Kauwen tegen tandbederf
Sjoukje Dijkstra: 'Ik heb toch zeker geen blinddoek voor'
Leidse tandarts Han Goudsmit
ontwikkelt een handig klein kauwborsteltje
Kunstrijwereld reageert geïrriteerd op adviserende functie
VRIJDAG 18 JANUARI 1985
EXTRA
LEIDEN Water? Heb je niet nodig. Tandpasta ook
niet. Alleen maar kauwen. Zorgen dat de haartjes langs
de tanden en het tandvlees glijden. De plaque ver
dwijnt dan als sneeuw voor de zon.
Tandbederf en tandvleesontsteking krijgen geen
kans te gaan woekeren. Trek in snoep heb je niet; het is
een hulpmiddel voor mensen die willen afvallen en ro
ken en kauwen kunnen niet tegelijk. Overal waar je
wenst, kun je je tanden ermee poetsen. Voor lichame
lijk gehandicapten een uitkomst: geen hulp meer nodig
bij het reinigen van het gebit.
Een wondermiddel? Nee, dat
niet. Maar wel een middel waar
goed en heel lang over nagedacht
is. Meer dan zes jaar is de Leidse
tandarts Han Goudsmit in de
weer geweest alvorens hij het
aandurfde met zijn nieuwe vin
ding, een kleine, kauwbare (weg
gooi) tandenborstel, naar het be
drijfsleven te stappen. Die stap
heeft de tandarts nu gezet. Tien
grote - internationale - onderne
mingen zijn enthousiast en bekij
ken thans serieus of zij het kauw
borsteltje in produktie kunnen
nemen. De beslissing zal niet
lang op zich laten wachten.
Hoogstens enkele maanden.
Maar dan duurt het zeker nog tot
half volgend jaar voor de borstel
in de winkel te koop zal zijn.
Waarom een kauwborsteltje?
Is daar behoefte aan? Voldoet de
tandenborstel met tandpasta niet
meer? De gedachte achter de
nieuwe tandenreiniger is een
heel andere. Luister naar tand
arts Goudsmit: "Zo lang ik tand
arts ben heb ik gezocht naar mid
delen die tandbederf kunnen te
gengaan. Natuurlijk, je hebt de
bestaande middelen. Maar vindt
de patiënt die wel prettig? Het
lijkt van niet als je ziet hoe slecht
er wordt gepoetst. Ze poetsen
wel, maar meestal veel te kort. Ik
heb toen gedacht als ik die pre
ventie nu eens lekker kan maken
zonder dat ze schaadt, dan kun je
het gebit écht beter maken. Wel,
uit die gedachte is dit kauwbor
steltje voortgekomen."
door
Jan Westerlaken
Zes jaar
stofindustrie terwijl reclame
mensen hem van adviezen voor
zagen. Zijn vrouw liet zich even
min onbetuigd. Zij hielp in die
aanloopfase mee bij het aanbren
gen van de smaakjes aan de bor
steltjes en proefde of ze wel 'lek
ker' genoeg waren.
Eerst maar eens even de kauw-
borstel voorstellen. Hoe hij eruit
ziet en hoe hij werkt. Het belang
rijkste onderdeel is de kauw-
steel. Die steel wordt tussen de
tanden genomen en al kauwende
op diezelfde steel gaan de haren
van de borstel langs de tanden en
kiezen en poetst men als het wa
re het gebit schoon. Hard bijten
is niet nodig. Het wordt zelfs af
geraden.
Het borsteltje voelt in de mond
kauwgom-achtig aan, doordat de
steel hol en elastisch is. In de
kauwsteel en in de borstel zelf zit
de smaakmaker, een crême-vul-
ling die er tijdens het kauwen
vanzelf wordt uitgeperst. Net als
tandpasta kan deze vulling ca-
riësremmers als fluoride bevat
ten. Al kauwende wordt de pla
que van de tanden en kiezen ge
schraapt. Om te voorkomen dat
het tandvlees zou beschadigen,
zijn de toppen van de borstel
rond. Kauwen op het borsteltje
kan onbeperkt, omdat er geen
slijpmiddelen (in tandpasta zit
ten die wel) in voorkomen.
