Hoe betrouwbaar zijn tolken? De strafrechtelijke haken en ogen aan een vogelvrij beroep ZATERDAG 8 DECEMBER 1984 PAGINA 19 Als het gaat om de toewijzing van een tolk is een buitenlandse verdachte tot op heden overgeleverd aan het spel der vrije krachten. Het is mogelijk dat-ie een echte tolk krijgt, een amateur, een assistent-rechercheur of helemaal geen. Mr. Arthur Frid schrijft dit in het decembernummer van het maandblad 'Proces'. De criminoloog, verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, signaleert al tien jaar misstanden op het gebied van de taalkundige begeleiding van een niet-Nederlandse arrestant. „De kwaliteit en ook de frequentie van de tolkenbijstand in onze strafrechtspleging is blijven hangen in de sfeer van willekeur, op zijn best welwillendheid, omdat het beroep tolk vogelvrij (tekening: Ron Alma) Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad door Gerard van Putten Het schijnt voor te komen dat buitenlandse verdachten zich tijdens justitiële verho ren het middelpunt voelen van een niet ondertitelde praatshow, waarvan de strek king hun volledig ontgaat. Als er terwille van een soepel verloop van een ondervra ging al de hulp van een tolk wordt ingeroepen, blijkt die meer dan eens tekort te schieten. Bijstand van een taalkundig hulpverlener kèn zelfs ontaarden in tegenwer king. In de decembereditie van het maandblad 'Proces' doet mr. Ar thur Frid, als criminoloog ver bonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, een boekje open over de misstanden die er naar zijn inzichten bestaan op het ge bied van de taalkundige begelei ding van buitenlanders die met justitie in aanraking zijn geko men. „De kwaliteit en ook de fre quentie van tolkenbijstand in on ze strafrechtspleging", schrijft hij, „is blijven hangen in de sfeer van willekeur, op zijn best wel willendheid". Hij baseert die stelling op zijn tienjarige ervaring als toeschou wer van een spel, waarin een bui tenlandse verdachte nogal eens ongewild dienst moet doen als speelbal van „vrije krachten". Laks Op grond van artikel 6, lid 3 van het Europese verdrag ter be scherming van de rechten van de mens heeft een ieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd het recht „onverwijld in een taal welke hij of zij verstaat, en in bij zonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem of haar ingebrachte beschuldiging". Aan dit in de wandeling 'Verdrag van Rome' genoemde akkoord mag een verdachte ook het recht ont lenen zich kosteloos te laten bij staan door een tolk, indien hij de op een zitting gebezigde taal niet spreekt of verstaat. „Maar de praktijk levert vaak de kop of munt-situatie op", be weert Frid. „Het gebeurt dat een buitenlandse verdachte een per fect opgeleide vertaler krijgt toe gewezen. Het gebeurt ook dat er ergens uit een Chinees restau rant een of andere kok wordt weggeplukt. Soms wordt er hele maal geen tolk of iemand die daarvoor doorgaat opgeroepen". In zijn artikel, getiteld „Over heid tolereert tolken-misstand in strafzaken", verwijt Frid de Ne derlandse wetgever een lakse houding. Naar zijn oordeel zwijgt de wet in alle talen over enige garantie voor vakbekwame tol kenbijstand. Hij wijst er ook op dat de aanwezigheid van een tolk pas op een terechtzitting ver plicht is. „Of een buitenlandse verdachte in de voorfase van zijn strafzaak assistentie krijgt van iemand die z'n taal spreekt, hangt af van de goodwill van de politie, officier van justitie of rechter-commissaris. Dat is in strijd met het 'Verdrag van Ro me', dat leidt ook tot chaotische toestanden". Hoor en wederhoor Ruim tien jaar geleden bestier de Frid in samenwerking met mr. Peter von Brucken Fock van het Seminarium van Hamel („een strafrechtinstituut") de eerste wets winkel voor gedeti neerden in de toenmalige Am sterdamse huizen van bewaring. Behalve vragen van algemene aard over huurkwesties, belas tingmoeilijkheden en alimenta tieproblemen, kreeg het tweetal van het buitenlandse contingent onder de delinquenten klachten voorgelegd over opgetreden communicatiestoornissen tij dens het vooronderzoek. Mede aangespoord door die grieven nam Frid zitting in een werk groep die enkele maanden daar voor was opgericht door het Ne derlands Genootschap van Ver talers (NGV) en vertegenwoordi gers van de Coornhert Liga, een vereniging voor strafrechther vorming. Het gezelschap ver diepte zich in de gevolgde