ZATERDAG 19 JANUARI 1985
PAGINA 17
Bloeiende
winterjasmijnen op
Texel, de geur van
Terschellinger kaas, met
een jeep over het lege
strand van Ameland. De
Waddeneilanden bieden
's winters een heel aparte
bekoring. Tony van der
Meulen reisde van Texel
naar Rottum en miste
daar tot zijn vreugde de
laatste boot.
door
Tony van der Meulen
„Daar moet je maar niet langs
gaan", waarschuwt Jan Wolkers
vanaf Texel door de telefoon, „voor
al 's winters is het de gevaarlijkste
weg van Nederland. Ze rijden je
daar zo het kanaal in". Ik rij om.
Want dit is pas het begin van de
tocht. En vóór je vanaf Texel, via
Vlieland, Terschelling en Ameland
straks op de uiterste oostpunt van
Schiermonnikoog staat, moet er
nog van alles gebeuren.
Reizen langs de verlaten winterwad-
den. Steeds weer het krakend hout van
de dukdalven, waartegen de veerponten
afmeren. Ontbijten in vrijwel lege zalen,
terwijl de peper- en zoutstelletjes je van
alle kanten aanstaren, eenzaam wakend
op hun lege tafellaken.
Op Vlieland geeft een bordje achter
een vochtig raam de datum aan waarop
dames- en herenkapper Hoeksema weer
present zal zijn. Door de ruiten van een
uitspanning op Terschelling zie je hoe
binnen het bord „Vers en overheerlijk
appelgebak" wacht op het nieuwe sei
zoen; de stoelen staan omgekeerd op de
tafels. Op Ameland heeft de slijterij, die
het kennelijk van Duitsers moet hebben,
de lichtbak „Spirituosen" gedoofd. En
op Schiermonnikoog geeft fietsenver-
huurder Soepboer („ook voor uw hon
denmanden") zijn huurfietsen een win-
terbeurt met de hogedrukspuit.
Het wad ligt er intussen schitterend,
kwetsbaar, maar toch ook heel waardig
bij. De wind die de vorst uit het oosten
brengt, rimpelt het water tegen de
drooggevallen zandbanken op. De drei
gende wolkenluchten zijn nog mooier
dan op de ansichtkaart. Op de veerpont
vreten fel omlaag duikende meeuwen de
boterhammen met pindakaas van" een
schoolmeisje op, zodat ze straks thuis
toch trots het leeggegeten trommeltje
kan laten zien. En ik bestel steeds weer
op al die waddenponten koffie met een
gevulde koek. Want dat doet iedereen,
en de reiziger dient zich aan te passen
dan de oorspronkelijke zeden en gebrui
ken.
Gunstig
Verder zal het allemaal wel loslopen.
Want de Leuvense professor mr. J. Ac-
kersdijck maakte in 1830 een zelfde
tocht langs alle Nederlandse Waddenei
landen. In zijn reisverslag staat dat de
waddenbewoners op hem „een zeer gun-
stigen indruk hebben gemaakt; hun
voorkomen is rond en vriendelijk; allen
die wij gesproken hebben, wisten op on
ze vragen goed te antwoorden, spraken
met gezond verstand en deelden hunne
meening zeer vrij mede". Maar op één
eiland is het straks toch oppassen gebla
zen: „De sterkte der Amelanders is zeer
in het oog vallend, zelfs de kinderen
hebben reeds de uitdrukking van
kracht".
Texel: moetje daar eigenlijk wel heen
gaan? Voor wie van het westen naar het
oosten over de wadden wil trekken (en
ik voel dat dit de juiste richting is), ligt
Texel aan het begin van de route. Maar
het is zo groot, de boot vanaf Den Helder
doet er nauwelijks twintig minuten over,
en het ligt er bij alsof het nooit meer
door de zee kan worden verzwolgen, ter
wijl dat toch essentieel is voor een ei
land.