den octrooi op zijn uitvinding ge
kregen. En zelfs in Amerika zijn
er twee octrooien op het kauw
borsteltje verleend. Kortom, aan
alle kanten heeft Goudsmit zijn
uitvinding in bescherming geno-
De Leidse tandarts ontkent
niet dat hij vooral blij is met de
octrooien die hem in Amerika
zijn verleend. "Daaruit blijkt",
licht Goudsmit toe, "dat ik wat
heb uitgevonden dat volstrekt
nieuw is. Ik vermoed dat de
Amerikanen wel eens de groot
ste afnemers van het kauwbor
steltje kunnen worden. Waarom?
Wel, we weten dat ze gezond
heids-freaks zijn. Een Ameri
kaan loopt praktisch de hele dag
met een prop kauwgom tussen
zijn tanden. Als 'ie weet dat het
borsteltje zijn gebit schoon
houdt, zal hij die kauwgom waar
schijnlijk laten voor wat ze is."
Tandenborstel
De tandenborstel en de tand
pasta eruit, het kauwborsteltje
ervoor in de plaats? Dat is nog
maar de vraag. Goudsmit zelf
zegt dat hiervan vooralsnog geen
sprake kan zijn.
De tandarts: "Je kunt de tan
denborstel met slijpende pasta
altijd gebruiken voor die plaat
sen waar je met de kauwborstel
niet of heel moeilijk kunt komen.
Laat ik duidelijk zijn: ik vind het
niet zinvol om me tegen de tan
denborstel en de pasta af te zet
ten. Wanneer je op het borsteltje
kauwt en ook nog eens op de ou
derwetse manier de tandenbor
stel hanteert, dan weet je haast
zeker dat je gebit plaque-vrij is.
Heb je dus nóg minder kans op
het ontstaan
Bedreiging
Goudsmit: "In Amerika ligt de grootste markt"
Moeite heeft het wel gekost.
Veel moeite zelfs. Ruim zes jaar
heeft Goudsmit aan de ontwik
keling van het borsteltje ge
werkt. Het ene na het andere ver
dween in de prullenmand als de
kwaliteit hem niet aanstond.
Maar de Leidse tandarts heeft
niet alles in zijn eentje gedaan.
De kauwborstel zoals die er nu
ligt is zijn bedenksel. Zonder
hulp was het waarschijnlijk
nooit zo ver gekomen. Goudsmit
geeft dat ook eerlijk toe. Vooral
in het begin kreeg hij veel steun
van een Leidse suikerwerkdes-
kundige. Toen was het nog de
bedoeling om de borstel in de
vorm van een snoepje op de
markt te brengen. Dat ketste af.
Hulp kreeg hij ook van de kunst-
Gaatje
Een ongelukje ligt in een klein
hoekje. De kauwborstel zou - net
als een snoepje - per ongeluk in
de keel terecht kunnen komen of
zelfs dieper: in de luchtpijp.
Wanneer dat gebeurt zou iemand
kunnen stikken.
Goudsmit daarover: "Dat was
een heel groot probleem voor
mij. Ik heb me werkelijk suf ge
piekerd voor ik daar uit was. De
oplossing was vrij simpel. In het
borstelvlak heb ik gewoon een
gaatje aangebracht. Zou de bor
stel dus in het 'verkeerde keel
gat' - wat haast uitgesloten is - te
rechtkomen, dan kan men toch
blijven ademen. Door dat gaatje.
Zelfs als het dwars in de lucht
pijp zou komen vast te zitten, is
er weinig of niets aan de hand. Er
kan altijd lucht passeren. Een
voordeel is dat de borstel niet
van vorm verandert. Hij is er - in
geval van nood - vrij eenvoudig
uit te wippen. Met kauwgom ligt
dat heel anders. Want dat neemt
de vorm van de omgeving aan
waarin het vastzit."
Bereik je met kauwgom of
hard voedsel - zoals een appel en
een wortel - niet hetzelfde resul
taat als met deze borstel? Dat
blijkt niet het geval te zijn. On
derzoekers hebben aangetoond
dat kauwgom en hard voedsel
nauwelijks plaque van de tanden
verwijderen.
