik vier jaar lang op de
vlucht ben geweest. Slapeloze nachten
heb ik naderhand gehad van die vraag.
Omdat me na de oorlog van alles is ver
weten. Maar ook omdat ik vanaf het be
gin van de oorlog de hoop had gekoes
terd dat de hokjesgeest voor eens en
voor altijd zou zijn afgeschaft. Maar al na
'Dolle Dinsdag' werd alles weer net zo
als voorheen".
Hij werd toen ontboden bij de Leidse
top van de B.S. waar hij te horen kreeg
dat er weliswaar veel waardering be
stond voor al het werk dat was verricht,
maar dat het gebundelde verzet „vanaf
nu" moest bestaan uit „betrouwbare
mensen". „Tot en met 1944 was er in Lei
den maar een kleine groep die het zware
werk deed. Dat was de 'Raad van Ver
zet'. En na die 'Dolle Dinsdag' kreeg ik
dan te horen dat de communisten eruit
gegooid moesten worden. Jongens die
voor mij hun leven hadden gegeven. En
dat, terwijl er tegelijkertijd figuren in "de
B.S. opdoken die eerder voor de Wehr-
macht hadden gewerkt. Een aanflui
ting".
„Wat voor kerels er na de oorlog alle
maal niet in BS-pakkies rondliepen, on
voorstelbaar", beaamt Van der Blom het
relaas van zijn voormalige commandant
over de zogenaamde 'septemberluizen'.
„Al moet ik er wel bij zeggen dat er na
tuurlijk ook mensen bij kwamen die
zich bij Duitse organisaties hadden moe
ten aansluiten om iets aan de weet te ko
men".
„Er zijn", zeggen ze ook, „collabora
teurs buiten schot gebleven omdat ze
door anderen werden gedekt. Maar koe
riersters die volgens opdracht een relatie
hadden aangeknoopt met Duitse officie
ren om inlichtingen te krijgen, zijn na de
oorlog kaalgeschoren. Ze werden voor
moffenhoeren versleten".
Als sectiehoofd van de RW-sabotage-
groep trad de een destijds meer op de
voorgrond dan de ander, maar met hun
werk achter de schermen liepen Jan van
der Blom pn zijn inmiddels overleden
vrouw Co („We verrichtten koeriersdien
sten, we hebben ook wapens in huis ge
had") niet minder gevaar. Zelfheeft Van
der Blom zich met „een beetje geluk en
slimheid" buiten het bereik van grijp
grage SD-handen weten te houden,
maar zijn vrouw kon begin 1944 niet aan
arrestatie ontkomen.
NSB-insigne
Van der Blom en J.D. stammen uit 'de
Kooi', van waaruit de Leidse afdeling
van de 'Raad van Verzet' de hele stad
bestreek. De koerier heeft in de oorlogs
jaren weinig last gehad van de 'Arbeids-
einsatz'. Op een dag is hij naar het Ar
beidsbureau gegaan, Waar hij een amb
tenaar zover wist te krijgen zijn naam-
kaart uit het bestand te lichten. „Ik zei
dat ik student was. Met die man viel wel
te praten, ik heb geluk gehad". Van der
Blom kon zich zodoende blijven wijden
aan zijn illegale activiteiten; eens heeft
hij zelfs een kijkje genomen in de villa
van de SD. „Ik ben daar op m'n gemak
op een kist gaan. zitten en zo kon ik pre
cies zien wie daar allemaal rondliepen".
„Je deed inderdaad de gekste dingen",
laat J.D. lachend weten, „Ik ging met de
blauwe tram van Amsterdam naar Lei
den. Op mijn revers had ik het NSB-in
signe zitten, ik las onderweg dan ook
nog 'Volk en Vaderland'. Je werd beke
ken alsof je oud vuil was, maar dat insig
ne en blad waren wel een bescherming
voor jezelf'.
De vroegere sectie-commandant roept
het beeld op van de begindagen van de
bezetting. Van huis uit was hij lid van de
SDAP, maar na het verbod van politieke
partijen trad D. toe tot de Nederlandse
Unie om zich af te zetten tegen de NSB.
