'Luusteren, luusteren, en dan zelf proberen' Een Russisch ABC Gaston Chambille en zijn cursus Maastrichts dialect ZATERDAG 5 JANUARI 1985 'Hulpeloos zit een groepje cursisten uit het westen elke woensdagavond in de woonkamer van Gaston Chambille in het oude deel van Maastricht bijeen om het 'Mestreechs' dialect te leren. Als zij de 'umlauten' goed zeggen, vergeten zij de zachte G weer. Dat 'Köpke' niet 'kopje' maar 'hoofdje' betekent, moet er in worden gehamerd. Maar de docent aan de Volksuniversiteit Maas- en Mergelland drukt zijn leerlingen op het hart zich niet te laten ontmoedigen: „Laten de mensen hier eerst maar eens proberen net zo goed Algemeen Beschaafd Nederlands te praten als jullie!". door Carlo Nagel In de stampvolle woonkamer van Gaston Chambille in de oude binnenstad van Maastricht moet een al wat oudere vrouw tot vervelens toe herhalen: „Janèt it kortelèt mèt 'n versjèt in bèd". Zij kan de klank, die in Mestreechs dialect het midden houdt tussen onze en i er maar niet goed uit krijgen. „Afet weurt mèt. Prebeert 't mer 'ns tot Geer 't wèt", zegt Chambille opnieuw. Hij is zelf ook niet meer een van de jongsten, ziet er keurig uit in zijn donkerblauwe blazer met vlinderstrikje, dat in het Maastrichts dialect 'nondedjuke' heet. Gaston Chambille, telg uit een oud en kinderrijk Maastrichts geslacht, geeft al voor het vierde jaar voor de Volksuniversiteit Maas- en Mergelland les in het Mestreechs. Er is een cursus voor beginners, één voor gevorderden en er bestaat er ook nog één, die 'Allebonneur, da's good. Mestreechs' heet. „Voor inlanders, die hun taalgebruik willen perfectioneren", legt Gaston uit. Hij neemt onmiddellijk afstand van het 'ordinair' Maastrichts. „Dat bestaat ook", vertelt hij. „Het dialect zoals de marktkooplui het spreken. Maar ik leer mijn cursisten het beschaafd Mestreechs. Als cursisten mij naar krachttermen vragen, zeg ik altijd 'Die leer je wel in het café". Sprookjesboek Voor het huis van Chambille, in de Raamstraat, staat een reusachtige, grillig gevormde boomstronk. Gaston vertelt er gaarne over, want ieder knoestig uiteinde vormt hij om tot een gezichtje en al die gezichtjes spelen weer een belangrijke rol in het sprookjesboek dat hij aan het schrijven is. „In het Nederlands én in het Mestreechs dan kan ik het tegelijk als leerboek gebruiken", zegt hij niet zonder trots. Op de vraag waarom hij bij het maken van de afspraak in plaats van Raamstraat zei 'Rue de la Fenêtre', komt er een olijke twinkeling in de ogen van Chambille. Hij zegt: „In dit oude deel van Maastricht waren er vroeger heel wat dames die zich liggend staande moesten houden. Armoede, begrijpt u wel. De Raamstraat dat was dertig, veertig jaar geleden een begrip. Daarom zeg ik soms: 'Rue de la Fenêtre'. Dat is netter". Vóór de groep cursisten binnendruppelt, vertelt Gaston Chambille iets over het Maastrichts dialect. Het noteren van zijn opmerkingen wordt nu eens onderbroken als Gaston een ander muziekje opzet, dan weer als hij naar het keukentje ijlt om koffie te zetten. Hij zit geen moment stil. „Het Maastrichts heeft belangrijke invloeden van het Frans", zegt de docent van de Volksuniversiteit Maas- en Mergelland. „Stop, ik zeg van het Frans, maar ik bedoel natuurlijk: van het Waals. Want het Frans en het Waals lijken op elkaar als het Nederlands en het Fries". Vervolgens gaat hij in op de verwantschap met het Duits. „Gek", zegt Gaston, „Mestreechs lijkt méér op het dialect dat ze in Keulen spreken dan dat in Aken, terwijl die stad veel dichterbij ligt". Nadenkend: „Maar ja, wat een taalgrenzen liggen hier niet vlakbij. Als je in Maastricht woont, moetje altijd francs, marken en guldens in je zak hebben. Zo'n oude vestingstad, daar heeft van alles overheen gewalst. Spanjaarden, Fransen, Oostenrijkers... onze taal lijkt niets op het dialect dat ze in Noord-Limburg spreken. Of in Kerkrade, waar ze een half-Duits dialect klappen". De cursisten worstelen zich 's avonds moeizaam door de vervoeging van onregelmatige werkwoorden heen. 