Kunst moet maar is geen
middel tegen alle kwalen
1 1
rnirn
MOOI OF LELIJK
iflüH
De strijd tegen de armoedige architectuur:
nln
nn
PAGINA 4
LEIDEN
DONDERDAG 6 DECEMBER 1984
MODERNE ARCHITECTUUR IN.
EEN BESCHERMD STADSGEZICHT
4 0\ Het bouwen in de historische bin-
1 nenstad van Leiden heeft zich de af
gelopen jaren niet gekenmerkt door
in het oog springende architectuur. Integen
deel. Het nieuwe, het schokkende, het in
drukwekkende dat de moderne architectuur
zou moeten kenmerken lijkt geheel te zijn
verdwenen.
In een tijd waarin De Stijl en het Nieuwe
Bouwen volop in de belangstelling staan valt
de nieuwbouw in de Leidse binnenstad juist
op door een aaneenschakeling van nostalgi
sche vormen: huisjes van baksteen met hou
ten puntdaken, helrode pannen en erkertjes
uit grootmoeders tijd. Kortom: Madurodam
in het groot.
Het Nieuwe Bouwen, dat in de jaren twin
tig een wereldwijd verschijnsel was, werd
juist gekenmerkt door strakke vormen, hel
dere kleuren en het beproeven van nieuwe
technieken en materialen. Ook de integratie
van beeldende kunst in de architectuur was
een belangrijke doelstelling van de architec
ten van het Nieuwe Bouwen. Het begrip ge
meenschapskunst ontstond om de gezamen
lijke betrokkenheid van beeldhouwers, glas
kunstenaars, schilders en architecten met
één woord aan te duiden.
In Nederland leverden architecten en beel
dende kunstenaars verenigd in De Stijl-be
weging een belangrijke bijdrage aan 'de een
heid der kunsten'. Opzienbarend waren, en
zijn nog steeds, de meubelontwerpen van
Rietveld, de schilderijen van Mondriaan, de
interieurkunst van Van Doesburg en de com
plexen nieuwbouw van Oud.
In de jaren na de oorlog is die integratie
van kunst en bouwkunst weer op de achter
grond geraakt en nieuwe bewegingen met
een vergelijkbaar elan ontstonden er niet. Er
moest snel en vooral veel gebouwd worden.
Tijd voor beeldende vormgeving was er niet.
De laatste jaren is de gedachte om beelden
de kunstenaars in te schakelen bij de tot
standkoming van onze gebouwde omgeving
weer in opkomst. Architecten en stedebou
wers zouden verantwoordelijk zijn voor al
het lelijks in onze woonomgeving en de op
vatting wint terrein dat kunstenaars moeten
worden ingeschakeld om er alsnog iets
moois van te maken. Anderen menen dat
kunstenaars de producenten zijn van
steenklompen en betonkolossen en dat
kunst in de gebouwde omgeving geldverspil
ling is.
Vandaag in de reeks artikelen waarin de
architectuur in het beschermd stadsgezicht
op de korrel wordt genomen: kunst en bouw
kunst. Een eenheid of een utopie? Moet de
beeldend kunstenaar gaan opereren waar de
architect gefaald zou hebben? Of moeten we
er juist voor oppassen om de oplossing voor
de eentonigheid in onze woonomgeving aan
de beeldend kunstenaar te delegeren?
De relatie tussen kunst en architectuur an
no 1984.
LEIDEN - De troosteloze nieuwbouw in iedere stad of
dorp, de monotone flatbouw van na de oorlog, de kneute
righeid in de hedendaagse woningbouw: het staat allemaal
op rekening van architecten en stedebouwers. Zij zijn de
grote bedervers van onze steden, de producenten van het
onooglijke en leveranciers van het luisterloze.
Het klinkt misschien cru, maar de
opvatting dat architecten en stede
bouwers er, in vergelijking met
hun vroegere collega's, weinig of
niets van terecht brengen is tame
lijk algemeen. De nieuwbouwwij
ken van na de oorlog, vol lelijke
flatgebouwen, doodse kantoren, de
eengezinswoningen die bol staan
van zinloze tierelantijnen en woon
erven waar niemand de weg kan
vinden dienen als bewijslast. De
nieuwbouw deugt niet en vervol
gens wordt de conclusie getrokken
dat architecten en stedebouwers
niet meer deugen.
