Zeven mille vooreen doosje wijn Derde industriële revolutie in Vlaanderen begonnen Keldertje uitbreiden bij Christie's: een dure aangelegenheid achterstond ZATERDAG 10 NOVEMBER 1984 EXTRA PAGINA 27 Niet iedereen zal zich een doosje Chateau Margaux 1961 a raison van zevenduizend gulden kunnen permitteren. Toch bestaat er flink wat (internationale) belangstelling voor de halfjaarlijkse wijnveilingen bij Christie's in Amsterdam, waar het je als leek een beetje begint te duizelen. Eén keer de hand opsteken en de fles Pomerol van het Chateau Petrus wordt nog eens honderd gulden duurder. Terwijl in het centrum van de hoofdstad de kraakbeweging slag levert met de politie over het recht van wonen en het onrecht van ontruimen, heerst op de bovenste etage van veilinghuis Christie's een bijna serene sfeer. De magnum Chateau Petrus wordt bewonderd, als geldt het een zoveelste wereldwonder. Het topexemplaar van de halfjaarlijkse wijnveiling. Wie straks, na de afslag van veilingmeester Duncan McEuen met die fles naar huis gaat, mag zich ongekroond de grote winnaar van deze veiling noemen. Dan is er echter wel een meer dan modaal netto maandsalaris neergeteld voor 1,6 liter rode wijn, die 30 jaar lang in een kelder in Heemstede heeft gelegen. Door verkopen als bovengenoemd hebben de halfjaarlijkse wijnveilingen van Christie's de naam gekregen nogal snobistisch te zijn. Wijnen die voor meer dan duizend gulden per fles onder de hamer gaan zijn immers geen alledaags verschijnsel en menigeen zal zichzelf de nuchtere en typisch Holandse vraag stellen of het verschil in harde hollandse guldens tussen die eerder genoemde Pomerol en een soortgelijke fles van wat jonger datum bij de slijter of wijnhandelaar vandaan, nog echt te proeven is. Echte wijnkenners zeggen van wel. En het fanatisme van sommige wijnliefhebbers gaat inderdaad ver. Zeker als het huishoudboekje dat toelaat. Emmers Aan het begin van de middag stroomt de veilingzaal aan de Cornelis Schuytstraat langzaam vol. Op een lange tafel achterin de zaal staan rijen genummerde flessen. Ontkurkt. Glazen staan schoongespoeld op een tweede tafel. Crackers en emmers met zaagsel. Een proeverij dus. Van wijnen die straks geveild worden en waarvan wat grotere hoeveelheden zijn, kan door de adspirant-kopers tevoren geproefd jvorderi. Dat gebeurt vakkundig en veelvuldig. Er zijn er maar weinig die de wijn volgens de etiquette uitspuwen in de emmers. En gelijk hebben ze. En tweeduizend, gulden geboden daar... Rond de proeftafel ook dé bekende discussies. "De '70-er Chateau de la Rivière, Fronsac, cru bourgeois, is over zijn hoogtepunt heen", meent de ene kenner. „Ik meen van niet", is het oordeel van zijn buurman. Het zijn twee liefhebbers, die beiden wijn als hobby hebben en de veiling bezoeken om te proberen een leuke wijn voor een aardig prijsje in te slaan. „Er zit iets van avontuur in, zo'n veiling bezoeken. Het is nu de tweede keer dat ik het doe. Je komt er andere wijnen tegen dan bij de wijnhuizen en zeker met die kleine partijtjes, als de handelaren er niet zoveel in zien, kan de prijs nog wel eens opvallend laag blijven. Dan kun je je kelder weer eens uitbreiden". Ruim voor het begin van de echte veiling is de zaal al goed vol. De uitgebreide en overzichtelijke catalogus wordt veelvuldig geraadpleegd. Aantekeningen worden gemaakt. Een restaurateur heeft zijn zinnen gezet op een aantal dozijnen Domaine de Haut Brugas,1975, een Listrac. Volgens de catalogus moet die wijn tussen de 150 en de 180 gulden per dozijn opbrengen. Dat is per fles f 12,50 tot f 15. En '75 was natuurlijk een van de mooiste wijnjaren van deze Pronkstukken wmm^ Veilingmeester