'Voor ons kwam
het ook allemaal
heel onverwacht'
1
Jules hoeft niet meer zo nodig
erste Nederlandse milliard
PAGINA 6
OUDEJAARSBIJLAGE
ZATERDAG 29 DECEMBER 1984
"Nee, die transplantatie
zou ik geen hoogtepunt wil
len noemen. Het was gewoon
iets dat gebeuren moest om
bij te blijven. Je moet jezelf
de groei in het vak niet ont
houden. Natuurlijk, er is veel
lawaai over gemaakt, we heb
ben alles ook niet even fraai
gespeeld, maar na enkele da
gen zie je het uitgangspunt
weer in de juiste proporties".
"Voor ons was het een duidelij
ke beslissing die niet uit de lucht
kwam vallen. Iedereen, ook de
overheid, wist al tijden dat we
met de voorbereiding bezig wa
ren. Het is toch knots dat Neder
landse patiënten die in aanmer
king komen voor een transplan
tatie, in Nederland worden gese
lecteerd, dat het donorhart er in
Nederland wordt uitgehaald en
dat ze vervolgens naar België
moeten voor de transplantatie.
Als je die eerste twee stappen
toelaat, moet je ook die laatste
stap toelaten".
Onverwacht
Daar komt nog bij dat wij al
enige tijd op de hoogte waren
van de uitkomst van het rapport
van de Gezondheidsraad dat een
week na de transplantatie ver
scheen. We wisten dat we iets de
den waarmee we niet echt fout
zaten. Nee, dat de overheid nu
beperkingen oplegt, vind ik geen
punt. Op die manier voorkom je
dat er wildgroei ontstaat. Dat de
staatssecretaris nogal boos was,
is achteraf best te begrijpen. Het
moment suprème moest hij ver
nemen via de radio. Maar ook
voor ons gebeurde het allemaal
heel onverwacht. Zaterdagoch
tend wisten we pas dat we een
geschikte donor hadden voor
een patiënt die er slecht aan toe
was en die op het punt stond om
in het buitenland te worden ge
opereerd. Zelf hadden we voor
deze transplantatie eigenlijk een
andere patiënt op het oog, maar
het donorhart paste beter bij de
man die naar het buitenland zou
gaan. In hoog tempo moesten al
le medisch-technische voorbe
reidingen worden getroffen. De
gedachten waren toen echt niet
bij de staatssecretaris".
"Verschrikkelijk zenuwach
tig? Nee, niet echt. De transplan-
tie op zich was goed voorbereid.
Stap voor stap hadden we alle
details al vele malen doorgeno
men. We waren ook een aantal
keren bij transplantatie-centra in
het buitenland op bezoek ge
weest. We wisten precies waar
aan we begonnen. De techniek
hadden we volledig onder de
knie. Ja, ik heb veel droog geoe
fend op dierenharten en in ge
dachten had je de transplantatie
ook al vele malen uitgevoerd,
wantje weet: de eerste keer moet
meteen perfect zijn. Je moet met
een op hetzelfde peil zitten als in
het buitenland".
Geen risico's
"We hebben ons gehouden aan
het protocol van Stanford. Niet
dat we geen andere denkbeelden
hebben of dat er geen ideeën zijn
voor verbetering of verandering,
maar we wilden gewoon de eer
ste serie op die manier doen. Wat
ik al eerder zei heeft daarmee te
maken: je moet geen onnodige
risico's nemen".
"De operatie op zich is hele
maal niet zo moeilijk. Bij de hart
transplantatie gaat het om de na
zorg. We weten nog steeds niet
reslaagde transplantatie door Xèï3s^l(otterda,
ms team
Het hart. Er is
waarschijnlijk geen ander
orgaan in ons lichaam waar
zoveel over te doen is. Niet
verwonderlijk, want zolang
het naar behoren klopt, is er
leven. In het afgelopen jaar -
op 24 juni om precies te zijn -
werd in Nederland door
specialisten uit Leiden en
Rotterdam de eerste
transplantatie uitgevoerd.
Illegaal, dat wel, want
staatssecretaris Van der
Reijden (volksgezondheid)
had daarvoor geen
toestemming gegeven.