Gezien de beroerde resultaten
die de vormgevers van onze steden
boeken menen sommigen dat het
de hoogste tijd wordt beeldende
kunstenaars te betrekken bij de
totstandkoming van onze gebouw
de omgeving. De lawine van in
spraak en bouwvoorschriften zou
architecten en stedebouwers elke
fantasie hebben ontnomen. In
kunst krijgt de fantasie juist vrij
spel en dus zouden, naast architec
ten, kunstenaars moeten worden
ingeschakeld om de levendigheid
en leefbaarheid van onze woonwij
ken te vergroten.
Percentageregeling
Het betrekken van kunstenaars
bij de totstandkoming van de ge
bouwde omgeving is evenwel geen
vanzelfsprekende zaak. De veelal
vage omschrijvingen en betekenis
van kunst bewerkstelligt dat
kunstuitingen nooit onder brede
lagen van de bevolking in trek zul
len zijn. Hoe komt kunst in onze
gebouwde omgeving dan wel tot
stand?
De overheid fungeert eigenlijk
als één van de belangrijkste op
drachtgevers voor de omgevings
kunstenaars en hanteert als vui
stregel de zogenaamde percentage-
regeling. Dat wil zeggen dat bij de
realisering van nieuwbouw één
procent van de bouwsom wordt ge
reserveerd voor kunst. Als, bij
voorbeeld, een nieuwbouwcom-
plex één miljoen gulden kost mag
dus 10.000 gulden worden besteed
aan kunst.
Die kunst kan zich op velerlei
manieren manifesteren. Als objec
ten langs de openbare weg of om
de ruimte tussen gebouwen vorm
te geven, als muurschildering, als
sculptuur binnen een gebouw, als
kijkobject of een ongewoon object
om op te zitten, als opvallend ele
ment in een gebouw, om de her
kenbaarheid te vergroten of om
een relatie tussen het binnen- en
buitengebeuren tot stand te bren
gen.
Over de wijze waarop beeldend
kunstenaars bij de gebouwde om
geving betrokken dienen te wor
den is al veel geschreven. De
steeds terugkerende vraag daarbij
is of kunst geïntegreerd moet zijn
in de stedebouw en architectuur,
dat wil zeggen: een onlosmakelijk
deel moet zjjn van de plannenma
kerij. Of: moet de kunstenaar zich
juist zelfstandig presenteren en,
onafhankelijk van architecten en
stedebouwers, iets aan de gebouw
de omgeving toevoegen?
Hoe het ook zij, feit is dat kunst
in het algemeen op maar weinig
waardering kan rekenen van het
grote publiek, in elk geval niet tot
groot enthousiasme leidt. Veel
mensen zien liever een ruiterstand
beeld dan de 'steenklompen' en
'betonkolossen' die nu in parken
en op pleinen te ontwaren zijn. Met
name de abstracte kunst wordt als
nutteloos ervaren en gekwalifi
ceerd als 'geld over de balk gooi
en'. Voor anderen zal die nutteloos
heid juist het kenmerk van ware
kunst zijn.
Geforceerd
Het ongenoegen dat zich van ve
len meester maakt bij het aan
schouwen van kunst heeft volgens
sommige kunstenaars te maken
met het feit dat kunst zich meestal
opdringt, er met de haren wordt
bijgesleept. Beeldend kunstenaar
Bas Maters, hoofddocent omge-
vingsvormgeving aan de Academie
voor Beeldende Kunsten in Arn
hem en lid van het ministeriële
Praktijkbureau voor Beeldende
Kunsten, meent dat een integrale
benadering tot andere oplossingen
leidt dan wanneer alles er al staat
en achteraf nog iets van kunst
moet worden toegevoegd. Door dat
achteraf er aan toevoegen krijgt
kunst iets geforceerds, wordt het
kunst die zich opdringt en zich
zonodig wil manifesteren. Dat is er
de oorzaak van, volgens Maters,
dat veel kunst in wijken en omge
vingen zich gekunsteld voordoet
en niet in de smaak valt (Platvorm
4-'83).
