Is er leven
na de dood?
Een halve eeuw Leids spiritisme tegen de verdrukking in
Bewuste
fout
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1984
EXTRA
PAGINA 27
Het leven houdt voor spiritisten niet op bij hun lijfelijke
aanwezigheid op de aardbol. Hoewel vrijwel dagelijks onbegrepen,
verguisd en bespot, vinden ze innerlijke rust bij hun geloof in een
persoonlijk voortbestaan na de dood, gepaard gaande met de
overtuiging dat overledenen zich met behulp van een mediamiek
begaafd persoon in verbinding kunnen stellen met overledenen.
Van oudsher hebben mensen getracht in contact te treden met
doden, maar sinds 1848 wordt het spiritisme serieus aangehangen.
In dat jaar werden in het huis van de toentertijd in het Amerikaanse
Hydesville wonende methodist John D. Fox abnormale
klopgeluiden en merkwaardige bewegingen van voorwerpen
waargenomen. Een als medium fungerende dochter van Fox
meende in die verschijnselen boodschappen van een vroeger in dat
huis vermoorde marskramer te herkennen.
Nadien stelden ook andere Amerikanen pogingen in het werk
soortgelijke 'communicatie' te voeren met overledenen. Intussen
overgewaaid naar Europa werd dit gebruik door de Fransman
Allan Kardec voorzien van de benaming 'spiritisme'. Een verhaal
over dit op z'n minst omstreden onderwerp, waarbij het 50-jarig
bestaan van het Spiritisch Genootschap Leiden aanleiding was de
mens achter de spiritist te gaan zoeken. Een gesprek met onder
meer een medium.
door Gerard van Putten
Een spiritistische séance. Met behulp van kruis en bord wordt getracht een antwoordt te krijgen op
gerichte vragen aan geesten van overledenen. (Uit: The occult and the supernatural, uitgOctopus»
Nogal wat mensen schijnen
hun vrijetijdsbesteding te
zoeken in een spiritistische
sessie waarbij voor de leut
wat wordt gemanipuleerd
met een kruis en een bord,
opgesierd met letters en cij
fers. Met name studenten
willen dergelijke attributen
nog wel eens uit de kast ha
len als onderbreking van de
studiesleur. Maar in het ge
bouw van speeltuinvereni
ging 'Morschkwartier', waar
het Spiritisch Genootschap
Leiden die avond een propa-
ganda-bijeenkomst belegt,
wordt de buitenstaander op
het hart gedrukt dat spiritis
me geen spel is. „Het is een
geloof', roept Amsterdam
mer Gerard Cup, die zich een
tamelijk bekend medium
noemt.
Zijn woorden worden met in
stemming begroet, de zaal blijkt
vrijwel uitsluitend gevuld met
geestverwanten. Op uitnodiging
van het 50-jarige genootschap
propageert Cup zijn overtuiging
die vooral in de kerkelijke we
reld wordt verafschuwd.
Christenen sluiten het uit dat
doden in contact kunnen komen
met levenden zonder ingrijpen
van God. Op grond van een uit
spraak van het Heilige Officie
van 1917 is het katholieken ver
boden deel te nemen aan spiritis
tische séances. Zelf orthodox-lu
thers opgevoed, vraagt Cup zich
af: „Hoe is het mogelijk dat men
sen met de Bijbel in de hand het
spiritisme afwijzen?"
Hij verwijst naar het Oude Tes
tament, Daniël 5. In dat hoofd
stuk wordt de ondergang be
schreven van Belsazar, koning
der Chaldeeën. Tijdens een maal
tijd, aangericht door de zoon van
Nebukadnezar, verscheen op de
muur van het koninklijk paleis
een hand die de woorden „mene,
mene, tekel, ufarsin" schreef. Ge
wogen en te licht bevonden. Pro
feet Daniël legde de tirannieke
vorst uit dat het geschrevene als
een Goddelijke waarschuwing
moest worden opgevat. Diezelf
de nacht werd Belsazar gedood.
'Niet ontkennen'
Hij verwijst naar het Nieuwe
Testament, Lucas 24. Daarin
wordt verhaald van de Emmaüs
gangers, twee volgelingen van
Jezus die na diens dood Jeruza
lem verlieten. Treurig gestemd
aanvaardden zij de terugtocht
naar hun dorp Emmaüs. „En het
geschiedde, terwijl zij daarover
spraken (over alles wat zich rond
Jezus had afgespeeld, v.P) dat
Jezus bij hen kwam en met hen
meeging. Maar hun ogen waren
bevangen, zodat ze Hem niet her
kenden". „En pas toen Hij met
hen het brood nam en den zegen
uitsprak, werden hun ogen ge
opend. En zij herkenden Hem;
en Hij verdween uit hun mid
den".
