Nico v.d. Meel: 'Ook als ik dirigeer ben ik zanger' Frans Zwartjes verbetert ballet Twee paar handen leiden Collegium Musicum 'Purper'meer vorm dan inhoud Robert Szeder: beheerste passie Farha: hoorn des overvloeds 19800NDERDAG 22 NOVEMBER 1984 RADIO-TV-KÜNSTy'l PAGINA 25 Robert Eliscu: oorlog en vrede. Nico v.d. Meel: samen zingen De muzikale leiding van Col legium Musicum ligt, sinds september, in twee paar han den. Vorig seizoen nam de di rigent Bruno de Grceve af scheid om te gaan doceren aan het Conservatorium van Gro ningen. Nu hebben koor en or kest eik een eigen dirigent, respectievelijk Nico van der Meel en Robert Eliscu. Met het oog op het eerste concert waar zij verantwoordelijk voor zullen zijn, a.s. vrijdag avond, in het Rijnlands Ly ceum in Oegstgeest, sprak El len Looyestijn met hen. door Ellen Looyestijn LEIDEN - 'Hoe de samenwerking tussen ons verloopt, we weten het niet. Per slot van rekening zijn we nog maar zo kort bezig'. Nico v.d. Meel en Robert Eliscu zeggen het vrijwel tegelijkertijd. Inderdaad: de repetities lopen pas twee maanden en het eerste con cert staat al voor de deur. Beide di rigenten zien die samenwerking echter wel zitten. Zij kunnen met elkaar overleggen welke stukken uitgevoerd zullen worden en daar in de eigen voorkeuren een beetje uitleven: Nico zou graag eens Can tate 150 van Bach uitvoeren; Ro bert is dol op Mozart. Robert Eliscu is afkomstig uit Amerika, waar hij musicologie en hobo studeerde. Hij studeerde en werkte 14 jaar in Duitsland (West- Berlijn en München). Zijn muzika le aspiraties zijn veelzijdig: "Vroe ger leefde ik alleen voor de hobo. Stukje voor stukje kwam bij mij het bewustzijn dat de hobo maar een deel van een groter geheel is: het orkest. Ik houd me niet alleen bezig met de directie van orkesten; ik componeer ook muziek er voor. Ik ben nu bezig met een stuk voor koor en orkest (blik naar Nico van der Meel: misschien iets voor CM?): 'Et in terra Pax'. Het gaat over het thema oorlog en vrede, maar uiteindelijk is het een vrolijk stuk". Hij dirigeerde tot nu toe steeds beroepsorkesten; nu staat hij voor het eerst voor een amateurgezel schap. Hoe vindt hij dat? "Dat gaat prima, want Collegium. Musicum heeft een goed orkest. De bezetting is bijna volledig; alleen in de kopersectie zijn nog enkele vacatures. Er zijn in de audities in september veel nieuwe en goede instrumentalisten bijgekomen". Een wensdroom van Robert Elis cu is dat het repetitie schema er an ders uit zou zien: hij zou graag twee keer per week repeteren, zo dat het gemakkelijker is, de draad van concentratie vast te houden en een spanningsboog naar de uitvoe ring toe op de bouwen. Nico van der Meel ziet dit iets an ders: "Het verschil tussen ama teur- en beroepsmusici is onder meer dat de eersten ook nog ande re dingen aan hun hoofd hebben, zoals bijvoorbeeld een studie. Je kunt dan niet meer dan één repeti tie per week opeisen. De repetitie- weekeinden moeten er voor zorgen dat er toch geconcentreerd naar een uitvoering toe gewerkt wordt". Ook hij is tevreden met de bezet ting van het grote, ruim 70 leden tellende, CM-koor. Er zijn tijdens de audities 20 nieuwe zangers toe gelaten. In verhouding zijn er te weinig mannenstemmen, maar dat verschijnsel is algemeen. Nico van der Meel leidde al enke lejaren de (zoals hij het zelf noemt) gevorderde koorcursus van CM. Daarnaast is hij dirigent van het William Byrd Vocaal Ensemble, een kamerkoor dat hij samen met anderen oprichtte. Hij