Royal Opera: duur maar deftig
Bernard Haitink had het beroerder kunnen treffen
ZATERDAG 9 FEBRUARI 1985
EXTRA
PAGINA 21
In Engeland - en ook
daarbuiten - is de opera
weer razend populair aan
het worden. De Londense
Royal Opera, waarvan
Bernard Haitink in 1987
muzikaal direkteur zal
worden, heeft dan ook over
belangstelling niet te
klagen. Vorig jaar waren
er zo'n 300 voorstellingen
met een bezettingsgraad
van 89 procent; En
entreekaartjes die kunnen
oplopen tot 140 gulden.
Kortom: 'op-music' is in.
Eén keer per jaar meldt zich bij het
gebouw van de Royal Opera in
Covent Garden, hartje Londen, een
oude dame met een zakje in haar
hand waarin honderden van haar
eigen haren zitten. Het is het
resultaat van een dagelijkse en
grondige inspectie van haar
haarborstel. „Voor de opera", zegt
ze, terwijl ze het zakje aan een
portier overhandigt. Die geeft de
haren weer aan Ron Freeman, die
verantwoordelijk is voor make-up
en pruiken, en die elk jaar hetzelfde
met de gift doet. Hij bekijkt het
zakje even peinzend, en gooit het in
een prullenmand.
„We bedanken haar natuurlijk
hartelijk", lacht Freeman. „Maar die
haren zijn niet te gebruiken.
Pruikenhaar moet van zeer hoge
kwaliteit zijn. De haren moeten zo'n
beetje even lang zijn, dezelfde kleur
hebben. Het moet dik, mooi haar zijn".
„Zoiets", zegt hij, „en pakt een paar
bundels haar uit een la, die hij met een
klap op een kastje legt. „Dat is pas haar.
Het komt tegenwoordig meestal uit
Azië. Soms kun je ook wel pruikenhaar
uit Polen krijgen, maar dat is heel duur,
al gauw meer dan 60 pond (250 gulden)
per 500 gram".
Bernard Haitink, die vanaf 1987 per
manent dirigent van The Royal Opera
wordt.
Liefde
Niet iedereen gaat in zijn liefde voor de
opera zo ver als de haren sparende dame
die jaarlijks haar oogst komt brengen.
Het is evenwel een niet te loochenen feit
dat de opera in Engeland (maar daar niet
alleen) populair is, en zelfs „trendy" lijkt
te gaan worden.
Malcolm McLaren, die men met enig
recht een hogepriester van de
pop-muziek mag noemen - een man
met een fijne neus voor wat morgen op
de hitlijsten staat en in die kwaliteit
onder meer de „ontdekker" van de -
punk-muziek en Boy George's Culture
Club - heeft het onlangs duidelijk
gezegd.
„De tijd van de op-music is
aangebroken. Daar is geen houden meer
aan", aldus McLaren. En zo is dat.
Steeds meer Britse jongeren hebben de
opera ontdekt, en menig criticus heeft
daarvan inmiddels al, in woorden die
verbazing naast ontsteltenis verraden, in
zijn krant melding gemaakt.
In de dure cocktailbars waarin zich
Londens jeugdige elite pleegt op te
houden, gaan de gesprekken niet meer
over de verdiensten van alle mogelijke
obscure pop-bands voor de
wereldcultuur, maar over recente
opvoeringen van Puccini's Turandot en
Donizetti's Don Pasquale.
Het tv-kanaal voor de Britse
avant-garde, Channel Four, heeft pas
een hele reeks verschillende produkties
van Bizets Carmen op het scherm
gebracht, en er is natuurlijk de volle
zalen trekkende film „Amadeus",
waarin (de ook veel opera's geschreven
hebbende) Mozart als een soort
punk-artiest wordt afgeschilderd.
Voor de Royal Opera kan de honger naar
opera niet groot genoeg zijn. De
voorstellingen hadden over het seizoen
'83-'84 een bezettingsgraad van 89
procent. En dat met kaartjes die kunnen
oplopen tot 140 gulden per stuk (en
waarvoor, bij echte klappers, op de
zwarte markt grif het twee- of
drievoudige geboden wordt). Maar
daarvoor heb je dan ook iets. Een avond
in een van de meest beroemde
operagebouwen ter wereld, vrijwel altijd
met solisten van uitzonderlijke klasse op
de bühne, en in de pauze staat de
telefonisch bestelde fles champagne met
je naam erop al klaar.