Cup verwijst ook naar de pro
feten die allerlei gezichten van
God kregen en Gods spraken
doorgaven aan het volk Israel,
zoals ook naar het Oude Testa
ment, I Samuel, hoofdstuk 3.
„Als gelovige mensen het ver
schijnen van Jezus na diens
dood niet ontkennen", roept
Cup, „dan kunnen zij ook het
spiritisme niet ontkennen".
Spiritisme. Wie zich ertoe aan
getrokken voelt, kan rekenen op
afwijzing, kritiek en onbegrip
van buitenstaanders. Zelden zul
len spiritisten ongevraagd uitko
men voor hun geloof in de voort
leving van de geest na de stoffe
lijke dood. Het Spiritisch Ge
nootschap Leiden bijvoorbeeld
zweert bij een vrij anoniem be
staan. Terloops werd in een be
scheiden aankondiging van de
bewuste propanda-avond het 50-
jarig jubileum aangestipt. In de
telefoongids schittert de vereni
ging door afwezigheid. Niet dat
de Leidse spiritisten zich scha
men voor wat zij hun geloof noe
men, verre van dat. Maar de erva
ring heeft hen geleerd dat spiri
tisme nogal eens in verband
wordt gebracht met geestelijke
abnormaliteit. Het etiket 'sekte
van de gekte' hebben ze in die 50
jaar herhaaldelijk opgeprikt ge
kregen. „De vooroordelen zijn
groot", meldt een spiritiste. „Als
mensen horen dat je gelooft in
spiritisme, denken ze meteen
aan zwevende tafels. Vaak vra
gen ze zich hardop af of je wel
goed bij je hoofd bent".
Misverstanden
De meeste spiritisten lopen
evenwel niet met hun hoofden in
de wolken, ze plegen met beide
benen op de grond te staan. Ze
beweren dat althans zelf. „Spre
ken over spiritisme is niet een
voudig", weet Cup, „er bestaan
veel misverstanden over, het
wordt dikwijls aangevochten".
Spreekt hij geloofsgenoten toe,
dan zal hij ze altijd voorhouden
voorzichtig te zijn met uitlatin
gen. Waarschuwen doet hij ook
voor spelletjes die kunnen ont
aarden in gevaarlijke experimen
ten. „Op scholierenfuiven",
spreekt Cup uit ondervinding,
„wil het wat dat betreft nog wei
eens uit de hand lopen".
Als op bijeenkomsten van spi
ritistische genootschappen ko
men dan een kruis (Cup: „Of een
glas") en een bord ter tafel waar
achter een aantal personen heeft
plaatsgenomen om de sfeer van
mystiek te proeven. „Soms krij
gen ze boodschappen van de an
dere kant, want er is op een der
gelijke sessie altijd wel iemand
die mediamiek begaafd is. Van
een dergelijk medium neemt een
intelligentie bezit om contacten
te kunnen leggen met overleven
den. Is er op een dergelijke bij
eenkomst geen magnetiseur of
helderziende aanwezig, dan
loopt zo'n medium de kans over
spannen te worden. Zelfs kan die
persoon in de vernieling raken,
in het geval een intelligentie over
een sterke kracht blijkt te bezit
ten. Na een paar maanden treedt
die intelligentie wel weer uit,
maar tussentijds kan de persoon
die als medium heeft gefungeerd
zich heel onprettig voelen.
Klachten hebben van allerlei
aard. Dokters weten daar geen
raad op. Er zijn mensen, die in
psychiatrische inrichtingen zijn
beland nadat ze in bezit waren
genomen door een krachtige
geest".
Geen lijn
Zelf zal Cup nooit voor de grap
in trance gaan. Daar is het niet
voor, benadrukt hij. Alleen als
anderen zijn hulp inroepen is hij
bereid als werktuig van de geest
van een overledene dienst doen,
mits Cup een magnetiseur of een
helderziende in zijn nabijheid
weet. „Zoeken doden contact
met overlevenden, dan moet je
die overledenen niet laten rus
ten", zegt hij ook. „Maar wij roe
pen geen doden op. Daartoe heb
ben wij niet het recht. Wij wach
ten communicatie met doden af.
Wij hebben geen directe lijn met
de andere kant".