'Hebben', om er eens één te noemen. „Iech hob, diech höbs, heer heet, veer höbbe, geer höb, zie höbbe", dreunt een VW-informatrice braaf op. Eerder heeft Chambrille verteld dat het Mestreechs een echte spreektaal is. „De grammatica rammelt. Van papier af leer je het niet. Je moet luisteren en je een woordenschat eigen maken. Behang is bij ons tapiet. Als ik het heb over een 'borst in het teske' moetje niet aan een vrouw denken. Dan heb het gewoon over een barst in je kopje. En snuisterijen heten bij ons kiksjOzerijen, dat is de Franse invloed weer: 'quelques choses'. Hij schat dat het Mestreechs wordt gesproken door de meesten van de 115.000 Maastrichtenaren: „Zeg een 80 a 85.000. Die beschouwen het heus niet als een geheimtaaltje, als een soort bargoens dat alleen door Maastrichtenaren zelf zou mogen worden gesproken. Als een Hollander die poogt het dialect te spreken wordt uitgelachen, is het omdat een Maastrichtenaar chauvinistisch is. Hij denkt: die mens van boven de rivieren leert het toch niet". „Maar ik zeg altijd tegen de cursisten: „Je moetje niet laten uitlachen. Laten zij maar eens proberen net zo goed Algemeen Beschaafd Nederlands te spreken als jullie! Raak niet ontmoedigd als je wordt uitgelachen. Blijft het dialect praten, geef het niet op!". De tijd werd rijp voor cursussen in Maastrichts dialect toen de universiteit in Maastricht werd gevestigd. Dat bracht trek vanuit het noorden en westen naar de Limburgse hoofdstad met zich mee. Met daarbij mensen die zich vanwege de sociale contacten graag in de volkstaal met andere inwoners willen kunnen onderhouden. „Gek genoeg zijn het voor het merendeel dames die op cursus komen", zegt Chambille. „Ik weet niet waar 'm dat in zit. Het geldt ook niet alleen voor de cursus Mestreechs, maar voor alle cursussen. Een enkele keer heb ik zelfs maar één haan in het kippenhok". Koffiedrinkers Hij somt op wat voor mensen het zijn, die Mestreechs willen leren: „Medewerkers van de universiteit, doktersvrouwen, werknemers uit het sociale vlak zoals de bejaardenzorg of het ziekenhuis, controleurs van het GAK. Het gaat om hun werk. Vooral oudere inwoners van Maastricht stel je op hun gemak als je hun eigen taal spreekt. Er komen bij ons kleine kinderen op school, die alleen nog maar dialect spreken, want thuis hebben ze niet anders geleerd. Wat zou je dan als schooljuffrouw uit de randstad moeten beginnen?". Het gekke is vertelt Chambille - dat mensen van boven de rivieren zich een beetje gediscrimineerd voelen als zij het Maastrichts dialect niet spreken, terwijl de Maastrichtenaren zélf denken dat zij in een winkel eerder zullen worden geholpen als zij 'algemeen beschaafd' praten. