Een bijna vergeten jubileum Meelfabriek 'De Sleutels' 100 jaar ZATERDAG 29 DECEMBER 1984 OUDEJAARSBIJLAGE PAGINA 5 Nieuwe lijnen In de jaren zestig werd 'De Sleutels', zoals gezegd, overgenomen door Meneba. Dat er vroeger veel experimenten plaatsvonden, veel veranderde, blijkt uit het voorgaande. Wat veranderde er na de overname? Bouterse: we zitten niet stil, we zetten voortdurend nieuwe lijnen uit, in die zin werken we in de geest van De Koster. We blijven veranderingen doorvoeren als het nodig is. Óm een voorbeeld te geven: aan het begin van de jaren zeventig zijn we van jutezakken overgeschakeld op papieren. Dat is een belangrijke verandering geweest, want we hadden een legertje mensen dat zich bezighield met die jutezakken. Die werknemers klopten de zakken, zogen ze schoon, stopten gaten en naaiden de bodems telkens weer in. Na het invoeren van papier was dat niet meer nodig". Een vooroorlogs beeld van het werken in de meelfabriek. En kon dat legertje de straat op worden geschopt. i vermicelli stonden voor de oorlog nog niet op Honderd jaar geleden werd by notariële akte de firma A. de Koster en Co opgericht, waaruit in latere jaren de n.v. meelfabriek 'De Sleutels' zou voortspruiten. Bakermat van het bedrijf was de windmolen 'd' Oranjeboom', ooit gevestigd aan de Zijdgracht nabij de Stadswal. Aanvankelijk bestierde De Koster de meelfabriek aan de Looiersstraat samen met A. J. Koole. Aan die samenwerking kwam een eind toen laatstgenoemde stierf. Nadien ging De Koster in zee met zijn zoons. De fabriek kon vanaf dat tijdstip - het begin van deze eeuw - met recht een familiebedrijf worden genoemd. Wat was het voor een familie? Als je de mensen die het nog kunnen weten ondervraagt of verhalen leest over de geschiedenis van de fabriek, doemt het beeld op van een energiek gezelschap heren. Zo schreef een verslaggever van deze krant in 1959 ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan over de vader en de twee zonen: "In dit driemanschap vervulde de oprichter de rol van de ondernemende koopman, alles durvend en besluitvaardig; de oudste zoon omzichtig en uitermate precies, de techniek van het bedrijf volkomen beheersend en gedreven door de drang alleen het allerbeste te produceren; de jongste zoon, de diplomaat en koopman, de man voor besprekingen en overleg". Wellicht zegt dit citaat veel over de wijze waarop in de jaren vijftig jounalistiek werd beschreven - de verslaggever op schoot bij de fabrikant - maar tegelijkertijd moet er wel een kern van waarheid in deze woorden schuilen. Kunnen we het driemanschap typeren als een troika met magische eigenschappen? Bombast De huidige directeur Bouterse ("Ja, dat is Surinaams, hoewel: de naam komt uit Zeeland. Misschien was Graanoogst ook een mooie naam voor mij geweest".): "Het is bombast, wat u daar voorleest, zonder twijfel. Maar aan de andere kant: tot op zekere hoogte klopt het beeld dat wordt geschetst wel. Ik bedoel, de familie De Koster had hart voor het bedrijf'. De Koster sr. heeft Bouterse nooit meegemaakt. Hij weet meer te vertellen over een andere telg uit het geslacht: H. J. de Koster, één van de zonen. "Dat was de laatste van de familie die zich met het bedrijf heeft beziggehouden voordat het in '65 werd overgenomen door het voedingsmiddelenconcern Meneba en je niet meer kon spreken van een familieaangelegenheid". "Wat ik over hem kan vertellen, geldt mijns inziens ook voor de andere leden van de familie: ze hebben met het bedrijf geleefd. Ze hebben het groot gemaakt. Alleen kun je bij H.J. de Koster ook een andere eigenschap goed waarnemen: de fabriek was weliswaar belangrijk, maar er waren andere dingen in het leven". "De politiek bijvoorbeeld. Op een