Vlak na de tweede wereldoor
log ontsteeg de publieke interes
se voor het spiritisme haar nor
male proportie. Vooral familiele
den van vermisten zagen spiritis
tische verenigingen als centra
voor contact met hun naasten,
over wier lot ze in het duister
tastten. Veelal bedankten ze later
als lid, veelal met een gevoel van
teleurstelling. Maar binnen de
kring van spiritisten leeft van
oudsher al de overtuiging dat het
contact met een dode zich niet
op aanvraag tot stand laat bren
gen. „Bij elke séance moet je
maar weer afwachten wie er
komt", zegt Cup. „Het gebeurt
dikwijls dat je in contact komt
met dolende geesten. Met overle
denen die zich er niet eens van
bewust zijn dat ze dood zijn.
Meestal gaat het om mensen die
plots uit het leven zijn weggeno
men, die zijn overleden aan de
gevolgen van een auto-ongeluk,
lieden ook die zijn neergescho
ten".
De spiritisten beweren deze
„aardegebonden geesten" hulp
te kunnen bieden op redding
seances. 'Medium' Cup heeft een
afkeer van dat woord, „want wie
zijn wij om iemand te redden".
Wèl wordt de overledene voorge
houden dat-ie niet meer in 'de
stof verkeert. „Uw geest is uit
uw lichaam", wordt tijdens
een dergelijke zitting meestal ge
roepen, „u moet voort om tot het
Licht te komen".
Onderzoek
Al ruim een eeuw ligt het spiri
tisme ingebed tussen volkomen
haaks op elkaar staande beoor
delingen. Voor de een is het een
geloof. Voor de ander klinkklare
nonsens, zo niet erger. Ook in de
wereld der wetenschap lopen de
meningen over deze omstreden
materie uiteen. In 1882 begon de
in Londen gevestigde Society for
Psychical Research een parapsy
chologisch onderzoek, waarin
ook de zogenaamde 'spiritisti
sche verschijnselen' werden
meegenomen.
Citaat uit de Grote Winkler
Prins: „Dit onderzoek leidde tot
de erkenning dat tal van gevallen
van geestesverschijningen ge
heel buiten de spiritistische hy
pothese om verklaard kunnen
Worden. Voorts dat bij het zoe
ken naar een verklaring voor de
geconstateerde feiten steeds elk
geval op zichzelf moet worden
beoordeeld. Zo dienen bijvoor
beeld tal van verschijningen op
bedevaartplaatsen als hallucina
ties (zinsbegoocheling) te wor
den aangemerkt. Die het gevolg
zijn van het fixeren van heiligen
beelden door personen met een
levendig en aanschouwelijk
voorstellingsvermogen. Van pa
rapsychologische zijde heeft
men aangetoond dat in tal van
gevallen de verschijningen hun
oorsprong vinden in een telepa
thische beïnvloeding van de zij
de van nog in leven zijnde perso-
Professor W.H.C. Tenhaeff, in
leven hoogleraar in de parapsy
chologie in Utrecht, heeft lange
tijd naar bewijzen gezocht om
het bestaan van spiritisme te ont
kennen. „Pas aan het eind van
zijn leven heeft Tenhaeff toege
geven dat er meer is dan het le
ven op aarde", vertelt Hans van
de Muijzenberg, als assistent van
professor Van Praag verbonden
aan het Parapsychologisch Insti
tuut in Utrecht.
Steun
De in Utrecht aanwezige leer
stoel parapsychologie wordt bin
nen de spiritistische gemeen
schap als een steun in de rug ge
voeld. „Daar zijn wij erg blij
mee", zegt Cup. „Wij ontmoeten
in elk geval begrip van die kant",
is de mening van B.H. Strubbe,
al evenzeer een gekend spiritist.
„Voor ons staat het zonder
meer vast dat spiritisme geen on
zin is, omdat het voor ons vast
staat dat er wel degelijk leven na
de dood bestaat", laat parapsy
choloog Van de Muijzenberg we
ten.
Gevraagd naar enige bewijs
voering voor zijn stelling zegt
Van de Muyzenberg dat de wet
op de zwaartekracht ook nooit is
bewezen, zoals vrijwel geen en
kel natuurverschijnsel. „Wat
heet dus bewijs? Alle groten der
aarde hebben er al van getuigd
dat er leven na de dood bestaat.
Boedha, Plato, Socrates. Maar ze
hebben ook gezegd dat de mens
met z'n fikken moet afblijven
van de dode".