Daags daarna barstte de
discussie over de 'stille
transplantaties' in alle
hevigheid los.
Inmiddels is er het een en
ander geregeld. Het
komende jaar mag het
Academisch Ziekenhuis
Leiden in samenwerking
met het Dijkzigt ziekenhuis
in Rotterdam tien
harttransplantaties
verrichten. De Leidse
thoraxchirurg prof. dr. H.A.
Huysmans, één van de
leidinggevende figuren bij
de transplantatie, blikt
terug en kijkt vooruit.
Tussen haakjes: de patiënt,
de 40-jarige Ger de Keyzer
uit Gouda om wie alles
draaide, maakt het goed.
Zijn nieuwe hart
functioneert uitstekend.
door Saskia Stoelinga
wat ons na een operatie precies
te wachten staat. De middelen
die de afstoting moeten onder
drukken zijn nog niet perfect. Er
zijn te veel bijwerkingen, zoals
verhoogde kans op infecties en
aantasting van de functies van le
ver en nieren. Ook het 'wonder
middel' cyclosporine kan een ho
ge bloeddruk,
en voor vrouwen een ver
velende haargroei veroorzaken.
Een gevolg daarvan was dat veel
mensen na een transplantatie
meer in het ziekenhuis verbleven
dan dat ze thuis waren. Gelukkig
bleven de patiënten goed gehu
meurd. Een bijwerking van bij-
nierschorshormoon".
"Nu weten we beter. Cyclospo
rine is niet het verwachte won
dermiddel. Wij werken met een
mengsel en dat gaat veel beter.
Een reden dat we de transplanta
ties zolang hebben afgehouden.
Nee, dat heeft niets te maken
met de kwaliteit van onze hart
chirurgen. Kijk, in de ons omrin
gende landen waren de resulta
ten nu niet zo juichend. Pas de
laatse jaren is daarin verandering
gekomen. Niet alleen in de over-
levingsduur, maar wat ik zelf
veel belangrijker vindt, ook de
kwaliteit van leven is beduidend
beter geworden".
"Aan het begin van het verhaal
zei ik al: een hoogtepunt is de
transplantatie niet. De techniek
behelst een aantal foefjes die je
goed in de vingers moet hebben.
Er zijn moeilijker operaties te be
denken. Gecompliceerde ge
boorteafwijkingen bijvoorbeeld,
of ingewikkelde kransslagopera-
ties. Daarin zoek ik de hoogte
punten. In de categorie klepope-
raties is er nog heel wat te verbe
teren. Tegenwoordig hebben we
de keus uit kleppen van varkens
of kunsstofkleppen. De klep ge
prepareerd uit dierlijk weefsel
gedraagt zich één met het li
chaam, maar is na een jaar of tien
versleten waardoor een nieuwe
operatie noodzakelijk is. De
kunstofklep daarentegen gaat
een leven lang mee, maar heeft
als nadeel dat er altijd medicij
nen moeten worden geslikt. Mijn
hoop is gevestigd - en daar
wordt ook in Nederland aan ge
werkt - op een klep met die twee
eerder genoemde goede eigen
schappen".
"Over dat bavianenhart in een
baby ben ik niet wild enthou
siast. Ik vind: als je zoiets in de
praktijk wilt toepassen moet je
de zekerheid hebben dat het
goed afloopt. Natuurlijk, dit
heeft alles met ethiek te maken.
Hier gebeurt dit soort zaken niet
zo snel en daar ben ik heel blij
om. Aan de andere kant zou het
hypocriet zijn om er niets van op
te steken. Je moet profiteren van
kennis. En niets is zo mooi voor
de wetenschap - ook al waag ik
er mijzelf en anderen niet aan -
"Ja, de eerste grote acties van
de hartpatiëntenverenigingen
hebben de uitbreiding van de
hartchirurgie enorm versneld.
Zij hebben veel lawaai gemaakt
voor het opvoeren van het aantal
open hartoperaties. Niet omdat
dat de wens was van een paar
mensen. Nee, de zakelijke argu
menten zijn gehonoreerd. Ik
vind zelf dat de hartpatiënten
nog tekort komen. Maar ja, dat
komt omdat het zo duur is. De
capaciteit is nog steeds te klein
en de nazorg is niet optimaal".