bepaald moment is H.J. de Koster immers de politiek ingegaan. Hij heeft het zelfs gebracht tot minister van defensie. Daaruit moet u niet de conclusie trekken dat het bedrijf hem niet meer interesseerde; dat zou onzin zijn. Hij had het slim aangepakt. Voordat hij zijn gezicht naar de politiek wendde, had hij al mensen opgevoed, om het zo maar eens te zeggen, die zich met het meel konden bezighouden. Zodat hij zich over de fabriek geen zorgen meer hoefde te maken. Beukema toe Water, iemand die hij uit het verzet kende, dat was zijn rechterhand. Samenvattend kun je stellen: De Koster liet de meelfabriek aan anderen over, omdat hij groter was geworden dan de fabriek". Het management van de familie De Koster heeft zich volgens Bouterse altijd gekenmerkt door vooruitstrevendheid. "Laat ik een mooi voorbeeld geven, waaruit blijkt dat ze niet werden gedreven door een negatief wereldbeeld. In de jaren- dertig - het was toen volop crisis - hebben ze besloten om de fabriek uit te breiden. Dat noem ik lef hebben, want wie durfde dat nou: op dat moment z'n nek uitsteken". Moedig Je kunt ook zeggen: ze beseften drommels goed dat brood een eerste levensbehoefte is, dat hun industrie - kortom - niet zo kwetsbaar is. Bols "Wat betreft onze toekomst: je moet niet vergeten dat meel in potentie hetzelfde in zich heeft als drank. Vergelijk ons rustig met Bols. Drank, brood: het is verbruik dat altijd doorgaat, zij het dat het één een genotmiddel is en het ander een voedingsmiddel". Waarna we komen te spreken over de toegenomen concurrentie. "Het gaat vooral om de concurrentie op de Nederlandse markt", legt Bouterse uit. "Er is een prijzenslag gaande tussen Nederlanders. Duitsers en Belgen. Op de Nederlandse markt". "Kijk, de hele Westerse maalindustrie zit met een overcapaciteit. Dat is het gevolg van de voortschrijdende techniek. We hebben ons altijd weten in te dekken door onze export naar bijvoorbeeld het Midden-Oosten. Door die export was ons probleem altijd opgelost". "Maar wat zie je nu? De kleine Duitse bedrijfjes, die niet naar het Midden-Oosten kunnen exporteren, verschijnen op de Nederlandse markt met rotprijzen. Al is de winst nog zo gering, ze komen. Logisch ook, want ze willen hun kop boven water houden. Alleen verpesten ze op die manier wel onze markt". En daar valt niets tegen te doen? Bouterse: "Wegjagen kan niet, want het is hun volste recht. E.E.G. nietwaar; ze mogen vrij naar binnen. Het is een lastig probleem. Vergelijk het maar met het verhaal van David en Goliath; zij het dat we in ons verhaal niet te maken hebben met één David, maar met meerdere. Ik heb overigens wel de indruk dat de wat grotere Duitse bedrijven ook niet zo gelukkig zijn met deze situatie. Zonder zich op het terrein van de concurrentie-verstoring te begeven, proberen die wel om de kleintjes een beetje tot de orde te roepen. Zo van: aan een bloemoorlog hebben we niks". Het honderdjarig bestaan van de fabriek werd niet luidruchtig gevierd. Als we Bouterse vragen waarom eigenlijk niet, antwoordt hij: "Had geen enkele zin. We hebben namelijk geen klantenkring, hoe gek het ook mag klinken. Wij zijn een produktie-unit, de verkoop zit in Rotterdam; vandaar". "Je kunt ook niet zeggen: 'De Sleutels' is een echt Leidse bedrijf. Natuurlijk, we zitten hier en we hebben veel contact met Leidenaars. Ambtenaren en ga zo maar door. Maar tegelijkertijd overschrijden we de gemeentegrezen. Dat was ook al zo in de tijd van De Koster". "Hoewel ik daaraan moet toevoegen dat De Koster altijd een binding heeft gevoeld met deze stad. Ooit is er in zijn tijd sprake van geweest dat de fabriek zou verhuizen naar Rotterdam, maar daar wilde De Koster toch niks van weten". Lelijk De