Hoe dat precies zit vertelt Han
Goudsmit: "Hard voedsel wijkt
bij het eten ervan, af. Anders ge
zegd: het komt niet tegen het ge
bit bij de zoom van het tandvlees
aan. Dat is de plaats waar zich de
meeste plaque vormt. Het kauw
borsteltje reikt tot over het tand
vlees en verwijdert zodoende
dus de plaque bovenaan het ge
i tussen de tanden en kie-
Doelgroep
De doelgroep waarop de Leid
se tandarts zich richt is eigenlijk
iedereen die tanden en kiezen
heeft. Bij wie de borstel vooral
zal aanslaan, denkt hij, zijn de
fervente kauwgom-kauwers.
Goudsmit voegt eraan toe:
"Kinderen die jonger dan tien
jaar zijn, kun je er beter niet op
laten kauwen. Zij kunnen er toch
niet mee overweg. Trouwens, bij
het sporten kun je zo'n ding - net
als kauwgom - beter niet in de
mond hebben. En praat je over
succes, tja, dan denk ik, dat de
consument dat zal moeten bepa
len. Vanzelf, ik heb mijn gedach
ten daarover. Maar ik kan niet op
voorhand zeggen hoe de verkoop
uiteindelijk zal gaan verlopen. Ik
heb verwachtingen en die zijn
hoog gespannen."
Dat blijkt ook wel. De tandarts
heeft in de meeste westerse lan
Goudsmit ziet de ontwikkeling
echter wel rëeel. Het gebruik van
de tandenborstel en de pasta zou,
als het kauwborsteltje op de
markt verschijnt, kunnen ver
minderen. De tandarts schudt
die gedachte niet zo maar uit zijn
mouw. Een hoogleraar tandheel
kunde van de universiteit in Nij
megen, die een vooronderzoek
heeft gedaan naar de werking
van de nieuwe vinding, heeft al
leen maar kunnen beamen dat de
kauwborstel inderdaad de pla
que van de tanden schrapt.
Ondanks die uitslag blijft
Goudsmit voorzichtig. "Heus, er
blijven nog wel wat plekjes voor
de tandenborstel over. Het is al
tijd beter om ze naast elkaar te
gebruiken. Ik zie mijn kauwbor
stel als een middel dat een hele
boel plaque van de tanden ver
wijdert. Niet meer en niet min
der. Want net als de tandenbor
stel komen de haren kauwbor
stel ook niet - of in elk geval on
voldoende - tussen de kiezen en
tanden. Daar zul je dus de plaque
met een tandenstoker of floss
(tandzijde) te lijf moeten gaan."
Het mag duidelijk zijn: er gaat
een'bedreiging uit van het kauw
borsteltje. Zeker voor de heden
daagse borstel en de tandpasta.
Preventie moet, maar tot hoever
kun je gaan met die preventie.
Loopt, om eens een ander voor
beeld te noemen, het beroep van
de tandarts op den duur zelf geen
gevaar? Als je tien jaar geleden
duizend kinderen op een rijtje
zette waren er slechts twee die
een volledig gaaf gebit hadden.
Herhaal je dit anno 1985, dan zie
je dat er vijfhonderd van die dui-
1 zend kinderen geen enkel gaatje
hebben. Nu lijkt er ook nog eens
een produkt op de markt te ko
men die de plaque - de veroorza
ker van tandbederf - op elk ge
wenst moment van de dag kan
aanpakken. Anders gezegd: blijft
er voor die tandarts nog wel wat
werk over?
Goudsmit knikt. Zegt dan:
"Als een tandarts zijn werk goed
doet, maakt hij zichzelf in wezen
overbodig. Krijg je de mensen
zover dat ze optimaal zouden
meewerken aan het schoonhou
den van hun tanden, dan blijft er
voor de tandarts alleen maar een
controlerende taak over. En na
tuurlijk het geven van instructies
aan de patiënten. Dan is ook de
tijd van het domweg gaatjes vul
len voorbij. Voorlichting geven,
beugels maken en het verbeteren
kunstgebitten zullen dan een be
langrijke taak voor de tandarts
worden."