Duncan McEuen heeft zijn plek achter de tafel ingenomen. De zaal is meteen opmerkelijk stil. Naast hem staan de pronkstukken van de veiling. De eerder genoemde Pomerol, oeroude Madeira's uit 1715,1789 en 1842, een cognac uit 1811 en twee flessen Chateau Margaux uit 1899. De voertaal is Engels. „Here's lot number one, Chateau de la Riviere, Vintage 1970. Per dozen. Fifty, fifty five, sixty, sixty five...". Amper een minuut later slaat Duncan McEuen af bij 170 gulden. Een tientje lager dan de schatting van het veilinghuis was. Het bieden gaat bij opsteken van nummer. Dat nummer staat weer gekoppeld aan een computer, zodat de mensen van Christie's weten waar de rekening heen moet. Het verloop van de veiling dreigt saai te worden. Veilingmeester McEuen slaagt er in zeker 110 tot 120 nummers per uur te veilen. Ga dus maar na. Een halve minuut om voor twaalf flessen wijn 50 tot eh... 150 gulden te vragen. Met weemoed wordt er door enkele vaste bezoekers van de veiling teruggedacht aan de dagen dat de Engelse veilingmeester Michael Broadband nog de hamer hanteerde. Dan had zo'n veiling meer weg van een conference. Maar ja, dan zouden er wel meteen twee dagen in plaats van een dag voor uitgetrokken moeten worden. Opvallend weinig zakenlieden, vertegenwoordigers van wijnhuizen, ditmaal. Daarentegen wel veel buitenlanders. Japanners, Amerikanen en een verdwaalde Engelsman. „Dat komt wel meer voor. Het hangt af van het aanbod dat we hebben. Er zitten ditmaal erg veel interessante wijnen bij en daarvoor is ook in het buitenland volop interesse. Vooral Japan is een markt waarvan we een toenemende belangstelling mogen ervaren", aldus een medewerkster van het veilinghuis in een gefluisterde toelichting. Op de middagveiling wordt al fors geboden. Een paar studenten balen er een beetje van. „Voor je het weet kom je toch duurder uit dan je van plan was. In het begin gaat het nog wel. Dan denk je, nou, omgerekend een tientje voor zo'n fles is wel aardig. Maar dan gaat er een ander over het bod heen. Ach, nog eens een tientje per dozijn er bovenop. Tja en voor je het weet heb je dan toch voor het leuke net even te veel betaald. Nou ja, te veel, het is natuurlijk een sport om het zo goedkoop mogelijk binnen te halen. En een hele ervaring om actief aan zo'n veiling mee te doen". De avondveiling is het hoogtepunt van het gebeuren. Gingen er 's middags nog 12 flessen Mouton Rothschild 1974 onder de hamer voor duizend gulden en een zelfde hoeveelheid door Huup Klompenhouwer van hetzelfde huis maar dan uit 1970 voor ruim 2500 gulden, op de avond valt de klap van de hamer voor de fles (een magnum) van het eerder genoemde Chateau Petrus niet op de geschatte 3500 gulden, maar op ruim zesduizend gulden. En een dozijn Chateau Margaux 1953 komt op ruim vijf mille. Meteen daarop nog zo'n gigantische prijzenslag: 15 flessen Chateau La Mission-Haut-Brion 1953. Het dubbele van de cataloguswaarde. Liefst 4600 gulden. En nog geen tien minuten later opnieuw: elf flessen Mouton Rothschild 1961 voor achtduizend gulden. Uit datzelfde wijnjaar doet een dozijn Chateau Margaux ruim zeven mille. Verschil moeter tenslotte zijn. En twee flesjes Romané-Conti uit 1966 leveren bijna tweeduizend gulden op. Bijna duizend gulden per fles. Het zijn prijzen waarbij het publiek ademloos toehoort. Gigantische bedragen vooreen leek. En een serieuze zaak voor de betrokkenen. De opmerking dat er bij zo'n bedrag dan best wel gratis een buisje aspirines geleverd kan worden, wordt met een vernietigende blik afgedaan. Belegging i „Soms worden die wijnen wel uitsluitend gekocht voor de verzameling, of als geldbelegging om later weer op een