Jan Wolkers, 59 al weer, schrijver,
woont er. Ondanks de bezwaren die je
tegen Texel kunt hebben, is zijn huis het
juiste vertrekpunt van deze winterse
waddenreis. Want die zal in het oosten
eindigen met een nevelig uitzicht op de
verlaten plek waar hij in 1971 een week
eenzaam (maar later samen met een zee
hondje en een manke scholekster)
woonde: Rottumerplaat.
Wolkers: „Ik heb het nog steeds wel
eens, in die halftoestand tussen slapen
en wakker worden, dat ik denk: heb ik
nou eigenlijk gedroomd? En dan is het
Rottumerplaat. Dat fantastische haviks-
kruid; tot aan je kruis door de gele bloe
men lopen. Het was toen zomer, juli. Ik
zou er nog eens met bar weer willen zit
ten, een sneeuwstorm moet er zijn als op
een schip".
Kijkend vanuit zijn ronde kamer, is
het mooi op Texel. De winterzon staat
nu bijna op z'n laagst en laat zijn vale
licht filteren door de kale takken van de
linde van Wolkers. „De wadden, dat is
voor mij als jongen begonnen metThijs-
sen. Ik ben door hem gevormd, zijn
prachtige boek over Texel, met die pla
ten van Wenckenbach. Sinds die tijd ben
ik altijd geïnteresseerd gebleven in de
kleine, levend barende hagedis. Die
moet hier op Texel voorkomen. Hij legt
eieren, maar die komen meteen uit. Dus
moet 'ie uit noordelijke gebieden stam
men: daar hebben eieren niet de tijd om
in de zon rijp te stoven. Ik ben er hier
nog nooit eentje tegengekomen. Regel
matig vraag ik er jachtopzieners naar.
Maar nee. Op dit moment zal hij onder
de grond zijn winterslaapje doen, net als
alle andere reptielen. Terwijl het boven
je koud is, lekker warm zitten wachten".
We lopen door zijn duintuin. Hij wijst
de gele winteljasmijn aan die in bloei
staat, en praat tegen een roodborstje, dat
begrijpend kijkt. „Wat is de waddenwin-
ter toch schitterend", zegt de schrijver.
„Juist op het moment dat de stad een
verkankerde indruk maakt en onder de
vergrijsde schimmel komt te zitten, zie
je hier de bladen van de vogelkers, die
oplichten alsof er vuren branden. En als
de weilanden wit zijn van de sneeuw, zie
je al die donkere hekken staan, de gra
fiek van de hekken en de sloten, een
Mondriaan-achtige vlakte".
„Weetje wat echt mooi is? Sneeuw die
grenst aan het zeewater, en die een
beetje afbrokkelt en glinstert. Of een
beetje sneeuw op het rulle strandzand.
dat er als het ware doorheen straalt. Heel
indrukwekkend"
Het wad ligt er kwetsbaar
Wintervoorraad
We gaan weer naar binnen, het is er
lekker warm. „We hebben hier een ijze
ren wintervoorraad voor als je inge
sneeuwd raakt. Melk, blikken, een extra
zak aardappelen. Wantje zit toch met de
jongens (Jan en Karina Wolkers hebben
een tweeling, Tom en Bob, die bijna vier
zijn). Je moet eten voor ze hebben. Mijn
jeugd was armoede. Het werd weer win
ter, je vader had iets op de kop getikt,
het gaf een veilig gevoel. Je hielp bomen
naar huis te slepen die dan verzaagd
werden. Het goede gevoel om daaraan
mee te helpen. Deze regering wil de
mensen weer naar datzelfde sprokkelni-
veau brengen. Dat houdt je op zo'n ei
land bezig. Het leven is er harder. Je
kind krijgt een slagaderlijke bloeding en
de boot kan door het pakijs niet varen.
Daar denk je aan".
We praten over oude sagen, aardman
netjes en spoken, want die zullen de ko
mende tijd nog vaker aan bod komen.