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Voor het houden van de cursus heeft Chambille gekozen voor de huis-, tuin- en keukensfeer van zijn eigen woninkje in de oude binnenstad, o een steenworp van de Maas. „Ze voelen zich hier meer op hun gemak,,, zegt de docent. „Twintig lessen van anderhalf uur geef ik in zo'n cursus. Het zijn dit keer allemaal koffiedrinkers, maar ik heb ook wel eens een groep bierdrinkers gehad. Dan moest ik tegen middernacht vragen: „Hoe dachten de aanwezigen er over om eens op te stappen?". Hij zegt met overtuiging: „Een vreemde taal leer je niet in twintig lessen. Toch verbaas ik me vaak. Als de cursisten komen, spreken ze geen drie woorden Maastrichts. Als ze weg gaan, kunnen ze zich aardig redden. Ik heb er één gehad, die sprak het na de beginnerscursus al bijna net zo goed als ik". Chambille vat zijn taak dan ook serieus op. Er mag worden gelachen, maar er moet ook worden gewerkt. Hij schryft vellen vol klankverwisselingen op een flap-over, laat de cursisten teksten inspreken op een bandje dat hij daarna weer afdraait, nodigt halverwege de cursus zelfs een logopediste uit, die iets moet doen aan de zachte G en de huig-R van de cursisten. Tussen zes uur en kwart voor zeven zet Gaston op woensdagavond de stoelen (steul) neer, steekt de kaarsen bougiesaan en legt het Maastrichts woordenboek diksjenaer van 't Mestreechs) op tafel. „Ben benieuwd hoe ze hun huiswerk hebben gedaan", mompelt hij. Dat kan wel eens het voorbereiden van een voordrachtje zijn, maar - aangepast aan de actualiteit - evengoed het maken van een Sinterklaasgedichtje in dialect. Tegen Kerstmis leest Gaston het Kerstevangelie in het Mestreechs. Nog altijd is hij enigermate ontroerd als hij denkt aan de twee cursisten die vorig jaar 'De herdertjes lagen bij nachte' in het Mestreechs hadden omgezet. „O, hun inzet is soms zo groot". Hij straalt als hy vertelt over een ander hoogtepunt tijdens de cursus. Dat is nadat hij er als bestuurslid van de Mestreechter Fanfaar St. Joezep in is geslaagd voldoende 'prijzen' bijeen te PAGINA 17 bedelen voor de jaarlijkse kienavond. „Dan stal ik alles op tafel uit, bij wyze van spreken van punaises tot vliegmachines en dan moeten ze bij elkaar 'kopen'. In dialect uiteraard. Nu dat geeft me een lol! Een groentekraampje erby. En wie een fout hoort, moet corrigeren". „Nee", geeft Chambille toe, „ik ga niet met ze de straat op om ze 'plat Mestreechs' te laten praten. Die drempel zou misschien toch nog te hoog zijn. Ik denk ook niet dat ze het allemaal durven praten als het van pas zou komen. Maar er is niemand die het Mestreechs helemaal niet leert, een enkele afhaker daargelaten". De cursus wordt altijd besloten met een excursie naar de Leeuw-brouwerij en een stukje eten na afloop. Zover is het nu - bij de achtste les - nog lang niet. „Nee", roept Gaston, „draadje spreek je niet uit als draodje, maar als drutsje". En even later - 'köpke' betekent niet 'kopje' - 'Köpke' is 'hoofdje'. 'Kopje' was immers 'teske'! Om weer te vervolgen met grammaticale moeilijkheidjes: „D'n tieger en de tiegerin. Miene pa, mien ma en mie keend". Het heeft iets zangerigs als Gaston Chambille het dialect in rap tempo zijn cursisten toevoegt. En dat in een toch al iets rumoeriger les omdat er iemand van de 'gezet' bij is. Wie er na twintig lessen nog niet genoeg van heeft, blijft voor de vervolgcursus, waarin het vervoegen van werkwoorden een voorname plaats inneemt. Dat suiker wordt uitgesproken als 'sokker' en Keulen als 'Kölle' moeten de cursisten dan intussen weten. Geen diploma Gaston Chambille heeft thuis een kast vol boeken, die zijn geschreven in het mestreechs. Hij toont het laatste, van dit jaar. 