Zwakke plekken
"Publiciteit is iets wat erbij
hoort. Een hartchirurg is eigen
lijk een schaap met vijf poten.
Dat er voortdurend problemen
zijn maakt het allemaal niet ge
makkelijker. De organisatie is
vrij ingewikkeld en bij zo'n ope
ratie zijn veel diciplines betrok
ken, dus je moet heel goed plan-
"De affaires hebben te maken
met de eerste generatie hartchi
rurgen. Zij hebben zich hoofdza
kelijk met de technische ontwik
kelingen beziggehouden en wis
ten ternauwernood hoe ze een or
ganisatie draaiende moesten
houden. Voor de jongeren is dat
veel vanzelfsprekender. Die kun
nen nu zo'n twintig jaar overzien
PÉII ill
en weten welke problemen ze
kunnen verwachten. Het is heel
belangrijk datje tijdig de zwakke
plekken in de gaten hebt".
"Daarnaast is de groep hartchi
rurgen ook erg klein. Als er één
in een team wegvalt, kunnen er
allerlei spanningen ontstaan. Er
is geen extra reserve, terwijl het
aantal hartoperaties groeit. De
operaties zijn arbeidsintensief en
tijdrovend. Omdat de groei op
het moment zelf niet wordt toe
gelaten, maar steeds achteraf,
kun je geen extra mankracht
aanttrekkei*. Je kunt zeggen dat
technisch alles veilig wordt uit
gevoerd, maar de nazorg kan
veel beter en de wetenschap is
teveel een sluitstuk. Dit heeft al
les te maken met de onzekerheid
van de toekomst. Er is nog nooit
een stadium bereikt waarin kon
worden vooruitgekeken. Hoe
kunnen we dan mensen opleiden
zonder dat we weten wat de toe
komst gaat bieden? Het is een
lange en dure opleiding. Op
werkloze hartchirurgen zit nie
mand te wachten. Op de univer
siteit zijn alle formatieplaatsen
ingekrompen, terwijl extra
krachten geen overbodige luxe
zijn".
Groei
"Al die eerdere negatie
ve publiciteit werkt voortdurend
in ons nadeel. Hoewel ik er me
niet veel meer van aantrek, vind
ik het toch afschuwelijk. Er
wordt door een kleine groep be
trekkelijk hard gewerkt. Het ni
veau is goed en in vergelijking
met andere landen steekt de or
ganisatie hier prima in elkaar.
Het rapport van de Gezondheids
raad is zelfs een leidraad voor het
buitenland. Dan heb ik het nog
niet eens over het meest recente
(juli'84), die stap is nog te groot.
Nee, het rapport uit 1976 baart
nog veel te veel opzien".
"Hoe dat komt? De instelling
van de cardiologen in Nederland
is vrij argressief geweest, dat
heeft ertoe geleid dat het onder
zoek veel verder is. Catheterise-
ren (via een slang door de liesa
der naar de omgeving van het
hart kunnen er foto's worden ge
maakt van de kransslagaders en
de hartholten) heeft een grote
vlucht genomen. Door die moge
lijkheid kunnen we veel eerder
en beter opereren. Er wordt wel
eens gesuggereerd veel te veel.
Onzin, pure laster, wij opereren
alleen patiënten die erge klach
ten hebben. Natuurlijk, ook wij
zullen merken dat de ziekte aan
de kransslagader door andere
leefgewoonten dalende is. Maar
daar hebben we nu niets aan. Er
is nog steeds een groei, pas over
een jaar of twintig, dertig zullen
daarvan de gevolgen zichtbaar
zijn".
"We gaan gewoon door. De vol
gende harttransplantatie staat op
stapel. De patiënt is al geselec
teerd. Het wachten is nog op een
geschikte donor".
Hij bedoelt het niet
spottend, maar hij zegt het
om aan te geven dat hij niets
moet hebben van
persoonsverheerlijking:
„Zelfs als Jezus hier in het
dorpscafé kwam, ging ik er
niet heen". Pianist,
componist, tekstdichter en
liedjeszanger Jules de Corte
is geen voorstander van
indringende stukken in de
krant over kunstenmakers
in het algemeen en over zijn
persoon in het bijzonder.