Bas Maters pleit er voor dat beel
dende kunst een onlosmakelijk
deel wordt van de plannenmakerij
en zich integraal manifesteert in
stedebouw en architectuur. Met
andere woorden: kunst die sterk
verweven is met het architecto
nisch ontwerp en zich tegelijker
tijd autonoom herkenbaar maakt.
"Dat noem ik het summum van in
tegratie van kunst", aldus Maters.
Eigenbelang
Paulina Buring, architecte te
door
Jan Rijsdam
Leiden (architectenbureau Hof
man en Buring), laat een niet ge
heel eensluidende mening horen.
Zij is lid van de Leidse percentage-
commissie die, in opdracht van het
gemeentebestuur, de gelden be
steedt welke via de percentagere
geling voor kunst beschikbaar
worden gesteld.
"Ik denk dat er verschillende
mogelijkheden zijn om kunste
naars bij de gebouwde omgeving
te betrekken", aldus Paulina Bu
ring. "Bijvoorbeeld door ze bij de
bouw van een wijk in de beginfase
al een stuk grond aan te wijzen en
te vragen daar iets mee te doen:
een gezicht aan die omgeving te ge
ven, onafhankelijk van wat er nog
gebouwd gaat worden".
"Je kunt een kunstenaar ook iets
aan een bestaande omgeving of
een gebouw laten toevoegen. En,
een derde mogelijkheid is om een
kunstenaar van meet af aan, als
volwaardige mede-ontwerper bij
het ontwerpen van een wijk of een
gebouw te betrekken zodat achter
af niet meer aanwijsbaar is wat van
de technische of van de beeldende
kant is ingebracht".
"Ik ben de mening toegedaan dat
alle drie moet kunnen en dat ook
allerlei mengvormen denkbaar
zijn. Dat hangt van de omstandig
heden af. Als architect ben ik ge
neigd niemand op mijn terrein toe
te laten. Dat is een menselijk trek
je, denk ik. Wel zou-ik op een bu
reau werkzaam willen zijn waar
een beeldend kunstenaar aan ver
bonden is om een bouwplan mede
vorm te geven. Voorwaarde is dan
dat er een gemeenschappelijk uit
gangspunt is, zoals bij De Stijl heel
duidelijk het geval was. Ik ben dus
niet tegen het inschakelen van
beeldende kunstenaars tijdens het
ontwerp-proces, maar dat dat tot
betere architectuur zal leiden ge
loof ik niet".
Paulina Buring meent dat een ar
chitect goed genoeg moet zijn om
zonder de hulp van een kunstenaar
een mooi gebouw te maken. "Het
is op dit moment een beetje een
mode om iedereen in het bouwpro
ces te laten meepraten en nu dus
ook een kunstenaar te laten mee
doen. Ik denk dat daarin ook een
stukje eigenbelang van de kunste
naar meespeelt, bijvoorbeeld om
een stuk maatschappelijke betrok
kenheid tot uitdrukking te bren
gen en niet in de laatste plaats om
dat het werkgelegenheid ople
vert".
Conflicten
De gedachte dat kunst op of aan
een gebouw iets kan toevoegen of
het karakter van een gebouw ver
sterken impliceert dat dit in het ui
terste geval ook kan leiden tot een
situatie waarbij de toegepaste
kunst het architectonisch ontwerp
wil verbeteren of zelfs becommen
tariëren. Conflicten tussen kunste
naars en architecten/stedebouwers
zijn in zulke situaties niet denk
beeldig.
De voormalige rijksbouwmees
ter Wim Quist zegt te accepteren
dat een kunstenaar het werk van
de architect kan corrigeren, maai
gaat er van uit dat dit geen regel zal
zijn. De beeldend kunstenaar
krijgt bij Quist een volwaardige ei
gen plaats. Dit versterkt diens au
tonomie, maar beperkt volgens
Quist tevens de kans om invloed
uit te oefenen op het architecto
nisch ontwerp. "Kunstenaars moe
ten geen architectuur willen ma
ken. Dat kunnen ze niet", aldus de
voormalige rijksbouwmeester (De
Architect 15-'84).