laatste vraag: hoe voelt het om in het lelijkste gebouw van Leiden te werken? Bouterse, oprecht verbaasd: "Het lelijkste gebouw van Leiden? Dan heeft u echt niet goed gekeken. Bezie je alleen de massaliteit, dan kun je zeggen: niet zo mooi. Maar ga je op details letten, dan vallen meteen een paar mooie dingen op aan dit complex van gebouwen". Bouterse pakt een paar foto's van het complex. Zegt: "Hier kijk eens: die twee molengebouwen en het kantoorgebouw zou ik niet lelijk willen noemen. Groot ja, dat zijn ze, maar groot wil niet automatisch zeggen lelijk. Weet u wat het is: er zijn mensen die fabrieken per definitie lelijk vinden. En we moeten in dit verband ook niet vergeten dat windmolens vroeger ook gruwelijk werden gevonden qua vormgeving; tegenwoordig zyn ze uit de tijd en wat zie je: ze worden gerestaureerd, want iedereen vindt ze zo mooi". "Dit complex architectonisch gezien een ratjetoe? Het woord ratjetoe bevalt me niet. Ik zou willen spreken over een mengsel. En wat is daar op tegen? Kijk maar eens naar kerken; die bestaan vaak ook uit verschillende bouwstijlen". Na een korte pauze: "Nee, nogmaals: kijk niet naar de massaliteit van dit complex, maar benadruk de mooie details. En die zijn er". Pakt een andere foto: "Kijk nou eens naar deze toren, waarin veel machines staan. Op de top van dit achthoekige gebouw staat notabene ook nog een bekervaas. Moet je kijken hoe mooi dat is". Bent u de meelfabriek soms aan het verkopen? "Geen denken aan". door Wim Brands "Voorbarige conclusie; we hebben het intern keurig opgelost. Overigens werken we nu ook niet meer met papier. De volgende stap was namelijk om het graan niet meer in zakken, maar in bulkauto's te vervoeren. Kijk, we hebben altijd wel een verzameling balen in huis, maar dat is een marginaal verschijnsel. Waarom we die balen bloem hebben? Handig als er 's morgens vroeg een bakker komt die zegt dat-ie op de bodem zit. Of we hem even snel kunnen helpen. Dat doen we dan ook. Maar nogmaals: het is een marginaal verschijnsel. We vervoeren het meeste in bulkauto's, zoals ik al aangaf'. In het tijdperk De Koster werd de fabriek groot. In het Meneba-tijdperk bleef het bedrijf groot. Alleen wordt het de laatste jaren wel steeds moeilijker om stevig te blijven staan op de markt. Bouterse: "Als we een paar jaar geleden niet goed hadden beseft hoe moeilijk de tijden zouden worden, nou, dan hadden we nu dik in de rode cijfers gezeten. Dat dat niet het geval is, komt simpelweg doordat we tijdig hebben gereageerd op de nieuwe ontwikkelingen. Of we nog honderd jaar blijven bestaan? Hoe kan ik nou een zinnig antwoord geven op die vraag? Ik bedoel, ik kan invloed uitoefenen op de komende tien jaar. Komt er na mij bij wijze van spreken een kluns, ja..." "Natuurlijk waren het handige zakenlui, maar toch blijf ik er bij dat het moedig was dat ze hun nek uitstaken, want de meelbranche zag er voor de oorlog heel anders uit dan tegenwoordig. Er waren aanzienlijk meer meelfabrieken. Hier in de buurt, waar nu het Veerhuis staat, had je er bijvoorbeeld een. Er was een hele rij bedrijven en die concurreerden flink met elkaar. De schaalvergroting, grote fabrieken, heb je pas later gekregen". "Overigens is dat een typisch Nederlands verschijnsel: schaalvergroting in de meelindustrie. In Duitsland heb je tegenwoordig nog zeer veel kleine buurtbedrijfjes, van die bedrijfjes die worden gerund door een handjevol mensen. En ook in Frankrijk zie je niet zoveel grote fabrieken". "In dit verband kan ik een aardig verhaal vertellen. In Zwitserland vroeg iemand me ooit wat nou de capaciteit van onze fabriek was. Ik zeg: 32 ton. En hoeveel mensen er dan in die fabriek werkten, wilde hij vervolgens