Daarom is het nog maar de
vraag of de tandarts wel zo op het
kauwborsteltje van Goudsmit zit
te wachten. Zelf wil hij daar lie
ver geen harde uitspraken over
doen. Veelbetekenend voegt hij
eraan toe: "De tandheelkunde
moet eigenlijk de tandheelhoud-
kunde worden. We nemen nu
nog genoegen met vullingen,
bruggen en kronen. Maar ik
voorzie dat het beroep van de
tandarts binnen niet al te lange
tijd drastisch gaat veranderen.
Boren is er dan niet meer bij.
Kijk maar naar Amerika, daar is
de preventie-ontwikkeling al ja
ren aan de gang. De tandarts
blijft, dat is wel zeker."
Gat in markt
Goudsmit heeft een gat in de
markt aangeboord. Dat blijkt
ook wel uit de grote belangstel
ling die het bedrijfsleven aan de
dag legt. Als tien multinationals -
waaronder een uit Nederland -
min of meer staan te dringen om
ermee aan de slag te gaan, dan
mogen de verwachtingen hoog
gespannen zijn. Wat voor soort
ondernemingen zijn dat precies?
De Leidse tandarts: "Om
schrijf ze maar als bedrijven die
hun sporen in de mondverzor-
ging al hebben verdiend. Alle
tien bekijken ze op welke manier
ze de produktie van het kauw
borsteltje het best kunnen aan
pakken. Het is geen zaak waar
over je zo maar even op een voor
middag beslist. Je praat toch
over een investering van vele
miljoenen guldens. Er moet een
fabriek komen met apparatuur.
Dat kost geld en tijd. Vandaar
dat het zeker nog anderhalf jaar
gaat duren alvorens het kauw
borsteltje overal in de winkel te
koop is. Ik kan het niet ontken
nen. De ondernemer die met mij
in zee gaat moet een beetje durf
hebben. Geld durven investeren
in een totaal nieuw produkt. Be
grijpelijk dus dat men daar even
over wil nadenken. Het voordeel
voor de producent is wel, dat hij
de hele 'know how' van mij krijgt
aangeleverd. Tot en met de ver
pakking."
Het is al een uitgemaakte zaak
in welke vorm de kauwborstel-
tjes op de markt zullen worden
gebracht: in strips van zes stuks.
Kosten ongeveer 2,50. Maar die
prijs zal vermoedelijk lager uit
vallen als de produktie stijgt.
Hoewel het om een weggooi-bor-
stel gaat, kan men er in principe
dagen achter elkaar op kauwen.
De smaak, die in de kunststof
zelf zit (dat is uniek), blijft lang
behouden. Ook al zijn de haartjes
iets verbogen, dan nog verwijde
ren ze de plaque van de tanden.
Kauwwieltje
Ooit is er een kauwwieltje in de
handel gekomen. Dat werd met
veel bombarie aangekondigd.
Nu hoor je er niks meer over. Met
het borsteltje gaat toch niet de
zelfde kant op?
Goudsmit: "Je kunt ze eigen
lijk niet met elkaar vergelijken.
Dat wieltje was er alleen om het
tandvlees te masseren en niet om
de plaque van de tanden af te
krijgen. Bovendien is dat wieltje
nogal aan de grote kant. Een an
der nadeel - maar dat is persoon
lijk - vind ik dat je het wieltje el
ke keer opnieuw moet gebrui
ken. Nee, dat kan ik niet fris vin
den. Het kauwborsteltje gooi je
na gebruik weg. Een wezenlijk
ander ding dus."
Han Goudsmit. In zijn studen
tentijd werd hij al Willie Wortel
genoemd. Die naam lijkt hij nu
volledig te gaan waarmaken. Het
begon met een hobby. Sprak hij
met zijn collega's over de kauw
borstel, dan lachten ze hem uit.