studeert nog aan het Rotterdams Conservato rium, zang. Ziet hij zichzelf in de toekomst als zanger of als dirigent? Zonder aarzeling is het antwoord: "Als zanger. Ook als ik dirigeer ben ik zanger. Voor mij is dirigeren in de eerste plaats: samen zingen. Daar om is het ook zo leuk drie zo ver schillende koren in Leiden te heb ben: het William Byrd, dat inmid dels een stabiel kamerkoor gewor den is, waar je door de continuïteit van de bezetting eisen kan stellen aan de koorklank; het kamerkoor van CM, dat heel klein is en bestaat uit een steeds wisselende groep zangers (de meeste blijven onge veer twee jaar en vertrekken dan naar elders) en het grote koor van CM, dat veel amorfer is. Het per soonlijke contact bij zo'n grote groep is veel kleiner, dus de diri gent drukt dan meer zijn stempel op een uitvoering. Het is wel erg belangrijk dat er elke repetitie iets geleerd wordt. Wanneer iemand er niets meer leert, moet hij of zij doorschuiven naar een koor waar meer eisen gesteld worden". In elk geval stellen beide dirigen ten eisen aan zichzelf: het pro gramma van het gezamenlijke con cert (Brahms, Berlioz, Kodély, Schubert en Bértok) is er het be wijs van. Ik hou gewoon m'n adem in' I EflH een registratie van toneel, opera of ■ufl ballet op televisie erg veel verlo- ma ren. De close-ups van gezichten wegen niet op tegen het gemis van de lijfelijke aanwezigheid. Boven dien, zoveel close-ups krijg je jOU meestal niet te zien. Televisie-re- ie d< gisseurs hebben meestal een voor- ïraa keur voor risicoloze beelden van fcojhet hele podium; een dansgroep krijgt dan de afmetingen van de in- houd van een doosje lucifers, dat op het podium is leeggeschud. ui: Niets van dat alles bij de verfil i ming door Frans Zwartjes van 'Ik mak hou gewoon m'n adem in', een bal- let van Rudi van Dantzig voor het Nationale Ballet, dat vanavond te zien is in de VARA-kunstrubriek tip'De Verbeelding'. Het is voor het eerst dat een ballet van het NB niet door een tv-regisseur, maar door keej.een filmer is opgenomen. Voor mij ioor is het één van de zeldzame voor- irigt beelden, waarbij de voorstelling er Perk door de tv-registratie beter op is \edegeworden. :t hij Zwartjes heeft een zeer nadruk kelijke tweede regie gelegd over de eerste regie van Van Dantzig zelf. Bij hem geen totaal-shots. Van de twaalf dansers brengt hij er steeds maar een paar in beeld, en dat hoe ven niet eens degenen te zijn die op dat moment de centrale rollen ver vullen. Veel gezichten krijg je te zien, maar soms ook lichamen zon der hoofd. Zelden staan de figuren keurig midden in het beeld, zoals dat op televisie te doen gebruike lijk is. De dansers komen tevoor schijn uit de hoeken van het scherm, en spreiden armen of be nen uit tot ver buiten de opper vlakte van het beeldscherm. De shots zijn vaak van heel korte duur en door overvloeiers verbonden. In feite is daardoor een heel nieuw ballet ontstaan. Een deel van de samenhang van het oor spronkelijke ballet is bij Zwartjes verloren gegaan. De verschillende dansparen zijn in zijn regie niet ge makkelijk als zodanig te herken nen. Ook kun je de tijdsduur van sommige houdingen niet meer achterhalen; als twee elkaar om helzende dansers in beeld komen, weet je niet of ze al lang zo staan, of elkaar zojuist in de armen zijn ge vallen. Daar staat tegenover, dat Zwar tjes 'Ik hou gewoon m'n adem in' een spanning en dynamiek mee geeft, die het op het podium niet had. Het is een ballet rond de liede ren van