Een voorbeeld waaruit blijkt dal
de beeldend kunstenaar zich niel
zonder slag of stoot op het terreir
van de architect kan begeven is de
gang van zaken rond het rekencen
trum aan de Langegracht in Lei
den. Het ontwerp voor de nieuw
bouw is van de hand van de Leidse
stadsarchitect Den Haring. De per
centagecommissie besloot eer
Leids kunstenaar in te schakeler
ontstaan, zonder de ruimte te bre
ken, toch verschillende delen in de
bibliotheek die de grote ruimte
veel overzichtelijker maken.
Scholen
De meest geslaagde voorbeelden
van het praktisch gebruik van
beeldende kunst vinden we meest
al bij scholen en kinderspeelplaat
sen. De Leidse kunstenaar Ed Vijs-
ma ontwierp onlangs een aantal
kunstobjecten voor het nieuwe
scholencomplex in de Stevenshof-
jespolder. Vijsma maakte drie
poorten, bestaande uit betonnen
kolommen en een buizenstelsel,
die door hun kleur en vorm (rond,
vierkant en driehoekig) een verbin
ding leggen met de identiteit van
de drie scholen (protestants-
christelijk, rooms-katholiek en
openbaar) die in het complex ge
huisvest zijn.
Van de poorten gaat herkenning
uit, waardoor ze als een 'baken'
functioneren, en er zit bovendien
een speelelement in. Elke poort
staat namelijk, via een buizenstel
sel onder de grond, in verbinding
met.de'andere poorten, zodat een
'communicatienet' ontstaat. Via
deze spreekbuizen kunnen de kin
deren van de ene school praten
met de kinderen van een andere
school. Op de schoolterreinen zijn
nog drie praatpalen geplaatst die
tevens gebruikt kunnen worden
als klimrek. "Het communicatie
systeem werkt goed", weet Vijsma
Paulina Buring keert zich tegen
de opvatting dat kunst altijd func
tioneel moet zijn: "Ik vind dat een
kunstenaar een voortrekkersrol
moet vervullen en dingen moet
kunnen verbeelden die we eigen
lijk nog niet door hebben. Dat is
een beetje inherent aan kunst".
Volgens architect Wim Quist kost
het soms jaren, bij beeldende
kunst met kwaliteit, om te ontdek
ken wat het allemaal inhoudt.
Natuurlijk, men kliert wat af in
dit land. Maar, een omgeving zon
der kunst kan niet, meent Paulina
Buring. "Ik denk dat het invloed
op mensen heeft als ze in een
slecht gevormde omgeving wonen,
net zo goed als mensen in een
slecht huis ziek worden. Kunst kan
er toe leiden dat mensen zich ge
lukkiger voelen in hun woonomge
ving".
Simpel
Op de foto's boven kunst en bouwkunst in Leiden: in de linker bovenhoek
de pyramide op de binnenplaats van het gebouw van de geschiedenisfa
culteit op het voormalige Doelenterrein (Cornelius Rogge). Daaronder het
centrale faciliteitengebouw met de W-vormige objecten van Jan van Goe-
them. Op de kleine foto rechtsboven zien we de rotsblokken die onlangs
werden geplaatst op het pleintje van het Stadsbouwhuis (M.L. Boezem).
Links daarvan een rotsblok dat door een koperen wig in tweeën wordt
gehaktgeplaatst in het park achter het winkelcentrum in de Merenwijk
(Dick Muller). Op de grote foto daaronder één van de poorten bij het
scholencomplex in de Stevenshof polder, ontworpen door de Leidse kunste
naar Ed Vijsma. (foto's Holvast)
om een kunstwerk aan het gebouu
toe te voegen maar de architect
zegt, samen met de gebruikers var
het pand, het werk van deze kun
stenaar "absoluut niet te zien zit
ten".