Wolkers: „Eilanders voelen meer dan
stadsmensen. Ik ken hier iemand die
een akkertje in de duinen heeft. Als hij
met de rug naar je toe staat en je loopt
600 meter verderop, dan voelt hij dat. Hij
draait zich om, en zwaait. Als je er ont
vankelijk voor bent, kun je hier 's
avonds in de bossen ook verschijningen
zien. Werkelijkheid en legenden worden
hier door de prikkelende zeedampen tot
een onontwarbare eenheid gesmeed".
In zijn bejaarde Jaguar brengt hij me
door het aardedonker naar de boot. We
zien alleen een haas.
Van Texel naar het buureiland is he
melsbreed maar een klein eindje. In vo
rige eeuwen was er een rechtstreekse
verbinding, omdat veel post vanuit de
koopmanshuizen in Amsterdam via Te
xel naar Vlieland gebracht moest wor
den, waar de koopvaardijschepen op de
ree op gunstige wind lagen te wachten.
Dat waren ook de jaren dat vermaarde
zeebonken als De Ruyter en Tromp met
fier geheven hoofd door de Dorpsstraat
van Oost-Vlieland schreden. Nu heet
een eettent daar: Auberge Steakhouse
De Wadden.
De tocht van Texel naar Vlieland gaat
nu via Den Helder, de Afsluitdijk en
Harlingen. Een oud havenstadje, waar
de vele pakhuizen herinneren aan de tijd
dat er nog vauit café Zeezicht gevaren
werd op Londen en Hamburg. Onder
weg werden op het wad en passant wat
zeehonden gevangen en doodgeknup
peld, want daar waren nog vele duizen
den van. Kluten, sterns en bontebekple-
vieren waren er de baas. Niemand wist
van gas en olie, dus er werd ook niet ge
boord.
Nu dat allemaal wel gebeurt, opereert
vanuit Harlingen de Landelijke Vereni
ging tot Behoud van de Waddenzee.
Maar zoals alles op de wadden te maken
heeft met de op elkaar reagerende getij
den eb en vloed, zo heeft ook de Wad
denvereniging zijn eigen tegenkrachten
opgeroepen: aan de Harlinger Rommel
markt heeft de voormalige Starfighterpi-
loot A. A. Manting een weekendhuisje.
Door de week woont hij op Vlieland,
waar hij detachementscommandant en
vuurleider was van de omstreden schiet
baan van de luchtmacht op de Vliehorst.
Hij is ook één van de oprichters van
de actiegroep met de welsprekende
naam: Vrije Vogels, Gekooide Mensen,
die nu overgegaan is in de liberaal den
kende stichting Wad en Land.
Voordat de boot naar Vlieland ver
trekt even koffiedrinken bij Manting:
„Op een gegeven moment waren de
Wadden het geweten van Nederland ge
worden. We begonnen als eilandbevol
king te begrijpen dat we bijna niks meer
mochten. Daar zijn we wat tegen gaan
doen".
Volgens de waddenvereniging is hun
tegenvoeter Manting aanhanger van de
theorie: hoe meer lawaai, hoe meer vo
gels. Zelf moet hij daar, knabbelend aan
een brok Friese speculaas, besmuikt om
lachen: „Het zijn twee zaken die strijdig
met elkaar lijken: technische wonderen
als vliegtuigen met snelheden van heb ik
jou daar, en broedende vogels. Maar de
natuur past zich aan. Vogels zitten te
broeden in de restanten van oefenbom-
men. Ze wennen. Vaak wordt de fout ge
maakt dat we de natuur dezelfde zintui
gen geven die wij hebben. Maar vogels
doen het anders".
Enige vrolijkheid ontleent hij aan een
doelstelling uit de watersportnota van
de Waddenvereniging: de eenzaam
heidsbeleving van het wad. Manting:
„Als ik daar in m'n eentje zit te vissen,
wil ik wel graag 'es een scheepje voorbij
zien komen".