„Ik heb grote problemen met
het spiritisme", zegt hij ook. „Ik
maak bezwaar tegen initiatieven
die vanaf de aarde worden ont
plooid om met andere werkelijk
heden in contact te treden. Dat is
onze aardse taak ook niet. Men
sen die bevestiging zoek naar le
ven na de dood kunnen een druk
leggen op een mediamiek be
gaafd persoon. Vooral voor men
sen die van toeten noch blazen
weten, die niet beschikken over
paranormale ervaringen kan die
druk leiden tot de bewustwor
ding van hun eigen verdrongen
wereld. Van hun minder goede
ik. Ik ben er van overtuigd dat de
geestelijke groei van mensen ge
remd wordt, zodra ze informatie
gaan zoeken die ze niet kunnen
bevatten. Ik denk ook dat spiri
tisme een verschijnsel van voor
bijgaande aard is. Aan de ont
wikkeling van de mens draagt
het in elk geval weinig bij".
Levensduur
Terug naar het gebouw van
speeltuinvereniging 'Morsch
kwartier', waar een onlangs toe
getreden clublid het Leids Spiri
tisch Genootschap in het alge
meen en het spiritisme in het bij
zonder een lange levensduur
voorspelt. „Binnen 15 jaar zijn
we een grote club, neem dat van
mij aan".
Hij zegt paranormaal begaafd
te zijn, hij is hier als het ware
naar toe getrokken. „Spiritisme
is zo mooi", omhelst hij z'n pas
gevonden overtuiging met enige
zendingsdrang.
Pratend vanuit zijn 37-jarige
praktijk geeft medium Cup hem
de bevestiging van z'n keuze. Al
thans, volgens deze Leidse spiri
tist spreekt „die man mooie
woorden en geeft ook begrijpelij
ke antwoorden op de gestelde
vragen".
De spreker vindt het niet
vreemd dat-ie zoveel begrip on
der z'n toehoorders ontmoet. Hij
zegt zich al jaren gesterkt te voe
len door de steun van de geesten
van „drie helpers". .,Het gaat om
een Franse dokter die me helpt
bij het magnetiseren, een ooster
ling en broeder Franciscus, een
monnik. Die neemt bezit van me,
zodra ik moet spreken. Francis
cus inspireert me, die spreekt me
als het ware toe
Uitgebreid schetst hij zijn le
vensloop, voor een belangrijk
deel bepaald door zijn grootva
der. „Die was mediamiek be
gaafd. Hij was het zwarte schaap
van de familie. Zwarte kunst
vonden ze het, wat hij deed. Mijn
grootvader had alleen maar lage-
re school gehad, maar in trance
schreef hij recepten die bij de
apotheek bleken te kloppen. De
mensen vonden er baat bij. Ik
was zijn lievelingetje, die man
moet hebben beseft dat ik over
mediamieke gaven beschikte.
Maar praten deed-ie er niet over.
Pas toen ik een jaar of 15 was,
hebben we er heel summier over
gesproken. In 1942 kwam hij te
overlijden. Ik kreeg een seintje
van mijn grootmoeder, hij lag in
coma, het had weinig zin om te
komen. Maar ik ging toch. Hij
deed zijn ogen open toen ik
kwam. Een uur heb ik nog met
hem gesproken, de dokter be
greep daar helemaal niets van.
Thuisgekomen vertelde ik van
het voorval. Mijn verhaal werd
onderbroken door de piano.
Daar werden twee tonen op aan
geslagen, een hoge en daarna een
lage toon. Een kwartier later ging
de telefoon, toen bleek dat mijn
grootvader was overleden op het
tijdstip dat ik die twee pianoto-
nen hoorde".
Tweestrijd
In 1947 kreeg Cup opnieuw
„een zetje" in de richting van het
spiritisme. In de huiskamer, is
zijn relaas, zag hij toentertijd in
een flits de gedaante van broeder
Franciscus. „Ik heb hem heel
kort gezien, maar nu nog kan ik
hem beschrijven". Vanwege zijn
streng-orthodox lutherse opvoe
ding heeft Cup in die dagen in
een enorme tweestrijd verkeerd,
zelf waande hij zich overspan
nen. Hij raadpleegde de dokter
die aanvankelijk dacht dat Cup
van lotje was getikt. Maar het on
derzoek leverde niets op. „Jij",
zei zijn arts toen, jij moet para
normaal begaafd zijn".
Avonden lang heeft Cup daar
na gesproken met zijn huispredi
kant. „Wat denkt u er van, be
staat spiritisme volgens u?",
vroeg Cup zijn dominee. Een
schamper lachje volgde, maar
geen ontkenning. „Hij wist meer
van spiritisme dan ik dacht. Weet
wel waar je aan begint, zei hij".