andere veiling verkocht te worden, maar in het algemeen wordt de wijn zeker gedronken. Dat kan zijn om indruk te maken op een zakenrelatie. Waarom niet. Het kan ook gaan om een bijzonder cadeau, bijvoorbeeld voor een vriend of vriendin die in het jaartal van de wijn geboren is", zo wordt er uitgelegd. Een voorbeeld van de handel in wijn is een fles Madeira uit 1789, die in '77 op een veiling in Londen nog honderd pond opbracht (zeg maar vierhonderd vijftig gulden) en die nu voor 780 gulden een nieuwe eigenaar krijgt Curiosa was er trouwens ook. Zoals de zeven dozijn flessen Bollinger R.D. champagne, die destijds speciaal voor de trouwpartij van Prins Charles met Lady Diana in juli 1981 verscheept waren. Die brachten nu ruim vijfhonderd gulden per dozijn op. Op het eind van de avond is veilingmeester Duncan McEuen aardig aan het eind van zijn latijn. Meer dan achthonderd verschillende lotnummers zijn hem niet in de kouwe kleren gaan zitten. „Voor zover ik nu kan bekijken is dit een van de beste veilingen sinds die van 1979", verzucht hy. „Amsterdam bewijst echt een hele goede plaats te zijn om dit soort internationale wijnveilingen te houden. Het aanbod van wijnen is erg goed, maar ook het publiek laat zien te weten waar het over gaat. Ik ben dan ook niet verbaasd over de komst van steeds meer buitenlanders naar deze veilingen". Troef Een dag later zijn de totale resultaten bekend. Een groot deel van de collectie was afkomstig uit een privékelder van een echte wijnkenner. Dat leverde een bedrag op van meer dan 180.000 gulden. In totaal bracht de veiling 650.728 gulden op. Bijna honderduizend gulden meer dan de schatting. Ook het gegeven dat 91 procent van het aanbod geveild is, is een erg hoog cijfer. Tevredenheid dan ook bij Christie's. Amsterdam heeft een nieuwe sterke internationale troef. Voor de wijnliefhebbers tenminste. Want de banken in de Amsterdamse trams zijn nog net zo hard als voorheen. De gevels van de moderne kantoorgebouwen langs de snelweg tussen Antwerpen en Brussel zijn vrijwel zonder uitzondering getooid met de namen van vooraanstaande internationale computerfirma's. IBM, Hewlett Packart, Olivetti, CompuData (een Nederlands bedrijf), Apple, Burroughs, Sperry. België blijkt steeds meer aantrekkingskracht uit te oefenen op de internationale automatiseringsindustrie. Hoe dat komt? De Belgen, die in de beeldvorming in Nederland nog altijd voor minder slim doorgaan, timmeren zeer efficiënt aan de weg. Dat ze daarbij gebruik kunnen maken van de uitstraling van Brussel als bestuurlijk centrum van Europa is mooi meegenomen. In het centrum van de Belgische hoofdstad bevindt zich dan ook het kantoor van de „Vlaamse Executieve" - de deelregering van Vlaanderen. Talloze Nederlandse ingewijden, hoogleraren aan TH's, politici, ondernemers en automatiserings-experts steken de loftrompet, wanneer het Vlaamse technologiebeleid aan de orde komt. Aanvankelijk leek de door het Vlaamse kabinet gelanceerde „Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen", kortweg DIRV gedoopt, het pakkende begin van een Belgenmop. Toen de gewestregering vorig jaar voor de eerste keer in Gent het bestaansrecht onderzocht van een technologiebeurs, waar vraag en aanbod op dat gebied elkaar kon ontmoeten, bedacht ze dat in dit geval een Engelse naam weUicht beter was om ook wat buitenlands AFLEVERING 5 (SLOT) bezoek te lokken. De verbazing was groot toen bleek dat de halve wereld, technologie-grootmachten als VS en Japan incluis, met grote delegaties op „Flanders Technology International" af kwam. Meer dan honderdduizend bezoekers schuifelden dagenlang tussen de ruim zeshonderd stands door. De