Met een paar vrienden liep hij te colpor
teren voor de 'Unie'; richtte de NSB ver
nielingen aan in het hoofdkwartier van
de 'Unie', dan onderging vervolgens ook
het NSB-gebouw aan de Burgsteeg eni
ge verbouwingen. Niet veel later werd
D. door een vriend gevraagd in het holst
van de nacht een kist met wapens op te
halen in Katwijk. „Die kist hebben we
nooit aangetroffen, maar vanaf dat mo
ment zit je in het verzet. Dan is er geen
weg meer terug. Ik moet weieens lachen
om verhalen van mensen die zeggen: dat
en dat voorval is voor mij de aanleiding
geweest om in de illegaliteit te gaan. On
zin, je rolde er gewoon in".
Op een later bezoek aan de Burgsteeg
zou D. „stuklopen", zoals hij het zelf uit
drukt. In gezelschap van zijn strijdmak
kers Nic. Olivier, Han Paulides en Theo
Welling moest hij in opdracht van de
verzetsbeweging 'Vrij Nederland' het
hoofdkwartier van de NSB uitmesten.
„In 1942 was dat. We zijn het gebouw
binnengedrongen, hebben het kaartsys
teem achterover gedrukt en vervolgens
de hele boel in brand gestoken".
Het ledenbestand van de NSB stond
D. via een aantal tussenpersonen van de
'RW' af aan 'Vrij Nederland', maar niet
nadat hij twee dagen lang de kaarten uit
gebreid had bestudeerd. „Van die ken
nis heb ik later profijt getrokken, je wist
meteen wie fout was. Toen ik die kaar
ten onder ogen kreeg, ben ik me rot ge
schrokken. Ik kwam namen tegen van
mensen voor wie ik mijn handen altijd
in het vuur had durven steken".
Arrestatie
Twee weken later werden Welling en
D. gearresteerd. In voorarrest werd D. in
het politiebureau aan de Zonneveld
straat opgesloten in een cel onder de
grond, daarna volgde een verblijf in het
Haagse Huis van Bewaring en in cel 462
van de Haagse strafgevangenis. „Tijdens
de verhoren gooiden wij het er op dat wij
het gebouw uit rancune hadden ver
nield, omdat de NSB schade had toege
bracht aan het gebouw van de 'Neder
landse Unie'. Maar dat kaartsysteem
dan, waarom hebben jullie dat dan mee
genomen? Ujt balorigheid, antwoord
den wij. Dat kaartregister hebben we in
het water van de Lage Rijndijk tegen
over de Driftstraat gegooid. Inspecteur
Muusse, een zware NSB'er, geloofde er
geen barst van. Hij bleef volhouden dat
wij van de ondergrondse waren. Maar
wij zijn niet doorgeslagen. We onderhiel
den zelfs contacten met elkaar via re
chercheur Van der Pol en agent Bakker,
een kennis van mij. Als we terugkwa
men van het verhoor zeiden we tegen die
agent: zeg even dat ik niet ben doorge
slagen. En dat gebeurde dan".
Achteraf realiseert D. zich dat-ie toen
voor de ergste straf bespaard is geble
ven. Door 'vredesrechter' Sluiters werd
hij veroordeeld tot 14 maanden hechte
nis, „Theo Welling kreeg voor hetzelfde
geintje twee jaar en ik weet nu nog niet
Van het in gevangenschap gekoester
de voornemen om zich voortaan gedeisd
te houden, kwam weinig terecht. Nog
geen veertien dagen na zijn vrijlating
polste Nic. Olivier hem in café 't Spoor
tje voor een terugkeer in de ondergrond
se. „Wil je niet terugkomen, vroeg hij,
het verzet hier in Leiden wil maar niet
van de grond komen. Uiteindelijk ben ik
toch maar weer gezwicht".
Hij kreeg de leiding over een groep
van 55 man, van wie Nic. Olivier, Bert de
Jong, Theo Welling, Han Paulides en D.
„de harde kern" vormden. „Er is altijd
beweerd dat de 'Raad van Verzet' com
munistisch getint was", weet D. „Maar
wij telden maar drie uitgesproken com
munisten. En die jongens hebben uitste
kend werk verricht. Zoals vele commu
nisten in de oorlog, hun rol is na de oor
log erg onderschat, onder de tafel ge
moffeld".
Sabotage
De Leidse 'Raad van Verzet' speciali
seerde zich in sabotage en trad geregeld
op als overvalcommando. In de oorlogs
jaren werden vele postauto's overvallen,
telefoonkabels vernield, zwarthandela
ren 'uitgeschud', louter aan hun eigen
welstand denkende boeren verlost van
hun vee, gevaarlijke collaborateurs geli
quideerd. De vroegere sectie-comman
dant: „Er is na de oorlog dikwijls be
weerd dat mensen van het gewapend
verzet wildwestfiguren waren. Jongens
die graag wilden schieten. Flauwekul.