Indringend
Dampen
Buiten is de wind wat gaan liggen.
Op de steiger naar de Vlielandboot gaat
de winterse regenkou dwars door je
heen, veroorzaakt door wat in deze
streek „de noordelijke dampen" heet.
Door het zoute water gaan je lippen
proeven alsof je net een haring hebt ge
geten. Een bars geluid uit de scheepstoe
ter: de afvaart.
Blijkens bordjes zitten de reddings
middelen in de banken; de boot mindert
vaart bij de plek waar de mast van een
visserskotter net boven het water uit
steekt. Wat is hier gebeurd? De passa
giers weten het niet. Iedereen bestelt
weer koffie met een gevulde koek.
„Moate jo by Pronker wèze?" Een
Fries op Vlieland, of praten ze hier
Fries? Op weg naar Pronker kom je
langs het voormalige buiten Zorghvliet,
nu vervangen door: Het Nieuwste Hotel
Van Het Eiland. De onlangs nog geres
taureerde, beroemde want 250 jaar oude
moerbeiboom is met de motorzaag van
kant gemaakt, om plaats te maken voor
een tennisbaan. Ik bezoek de plek: er
hangt de winterse stilte van een dode
nakker.
Op Vlieland zitten 's zomers gemid
deld 7000 toeristen, nu in de winter wo
nen er duizend mensen. Ton Pronker is
één van hen. Voormalig leider van het
transport bij de Hoogovens, ook voor
malig voorzitter van de Waddenvereni
ging. Milieubehoud en agressie liggen
dicht bij elkaar: een ruit is al eens inge
gooid, en zijn boot is beschadigd.
Pronker: „Als de laatste boot 's mid
dags vertrokken is en je niet meer van
het eiland afkunt, heb ik echt het gevoel
dat ik thuis ben. En als je dan in die win
terse rust over het eiland loopt en je
hoort het schieten, dan zou ik graag wil
len dat de militairen vertrekken. Maar
zolang er toch een militair apparaat is,
moet ik erkennen dat de Vliehors, onze
zandplaat, het enige gebied in Neder
land is waar je vrij met bommen kunt
gooien en met tanks kunt schieten. Het
is ook niet de ergste bedreiging van het
eiland; met dat schieten kun je een keer
ophouden en dan is het voorbij. Nee,
daarbij vergeleken is de aantasting van
het enige dorp hier veel ernstiger.
Steeds meer kroegen; meer vreterij. Dat
trekt herriemakende toeristen. Die ont
wikkeling is veel moeilijker terug te
draaien. Vooral met een slecht gemeen
tebestuur dat alles maar goedkeurt om
dat er geld mee te verdienen valt"
De achtertuin van Pronker grenst aan
de waddendijk. Vroeger kon hij, als jon
gen, daar vanuit zijn huis overheen kij
ken. Nu is de dijk opgehoogd. Een be
tonnen trappetje op: het is hoog water.
Weinig zandbanken, het water heeft vele
tinten grijs. Wandelend over die hoge
dijk loopt, door de lage winterzon, je
schaduw vele meters verderop met je
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
Naar het kerkhof van Vlieland. Kerk
hoven zijn 's winters het indringendst.
Bladeren liggen te vergaan op de zerken,
alles is kaal. Fazanten houden, mak als
kippen, de doden gezelschap. Behalve
de vele Vlielanders die vooral Visser, De
Gorter en Hoedemaker heten, liggen
hier ook nogal wat aangespoelden.
„Door de zee teruggebracht" heet dat op
de steen. Sommigen zijn onbekend ge
bleven. Ze hebben slechts een houten
kruis.
Maarten de Gorter (71) woont naast dit
kerkhof: („Ik heb hele rustige buren").