proce dures bij strafzaken van buiten landers in het algemeen; ontleed de de 'straftolk' in het bijzonder. „Destijds heb ik gezocht naar literatuur over tolken in strafza ken", benadrukt Frid. „Tot mijn grote verbazing bleek die hele maal niet te bestaan. We zijn de boel gaan inventariseren, kwa men toen tot de conclusie dat er aan de begeleiding van buiten landse verdachten heel wat schortte". Op zijn „terreinverkenningen" stuitte Frid op gevallen, waarvan hij vond dat het fundamentele rechtsprincipe van 'hoor en we derhoor' met voeten werd getre den. Als voorbeeld voert hij maar weer de Chinese kok op die „best goed Chinees zal spreken, maar die te enen male niet bekend is met het jargon van de rechtsple ging". „Niet zo lang geleden werd uit de Bijlmerbajes een Portugees sprekende bewaarster opgetrommeld, omdat er niet zo gauw een tolk bij de hand wasf. Dat mens was ontzettend blij, als tolk verdiende ze in twee uur meer dan als bewaarster op een hele dag". Partijdig De werkgroep tekende tien jaar geleden de volgende woor den op uit de mond van een straf tolk: „Bij de politie zie ik mijn rol als duidelijk en onmiskenbaar partijdig; hier ben ik een soort hulpagent. Ik kan u verzekeren, dat ik voldaan ben als ik een niet erg spraakzame verdachte tot een bekentenis kan bewegen". Maar ook in 1984, zegt Frid, kiest menig tolk nog party voor de 'sterke arm'. Hij vindt dat niet vreemd, „de wet laat dit immers toe". Alette Schellenbach, bestuurs lid van de sectie Gerechtstolken van het Nederlands Genoot schap van Vertalers onder schrijft „in minder krasse ter men" de mening van de crimino loog uit Bergen. „In principe mag in Nederland iedereen tol ken. Het beroep is vogelvrij. Beë digde vertalers zijn er wel, geen beëdigde tolken". Het Nederlands Genootschap van Vertalers telt 800 leden, van wie 220 zich hebben gespeciali seerd op het strafrecht. In totaal zijn er in Nederland tussen de 2500 en 3000 tolken werkzaam, van wie twintig procent zich siert met de door Frid bedachte titel 'straftolk' of 'gerechtstolk', de beroepsnaam die het NGV aan de functie geeft. „In 1978 hebben wij een aparte sectie 'Gerechtstolken' opge richt", deelt Alette Schellenbach mee. „Inmiddels is er een be roepsreglement en een erecode opgesteld. Al ken ik niet alle le den, ik neem aan dat iedereen zich daar naar eer en geweten aan houdt. Dat ze hun werk doen als neutraal deskundige, als doorgeefluik. Onze sectie is ook begonnen met een speciale cur sus om leden, maar ook niet-le- den op vrijwillige basis in de ge legenheid te stellen zich bij te scholen op het terrein van het strafrecht en het vreemdelingen recht. Die cursus is druk be zocht, maar ik besef dat we lang niet alle in dit land als tolk gere gistreerde personen hebben be reikt. Er lopen heel wat beunha zen rond. Die weten niets af van strafrecht, voorwaardelijke in- vrijheidsstelling enzovoort. De vaste tolken doen het op terecht zittingen in de regel goed, maar bij de politie wil er wel eens het nodige aan het werk van tolken mankeren". Eed Citaat uit het door Arthur Frid geschreven artikel 'Overheid to lereert tolken-misstand in straf zaken': „Een straftolk heeft over het algemeen een puur taalkun dig gerichte schoüng gehad, wel ke zich in niets onderscheidt van die der andere tolk-vertalers. Een universitaire studie of een opleiding aan het Instituut voor Vertaalkunde, een MO-oplei- dinc. dan wel een apart staatse xa- men tolk-vertaler. Een echte tolkenopleiding bestaat in Ne derland niet!". De straftolk staat op eigen ver zoek geregistreerd by de griffie van de rechtbank en heeft de eed afgelegd „dat zij de plichten met nauwgezetheid zal vervullen", al dus art. 1 en 3 van de in 1928 aan gevulde Wet Beëdigde Vertalers uit 1878. De beëdigde tolk/verta ler mag officiële stukken verta len en bijstand verlenen in civie le en strafrechtelijke procedu- Artikel 2 van genoemde wet houdt echter ook voor niet-gedi- plomeerde tolken de deuren van politiebureaus en andere jus titiële instanties open, mits zij een getuigschrift van goed zede lijk gedrag kunnen overleggen en de rechtbank blyk geven van voldoende kennis van een bui tenlandse en van de Nederlandse taal. Aan de hand van dit artikel stelt Frid vast dat zodoende niet alleen als bona fide bekend staande tolken het overeenkom stig de 'Wettarieven Straftolken' vastgestelde uurhonorarium beuren dat afhankelijk