twee straatzangers, de Ge broeders Flint. Ze begeleiden zich zelf op de accordeon bij hun le vensliederen, die vaak gaan over de uitzichtsloosheid van het be staan. De strekking van die liedjes wordt door de in vodden gehulde dansers in beweging omgezet. Op het podium kwam het op rechte engagement van Van Dant zig nogal gladjes over. Volkskunst van dansers in zorgvuldig ontwor pen lompen en straatzangers uit een rijtjeshuis. Zwartjes is daar in zijn beeldregie als het ware met schuurpapier overheen gegaan. Hij heeft de gladde kanten van weer- haakjes voorzien, waarmee de dans aan het netvlies blijft hangen. 'Ik hou gewoon m'n adem in' wordt vooraf gegaan door een re portage van Zwartjes over de in studering van 'Romeo en Julia', het avondvullende ballet van Van Dantzig, dat een maand lang Carré deed volstromen. Een zuiver filmverslag, waarin geen woord wordt gesproken of uitgelegd. Je ziet de dansers in hun trainings pakken bepaalde scènes oefenen en daarna diezelfde scènes tijdens een uitvoering. Hier werkt de persoonlijke aanpak van Zwartjes veel minder goed. Zijn impressies zijn nogal warrig en maken weinig duidelijk over het moeizame wordingspro ces van een zo grote produktie. Ze houden de mythe in stand van dan sers als moeiteloos zwevende we zentjes. (Nederland 2, 23.00 uur) Fragment uit "Ik hou gewoon m'n adem in". 'Purper III*. gespeeld door Adelheid Koosen, 'l ome van Benthem, Willem Gülcher, Haye van der Heyden en Erik Brey. Gezien op 21 november in de Leidse Schouwburg. LEIDEN - De leden van Purper zijn met hun der de programma al enige tijd op tournee door het land. Dat is goed té merken, want 'Purper III' loopt ge-olied en wordt geroutineerd afgewerkt. Zonder overigens in al te routineuze gebaren en bewegin gen te vervallen, want juist het spontaan overko mende en bijna ouderwetse studentikoze karakter doet geloofwaardig aan en behoort tot de sterkste punten van deze groep. Zo zeer zelfs, dat het een enkele keer moet verhullen, dat haar programma eigenlijk nergens over gaat. Op dat punt wordt Purper dan ook nogal eens aangevallen. Het is waar, dat de vormgeving het ruimschoots wint van het inhoudelijke aspect Toch kun je dat Purper niet echt zonder meer als afwijzende kritiek aanwrijven, want men preten deert ook niet meer en niet minder dan 'alleen maar' een avond lang amusement te brengen. Dat stelt natuurlijk wel hoge eisen aan de originaliteit en het avondvullende verrassingseffect van de vormgeving. Daaraan wordt jammer genoeg niet geheel voldaan; zeker voor de pauze zitten er een paar nummers in het programma, die erg flauw zijn en waarbij het ontbreken van een inhoudelijke kant gewoon hinderlijk wordt. Het vervolgverhaaltje van de twee muizen bij voorbeeld, waarin het getob van menselijke rela ties op het dierenrijk wordt geprojecteerd, is te ma ger om als een rode draad tot drie maal toe steeds weer opgenomen te worden. Vrijwel alle teksten zijn van Have van der Heyden, die na de pauze met The ugly duck', het verhaal over het lelijke eendje, de allerminst originele vondst van half Nederlands, half Engels toepast. Zoiets kan misschien nog net in een schoolcabaret, maar zelfs daar is dat nog maar de vraag. Op hun best zijn de Purper-leden, als ze zingen - en gelukkig doen ze dat zeer regelmatig. Zo is er een heerlijke medley van liedjes uit de jaren vijftig en een fraaie parodie op Charles Aznavour (vooral de triller in zijn stem moet het ontgelden) in een nummer, waar liedjes