Hij kijkt terug op een arbeidzaam leven:
Indië, Slag in de Javazee meegemaakt,
loonadministrateur bij de mariniers, ge
meenteontvanger van Vlieland, lid ge
meenteraad voor de milieupartij lijst 3
(die bij de laatste verkiezingen, die over
gedaan moesten worden wegens moge
lijke malversaties, gewipt is), één van de
oprichters van de eilander Nutsspaar-
bank en secretaris van de reddingsboot:
„Hier op de Vliehors staat al eeuwen een
reddingshuisje voor drenkelingen. Met
wat ondergoed, een noodrantsoen, lam
polie, lucifers. We hebben er een bord in
vier talen neergezet, maar de toeristen
komen er steeds weer in. 's Winters ging
ik er altijd heen om het drinkwater te
verversen, maar door de goede weerbe
richten en betere apparatuur is het nu
niet meer nodig. En als ik dan bij die
Vliehors dat schieten zag, dacht ik wel
eens: wij van de reddingsboot oefenen
om mensen te redden, en hier wordt
geoefend om mensen van het leven te
beroven. Ik heb dat op die vuurleidings
toren ook wel eens gezegd; konden ze
niet bijzonder waarderen".
Maarten de Gorter zet de jenever op
tafel, gooit nieuwe houtblokken in zijn
kacheltje en zet een bijzonder bandje op:
een interview dat hij maakte met zijn ou
de vader, vergrijsd in de zeevaart en ten
slotte 97 geworden. Een heldere stem
vertelt over het ansjovis-vissen op de
Zuiderzee („de koppen knepen we er
af'), het vangen van roggen, die er al
lang niet meer zijn; de bittere armoe in
de winter, het harde werken aan de
stranddammen met handen die blauw
opzwollen van de kou, en schipbreuk
met een lading cokes op weg naar Rus
land: „De planken laten al los,
schreeuwden ze, maar ik wou er niet af,
zowaar als ik hier zit".
De Groter is geroerd, en zegt: „Mooi
hè". We nemen nog een glaasje, en door
de donkere Dorpsstraat, die met grote
regelmaat geaaid wordt door de bundel
licht van de vuurtoren, loop ik terug
naar het stille hotel. Het laatste journaal
staat aan, maar het wereldnieuws voelt
nu heel ver weg.
Van Texel naar Vlieland was qua om
weg al vrij komisch; Vlieland-Terschel
ling is helemaal een bijzondere ervaring.
Het vroege vertrek van de boot (7 uur)
heeft de hotelier geïnspireerd tot twee
voor hem gerieflijke maatregelen: je
krijgt een wekker mee naar bed („het
zijn net nieuwe"), plus een bon „Goed
voor één ontbijt a.b.m.s. Oost-Vlieland",
want zo heet de boot. In het nachtelijk
duister glip je het hotel uit; in de Dorps
straat brandt alleen bij die mensen licht
die je straks ook aan boord zult treffen.
Eerst weer naar Harlingen, waarvan
het silhouet er in de verte haast
toverachtig uitziet in de opkomende
zon. Weer langs de gezonken kotter.
„Twee Urkers zijn met de netten in el
kaar geraakt. Het was in een paar minu
ten gebeurd. En daar gat je hele spults-
je", vertelt een vrouw onder de nodige
bijval.
In Harlingen overstappen op de boot
naar Terschelling, één treeplank verder.
Dezelfde tocht (twee uur, want er is te
genstroom), weer terug, tot je, bijna aan
het eind, niet linksaf slaat naar Vlieland,
maar rechtsaf naar Terschelling.
Opnieuw langs de gezonken kotter.
Weer mindert de veerpont vaart. Nie
mand weet wat er gebeurd is, maar ik
ben nu kenner, en herhaal slechts:
„Twee Urkers zijn met de netten in el
kaar geraakt, het was in een paar minu
ten gebeurd. En daar gaatje hele spults-
je". Wie reizen maakt kan verhalen, me
nigeen kijkt me aan met een blik van:
die komt hier vaker.