"De kunstenaar die de commis
sie heeft aangetrokken is niet dt
geschikte man voor deze op
dracht", meent Den Haring. "Ik
stel mij totaal iets anders voor var
een kunstwerk in dit gebouw dar
deze man in gedachte heeft. Zijr
werk past er totaal niet en ik zal mi;
er dan ook tot het uiterste tegen
verzetten dat deze opdracht door
p
L J 1 11 1
IIIL1
Den Haring, die als architect var
het rekencentrum tijdelijk zitting
heeft in de percentagecommissie
meent dat de architect en gebrui
kers van een pand eigenlijk een ve
to zouden moeten kunnen uitspre
ken over de kunst die in 'hun' ge
bouw moet komen. Paulina Buring
vindt zo'n vetorecht te ver gaar
maar zegt wel te menen dat de
stem van de architect en gebrui
kers van een pand zwaar moet we
gen. "Als zij beiden een kunstwerk
echt niet willen, dan vind ik dat hel
er niet moet komen".
Rotsblok
Een ander voorbeeld van een
zeer omstreden opdracht is die
Op nevenstaande tekening het
Rietveld Schroder Huis dat Gerrit
Rietveld in 1924 aan de rand van
Utrecht bouwde. Het maakte hem
op slag beroemd in binnen- en bui
tenland.
Het Rietveld Schroder Huis
wordt wel beschouwd als de beli
chaming van de idealen van de
stijl. De voorgevel, zo is te zien op
de tekening, bestaat uit een compo
sitie van vlakken en componenten
zoals we dat ook zien m de schilde
rijen van Mondriaan. Evenals in
het exterieur worden in het inte
rieur de primaire kleuren rood,
geel en blauw, en de neutrale kleu
ren wit, grijs en zwart gebruikt.
Het interieur van de woning en de
door Rietveld ontworpen meubels
zijn zo ingepast dat ze een onder
deel lijken van de architectuur.
voor het pleintje bij het Stads
bouwhuis aan de Langegracht. En
kele weken geleden werd daar een
object onthuld dat ook een jaren
lange voorgeschiedenis heeft. Het
uitgevoerde kunstwerk, gemaakt
door de Middelburgse kunstenaar
M.L. Boezem, bestaat uit een door
gezaagd rotsblok waarvan de snij
vlakken zijn bekleed met roestvrije
spiegels die het licht weerkaatsen.
De Middelburgse kunstenaar
had echter al twee andere ontwer
pen voor het plein ingediend waar
van de uitvoering niet is doorge
gaan omdat ze bij gebruikers niet
gewild waren. Met de nu geplaatste
rotsblokken zijn zowel de percen
tagecommissie, de architect, als de
gebruikers van het gebouw tevre
den. Voor wat het object zelf be
treft niet onterecht. Het kunstwerk
doet evenwel afbreuk aan het open
karakter van het plein en zou daar
om beter op z'n plaats zijn geweest
in het Huigpark achter het stads
bouwhuis.
Een groot aantal kunstwerken
werd onlangs gerealiseerd in het
nieuwe Witte Singel/Doelencom
plex van de universiteit. Eén van
de opvallendste objecten is een py
ramide van de Amsterdamse kun
stenaar Cornelius Rogge, op de
binnenplaats van het gebouw
waarin de faculteit geschiedenis is
gehuisvest. Een kunstwerk dat
zich, alleen al door z'n forse afme
tingen, heel duidelijk manifesteert
zonder commentaar te leveren op
de eenvoud van het faculteitsge
bouw. De dunne stalen spijlen
waaruit de pyramide is opgetrok
ken laten de omringende bebou
wing goed zichtbaar en in haar
waarde.
Wasgoed
Een bijzondere bijdrage aan het
centrale faciliteitengebouw van de
universiteit is geleverd door Jan
van Goethem. Door het enorme ge
bouw op het voormalige Doelen-
terrein, lopt een binnenstraat die
bij Van Goethem de associatie op
riep met de hoge smalle straten in
Italiaanse steden waar de bewo
ners op de verdiepingen hun was
goed te drogen hangen.