Er is een tijd geweest dat ik me die fanta
sieverhalen erg heb aangetrokken. Alsof
het zo'n pretje was om een opdracht uit
te voeren. Je deed wat volgens districts
commandant Rudi moest wórden ge
daan. Er waren bij ons jongens die zich
bevuilden als ze met de'pistolen in hun
handen stonden. Als de dood waren ze
voor bepaalde opdrachten".
Maar tijdens het „stunten" lieten ze
weinig merken van die angst. Zo sloop
de RW brutaal het domein van de
Wehrmacht binnen aan de Korevaar-
straat. „We hadden een tip gehad van
ene Arie Spierenburg, een kennis van
mijn broer. Die wist te vertellen dat een
Duitser wilde onderduiken. Vanzelf
sprekend moesten we oppassen voor
verraad. Maar we hebben die Duitser
kunnen meenemen en ook nog wapens
weggepakt. Van het Wehrmachtsuni-
form van die soldaat hebben we later ge
bruik gemaakt".
„Had de RW geld nodig, dan moesten
we ergens een overval doen. Als schilder
was ik nogal goed thuis bij woning
bouwverenigingen. Ik wist precies wan
neer er geld werd afgedragen. Een der
gelijk karwei werd heel handig aange
pakt. Eerst werden er bij de penning
meester illegale blaadjes in de bus ge
stopt. Daarna lieten we Aad in vloeiend
Duits blaffen wat-ie met die blaadjes
moest. We hebben die man geboeid op
bed gelegd en het geld meegenomen".
Bloed
Met moed droeg de groep van D. zijn
trouw uit aan het beleid van de RW-
top, waarbij geregeld bloed, zweet en
tranen vloeiden. Van tal van zijden is la
ter de vraag opgeworpen of het doel de
middelen wel heiligde. Citaat uit een in
terview met prof. I. Schöffer, in deze
krant verschenen op 12 januari j.l.: „Er
hebben verkeerde liquidaties plaatsge
had. Zo is begin 1944 de directeur van
het arbeidsbureau aangeschoten. Welis
waar was hij NSB'er, maar of dat nou
alle daaruit voortvloeiende ellende
waard was"... De Duitsers namen wraak
op deze aanslag met de arrestatie van 40
burgers; de arts Flu, alsmede de leraren
Douma en De Jong werden standrechte
lijk doodgeschoten.
„Ik ben bij die aanslag op Diederiks
betrokken geweest", vertelt D. „Ik vind
het vreselijk wat er gebeurd is met die
mensen die zijn doodgeschoten, neem
dat maar van mij aan. Maar op de avond
dat wij die vent zouden neerschieten,
hebben we twee uur van tevoren de dok
ters gewaarschuwd dat er iets kon gaan
gbeuren. Wij hadden iedereen gevraagd
thuis te blijven. Wij hebben gehandeld
in opdracht van de RW-top. Die vent
moest weg, omdat hij iedereen naar
Duitsland stuurde. Nic. Oliver, Bert de
Jong en ik hadden hem al een tijdje ge
volgd. Op een plaats waar je gemakke
lijk kon wegkomen, op de hoek van de
Papengracht en het Rapenburg, hebben
we hem van achteren neergehaald. Jam
mer genoeg bleef hij in leven.
De plundering van 15 zwarthandela
ren, die zaten te gokken in café 'de Bees
tenmarkt', leverde een forse buit op.
Daartegenover stond het verlies van
twee leden van de groep. „Met een man
of tien zijn we naar dat café gegaan. We
hebben ons daar verspreid, allemaal met
een glas bier in de hand. Daarna hebben
we de deur dichtgedaan en die gasten al
het geld laten inleveren. Naar aanleiding
van die overval zijn Ed en Jan gearres
teerd. Ze werden opgepakt op de Hoge-
woerd, ze waren herkend door die zwart
handelaren. Ed en Jan zijn vreselijk ge
marteld, daarna gefusilleerd".
Agent
Door een overval op de firma Krantz
op de Langegracht („een textielfabriek
die stoffen leverde aan de Duitse Wehr
macht") zou D. verwikkeld raken in een
pensioenkwestie die zich tot in 1947 zou
voortslepen. Volgens de RW-planning
kon de operatie-Krantz niet fout gaan. De
vroegere sectie-commandant: „Maar op
de ochtend dat het moest gebeuren liep
er voor de deur een politieagent. Wat
bleek nou, 's nachts was er een schuit
met aardappelen aangekomen. Die
moest-ie bewaken".