Goudsmit trok zich daar niets
van aan en ging gewoon door. De
bekroning lijkt nabij. En een
spreekwoord van toepassing:
wie het laatst lacht, lacht het
best
HILVERSUM - In 1988, bij de
Olympische Winterspelen in het
Canadese Calgary, moet Neder
land weer aansluiting hebben ge
vonden bij de internationale top
van het kunstrijden op de schaats.
Dat is althans de achterliggende
gedachte, die KNSB-voorzitter Da
vid Meijer er vorig jaar hoogstper
soonlijk toe bracht Sjoukje Koss-
mayer-Djjkstra te benaderen voor
een adviserende functie binnen
'zijn' organisatie. Sjoukje vroeg
nog even bedenktijd, maar hapte
zoals verwacht gretig toe op het
verzoek, dat eigenlijk 21 jaar gele
den al gedaan had moeten worden
toen zij haar actieve carrière beëin
digde. „Ik ben echt in een gat ge
vallen destijds", realiseert zij zich
nu. „Van de KNSB heb ik in '64
taal noch teken vernomen.
Vreemd, ja. Maar dat werd nu ook
gezegd, dat ze het eigenlijk bescha-
door
Karei Jansen
mend vonden wat er destijds met
me is gebeurd".
De schaatsbond, en dan David
Meijer in het bijzonder, vond toch
een gewillig oor bij de Hilversum-
se. „Jammer wat er toen is ge
beurd, maar ik zeg altijd dat het
nooit te laat is om excuses te ma
ken. Aan de andere kant kan ik er
ergens ook wel begrip voor op
brengen dat ik toen aan mijn lot
werd overgelaten. Veel mensen
waren in die tijd op hun tenen ge
trapt, omdat ik naar Holiday on Ice
overstapte. Er zat eigenlijk geen
nieuw talent achter mij, dus ik liet
in principe ook een gat vallen".
Het duurde na de heerschappij
van Dijkstra en ook Joan Haanap
pel twaalf jaar voordat Nederland
weer een Europees kampioene af
leverde. Het was de in Amerika
woonachtige Dianne de Leeuw die
in Genève de hoogste trede mocht
beklimmen. Slechts een opleving,
zo bleek later. Sinds die tijd is het
Nederlandse kunstrijden naar een
bedenkelijk peil afgegleden en
moeten we het tegenwoordig zelfs
stellen met nationale kampioenen
die het kunstrijden 'er eventjes bij
doen' of daarvoor enkele dagen uit
Amerika over komen, een dubbele
Salchow en Axel demonstreren die
internationale juryleden de wenk
brauwen doet fronsen en bij ge
brek aan serieuze tegenstand enke
le dagen later alweer aan de Ameri
kaanse ontbijttafel zitten met een
glimmende beker.
David Meijer wil daar evenwel
verandering in brengen. Niet al
leen wil hij de tijdelijke intocht van
in het buitenland vertoefende Ne
derlanders sterk terugdringen,
maar vooral een brede basis leggen
waarop Nederland over enkêle ja
ren successen kan oogsten. En nog
lang daarna. „We moeten gewoon
eerlijk zijn in deze zaken", aldus
Meijer. „De nadruk binnen de
KNSB heeft de laatste jaren duide
lijk bij het hardrijden gelegen. De
tijden van Hopman en van Van
Gennip waren belangrijker dan het
hele kunstrijden bij elkaar. Toch
een vreemde zaak, zeker wanneer
je naar de internationale schaatsu-
nie kijkt, de ISU. Daar ligt de na
druk voor 75 procent bij het kunst
rijden en voor 25 procent bij het
hardrijden. In Nederland zou 'ik
zeggen dat die verhouding 95 tegen
5 procent is, voor alle duidelijk
heid, die vijf procent is dan voor
het kunstrijden weggelegd. We
vonden dan ook dat daar maar
eens verandering in aangebracht
moest worden".