Vraagbaak
Zevendertig jaar na dato be
schouwt Cup zichzelf als een „in
strument van een hogere
macht". Hij wordt die avond
door leden van het Spiritisch Ge
nootschap Leiden gezien als een
gezaghebbende vraagbaak. Een
bezoeker legt hem het probleem
voor van een kennis. Diens huis
schijnt te worden beheerst door
een opa die zeven jaar geleden is
overleden. „Hier beneden heeft
die man het niet best gedaan. Hij
laat voortdurend van zijn aanwe
zigheid blijken, het is daar een
onhoudbare toestand. Zelf heb
ik daar de deur drie keer horen
slaan, terwijl die dicht was. Ik
voelde daar ook een ijzige kou
over mij komen. Hoe moet die
man in betere, hogere sferen
worden gebracht?"
In een korte séance kan vol
gens Cup wellicht „een gesprek"
worden aangeknoopt met die
opa. „Dan zal hem duidelijk
moeten worden gemaakt dat-ie
moet verdwijnen. Hij moet nog
geweldig aardgebonden zijn".
Het medium toont zich in prin
cipe bereid zijn bemiddeling te
verlenen in deze kwestie, op ba
sis van reiskostenvergoeding.
Wijs geworden door ervaringen
uit het verleden zal Cup zich la
ten vergezellen van een helder
ziende en een transmedium.
„Want één keer heb ik het mee
gemaakt dat een intelligentie
niet uit mij wilde treden. Ik heb
toen een ontzaglijke schok ge
had".
Andere vraag uit de zaal, ge
steld door een dame. Zij meldt
dat ze de stem van een zes jaar
geleden gestorven vrouw op de
band heeft vastgelegd. „Ik heb
haar dochter opgebeld. Die wilde
het cassettebandje graag afluis
teren. De cassetterecorder ging
naar de knoppen een week nadat
ze de stem van haar moeder had
gehoord. Heeft dat een beteke
nis?"
„Het hoeft niet zo te zijn dat
die moeder dat heeft gedaan.
Maar misschien de vader ver
moedt Cup. De dame vertelt dat
die man in leven „niet zo" was.
„Dan kan het een ander overle
den familielid zijn geweest dat
die recorder heeft vernield.
Misschien uit jaloezie, omdat-ie
niet op de band stond".
Spiritisme, is dat onzin of een
geloofsovertuiging? De al dik
een eeuw durende discussie zal
zich vermoedelijk tot in lengten
van dagen voortslepen. „Met ie
dereen ben ik bereid daarover te
discussiëren, mits de toon van
het gesprek redelijk blijft", zegt
Cup. „Maar geloof kan ik nie
mand geven".
„In elk geval wacht ik in grote
rust op de dood", vertrouwt een
overtuigd spiritist zijn omstan
ders toe. „Want dacht u dat God
de mens, het machtigste wezen
op aarde, heeft geschapen om 60.
70 jaar te laten worden? Nee, ik
kom terug of krijg hierboven
straks een andere taak".
Met behulp van heel eenvoudige middelen wordt contact gezocht met
dew overledenen.
Om elke relatie met drankge
bruik uit te sluiten, hebben de
oprichters van het Spiritisch
Genootschap Leiden de ver-
enigingsnaam vijftig jaar gele
den bewust voorzien van een
taalkundige kronkel. „In die
tijd werd er nog al veel ge
dronken. Zouden de bestuur
ders destijds de vereniging
Spiritistisch Genootschap
hebben genoemd, wie weet
dat een en ander dan in ver
band was gebracht met be
grippen als spiritus en spiri
tualiën", zegt secretaresse
Monné.
Ze loopt al lang mee in de
mystieke wereld van het spiri
tisme, haar moeder was één
van de oprichtsters van het
genootschap. Van de beginpe
riode is weinig tastbaars be
waard gebleven. Zowat het
hele archief werd tijdens de
Tweede Wereldoorlog in be
slag genomen. „Aan spiritis
me mocht in de oorlog niet
worden gedaan".
Op 28 november bestaat het
genootschap, dat na vele om
zwervingen nu onderdak
vindt in een gebouw aan de
Lage Mors weg, 50 jaar. Mis
schien aanleiding om wat te
doen aan die taalkundig on
juiste verenigingsnaam?
„Nee", reageert
Monné. „We blijven zo heten.
Trouwens, iedereen mag toch
zelf weten welke naam die wil
geven aan een vereniging"..