'Mien leef lui' heet het. Dat betekent 'Mijn beste mensen'. Chambille roemt het genootschap dat de Limburgse dialecten in ere wil houden: de Veldeke-krink. Bij dat alles wekt het enige verwondering dat hij zijn cursisten aan het einde geen 'diploma' of ander getuigschrift mee naar huis geeft. „Nee", zegt hij, „dat doe ik niet. Maar ik leer ze heus wel wat en doordat ik veel met litho's van Alexandre Schaepkens werk, die oud-Maastricht uitbeelden, geef ik ze ook nog iets mee van de culturele achtergronden. Maar het voornaamste is toch 'luusteren, luusteren' en dan zelf proberen". Om de aandacht niet te laten verslappen onderbreekt hij de grammaticale problemen voor een verhaal over een cursist van vorig jaar: een emeritus pastoor, die elke woensdagavond uit een gehucht bij Rotterdam naar Maastricht kwam treinen. „Precies in de tijd van de spoorwegstakingen. De eerste avond de beste was meneer pastoor al gedwongen in Maastricht te blijven overnachten en was hij in ongeveer het duurste hotel meer geld kwijt dan de hele cursus kostte. De tweede woensdagavond was het wéér raak en toen sliep de brave man in een hotelboot op de Maas met zulke dunne wantjes. Is hij bijna in slaap, arriveert daar een jong stel, dat in het appartement naast het zijne nog even de kachel ging aanmaken... Toen ik meneer-pastoor daarover hoorde vertellen, hebben we dubbel gelegen met z'n allen". (vervolg) Prijzen Russen verwonen en verstoken niet meer dan 5% van hun inkomen. Een laag percentage dat ten onrechte de indruk kan wekken dat het leven in de Sowjet- Unie goedkoop is. Ten dele is dat zeker waar, gezien de vele vrije collectieve voorzieningen. Het inkomen ligt echter beduidend lager dan hier, terwijl in de winkel voor een paar degelijke winter- laarzen gerust een bedrag van honderd vijftig gulden moet worden neergeteld. Op prijzen valt weinig peil te trekken Een aardige gangen-maaltijd is soms al voor vijftien gulden verkrijgbaar, taxi's en openbaar vervoer zijn goedkoop. Veel primaire levensbehoeften (etens waren vooral) daarentegen zijn dat lang niet altijd. Een auto is een luxe die zeker niet iedereen zich kan permiteren en waarvoor vele jaren gespaard en bezui nigd dient te worden. Rijen Vele uren op straat doorgebracht en toch maar twee rijen geteld. Eén voor een kiosk die loten verkocht en één voor het Lenin-mausoleum. Verwarring. Her en der vragen. En ja hoor: "Het is vast niet zo erg als jullie schrijven dat het is, maar we staan nogal eens in de rij ja". Studenten Universiteiten zijn vaak in scherpe concurrentie met elkaar gewikkeld, ook die van Moskou en Leningrad. Zo is er bijvoorbeeld strijd tussen de vakgroe pen Nederlands, die elk een eigen gram maticamethode hebben ontwikkeld voor onderwijs in het Nederlands. Het aantal studenten is niet overweldigend In Moskou zijn zeven le-jaars ingeschre ven met Nederlands als hoofdvak, negen doen het als bijvak. Vladimir Bjelöoesov doceert in Moskou. De vrucht van zijn werk stemt hem verdrietig. Veel studen ten kiezen Nederlands uit een zucht naar "iets anders, iets exotisch". "Nederlands is zeker iets anders, maar het is bovenal moeilijk en de studie vergt meer inzet dan menigeen bereid is te geven", zegt Vladimir. Niettemin zwoegt hij voort op de verbetering van zijn methode die "kwalitatief veel meer voorstelt dan die van Leningrad", waar het studentental overigens niet veel gro ter is. Trein Met de nachttrein van Moskou naar Leningrad. Een vriendelijk juffrouw wacht je op bij de ingang van het trein stel, leidt je naar binnen, waar Italiaanse barok uit de luidsprekers gedempt weerklinkt. Kraakheldere lakens, slo pen, handdoekjes en gordijnen in een glimmend gepoetste coupé, die ik met drie weinig spraakzame Russen deel. De kou is aangenaam buitengesloten, tegen middernacht begint de reis en er dient, zo wordt mij duidelijk gemaakt, gesla pen te worden, tot de komst, 's morgens om zeven uur van de vriendelijke juf frouw. Uitersten Wat een klasseloze samenleving had moeten