En daar komt dan de rol van
Sjoukje Dijkstra om de hoek kij
ken. Het is de bedoeling dat zij de
komende maanden bezoeken gaat
afleggen aan alle twintig ijsbanen
in Nederland en gesprekken zal
voeren met de gewesten. „De vraag
was hoe we het kunstrijden in ons
land weer op niveau konden bren
gen", verklaart Meijer. „Ten eerste
is daar naar onze mening een cen
trale aanpak voor nodig. Een
aanpak die de belangstelling van
de gewesten in het kunstrijden
Sjoukje Dijkstra werd een keer
olympisch kampioene (Inns
bruck '64), drie keer wereld
kampioene (Praag '62, Cortina
'63, Dortmund '64), vijf keer ver
overde ze de Europese titel ('60
Garmisch Partenkirchen, '61
Berlijn, '62 Genève, '63 Boeda
pest, '64 Grenoble) en zes keer
toonde zij zich de sterkste van
Nederland. Een staat van dienst
die nog jaren garant kan staan
voor (h)erkenning.
weer moet aanwakkeren. Hoeveel
talent is er, zijn er voldoende 'ijsu-
ren' ofn te trainen, moeten er cen
trale weekend-trainingen komen,
leven er speciale verlangens bij de
trainers. Kortom, allemaal vragen
die eens op een rijtje gezet moeten
worden. Daar is Sjoukje Dijkstra
voor aangetrokken".
Typisch Nederlands was de reac
tie op de nieuw geschapen functie
binnen de KNSB. De Landelijke
Technische Commissie kunstrij
den (LTC), al jaren hét adviesor
gaan van het dagelijks bestuur van
de KNSB in zaken waar het het
kunstrijden aangaat, was niet ge
kend in het aantrekken van Sjouk
je Kossmayer-Dijkstra en heeft in
middels een wat afwachtende hou
ding aangenomen. De contacten
tussen het hoofdbestuur van de
schaatsbond en de LTC waren ove
rigens al vertroebeld door de in
stelling van een adviesorgaan
naast diezelfde LTC, die de naam
Begeleidings Commissie Kern
ploegen meekreeg (BCK). De LTC
werd daarmee met het gevoel op
gezadeld dat zij verantwoordelijk
was gesteld voor de trieste ambian
ce van de afgelopen jaren.
„Maar dat is nu allemaal uitge
praat", laat David Meijer tijdens
een bijeenkomst met de pers in
Den Bosch weten waar een dag la
ter de Nederlandse kampioen
schappen worden afgewerkt. Aan
tafel zitten ook enkele vertegen
woordigers van de LTC. De KNSB-
praeses kijkt even naar de over
kant waar de heer Hubers van de
LTC de taken van zijn afwezige
voorzitter Elsbeth Bom waar
neemt. Hubers zwijgt in afwach
ting van hetgeen Meijer nog meer
te vertellen heeft. „Het klopt dat
het hoofdbestuur het initiatief
heeft genomen om Sjoukje Dijk
stra te benaderen", vervolgt Meijer
dan maar. „De LTC heeft daar geen
bemoeienis mee gehad. En ik moet
toegeven dat er in het begin enige
wrijving is geweest. Ik kan me dat
ook goed voorstellen, de LTC moet
geschrokken zijn van die bemoeie
nis van het hoofdbestuur". „Ik
schrik tegenwoordig niet meer zo
snel", laat Hubers dan plotseling
wel iets van zich horen.
En zo gaat het eigenlijk constant
daar aan tafel in de tot bistro omge
bouwde kantine van het Bossche
ijsstadion De Vliert, waar tot over
maat van ramp ook nog eens de
nieuwe verwarmingsinstallatie het
heeft begeven. Daar waar Meijer
laat weten dat je nog geen goede
organisatie hebt wanneer je een of
twee wereldkampioenen aflevert,
maakt Hubers de opmerking dat
van alle trainers die momenteel in
Nederland werkzaam zijn er nog
niet één is die de leerlingen een
dubbele Axel of een drievoudige
sprong kan leren. De KNSB ziet er
voorlopig niets in een bondstrainer
aan te trekken, de LTC maakt de
opmerking dat daar juist wel be
hoefte aan is. Geen prettig sfeertje
om aan de wederopbouw van het
kunstrijden in Nederland te begin
nen.