Varen door het stuk wad waar straks
een boortoren komt. Vroeger stond er
een baken en dat ziet er net zo uit, zeg
gen de voorstanders. De zee heeft dat ba
ken omver gehaald: de lege, lichtgolven-
de vlakte, die voornamelijk oneindig is,
met daarboven wolken die hun sneeuw
nauwelijks kunnen ophouden: dat is
toch het mooiste!
De barse scheepstoeter gaat al. Haas
tig lees ik nog even in het cultuur-histo
rische tijdschrift „Schylge myn lantse".
een fraaie tweemaandelijkse uitgave
voor iedereen die met Terschelling
(Schylge) bezig is. Belangwekkende pas
sage: „Over bakker Sluijk met zijn ex-
ceem weet mevr. G. Schol-Bloem nog
het volgende te vermelden: meelevende
personen vroegen eens aan onze bakker:
hoe is het nu met de voeten? Optimis
tisch gaf bakker Sluijk ten antwoord: Se
binne er suverder utkomen as dat se er
ingaan binne".
Een tekst waar je qua vertaling lang
over na kunt denken, maar de dukdalf
kreunt al: Terschelling. Wat kan het daar
koud zijn! Hangend teen een ijzige win-
terwind ga ik het duin op waarop het
dorp West-Terschelling ligt: we eten
vanavond spruitjes. In de gelagkamer
van het besproken hotel is de serveer
ster er ijverig mee bezig.
Disco
Samen met Texel en Ameland behoort
Terschelling tot de grote waddeneilan
den: dat betekent dat er meerdere dor
pen zijn en je er met een auto mag ko
men. 's Zomers zijn er 25.000 toeristen,
nu in de winter wonen er 4650 Terschel-
lingers. Ik beperk me tot twee: Wipi van
der Bos en Jo Smit. Ze wonen allebei in
Formerum. Dat is even voorbij Mids-
land, vroeger een mooi dorpje dat nu in
één disco veranderd is. Jo Smit, oud-di
recteur van de VARA-radio en actief be
zig met de eilandhistorie: „Natuurlijk, ik
ben ervan overtuigd dat een dorp als
Midsland naar de knoppen is. Maar:
waar mensen hun brood aan verdienen
moet je stil over blijven, anders krijg je
ruzie. Duizend jaar samen op een eiland
leven heeft de Terschellinger geleerd dat
je bepaalde dingen niet zegt. Dat bete
kent ook dat ze mij niet over alles en nog
wat onderhouden. Want duizend jaar sa
menleven hebben de Terschellinger ook
een groot respect gegeven voor een an
der".
Jo Smit woont op een rustig stuk ei
land. Vanuit zijn huis heb je een goed
zicht op vlakke weilanden die in vrij dof
fe kleuren de winter over zich heen laten
komen. Smit, terwijl hij thee inschenkt:
„Het is een groot geluk dat mensen bij
een hokken. Ik moet er niet aan denken
dat het allemaal natuurmensen waren.
Ze zouden de hele boel vertrappen. Maar
in de bouwvakvakantie blijven ze alle
maal lekker bij elkaar. Zo hou je de
rust".
Smit zet zich in voor een juiste spel
ling van de naam van zijn eiland: Schyl
ge. Niet met een k-, maar met een g-
klank. Een blaasorkest, een kleuter
school en een hotel van die naam heeft
hij al om gekregen. Maar tot zijn spijt
nog niet de biologisch-dynamische zui
velfabriek Skylge. Wim van der Bos is er
directeur.