weten. Honderdveertig mensen! Hij stond paf. Wat deden die lui dan allemaal? Wat bleek nou: hij meende dat we 32 ton per etmaal produceren, terwijl dat de produktie per uur is". We keren terug naar de vooroorlogse tijd. "Het grote verschil met nu is natuurlijk dat het assortiment toen veel geringer was. Tarwe was toen het belangrijkste, net als nu. maar produkten als vermicelli en macaroni, ook tarweprodukten, stonden voor de oorlog nog niet op de lijst". Bouterse staat op, opent een kluis en komt terug met een foto-album. "En het machinepark is natuurlijk enorm veranderd. Kijkje naar deze foto's, ja, dan is het soms moeilijk om een glimlach te onderdrukken". Veel machines waren vroeger van hout. Dat is overigens ook niet zo vreemd: men baseerde zich wat betreft de apparatuur op de windmolen; ook van hout. Vervelend is natuurlijk wel dat hout makkelijk vlam vat. Tweemaal werd de fabriek getroffen door brand: op 14 mei 1891 ging de gehele malerij in vlammen op en in 1902 brandde de schoonmakerij uit. Fatale dag In het historische verhaal over de fabriek, geschreven door een werknemer, staat over de eerste brand: "Op de morgen van die fatale dag ontstond een fikse warmloper op de tweede zolder van het molengebouw, die terstond enig houtwerk in vlam zette. De aspiratie zorgde voor de rest en na enkele minuten sloegen de vlammen uit het dak en de ramen. Het personeel kon niets beters doen dan zich in veiligheid brengen". En: "Zoals verwacht mocht worden, brandde de ruïne nog geruime tijd. Men had voor een hulpverlichting gezorgd en de stoomspuit bleef ook vrijdag en zaterdag nog spuiten. Persoonlijke ongelukken - om echt in de stijl van een grote brand te blijven - deden zich niet voor, behalve dat een brandweerman zijn hand op een verkeerde plaats in de brandspuit stak, waardoor hem een vinger werd afgerukt. Kippen uit een naburig kippenhok moesten worden geëvacueerd". Toch was de bedrijfsvoering van de familie De Koster niet ouderwets volgens Bouterse. Integendeel: "Kijk, je kunt grinniken om die houten toestanden, maar het blijft een feit dat De Koster zijn tijd vooruit was. Al in 1884 werd de fabriek bijvoorbeeld elektrisch verlicht. Die elektriciteit werd opgewekt door een stoommachine. En laten we ook niet vergeten dat het eerste silo-gebouw van beton op dit terrein stond. Me dunkt". Soms moest men overigens ook tol betalen voor progressiviteit op technisch gebied. De Koster had al snel een pneumatische losinstallatie om tarwe uit de schepen te zuigen. In den beginne ging er wel eens iets mis...maar laten we de werknemer die een historische uiteenzetting heeft geschreven nog één keer citeren. "Uit de aard der zaak trok deze geheel nieuwe installatie ook de belangstelling van andere meelfabrieken. Toen twee Franse meelfabrikanten op een morgen de installatie hadden bezichtigd, werkte deze - tot ieders verwondering - feilloos, afgezien dan van de oorverdovende herrie, welke de blower altijd maakte. Na afloop van de bezichtiging nodigde de heer De Koster zijn gasten uit gezamenlijk te lunchen in 'De Turk' om nog wat te kunnen napraten. Aldaar werd hem de droevige mededeling gedaan (door een bode, red.) dat de blower uit elkaar was gevlogen en onherstelbaar was vernield. Of dit bericht is doorgegeven aan de Franse gasten is niet bekend". Bijna zou het ons in het geheel zijn ontgaan: de Leidse meelfabriek De Sleutels bestond dit jaar een eeuw. Een jubileum dat slechts intern is gevierd. Niettemin aanleiding voor Wim Brands om in de geschiedenis te duiken. Aansluitend een gesprek met directeur Bouterse. "Het lelijkste gebouw van Leiden? Dan heeft u echt niet goed gekeken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 23