Vooral niet als het
privéleven aan de orde is.
Een hartoperatie in november
vorig jaar en een longziekte van
recente datum zijn er de oorzaak
yan dat het specifieke stem- en
pianogeluid van De Corte al
geruime tijd niet meer geregeld
op de radio te horen is. Hij is een
beetje uit beeld, zoals dat
tegenwoordig heet. En dat
terwijl het veertigjarig
artiestenjubileum in oktober
1985 met rasse schreden nadert.
„Niet erg", zegt Jules de Corte.
„Mijn broer Henk heeft zijn
enkel verstuikt en kan ook niet
werken. Geen krant die daarover
schrijft".
Niet verbitterd
Het wordt een gesprek over van
alles en nog wat, over macht,
onmacht en over het vermogen
van mensen om de boel naar de
knoppen te jagen. Kritiek en
milde spot wisselen elkaar af, net
als in de honderden liedjes die
Jules de Corte heeft geschreven.
Een verbitterd mens is hij
evenwel niet. Hij praat
vriendelijk en bedachtzaam en
strooit ondertussen tal van
filosofietjes over de tafel in zijn
stemmige
landarbeiderswoninkje in het
Brabantse Helenaveen.
„De mensen hoeven en willen
tegenwoordig niet meer weten
hoe de wereld in elkaar zit. Er is
zo'n vervlakking aan de gang, en
onverschilligheid. Niets mag
meer moeite kosten. Zo zitten we
met elkaar het milieu en de hele
wereld te verpesten. Iedereen
weet dat wel, maar niemand doet
iets. De bestuurders en
machthebbers zeggen: laat dat
dwaze hoogmoed die blijkbaar
door de mensen wordt aanvaard.
Het is die macht die mij met
diepe afschuw vervult, een
macht die overal wordt
uitgeoefend door onvoorzichtige
en onwijze mensen".
Jules de Corte heeft niet meer de
illusie dat het verstand zal
zegevieren. Hij heeft er in zijn
leven honderden liedjes over
geschreven en gezongen, van het
zonder meer klassieke 'Ik zou
wel eens willen weten' tot het
scherpere 'Koning Onbenul'.
Met een van de bekendste
stemmen van de na oorlogse
radio en zijn zeer eigen manier
van pianospelen wist hij daar
honderdduizenden mensen mee
te boeien. „Maar het heeft
natuurlijk niets geholpen".
Jules de Corte kan daar mee wel
verder leven. „In je persoonlijke
leven kom je toch nog heel veel
verstandige mensen tegen, die
het de moeite waard maken. Het
is alleen jammer dat dat verstand
niet te bundelen is. Soms komt
het tot iets moois als de massale
vredesdemonstratie vorig jaar in
Den Haag, maar dan heb je het
ook wel weer gehad". Jules de
Corte was erbij op de vooravond
van die demonstratie en hij
schreef onder meer het
vredeslied dat door de
demonstranten massaal werd
gezongen.
Niet wel
Over de hedendaagse lichte
muziek, het cabaret en de radio
is De Corte niet best te spreken.
„Ook daar geldt dat bijna
niemand echt moeite wil doen
om iets te bereiken. Iemand die
zijn pik uitsteekt wordt al
beroemd en een tijdje later is
iedereen hem weer vergeten. De
muziek moet tegenwoordig
stompen en stampen. Het is
werkelijk niets. Ook het toontje
waarmee het allemaal
gepresenteerd wordt. Het is
allemaal van een vreemd
koortsachtig klopwerk waar ik
me niet wel bij voel".
„Het gaat steeds meer om de
verpakking en niet meer om de
inhoud. Dat Amerikaanse
gestamp is een pest voor onze
cultuur. Rembrandt is elitair,
maar wie een akkoord uit een
piano kan krijgen kan al
beroemd worden. Zelfs in
Rusland beginnen ze al te zeuren
om coca cola en oude T-shirts".
Jules de Corte is zelf altijd
uitgegaan van principes uit de
klassieke muziek. „Maar die
principes zijn helemaal niet meer
aan de orde. Ik vroeg laatst aan
een meisje van de middelbare
school, dat hier op bezoek was,
wat ze van Bach vond. Welke
groep is dat? vroeg ze".