Hoewel Sjoukje Dijkstra in eer
ste instantie niet wil ingaan op die
vertroebelde verstandhouding („ik
merk er weinig van, ze zeggen mij
vriendelijk goedendag en ik zeg
hun ook vriendelijk goedendag"),
raakt ze toch geirriteerd wanneer
haar kennis van zaken in twijfel
wordt getrokken. „Ik begrijp al die
opwinding niet zo goed. Ik zou er
te lang zijn uitgeweest om nu be
paalde dingen te kunnen beoorde
len. Maar dat is onzin. Ik ben er
nooit uitgeweest, ik ben na mijn
Holiday-on-Ice-periode altijd bezig
gebleven met die sport. Ik ben al
tijd kinderen van kennissen blij
ven trainen. Nee heus, ik denk dat
ik nog wel een beetje mee kan pra
ten". En plotseling fel: „Maar dege1
nen die nu bij de LTC zitten, weten
die er dan zoveel van af? Zij hoe
ven zich toch ook niet te bewijzen.
Alleen de laatste drie, vier jaar ben
ik me wat minder gaan bemoeien
met het kunstrijden. De NK heeft
echter bewezen dat er erg weinig is
veranderd, zeker op technisch ge
bied niet. En moetje nou eens luis
teren, of je er nou twintig jaar uit
bent of niet, je ziet toch wat er op
die baan gebeurt. Ik heb toch geen
blinddoek voor. Ik heb toch ogen
waarmee ik kan kijken, of niet
soms?"
„De LTC en de trainers hoeven
zich ook nergens druk om te ma
ken. Kijk, ik begrijp best wat ze
voelen hoor. Ze dachten natuurlijk
eerst van: oh, die wordt bonds-
trainster en die pikt alle leerlingen
af. Kijk je in mijn hart, dan zou ik
best nog eens bondstrainster wil
len worden, maar daar is nu hele
maal geen sprake van. Ik zou niet
eens de tijd hebben. Nee, ik ben
helemaal niets van plan met die
trainsters. Ze moeten gewoon lek
ker blijven zitten waar ze zitten. Ik
mag me trouwens niet eens met de
trainingen bemoeien".
Hoewel ze benadrukt zich weinig
tot niets te storen aan het huidige
werkklimaat, heeft ze tijdens het
NK toch nog wat vragen opgesteld
voor de KNSB. „Er zijn bepaalde
dingen die ik nog moet bespreken,
maar dat ga ik niet via de pers spe
len. Dat moet je in een onderlinge
vergadering, in aanwezigheid van
een afgevaardigde van de LTC,
doen. Kijk", zegt ze plotseüng op
verend in haar stoel, „dat is nou
ook zoiets wat ik tijdens mijn actie
ve carrière en die acht jaar bij Holi
day on Ice heb geleerd, je moet al
tijd kunnen praten met elkaar. Pra
ten, dat is toch veel beter dan met
een stoere kop verder lopen alsof
er niets aan de hand is". En weer
enigszins op haar gemak gesteld
door haar eigen levensles in herin
nering op te roepen: „Maar David
(Meijer, red.) heeft nog tegen me
gezegd dat het niet alleen aan mij
ligt. Als ik niet zou z'in gekomen,
was die irritatie er toch geweest.
Omdat de LTC, logisch, medezeg
genschap wil hebben. Ach, het lost
zich allemaal vanzelf wel op".
„Het is een klein wereldje, hè",
verzucht ze dan, „ik moet er ergens
eigenlijk toch wel om lachen, al dat
kleine gedoe. Ik hoop dat we daar
in de toekomst toch ooit eens af
scheid van kunnen nemen. Ik weet
zeker dat we met die nieuwe
aanpak van de KNSB op de goede
weg zijn. Want laten we nou eerlijk
zijn, zoals het de afgelopen jaren is
gegaan was niet goed. Er is te wei
nig gepresteerd. De opzet van de
KNSB is goed, er moet gewoon
meer lijn in het kunstrijden ko
men. Laten we nou eens met zijn
allen proberen dat te bewerkstelli
gen, misschien dat je dan inder
daad over een paar jaar alweer re
sultaat ziet".