van de exotische aard van de taal va rieert van 10 tot 120 gulden, ook taalwonders met een minder neutrale inslag zouden dat doen. „Justitie en politie beschikken over lijsten waarop de namen van die tolken voorkomen. Voor al bij de politie zijn die lijsten op een wel erg provisorische manier samengesteld. Namen worden er gehaald uit de 'Gouden Gids', mij is ook bekend dat er echtge notes van rechercheurs op voor komen. En dikwijls zorgt de poli- tie-ambtenaar zelf wel even voor de vertaling. Zodat bijvoorbeeld het Franse woord 'coffre', wat brandkast betekent, voor koffer is uitgescholden. Een 'joumalier' oftewel dagloner werd gepromo veerd tot journalist". Schlager De buitenlandse verdachte, de laatste tien jaar heeft Frid in hem of haar dikwijls het lijdend voor werp herkend van misverstan den en partijdigheid. Dat een rechter op zekere dag een Duitse slager kwalificeerde als een „Schlager", een meezinger dus, daar kan hij de humor wel van inzien. „Maar ik vind het absurd dat er tolken bestaan die op een politiebureau verhoren gaan lei den, de rechercheur gaan uithan gen". De politie, vermoedt Frid, laat zich die hulp van een dergelijke tolk graag aanleunen. Heel wat politiekorpsen, zegt hy ook, ach ten een tolk vakbekwaam als er geen klachten over hem of haar binnenkomen. „De politie vindt het natuurlijk wel makkelijk, als de tolk in elk geval meewerkt. Het verhoor verloopt dan naar genoegen, voor de tolk zelf kan meewerken met de politie ook verleidelijk zyn. Want reken maar dat zo'n tolk teruggevraagd wordt. Waaruit blykt dat te kwa der trouw gebruik wordt ge maakt van de vrijheid van het be roep tolk". Citaat uit zijn artikel in het de cembernummer van het maand blad 'Proces': „Positie en functie van de straftolk worden, ook in eigen gelederen, zeer uiteenlo pend geïnterpreteerd. Zoveel tol ken, zoveel zinnen. Vooral in de politiefase lijkt het motto soms te zijn: wie betaalt die bepaalt. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Dat dit kan leiden tot regelrechte partijdig heid is natuurlijk onaanvaard baar. Zonder de goede trouw van tolk-vertalers in het geding te willen brengen: het zou wel een heel excentrieke interpretatie zijn van hun algemene beroepse thiek". Daar is geen woord Frans bij. De criminoloog pleegt zich kernach tig uit te drukken, soms betrapt Frid zich er zelf op in gedram te vervallen. „Maar ik ben hier bij wijze van spreken dag en nacht mee bezig", verdedigt hij zich. „Ik voel me een roepende in de woestijn, zo langzamerhand. Er is in de laatste tien jaar helemaal niks veranderd. Omdat er nog zo veel wantoestanden rond de tol kenbijstand bestaan, is de bui tenlandse verdachte nog altijd dubbel de underdog. In vergelij king met de Nederlander heeft-ie een grotere kans op voorarrest, zeker als-ie niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. De buitenlander kent de Neder landse taal niet, laat staan de rechtstaal. De buitenlander kent ook het rechtsstelsel niet, omdat- ie vaak onvoldoende wordt inge licht over rechten en bevoegdhe den". Frid heeft in de wetenschappe lijke wereld geregeld bijval ge kregen en begrip ontmoet voor zijn stellingen, geponeerd tijdens lezingen en op schrift gesteld in diverse pubücaties. „Maar met applaus en jaknikken schiet ik weinig op. Daarom heb ik nu be sloten deze kwestie uit de kleine kring van beroepsoefenaars te tillen. Ik wil politiek Den Haag bereiken via de media, ik wil doordringen tot de mensen die beslissingen nemen". Over cijfers van gevallen waar in buitenlandse verdachten het slachtoffer zijn geworden van hun tolk, zegt Frid niet te be schikken. Wel gaat hij er prat op in het afgelopen decennium hon derden verdachten, advocaten en tolken te hebben gesproken. „Men is geneigd te stellen dat een misstand niet zonder cijfers aan de kaak mag worden ge steld", beseft hij. „Maar ik weet dat het bestaat. Ook als het 'Ver drag van Rome' maar één keer met voeten wordt getreden, is dat al één keer te veel". Taakomschrijving In nauwe samenwerking met het Nederlands Genootschap van Vertalers („De werkgroep waarin ook de Coornhert Liga zitting had is in 1978 ontbonden; de Liga zag na 5 jaar de voortrek kersrol op dit gebied als beëin digd") yvert Frid voor een wette lijk vastgelegde taakomschrij ving voor de straftolk. Zowel Frid als het NGV is van oordeel dat er nu onvoldoende controle bestaat op het politionele