over 'de moeder' het thema vormen. Het Chinese nummer over een stervende vader en zijn beide zonen mag er ook best zijn. Bij het ensceneren van een doktersromannetje als stripverhaal worden op geestige wijze allerlei vi suele grappen toegepast en ook het lied over Hol land in de regen is grappig in scène gezet. De optredens van het ensemble - dat zijn de beste programma-onderdelen - worden door soli afgewis seld, waarbij Adelheid Roosen en Haye van der Heyden er door hun theaterpersoonlijkheid net iets meer uitspringen. De feestelijk opgemaakte schuimtaart, die Purper ons met dit programma voorschotelt, oogt smaakvol, maar is soms iets te luchtig WIJNAND ZEILSTRA. Recital door Robert Szeder, viool, en Peter Zimmerman, piano. Uitgevoerd werden werken van Mozart, Brahms en Franck. Kapelzaal van K&O, 21 november. LEIDEN - Het vioolspel van Robert Szeder wist het schaarse publiek bij K&O tot aandachtige con centratie te brengen. Deze violist, die oorspronke lijk uit Polen komt, heeft een duidelijke streek, maakt in principe een brede, lyrische toon, maar daar waar dat verlangt wordt kan de toon ook we ker en intiemer klinken, zoals in het 'recitativo-fan tasia' van César Francks Sonate in A. Ook is zijn spel stijlgevoelig: Mozarts Sonate in G (KV 301) en diens 'Twaalf variaties' in G (KV 374a) werden hel der gearticuleerd, bijna zonder vibrato - hoewel soms, verrassend!, middenin een variatie een vleugje weemoed je even andere associaties be zorgt dan meestal bij Mozart het geval is. Fijn is dat. Het temperament waarmee Robert Szeder zijn intensieve lijnenspel neerzet werd jammer niet erg ondersteund en/of beantwoord door het pianospel van Peter Zimmerman. Deze speelde keurig ade quaat; hij liet zich niet meeslepen in de vaart van de muzikale impuls, hetgeen zo nu en dan letterlijk hoorbaar was in tempofricties. Ook in dynamisch opzicht was de balans niet optimaal: een dichte vleugel klonk machteloos en benauwd, open was de toon te bot. Desondanks speelde Robert Szeder met zoveel overtuiging dat je al deze tekortkomin gen met de fantasie bijna kon aanvullen. ELLEN LOOYESTIJN. In samenwerking met de vereniging 'Vrienden van het Lied' begint aan staande vrijdag de Vocalistenserie van K&O. Het eerste concert wordt gege ven door de bariton Max van Egmond, begeleid door Jacques Boogaard, luit, en Jaap Dieleman, piano. LEIDEN - De Vocalistenserie van K&O begint bijzonder aantrekke lijk. Max van Egmond presenteert een programma getiteld 'Stemmen en stijlen'. Liederen uit verschil lende stijlperioden en uit diverse landen zullen worden vergeleken. Ook de Nederlandse muziek heeft in dit programma een belangrijk aandeel: Max van Egmond begint met een viertal liederen van Con- stantijn Huygens, die leefde van 1596 tot 1687. Van deze componist, die meer bekendheid verwierf als diplomaat en als dichter, is bijna het gehele muzikale oeuvre verlo ren gegaan. Van de ruim 800 mu ziekwerken die hij schreef is alleen de bundel 'Pathodia Sacra et profa- na' nog over. Het niveau van deze 20 Psalmen, 12 Italiaanse 'arie' en 7 Franse 'airs' bezorgen je een gevoel van spijt over het verlies van de an dere composities. Huygens ver diept de teksten die hij gebruikt op heel eigen wijze: hij probeert zo di rect mogelijk de emotie van een woord apart, van een zin in zijn ge heel, in noten te vangen. De Psalm 'Laetatus sum' (Ik ben blij), die Max van Egmond vrijdagavond zal zingen, geeft een blij gevoel, o.a. door het gebruik van de