Hij verbaast zich er dan ook niet
over dat zijn liedjes niet
voorkomen op de hitlijsten van
de populaire radiozenders. „Al
zou je willen, je komt er niet
meer tussen. Voor mezelf vind ik
dat niet zo erg. Ik heb tot 1983
altijd mijn radioprogramma's
gehad en mijn optredens in
theaters en schouwburgen in het
hele land. Dat heb ik altijd met
heel veel plezier gedaan, maar nu
voel ik me ook niet meer zo
geroepen om mijn stem in
theaters, op radio of televisie te
laten horen".
Van de duizenden liedjes die in
de loop der tijden vaak voor de
vuist weg door Jules de Corte
zijn gemaakt, zijn er 160 op
twaalf langspeelplaten gezet. De
laatste elpee dateert van zeven
jaar geleden. Hij is goed
verkocht aan de liefhebbers,
maar echt storm liep het niet.
„Laatst zei iemand: weet u dat er
jongeren zijn die u niet meer
kennen? Ik weet dat en lig er
beslist niet wakker van". En dan
door Paeke Zijlstra
lachend: „Bach kennen ze ook
niet allemaal meer, dan ben ik
toch in goed gezelschap".
Brieven
Nee, Jules de Corte voelt zich
bepaald niet miskend. Hij weet
dat hij veel mensen plezier heeft
bezorgd met zijn muziek en
teksten en dat er nog veel
mensen graag naar hem
luisteren. Dat blijkt onder meer
uit de brieven die hij geregeld
ontvangt. In de jaren vijftig en
zestig kwamen er soms zelfs
stapels post bij hem binnen. „Ik
kreeg brieven van mensen die
dachten datje een recept had
voor allerlei problemen. Ik leek
soms wel een uithuilbureau".
„Ik ben vaak wel bereid geweest
om te luisteren, maar ik maakte
wel meteen duidelijk dat ik geen
autoriteit ben, doch slechts een
medemens. Als je niet
voorzichtig bent gaat men je snel
op een voetstuk zetten. En er is
niets dommers dan
persoonsverheerlijking".
Aan sommige gevolgen van zijn
populariteit heeft Jules de Corte
altijd een broertje dood gehad.
„Dan zat je in de trein en dan
kreeg je een dreun op je
schouders, zo van: heee, Juul,
mijn vrouw vindt die ljedjes van
jouw hardstikke mooi, ik vind er
niks an, maar wat leuk om je
eens in het echt te zien, ha, ha,
ha".
Jules de Corte heeft altijd een
haat tegen macht gehad. Dat was
hem met de paplepel ingegoten.
Hij werd geboren in Deurne, zo'n
vijftien kilometer van
Helenaveen, in een katholiek
(„maar niet rooms") gezin met elf
kinderen, zes broers en vier
zusters. Vader was lid van de
SDAP, wat niet erg gebruikelijk
was in katholieke kringen. „Die
man had een enorm
rechtvaardigheidsgevoel en hij
zwoegde voor verbetering van
misstanden. Hij moest De Peel in
om turf te steken voor een paar
centen en hij kon niet
verkroppen dat de arbeiders
slecht behandeld werden. Hij
schreef ingezonden stukken in
de krant en stuurde brieven naar
de bisschop en naar het
gemeentebestuur. Hij weigerde
ook te buigen voor bazen en dat
heefthem een paar keer zijn
baan gekost. We werden zelfs uit
ons huis gezet en moesten
verhuizen naar Helmond".
In Deurne werd Jules de Corte
blind toen hij een jaar oud was.
„Een verwaarloosde
oorontsteking en de dokter was
drie dagen naar het carnaval".
Niettemin heeft hij goede
herinneringen aan Helmond, aan
de volksbuurt achter de
fabrieken. „De maatschappij
begon pas om de hoek. In de
Houtsteeg leefden we met
elkaar. Verdriet werd met elkaar
verwerkt en ook de lol w.erd
gedeeld. Daarmee wil ik
overigens niet zeggen: dat waren
me nog eens tijden".