De Royal Opera is even stijlvol als in
trek. Ook duur, zal menig eenvoudig
kunstliefhebber aanvullen, maar dat
wordt door de directie van de hand
gewezen met: „U moet dat op mondiale
schaal zien. Vergeleken met andere
grote operagebouwen zitten we echt niet
te hoog".
Haitink
Kortom, Bernard Haitink had het
beroerder kunnen treffen. De
chef-dirigent van het
Concertgebouw-orkest wordtin 1987
muzikaal directeur van de Royal Opera,
en heeft daarmee wel zo ongeveer de
meest prestigieuze baan in de Britse
muziekwereld in handen. De overgang
is nu al niet zonder of slag of stoot
gegaan. Dat ligt niet zozeer aan de
Britten, die Haitink graag zien komen,
maar aan Nederland, waar de directie
van het Concertgebouw-orkest Haitink
woedend maakte door ontij dig een
persbericht over de transfer de wereld in
te zenden. Het leidde tot een
persconferentie waarin de kennelijk met
een royaal ego uitgeruste Haitink over
zijn relatie met de directie sprak in
termen van „een botsing met
blikschade", waarop de storm in wat
niet meer dan een vingerhoedje water
was, weer snel ging liggen.
Waarom is het juist Haitink die naar
Covent Garden gaat? Dat heeft niet
alleen te maken met zijn onbetwist grote
en wereldwijde reputatie, maar zeker
ook met de vele banden die de
Nederlander al met Engeland heeft. Hij
trad er voor het eerst in 1959 op, met het
Concertgebouw-orkest. Tussen 1968 en
1978 was hij eerste dirigent (en vanaf
1970 muzikaal directeur) van het
London Philharmonic Orchestra. Hij is
daarnaast als gastdirigent bij andere
Britse orkesten opgetreden, en heeft
veel muziek van Britse componisten ten
gehore gebracht (waarbij verschillende
wereldpremières).
Zijn naam op' het gebied van opera
maakte hij, voor wat Engeland betreft,
door zyn verbintenis met het
Glyndebourne Festival, waarvan hij
sinds 1977 muzikaal directeur is, een
zeer Brits festival met veel opera en zo
mogelijk nog meer „snob-appeal".
Iedereen die er in de Britse
maatschappij een beetje toe doet, gaat
naar het Glyndebourne-festival, dat zich
op een landgoed afspeelt, met dames in
het lang, heren in rokkostuum, en
picknicken in het gras (met het damast
onder de bordjes fazantenpaté en
champagne in de glazen, want noblesse
oblige en zo).
Haitink heeft, ten slotte, in het Royal
Opera House ook al enige malen als
gastdirigent gewerkt. Hij is door al die
werkzaamheden zo bekend geworden,
dat hij in 1977 een honoraire titel kreeg
(KBE, Kinght Commander of the Order
of the British Empire) wegens „zijn
uitzonderlijke bijdragen aan het
artistieke leven in Groot-Brittannië".
door Henk Dam
Theater
Op de plaats waar nu het Royal Opera
House staat, stond al in 1732 een theater
waar toneelstukken, opera's, oratoria en
pantomimes te zien waren. Dit theater
brandde op de avond van 19 september
1808 af, maar slechts een jaar jaar later
was op dezelfde plaats een nieuwe
schouwburg verrezen.
En wat voor een! Het nieuwe theater was
zo luxe, zo groot (3100 stoelen) en zo
duur, dat de directie zich genoodzaakt
zag de prijzen te verhogen. Dat leidde tot
de zogenaamde OP (Old Price) rellen die
zo langdurig en bitter waren dat de oude
prijzen weer in ere moesten worden
hersteld. Wat men in die dagen niet voor
de cultuur over had...
In dit tweede operagebouw hebben tal
van nu wereldberoemde opera's hun
Engelse première gehad. Werken van
Rosetti, Bellini, Donizetti en Verdi's
Nabucco, Carl Maria von Webers Oberon
beleefde er april 1826 zijn
wereldpremière, waarbij de componist
als dirigent optrad.