Na onderling overleg werd de desbe
treffende agent voor een keuze gesteld.
„We kunnen je nu ontwapenen, dan ga je
naar de schuilkelder op de Volmolen
gracht. Je kunt ook naar de Oude Singel
gaan en net doen of je niks hebt gezien.
Dat deed-ie".
Iemand die D. aanduidt met „de
scherpschutter" posteerde zich op de
andere hoek van de straat. De sectie
commandant had net het gebouw betre
den, toen hij een schot hoorde vallen.
Buiten gekomen zag D. de agent dood
op straat liggen. Ik heb die knaap, die
scherpschutter, bij me laten komen. Hij
vertelde dat die agent zijn revolver trok,
toen wij net binnen waren".
Zowel van de zijde van de B.S. als na
de oorlog van o verheidszij de is er bij D.
op aangedrongen de naam van de schut
ter bekend te maken. „Ik heb geant
woord dat het er niet toe deed wie ge
schoten had. Ik ben als sectie-comman
dant verantwoordelijk".
D. werd gevraagd een verklaring
te ondertekenen, waaruit de betrouw
baarheid van de agent bleek. Zou dat
verzoek door hem zijn ingewilligd, dan
hadden de nabestaanden recht op pen
sioen gehad. „Maar ik heb geweigerd te
tekenen. Die agent kan wel betrouwbaar
zijn, heb ik gezegd, maar op het moment
dat-ie één van ons arresteert is hij onbe
trouwbaar. Angst heeft bij die agent
waarschijnlijk de overhand gekregen.
Hij schiep zodoende een 'jij of ik-situa-
tie'. Liever hadden we destijds tien
NSB'ers neergehaald dan deze agent.
Maar je had niet alles in de hand, dik
wijls moest je binnen een seconde een
beslissing nemen".
Geweldige slag
Een dergelijk besluit pakte wel goed
uit op de Haagse Laan van Meerder-
voort, waar D. met Bert de Jong op weg
was naar districtscommandant Rudi.
„Bert had vastgezeten en wilde weer te
rugkomen in de groep. Kwam er ineens
een vent in uniform aangefietst, met ge
trokken pistool vroeg hij naar papieren.
Op onze hoofden stonden duizenden
guldens, er was dus sprake van een le
vensgevaarlijke situatie. Maar wat deed
die vent, die maakte de fout van zijn le
ven door dat pistool in zijn holster op te
bergen. Bert en ik keken elkaar aan en
schoten hem vervolgëns neer. Volgens
Rudi hadden we een geweldige slag ge
slagen, hij was één van de hoogste SD-
agenten. Zo zie je maar, de ene keer zat
het tegen, de andere keer mee. Maar een
prettige avond had je echt niet, als zoiets
was gebeurd".
De vroegere sectie-commandant geeft
toe dat er fouten zijn gemaakt, in die
donkere jaren van de vaderlandse ge
schiedenis. Op voorspraak van de RW-
top dook in zijn groep een persoon op,
die Jan van der Blom van meet af aan
wantrouwde. „Hij had een verhaal", zegt
de ex-koerier, „dat ik direct al niet ge
loofde. Hij was per trein vervoerd door
de SS. Vanuit Oostenrijk had-ie kunnen
vluchten. Nou, je kon niet zo snel aan de
SS ontsnappen. Ik heb toen gezegd dat
ik niet langer bij de besprekingen aan
wezig wilde zijn. Ik heb toen ook voorge
steld hem te liquideren".
J.D.: „Hij was gecheckt door de top
van de 'Raad van Verzet'. Wij moesten
hem opnemen. Hij was snel met wapens,
had ervaring opgedaan in de Spaanse
burgeroorlog. Frits van Bijnen, zo noem
de hij zich, heeft aan alle overvallen
meegedaan".
Van nabij maakte 'Van Bijnen' mee
dat de groep enkele gebouwen van de
vuurwerkfabriek Kat („Daar werd trotyl
gemaakt voor Italië") opblies. De SD-in-
filtrant, inmiddels in het bezit van alle
adressen van de groep, kwam evenwel
niet opdagen toen hij samen met Nic.