tolken- bestand, waaronder de nodige sprekende poppen en verleng stukken van rechercheurs zou den schuilgaan. De criminoloog: „De politie is een systeem dat au tonoom functioneert De moge lijkheid om er sociale controle op uit te oefenen is gering. Je krijgt er geen vinger tussen". Hij zegt bij geruchte te hebben vernomen dat er binnen het Am sterdamse politiekorps een brief circuleert, waarin rechercheurs wordt gevraagd in mindere mate gebruik te maken van tolken. Vorig jaar kondigde de gemeen tepolitie van Den Haag en het korps rijkspolitie een verlaging aan van het tolkenhonorarium met 50 procent. „Er wordt dras tisch bezuinigd", zegt Frid uit ondervinding te spreken. „De buitenlandse verdachte dreigt er de dupe van te worden". Op 29 augustus diende een kort geding dat het Nederlands Genootschap van Vertalers naar aanleiding van de halvering van de tolkenhonoraria tegen de Haagse gemeentepolitie had aan gespannen. De rechter wees de vordering van het NGV om de verlaging in te trekken of althans op te schorten, af. Het NGV gaat in hoger beroep. Frid: „Op zich zelf mag de tariefsverlaging niet in strijd zyn met de wet, hier is wèl sprake van 'summum tus summa iniuari'. Van optimaal formeel recht dat tegelijkertijd het toppunt van onrecht is". Grondrecht Haaks op de bezuinigingsdrift van justitie staan zijn wensen. „Zouden die in vervulling gaan, misschien dat de overheid meer geld dan voorheen zou moeten uittrekken voor de bijstand van tolken aan buitenlandse ver dachten. Dat moet dan maar. Hier is een belangrijk principe in het geding, een grondrecht van de mens". Hartstochtelijk pleit Frid voor professionalisering van de straf tolken. Scholing in strafproces-) recht zou naar zijn opvatting verplicht dienen te worden ge steld. Er zou ook meer controle op straftolken moeten worden uitgeoefend, „door een tuchtor- gaan dat hen kan straffen als ze buiten hun boekje gaan". De wetsregels moeten worden aan gepast aan de rechtsbeginselen, neergelegd in het 'Verdrag van Rome'. Straftolken zouden ver dachten van politiebureau tot rechtbank moeten begeleiden, handelend vanuit een strikt onaf hankelijke opstelling. In zijn pleidooi maakt Frid zich ook sterk voor de oprichting van pi ketdiensten door bureaus van rechtshulp. „Zo'n bureau zou de verantwoording moeten krygen voor de toewijzing van de profes sionele tolken aan alle strafrech telijke instanties". „We hebben kennis genomen van het complexe verhaal van Frid", laat voorlichter Holtes na mens het ministerie van justitie weten. Zonder zich uit te laten over het waarheidsgehalte van het artikel van Frid zegt Holtes verder: „Wat hy in 'Proces' te berde heeft gebracht, zou een stuk wetgeving vergen die qua voorbereiding en aandacht niet aansluit op de prioriteitsstellin gen van justitie". Simpeler gesteld: andere kwesties hebben bij justitie voor rang. Het verbaast Frid geens zins. Al een tijdje loopt hij hard op na te denken over een pro ces tegen de Staat der Nederlan den. Het moet, vindt hij, maar eens afgelopen zijn met de prak tijken van tolken die verdachten tegenwerken in plaats van bij staan. „Ik heb het een paar keer gehad over tolken die in de poli tionele fase buiten hun boekje gaan. Ik zeg er nadrukkelijk by dat het niet in mijn bedoeling ligt de politie of de tolken de zwarte piet toe te spelen. Ik noem het slechts als voorbeeld, als ken merk, symptoom van een sys teem dat op de helling moet". Arrest Hij legt een link naar de zaak- Winterwerp die heeft gediend by het Hof van Straatsburg. Winter werp, psychiatrisch patiënt, zag zijn verblijf in een inrichting tel kens met twee jaar verlengd zon der dat-ie gehoord werd. Frid: „Op een gegeven moment pikte Winterwerp dat niet meer, hij wilde de rechter spreken die daarvoor verantwoordelijk was. Dat werd geweigerd. Na jaren lange strijd bepaalde het Hof van Straatsburg dat zulks in stryd was met het 'Verdrag van Rome'. Een dergelijk arrest zou ik ook willen uitlokken met betrekking tot een buitenlandse arrestant die by gebrek aan bijstand van een tolk in zyn verdediging is ge schaad. De knuppel moet maar eens in het hoenderhok. Neder land heeft indertijd het 'Verdrag van Rome' geratificeerd. Des noods door het Hof van Straats burg moet Nederland daar maar eens op gewezen worden". Mr. Arthur Frid: een roepende in de woestijn. <fotoGPD>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 19