Ook het tweede theater brandde af, in
1856. Twee jaar later was het derde en
huidige theater op de puinhopen van
nummer twee verrezen, iets kleiner dan
zijn voorganger (2000 stoelen), maar
gebouwd met de pracht en praal die
hoort bij de Victoriaanse tijd. De avond
dat het nieuwe operagebouw openging
leverde een klein incident op. Die
avond, zaterdag 15 mei, werd „Les
Huguenots" van Meyerbeer opgevoerd,
althans drie van de vier acten, want toen
de derde acte was afgelopen, was het al
na twaalven, en, zoals de directeur op
het podium uitlegde, „op zondag
kunnen we natuurlijk niet spelen".
Alle beroemde operasterren van de 19e
eeuw waren in het gebouw van de Royal
Opera in de loop der jaren te zien. Vaak
werden zij gadegeslagen door koningin
Victoria die haar eigen balkon, haar
„Royal Box" had. Het balkon is nog
steeds permanent voor leden van de
Britse koninklijke familie gereserveerd
en is verrassend klein. „We hoeven geen
groot balkon", schijnt Victoria destijds
te hebben gezegd. „We zijn zelf al groot".
Van 1940 tot 1945 was er in het gebouw
in Covent Garden geen opera te zien. De
grote zaal werd omgebouwd tot een
"Palais de Danse" ten behoeve van de
onder Hitiers bommen zuchtende
burgerij. Direct na de oorlog was het
echter al weer gauw „business as usual".
Thuisbasis
genoemd: Boris Gonunov van
Mussorgsky, een produktie die 140.000
pond (600.000 gulden) kostte! Maar
vrijwel altijd kan uit de ijzeren voorraad
worden geput. De Royal Opera House
heeft in drie opslagruimtes 30.000
pruiken en 250.000 kostuums liggen,
goed voor de aankleding van de 90
meest opgevoerde opera's en voor 140
balletprodukties.
Echt haar
Ron Freeman leidt de kleine afdeling
van het Royal Opera House die gaat over
pruiken en make-up. De 30.000 pruiken
die hij in voorraad heeft, worden
allemaal apart in dozen bewaard. „We
doen het niet zoals in Italië, waar alles
maar bij elkaar geflikkerd wordt", zegt
hij met aanzienlijke beroepstrots.
Voor nieuwe produkties is het soms
nodig nieuwe pruiken te maken. „Vaak
kun je oude pruiken een beetje
bijwerken, maar soms moetje ook
helemaal bij nul beginnen". Het is een
uitermate secuur en tijdrovend werkje
waarbij steeds kleine bosjes haar
worden vastgemaakt aan wat
uiteindelijk de pruik moet worden.
Waarom worden daarbij alleen echte
haren gebruikt? „Echt haar is
onvergankelijk. Het blijft altijd goed.
Het is bovendien al gauw te zien
wanneer er van namaakhaar gebruik
wordt gemaakt. Dat willen we niet. Het
moet echt lijken, ook voor de mensen op
de voorste rij".
De make-up nemen de artiesten
tegenwoordig meestal zelf voor hun
rekening. „Het koor en de meeste Britse
solisten hoef je niet op te maken. Dat
doen ze zelf wel. Alleen artiesten van het
continent willen dat ik het doe", aldus
Freeman.
Het intieme contact tussen ster en
make-up-man heeft z'n aparte risico's.
„Als ik verkouden ben, dan doe ik een
masker voor, want de artiest mag
natuurlijk niet ook verkouden worden.
Aan de andere kant: ik heb het niet
makkelijk als je met zo'n knoflook etend
type te maken hebt. Die pak ik meestal
terug door de volgende dag ook iets
smerigs te eten".
Janice Pullen, die de kostuumafdeling
leidt, heeft haar eigen problemen met
sterren. „De meesten willen in te nauwe
kleding", zegt ze lachend. „Soms
gebeurt het wel eens dat wij de schuld
krijgen als een ster ruzie met de dirigent
of zo heeft gekregen. Dan zeggen ze: het
ligt aan de mouwen van mijn jurk. Die
passen niet, en daardoor kan ik niet
goed zingen. Meestal hang ik de jurk dan
een half uurtje weg. Daarna geef ik 'm
weer ongewijzigd terug, en dan is het
bijna altijd goed. Da's een stuk beter,
zeggen ze dan".