De zuivelfabriek oogt vervallen. Grote
hoeveelheden stoom, nodig voor het
schoonmaken van melkketels, zoeken
zich door een open deur een weg naar de
vrieskou. Negen jaar geleden is de fa
briek, die al eigendom was van de Friese
zuivelgigant De Takomst, teruggekocht
door de Stichting tot Instandhouding
van de Zuivelfabriek op Terschelling. In
de coöperatie doen nu zo'n tien veehou
ders mee, die boer zijn zonder kunst
mest. Veelal eindigen dit soort natuur
zuivere ondernemingen in een organisa
torische chaos en idealistisch wanbe
heer, maar de Skylge draait nog steeds.
Er werken vijf mensen, en hun kaas en
karnemelk zijn lekker.
De directeur, niet zonder trots: „In
droge perioden zie je dat ons gras langer
groen blijft. Koeien vinden het ook lek
kerder. Koeien van de andere boeren
proberen over het hek heen ons gras te
vreten".
Lila
Het komt zelden voor dat iemand van
Terschelling naar Ameland gaat. Eilan
ders komen doorgaans niet op eikaars
eiland. Wie zich toch aan die tocht wil
zetten moet eerst weer terug naar Har
lingen. De gezonken kotter ligt er nog
steeds, de passagiers drommen weer
voor de ramen. Wat is hier gebeurd? Dit
maal hou ik m'n mond.
Langs de Friese kust van Harlingen
naar het noordelijke Holwerd. Kieviten
stappen parmantig over de dijk. De kon
ten van de schapen zijn fraai gekleurd
door het stempelkussen onder de buik
van de dekkende ram, zodat de boer
weet wie al aan bod is geweest.
De tocht gaat langs onbestaanbare ge
ruchten als Firdgum, Ny Altoenae en
Blija. De neiging om ook nog even Fare-
buorren aan te doen, kan ik tijdig onder
drukken. Veel huisjes op de ijzig koude
dijk hebben naast het affiche van de
Waddenvereniging een raambiljet „Te
koop". De trek naar het platteland is de
finitief voorbij. Het heeft menige lila ge
verfde dakgoot opgeleverd.
Bij aankomst blijkt dat Amelanders
goddank met meer zo groot en sterk zijn
als in de dagen van de reizende Leuven
se professor J. Ackersdijck: met m'n één
meter vijfentachtig pas ik niet onder de
plaatselijke douche.
Van alle Waddeneilanden komt de
VW-folder van Ameland het meest po
cherig over. Ze noemen zichzelf: Wad
dendiamant. „Reeds velen komen hier
op aanwijzing van hun arts". Schrijf je
zoiets in een folder omdat je zelf als
VW'er ook wel nattigheid voelt? Want
Ameland is nogal aangetast door de mo
derne tijd. Nu het winter is zitten ze er
met ruim 3000, maar in de zomer staan er
29.000 te beslapen bedden klaar.
Het bezoek aan de Waddendiamant
begint in mineur: rond de kachel zit een
aantal mannen bijeen die zich destijds
met hand en tand verzet hebben tegen
de gasboringen van de Nederlandse
Aardolie Maatschappij (NAM). „We zijn
er niet sjaggerijnig door geworden, maar
wel cynisch. Als er geld mee te verdie
nen valt, hou je niks tegen. Maar onze
kinderen kunnen ons nooit verwijten
dat we er niks tegen gedaan hebben".
Bedrijf
De burgemeester, mr. J. H. Lesterhuis,
telg uit een vermaard Groninger dansle-
rarengeslacht, kijkt er boven een glaasje
Beerenburger (tegen de winterkou) een
stuk zonniger tegenaan. „Zonder de
NAM zou de kaartenbak bij de sociale
dienst een stuk voller zijn geweest. Mid
denstand en pensions profiteren er ook
Als een jonge eigentijdse manager
runt hij het bedrijf Ameland. Een sei
zoengebonden bedrijf, want in de win
termaanden moet het gemeentelijke
werk gebeuren. Daarna komen de toeris
ten, kun je geen straten opbreken en
hebben de eilanders ook wel wat anders
aan hun hoofd dan vergaderen.
(Lees verder op de volgende pagina).