worden, blijkt dat allerminst. Niet alleen in de theaters herken je onze laat jaren vijftig, beginjaren zestig. Men sen gaan gekleed als toen, winkels zien er net zo uit. Opzichzelf is daar niets op tegen en wellicht veel voor te zeggen, ware het niet dat de burger zich destijds in het rangen- en standenstelsel diende te voegen en dat voor onze buren daar nog steeds aan de orde is. Behendigheid kan de maatschappelijke positie en per soonlijke welvaart ook daar een weinig vergroten, maar kruiwagens blijven bo venal een nuttig gereedschap. Vrede Twintig miljoen slachtoffers in '40-'45. Dagelijks is er de propaganda in de krant en op de televisie. Ook zonder dat voldoende herinnering. Geen gezin die niemand verloor. Het beleg van Lenin grad, nauwelijks voedsel, geen energie, zesduizend doden per dag en dat langer dan één hongerwinter. Dus hangt op el ke hoek van de straat een bord, pamflet of spandoek met een vredesleus. Wie is bang voor wie? Zij in elk geval meer dan ik. Weer Een week voor vertrek: Moskou - 20 graden. Hoe koud is dat? Nooit meege maakt. Snel naar de dump: lang onder goed en een gevoerde muts met klep pen. Wanten zijn misschien toch wat warmer dan handschoenen. Na aan komst, temperaturen rond het vries punt, prachtige door een zonnetje be schenen sneeuw. Dieptepunt: verdwaald in midder nachtelijk Leningrad. Russen gaan vroeg naar bed. Geen mens op straat. Plattegrond en lange onderbroek thuis in het hotel, op een half uur lopen van het voormalige tsarenonderkomen. Sneeuwstormen en - 15 graden. Na an derhalf uur langs de rivier, nog steeds die vraag: waar is dat vervloekte Winter paleis? X- de onbekende Winterpaleis blijft uit zicht. Ik over weeg: ze zijn vriendelijk, behulpzaam en belangstellend. Waarom ook niet. Syste men kun je haten, mensen nauwelijks. Maar wat doen ze in hun huizen, waar over praten ze, wat vinden ze. Zal ik aan bellen en de weg vragen? Winterpaleis doemt op, in versnelde pas de laatste lootjes. IJs Het vriespunt is voldoende voor Mos- kovieten om hun volledige winteruit- monstering voor de dag te halen. Bont mutsen op, wanten aan. dikke jas, maar ijskraampjes blijven druk beklant, min stens tot tien graden onder nul. Zakenmensen Zakenmensen komen er sinds jaar en dag, koude oorlog of niet. Na een dag onderhandelen en verkopen scholen ze samen in de bars van hun hotels, waar je in weerwil van het officiële verbod op prostitutie, dames van afwijkende zeden niet vriendelijk naar elders verwijst, maar zo ongeveer van je af moet slaan. Twee Britten vertellen: "Zaken vallen er altijd te doen. De Sowjet-Unie is toe gankelijker dan Japan. Contract is con tract. Zij stellen ze op. Hun Engels is be ter dan het onze Ze betalen in jouw munt Op tyd, altijd op de dag Politiek? We zijn trouwe fans van Thatcher, zoals dat ons soort mensen past. Maar het is mij een raadsel waarom je wel zaken kunt doen, maar niet over raketten. Ik pieker er vaak over, maar kom er niet uit. We hebben achteraf nooit proble men. Ze zijn volstrekt betrouwbaar en dat zou ik niet van elke Britse firma wil len zeggen". KurV.cu Gaston Chambille: "Ik leer mijn cursisten het beschaafd Mestreechs' (foto GPD) De oorlog speelt een grote rol in de Sowjet-Unie. Veel jonge stellen gaan op hun trouwdag naar het Kremlin, waar in het park bij het monument voor de onbekende soldaat, een eeuwig vuur brandt De rit erheen gaat in een voor de gelegenheid opgetuigde personenauto, met een grill van een pop. De 'sekse' vam de pop geeft de voorkeur aan voor het eerste kind. (foto Dick Ketting»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 17