De herinneringen zijn ook maar
van korte periodes, zoals de
vakanties. Op driejarige leeftijd
ging Jules de Corte namelijk al
naar het blindeninstituut van het
klooster te Grave. Opgroeiend
bij de fraters leerde hij onder
meer pianospelen en liefde voor
de muze. „Ik werd daar goed
opgeleid en heb de daar
verworven kennis altijd als zeer
positief ervaren". Dat er van een
normale jeugd nauwelijks
sprake was, geeft hij wel toe,
„maar ik ben daar niet vol
frustraties weggekomen".
„Ieder mens heeft trouwens
vijftig jaar nodig om alle
misverstanden op een rijtje te
krijgen die hem zijn bijgebracht.
Als je geluk hebt, heb je dan nog
dertig jaar om een paar van die
misverstanden uit de weg te
ruimen". Jules de Corte is daar
op zijn zestigste heel rustig mee
bezig. Hij geniet van de kleine
dingen, houdt in een dagboek bij
hoe het weer is, wanneer de
merel voor het eerst fluit in zijn
tuin en wanneer de zon voor het
eerst voor acht uur op komt.
„Er komen ieder jaar nog
bladeren aan de bomen, er
groeien bessen en er worden
geitjes geboren. Men beleeft dat
te weinig. Er wordt te veel
afgestapt van de wetmatigheden
in de natuur. Met kerstmis moet
je ook niet aardbeien eten, dan
bederf je je plezier van het eten
van de eerste aardbeien in de
zomer. De interesse-drempel
verlegt zich ook steeds meer naar
materiële zaken". (En dan
grinnekend: Aha, een nieuw
woord uitgevonden, dat kan zo
in de politiek gebruikt worden").
Na de oorlog verliet Jules de
Corte pas het instituut in Grave.
Hij was toen 21 jaar en ging in
Delft wonen. Daar bood hij zich
aan als muzikant voor bruiloften
en paijijen. Het was in die tijd
dat Alex van Wayenburg met zijn
programma De Zonnebloem
voor de KRO-radio verscheen.
„Ik had een briefje geschreven
dat ik graag eens in het
programma wilde optreden en
kreeg een briefje terug dat ik
mocht komen voor een auditie.
Tk wist niet eens wat dat woord
betekende. Ik speelde wat op de
piang en ze waren niet erg onder
de indruk. Ik zing ook wel eens
een liedje, zei ik toen. Van
Wayenburg vond het prachtig en
een week later zat ik vijf liedjes
te zingen voor De Zonnebloem.
Dat was op 26 oktober 1945".
De Corte werd een vaste gast in
het programma en later volgde
het radioprogramma 'Negen heit
de klok' van Jan de Cler. Heel
radioluisterend Nederland
kende het aparte geluid van
Jules de Corte. „Ik heb in het
begin drie maanden gedacht: nu
ga ik carrière maken. Maar dat
idee heb ik weer snel uit mijn
hoofd gezet. Je moest op de
meest ongelegen momenten
opdraven voor journalisten, je
moest poseren voor foto's en je
moest dit en je moest dat. Daar
had ik heel snel tabak van. Ik
dacht, ik wil zo werken dat ik er
redelijk mijn boterham mee kan
verdienen. Gelukkig is me dat
altijd gelukt en kon ik min of
meer in het verborgene
doorwerken.
Tot vorig jaar was Jules de Corte
nog geregeld in het
radioprogramma 'Werkers van
het vijftiende uur' te horen en zo
nu en dan in 'Van twaalf tot
twee'. Nu, na een jaar thuis, hoeft
hij zo nodig niet meer. „Het
artiest zijn in het volle licht van
de schijnwerper beschouw ik
wel als afgesloten. Aan een
afscheidstoernee heb ik geen
behoefte". Dat wil overigens niet
zeggen dat Jules de Corte
afscheid van de muze neemt. Het
creatieve vuur is niet gedoofd.
Hij maakt nog tal van liedjes
over dingen die hem
bezighouden en stuurt de
bandjes naar goede vrienden. „Ik
leef het nu wat anders uit". En
toch: „Ach, wie weet doe ik nog
wel eens een radioprogramma".