driedelige maat die afgewisseld wordt met de Kivïinriiiimmv mmrrm vierdelige, en door de opgewekte opwaartse kwartsprong waar de melodie mee begint. De twee Ita liaanse ariaatjes laten de humor van Huygens zien: in de 'Serenata' wordt de verliefde persoon ge kweld door gevoelens die stormen en bliksems trotseren: al dat na tuurgeweld, maar ook de ver scheurdheid van het gemoed wor den beeldend neergezet met een tikje ironie, wanneer de geliefde ondanks al dit vertoon van aanhan kelijkheid gewoon doorslaapt. De - Huygens-liederen worden door de luit begeleid, evenals de Engelse luitliederen die daarna volgen. Het programma voor de pauze wordt besloten met vier Italiaanse aria's van o.a. Caccini en Montever di. Het zal van belang zijn een zan ger als Max van Egmond, die zich zo intensief en op internationaal vlak heeft beziggehouden met re naissance- en barokmuziek, zijn vi sie te zien geven op deze compo nisten en zijn uitleg daarbij te ho- Liederen met pianobegeleiding, vanaf de Romantiek tot in de twin tigste eeuw, komen na de pauze aan de orde. Eerst wordt opus 12, 'Gesange des Harfners' van Schu bert belicht. De teksten van deze liederen zijn uit de 'Wilhelm Meis ter' van Goethe. In deze gedichten wordt de paradox van de Roman tiek prachtig en helder gestalte ge geven: und kann ich nur ein- mal recht einsam sein, dann bin ich nicht allein!' en kan ik slechts één keer echt eenzaam zijn, dan ben ik niet alleen!). De schilder/beeldhouwer Miche langelo heeft ook enkele gedichten nagelaten die componisten inspi reerden, o.a. B. Britten en H. Wolf. De zettingen van deze laatste zul len door Max van Egmond en Jaap Dieleman worden uitgevoerd. Het is essentieel voor de liederen van Wolf dat de piano en de zang een complete eenheid vormen; met Jaap Dieleman, die zelf zanger is, achter de vleugel krijgt dit aspect een extra dimensie. Besloten wordt met de Three Songs on British Verse' van de Ne- Moor van Egmond (foto pu derlandse componist Alexander Voormolen (1895-1980). Ook in de ze liederen, die gecomponeerd werden in 1948 en die in 1961 de 'Visse Neerlandia prijs' kregen, steekt de ironie de kop op (typisch Nederlands?), vooral in het laatste lied: 'I am confirmed' op een tekst van Sir John Suckling. Op spotten de toon wordt de liefde en trouw van de vrouw in twijfel getrokken Het moet leuk zijn, voor een man, om dat lied te kunnen zingen. ELLEN LOOYESTIJN Vier jonge choreografen bij het Nationale Ballet Nieuwe generatie choreografen-pro gramma van het Nationale Ballet met premières van 'Haydn Symfo nie' (Jan Linkens/Haydn), 'This way and that' Leo Besseling/David Syl vian), 'Say it again. Louder' (John Wisman/Luciano Berio) en 'A bad in fluence' (Clint Farha/Zappa, Bowie, Prokofiev e.a.). Geizne op 21 novem ber in de Stadsschouwburg, Utrecht. Herhalingen op 22 november in het Circustheater, Scheveningen en op 27, 28 (ook matinee) en 29 november in de Stadsschouwburg, Amster- UTRECHT - Het Nationale Bal let is een pallet met vele kleuren, om het maar eens met een verge lijking uit de oude doos te om schrijven. Dat blijkt wel uit het nieuwe programma, waarin vier jonge choreografen - allen dan sers van het gezelschap - zich ie der met een nieuwe choreografie presenteren. Het programma als geheel is een soort variété van de moderne podiumdans, een wir war van stijlen en sferen, waaruit vooral Clint Farha en in iets min dere mate John Wisman als cho reografische beloftes naar voren komen. Het programma opent met een ballet van Jan Linkens op Sym fonie nr. 86 van Haydn. Hij is de meest ervarene van het viertal en ook de enige die een puur klas sieke techniek hanteert. 