Van Goethem ontwierp voor het
faciliteitengebouw een aantal ob
jecten in een W-vorm, bestaande
uit stukken glas in een fijne staal
constructie. De kunstwerken zijn
boven in de binnenstraat opgehan
gen en roepen om hun plaats en
vorm een vergelijking op met het
wasgoed.
Bijzonder is dat de kunstwerken
een opvallende eenheid vormen
met de futuristische vormgeving
van het gebouw en tegelijkertijd
iets toevoegen dat door andere
beeldende middelen niet werd be
werkstelligd. Het is een goed voor
beeld van beeldende kunst die zich
heel integraal manifesteert in de
architectuur.
Een voorbeeld van beeldende
kunst die heel praktisch is, is de
verlichting in de universiteitsbi
bliotheek aan de Witte Singel, aan
gebracht door Jan van Munster.
Deze Amsterdamse kunstenaar
heeft zich gespecialiseerd in het
toepassen van lichtobjecten op of
in gebouwen. De universiteitsbi
bliotheek bestaat feitelijk uit één
grote ruimte, zonder scheidings
wanden. Door de plafonds in ver
schillende kleuren te belichten
Het valt moeilijk tegen te spre
ken dat het realiseren van mooie
woonbuurten en schitterende
woongebouwen een zeldzaamheid
is geworden. Nieuwbouwwijken
overal in het land lijken als drup
pels water op elkaar. De weg naar
huis wordt over het algemeen wel
gevonden maar het troosteloze
aanzien van de nieuwbouw roept
bij velen een gevoel van onbeha
gen. Mensen voelen zich niet thuis
in de wijk waarin ze wonen.
Architecten en stedebouwers
zijn daar mede voor verantwoorde
lijk. Maar om daaraan de conclusie
te verbinden dat ze het niet meer
kunnen en dat kunstenaars moe
ten worden ingeschakeld om er
nog iets goeds van te. maken, het
onbehagen op te heffen, zou een
wel heel simpele voorstelling van
zaken zijn. Het houdt een diskwali
ficatie in van architecten en stede
bouwers die niet terecht is. In het
ingewikkelde bouwproces spelen
technische, organisatorische en
economische kanten van het bou
wen een belangrijke rol naast de
vormgeving. De gedachte dat het
met die vormgeving beter zal gaan
als naast de architect een beeldend
kunstenaar wordt ingeschakeld
stoelt eigenlijk nergens op. Boven
dien zouden kunstenaars zich niet
in de val moeten laten lokken om
louter voor een aardige woonom
geving zorg te dragen.
Kunst moet mensen laten schrik
ken of versteld doen staan, inspire
ren en nieuwsgierig maken, emo
ties of spanningen oproepen, maar
niet ontaarden in leuke dingen, in
versieringen van de stad. Architect
Quist zegt één simpel criterium te
hebben dat geldt voor alle kunst:
het moet stimuleren tot nadenken.
Overspannen
Van wezenlijk belang is zeker
om, naast architecten en stede
bouwkundigen, beeldende kunste
naars te betrekken bij nieuwbouw
en wijkverbetering. Met het optre
den van beeldend kunstenaars zou
de armoede aan vormgeving voor
een deel gecompenseerd kunnen
worden. Maar om alle hoop op hen
te vestigen leidt tot overspannen
verwachtingen. Er worden dan
grote daden van kunstenaars ver
wacht die alleen maar tot nieuwe
teleurstellingen kunnen leiden.
Beeldende kunstenaars kunnen
wel een dimensie toevoegen aan
onze omgeving maar zijn geen
middel tegen alle maatschappelij
ke kwalen.
Essentieel voor De Stijl-bewe
ging was ook dat men een geheel
nieuwe levensstijl wilde doen on-
staan. De samenleving moest een
geheel ander gezicht krijgen. Maar
mensen en steden bleken ingewik
kelder dan men dacht. Onmisken
baar is dat De Stijl een enorme in
vloed heeft gehad op de beeldende
kunsten in de loop van deze eeuw.
Maar uiteindelijk zijn de vernieu
wingen en de hoogdravende
ideeën die men preekte over de re
latie tussen kunst en maatschappij
er niet gekomen. Het bleef een uto
pische droom. En dat is een teken
aan de wand.