Olivier, Bert de Jong en D. telefoonver
bindingen van de Wehrmacht moest ver
nietigen. „Dat was in het geheel niet on
ze bedoeling, wij wilden hem liquideren
op de Nieuwe Vaart. Maar hij had kenne
lijk lont geroken".
Records
Een golf van arrestaties overspoelde
op een mei-avond in 1944 het 'Kooikwar-
tier'. De SD zette de hele wijk af, op de
huizen werden schijnwerpers gericht.
De vooraanstaande leden van de verzets
groep ontkwamen, getipt als ze waren
door de politie. J.D: „Ik heb die avond
alle olympische records gebroken. Ik
heb me toen rot gelopen, over daken ge
klommen, onvoorstelbaar".
Zijn vader, moeder, broer en twee zus
sen werden wel weggevoerd. Zoals ook
de vrouw van Jan van der Blom. „Ikzelf
was toevallig niet thuis, dat is mijn geluk
geweest. Mijn vrouw heeft op het Bin
nenhof verschrikkelijk veel opdonders
gehad, maar ze heeft niks gezegd. Via
het Oranjehotel en Vught is ze uiteinde
lijk in Ravenbrück en Dachau terechtge
komen. Ze heeft een jaar vastgezeten".
De vader en moeder van J.D. zouden
niet terugkeren; in totaal werden 15 per
sonen het slachtoffer van het verraad
van de SD-agent. Na de oorlog kreeg D.
bezoek van twee Haagse rechercheurs
die hem confronteerden met een foto.
Op de vraag of hij de persoon in kwestie
herkende, antwoordde D.: „Ja dat is Van
Bijnen". De rechercheurs zouden toen
hebben gezegd dat Van Bijnen vastzat
op het politiebureau in Den Haag. „Zelfs
het celnummer wisten ze me te vertel
len". Een lange stilte rond de zaak-Van
B. volgde, waarop D. besloot zich in ver
binding te stellen met de Politieke Op-
sporings Dienst. Er bleek een vergissing
in het spel, althans dat werd D. voorge
houden. „Maar die foto dan?" vroeg de
Leidenaar. Nee, er zou toch een fout zijn
gemaakt, het was Van Bijnen niet. J.D.
zegt de zaak verder te hebben onder
zocht. „Frits van Bijnen wist zoveel van
hooggeplaatste personen dat-ie koppen
zou laten vallen als hij niet met rust zou
worden gelaten. Sindsdien is hij spoor
loos".
En dan in de meest letterlijke zin,
want bij het Rijksinstituut van Oorlogs
documentatie in Amsterdam is volgens
medewerker Groeneveld geen spoor te
vinden van een SD-agent met de naam
'Van Bijnen'.
Nachtmerries
J.D. staakte zijn verzet eind december
1944. Tussen hem en de leiding van de
Binnenlandse Strijdkrachten boterde
het al niet, nadat de eis was gesteld de
groep te ontdoen van „de communis
ten". Conflicten over andere kwesties
volgden elkaar op, uiteindelijk verbrak
D. met steun van „tien trouwe kamera
den" de samenwerking, waarbij na veel
heisa werd besloten de uitgetredenen tot
het einde van de oorlog van bonkaarten
te voorzien.
„Na de bevrijding had ik nog geen
honderd gulden, terwijl er twee ton door
nüjn handen is gegaan. Maar de buit van
die overvallen is steeds afgedragen aan
Rudi, de districtscommandant. Dat is de
harde waarheid. Er is mij aan het eind
van de oorlog gevraagd of het waar was
of ik twee pakhuizen vol met levensmid
delen had liggen. Of er ook ten eigen ba
te een varken bij een boer was weggejat.
Kijk, ik had 55 man onder me in de oor
log. En dat waren niet allemaal lieverd
jes. Maar van al die wilde verhalen is al
leen waar dat twee of drie van onze jon
gens een varken en een zak graan achter
over hebben gedrukt. Verder is alles af
gedragen. Na de oorlog heb ik dat tot op
de bodem uitgezocht. Mij is ook verwe
ten dat ik in het verzet heb gezeten. Zou
ik dat niet hebben gedaan, werd mij ge
zegd, dan waren al die doden niet geval
len. Nachtmerries heb ik er van gehad.
Er is in die afgelopen 40 jaar nog geen
dag voorbijgegaan waarop ik niet aan
die oorlog heb gedacht".
Dit is de laatste aflevering van een
serie artikelen over het Leidse vezet.
De vorige afleveringen stonden vanaf
zaterdag 12 januari in EXTRA.