minister-president van de Vlaamse deelregering, G. Geerts, heeft nauwelijks een verklaring voor het succes van zijn initiatief. De Vlaamse deelregering voert een zeer doelgericht beleid. Anders dan in Nederland bemoeit de regering-Geens zich zeer intensief met de promotie van nieuwe technologie. Naast de beurs, organiseert het kabinet bijna maandelijks zogeheten Technologiedagen, T-dagen in het spraakgebruik. Daar komen niet alleen mensen uit wetenschap en bedrijfsleven elkaar tegen, maar ook vertegenwoordigers van overheid en het bankwezen. Alle Belgen die een rol spelen in het automatiseringsproces ontmoeten elkaar daar. Vruchtbare contacten komen tot stand, er wordt op een slagvaardige manier zaken gedaan. Elke maand komt een deelonderwerp uit het rijtje belangrijke aandachtsgebieden van het Vlaamse kabinet aan de orde. De T-dagen worden grondig voorbereid. De activiteiten van alle in een bepaald gebied werkzame bedrijven worden geinventariseerd, de universiteiten en technologische instituten presenteren hun meest recente ontdekkingen en tegelijkertijd worden de resultaten van internationaal marktonderzoek op het onderhavige gebied bekend gemaakt. Drie (in Nederlandse termen) „hoofdaandachtsgebieden" staan centraal in het Vlaamse technologiebeleid: de micro-electronica, waarbij vooral op het punt van flexibele produktie-automatisering internationaal wordt gescoord, de biotechnologie en de technologie van nieuwe materialen. In het oog springen onderzoeken naar lasertoepassingen en supergeleiders (super-„chips"). Bij het onderzoek naar en de toepassing van flexibele geautomatiseerde produktiesystemen kent België overigens het voordeel van een betrekkelijk grote automobielindustrie. Deze tak van nijverheid heeft, omdat het in de produktie om grote aantallen gaat, een langdurige ervaring met mechanisering en, de laatste jaren, met automatisering. Anders dan in Nederland hebben de Belgen geen grote budgetten om in het bedrijfsleven te pompen. Geens: „Het gaat op de eerste plaats om sensibilisering, bewustmaking en informatie-overdracht. Wij hebben gezegd: Dit is voor bedrijven een kans voor industriële vernieuwing, bedrijfsleiders, grijpt die kans! Het is dus niet zo simpel, dat bedrijven die leuke onderzoekjes willen doen, de kosten daarvan zonder meer bij de overheid kunnen declareren. Investeringssteun wordt gegeven via beperkte rentesubsidies. Onderzoek wordt in hoofdzaak via de wetenschappelijke wereld bevorderd en ook gefinancierd. Maar, die wetenschap gaat zelf ook de markt op. De contacten tussen wetenschap en bedrijfsleven zijn intensief. Meer dan in Nederland, zo lijkt het, verkopen universiteiten „contractonderzoeken" aan bedrijven. Dat toegepaste onderzoek levert geld op, meer „fundamenteel" onderzoek wordt betaald. Lange weg Vlaanderens premier Geens acht het in huis halen van geavanceerde technologie onontkoombaar om te overleven„We werken aan een lange weg hogerop. De vruchten i die inspanningen zijn niet voo: vandaag of morgen", is zijn filosofie. „Het zijn dus", zo meldt hij bescheiden, „geen politieke vruchten, maar bouwstenen voor i betere toekomst van de Vlaamse gemeenschap". De eerste resultaten van deze inspanningen zijn trouwens geboekt. Premier Geens: „De competitiviteit van onze ondernemingen is sterk verbeterd dankzij dit beleid. De resultaten zijn duidelijk. Vlaanderen is voor 70 procent van export afhankelijk. In twee jaar tyd hebben wij een miljardentekort op onze betalingsbalans met het buitenland tot een kwart kunnen terugbrengen. Dit jaar verwacht ik dat import en export elkaar in evenwicht houden".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 27