Riante honoraria
Aan de kosten van een opera >vordt niet
in de laatste plaats bijgedragen door de
honoraria die de dames en heren
solozangers plegen te krijgen. Vooral de
topartiesten krijgen zeer riante
bedragen in handen, zo rond 5000 pond
(20.000 gulden) per opvoering.
Peter Katona is de man bij de Royal
Opera die solisten moet zien te vinden
bij de plannen om bepaalde opera's op te
voeren. Dat is een taak die gaandeweg
zwaarder wordt, zegt hij. „Het aantal
werkelijk grote zangers en zangeressen
wordt steeds kleiner".
Hij somt op: „Uit West-Duitsland
krijgen we nu nauwelijks nog grote
stemmen, uit Italië ook niet veel. Wij
bouwen nu op ons eigen land'en de
Verenigde Staten. Het probleem zit 'm
vooral in jongere zangers en
zangeressen. Daar zitten maar weinig
echt grote, excellente stemmen tussen".
Dat heeft gevolgen. „De prijs gaat
omhoog. Sommige Amerikaanse opera's
betalen echtte veel, meer dan 6000 pond
per uitvoering. En de zangers
accepteren zelf ook te veel opdrachten,
omdat ze steeds onder druk staan.
Daarmee bekorten ze hun carrière",
aldus Katona.
De ster is natuurlijk een heel belangrijke
schakel in het artistieke bedrijf dat
Royal Opera House heet. Als je Placido
Domingo of Joan Sutherland op het
toneel hebt staan, weetje zeker dat de
zaal vol zit, en dat buiten heren in
rokkostuum zo beschaafd mogelijk om
zwarte kaartjes vechten.
Een klein, maar vitaal schakeltje is de
winkel van het Royal Opera House, waar
niet alleen de obligate boeken, platen en
videobanden, maar ook een aantal
opvallende presentjes te vinden zijn.
Kastpapier bijvoorbeeld, dat bedrukt is
met de muziek van een opera van
Donizetti.
Van goed begrepen eigenbelang
getuigen de „stille snoepjes" die
bedoeld zijn om opkomende kuchjes en
hoestjes te bedwingen, en de bitter
chocolates, die expres niet in papiertjes
zijn verpakt om geritsel tijdens
uitvoeringen te voorkomen
Het Royal Opera House is de thuisbasis
voor niet alleen de Royal Opera maar
ook Engelands leidende
balletgezelschap, het Royal Ballet. Ook
een tweede balletgezelschap, Sadler's
Wells Royal Ballet, hoort er thuis, maar
dit ballet is bedoeld om door dé
provincie te reizen en speelt maar zelden
thuiswedstrijden.
In de praktijk staat dus vrijwel steeds óf
het operagezelschap óf het Royal Ballet
op het toneel. In 1984 was er gedurende
49 weken iets in het Royal Opera house
te doen, een kleine 300 voorstellingen bij
elkaar.
„Dat is eigenlijk veel te veel", vindt Sir
John Tooley, de algemeen directeur. Hij
is eerst verantwoordelijke waar het gaat
om de financiën van het Royal Opera
House. Dat betekent dat hij gaat over
een begroting van 22 miljoen gulden.
„Dat geld komt voor 55 procent van de
overheid,.voor 34 procent uit
kaartverkoop en voor de rest van
sponsors en donateurs".
Sir John ziet het Royal Opera House niet
ten onrechte als een bedrijf. Er werken
1050 mensen (onder wie 125 orkestleden,
135 dansers en 75 koorleden) die samen
een verrassend veelzijdige
vermaaksindustrie vormen. Want er is
meer dan alleen het werk van de
uitvoerende artiesten.
Er is een afdeling die zich speciaal
bezighoudt met de pruiken en make-up
van de artiesten, er is een grote afdeling
waar kostuums gemaakt worden, de
menigmaal uitermate gecompliceerde
decors worden in een eigen ruime
werkplaats gebouwd. De Royal Opera
House is, artistiek gesproken,
„self-supporting" ep wil dat ook zijn.
Omdat pruiken en kostuums voor
vrijwel alle opvoeringen uit de eigen
magazijnen komen, kunnen de kosten
van de produkties in de hand worden
gehouden. Als dat niet zo is, en een
opera moet worden „aangekleed", loopt
dat direct zwaar in de papieren. In het
jaarverslag '83-'84 wordt zo'n opera