'Haydn Symfonie' is een ballet in grote bezetting (dertig dansers), en met vier paren van solisten. In het begin ervan lijkt Linkens eni ge afstand te nemen van zijn eer dere, meer lyrische werk. Stren ge, geometrische lijnen voor so listen en corps de ballet, die doen denken aan een eenvoudige va riant op Balanchine. Later, als de muziek trager wordt, raakt de onderkoelde spanning zoek tus sen alle franje; tussenstapjes die het tempo breken en veel over tollig armgezwaai. De dansers krijgen ruim de ge legenheid hun technisch kunnen te tonen - Caroline Iura kreeg een open doekje voor een pirouette, waarbij ze minstens dertig keer om haar as draaide - in al dit kla tergoud, waar de verrassing te snel vanaf is. 'This way and that' betekende de vuurdoop voor Leo Besseling. Het ballet is gemaakt op muziek van David Sylvian. Ik stel me zo voor hoe Besseling vermakt raakte toen hij voor het eerst 'Brilliant Trees' draaide, spon taan een vreugdedansje begon en dacht: daar moet ik een ballet op maken. Helaas, hij koos voor een hu moristische benadering ervan. En als dansers zich aan humor wagen, kun je je meestal maar beter uit de voeten maken. Drie danseressen die zogenaamd niet weten wat hen te doen staat im proviseren wat op drie songs. Eén grote gimmick eigenlijk, waarbij het statige walsje aan het slot nog het aardigst is. En de kostuums zijn prachtig. Flitsend John Wisman komt in 'Say it again. Louder' als choreograaf veel sterker naar voren dan met zijn debuut van twee jaar gele den. De choreografie wordt sterk bepaald door het decor van Henk Schut: zes grote, beweegbare schermen, die met een doorzich tig doek zijn bespannen. Dat le vert een strakke ordening van de ruimte op, die sterk contrastreert met de grillige muziek van Berio, een collage van stemmen en in strumentale klanken. De dans is het verbindend ele ment tussen vormgeving en mu ziek. Krachtige, energieke bewe gingen waarmee de acht dansers soms Harden van de woorden m dans omzetten. Wisman heeft van deze vier choreografen het meest naar Van Dantzig gekeken en heeft, net als hij, veel te vertel len. Het beste stuk was voor het slot bewaard. Clint Farha is een groot danser; daaraan twijfelt niemand... behalve hij zelf. Een zelfde twijfel aan eigen kunnen spreekt uit 'A bad influence', zijn eerste choreografie voor het NB. Hij vertelt er zijn eigen levens wandel in. Toer van Schayk - voor één keer weer op de dans vloer - speelt de rol van 'Clint Farha' en doet dat prachtig. Eerst als klein jongetje dat ook graag voetbalt, maar toch voor dans kiest. Zijn danscarrière wordt in een flitsende parodie op tal van dansstijlen getoond. Je ziet dan hoe 'Farha' zich. eerst aarzelend, aan een eigen choreo grafie waagt. Kromgebogen keert hij uiteindelijk 'het vak' de rug toe en zoekt soelaas in de kroeg. Daar krijgt de dans, in de vorm van disco, hem toch weer te pakken. Danstechnisch is het allemaal niet schokkend wat Farha laat zien, maar zijn grote gevoel voor theater maakt dat ruimschoots goed. Hij relativeert zich voort durend met tomeloze humor en groteske taferelen. Een Ameri kaanse hoorn des overvloeds waar nog veel moois uit kan ko men. ARIEJAN KORTEWEG Scène uit 'A bad influence' van Clint t arha bij het Nationale Ballet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 25