'Eréndira' blijft in de lucht hangen Ex Animo verdient compliment Hohe Messe niet zo meeslepend Hoorn-trio: homogeen Liberman volgt Olof op Boudewijn de Groot stopt Richardson- effect: discutabel 'Zes uur! niet later', vlees noch vis MAANDAG 29 OKTOBER 1984 ■KUNST PAGINA 11 Eréndira, opera van Klaas de Vries en Peter Te Nuyl, uitgevoerd onder auspiciën van de Kerngroep Bijzon- der Projekten te Rotterdam met me dewerking van het Nieuw Ensemble o.l.v. Ed Spanjaard. Gezien op 27 ok tober in De Lantaren. Voorstellingen in Rotterdam t/m 3 november, in Amsterdam van 20 t/m 24 november (Bellevue) en in Den Haag op 1 de cember fHOT). ROTTERDAM - Als hoofdken merk van een opera wordt meestal beschouwd dat een han deling of conflict wordt uitge drukt in de muziek, en zelfs in een mate die de muziek tot de feitelijke drager van de hande ling maakt. Dit in tegenstelling tot de gemiddelde operette en andere vormen van muziekthea ter. Passen we deze omschrijving tot op Eréndira, dan is meteen duidelijk waarom deze composi tie van Klaas de Vries niet ge slaagd is. De uit flarden opge- komt slechts zelden verder dan het niveau van de illustratie of de anekdote. De relatie tot de han deling lijkt gering en slechts bij uitzondering lijkt De Vries zich bezig te houden met de gedach ten en gevoelens van zijn perso nages. Dan ontstaat er een mo ment van spanning, dat meestal weer snel wegzakt in vondsten en goede bedoelingen. Degelijk is de opbouw echter wel en de opening van de tweede akte met verwijzingen naar be gin en einde van de eerste akte lijkt zelfs een voorbeeld uit een muziekdramatisch handboek. Dat deze tweede akte als geheel compacter en daardoor ook boeiender overkwam, zal zonder enige twijfel te maken hebben met het libretto van regisseur Pe ter Te Nuyl. Wel wordt ook daar niet helemaal duidelijk welke dramatische elementen hij ont dekte in het verhaal De ongeloof lijke maar droevige geschiedenis van de onschuldige Eréndira en haar harteloze grootmoeder van Gabriel Garcié Mérquez. Zowel de tegenstelling tussen uitbuiting en vrijheid als de ver menging van realiteit en fantasie vormen natuurlijk aantrekkelij ke elementen voor een opera, maar essentieel voor het verhaal van Mérquez is toch de naar het absurde neigende verteltrant, waarin alles dermate overtrok ken wordt voorgesteld, dat er bij nadere beschouwing geen spoor van realiteit overblijft. Dat ab surdistische en ridiculiserende heeft Te Nuyl er helemaal uitge gooid en vervangen door een overvloed aan symboliek en dub bele bodems. Het geheel wordt er bovendien niet duidelijker op, doordat de secundaire persona ges voortdurend de aandacht af leiden van de relatie tussen Erén dira en haar grootmoeder (overi gens een schitterende rol van Marianne Blok). Marianne Blok als harteloze grootmoeder Het verlangen om zoveel mo gelijk van het oorspronkelijke verhaal te bewaren en het geheel bovendien te 'verduidelijken' door elementen uit andere verha len van Mérquez, leidt boven dien tot een situatie waarbij het publiek door de bomen het bos niet meer ziet. Flarden van dialo gen volgen elkaar schijnbaar zonder enige samenhang op en blijven soms volledig in de lucht hangen. Wie echt iets aan deze voorstelling wil hebben, kan be ter eerst een boekhandel of bi bliotheek binnenstappen. PAUL KUREN HOF Jubileum concert Chr. Oratorium vereniging "Ex Animo". Uitvoering van het 'Gloria' van Vivaldi, de 'Jephta' van G. Carissimi en Bach's Kantate 21 'Ich hatte viel Beküra- mernis'; Solisten: Wendela Brons geest, sopraan, Heieen Resoort, alt, Wouter Goedhart, tenor, Aerde Kuy- per, bas en Tijn van Eyk, orgel; Be geleiding door het Dordts Kameror kest; het geheel onder leiding van Wim de Ru. Gehoord zaterdagavond 27 oktober in de Stadsgehoorzaal. LEIDEN - "Ex Animo" bestaat 65 jaar en ter gelegenheid van dit dertiende lustrum stond een aan tal bijzonder uitgelezen werken op het programma van dit koor. De vaste dirigent Wim de Ru, die voor het gebodene toch in de eer ste plaats aansprakelijk is, dient geprezen te worden om zijn ab solute inzet, om zijn vermogen niet alleen technisch en muzi kaal het koor te inspireren, maar vooral ook om de inhoud van de tekst zo intens mogelijk over te laten komen. Het concert voor een toch nog talrijk publiek - het Bachkoor Holland gaf elders in de stad een uitvoering (waarom eigenlijk niet wat meer overleg?) - begon met het 'Gloria' van Vivaldi. Een onderdeel van de mis, waarin de verering van de Vader, de Heili ge Geest, maar vooral van Chris tus wordt verklankt. Het koor zong helder en assertief, tot uit drukking brengend dat het ge loofsleven in die tijd nog eenvou dig en direct werd verstaan. Wel was af en toe een kleine 'slip van de tong' te horen, bijvoorbeeld in het koor 'Qui tollis peccata mun- di' waar het woord 'deprecatio- nem' jammerlijk uitgleed. Voor Wim de Ru als koordiri gent moet het een genot zijn ge weest, samen te werken met zo'n pittig spelend orkest. Hoewel hij deze avond de leiding had, heeft het Dordts Kamerorkest de par tituur ingestudeerd met zijn ei gen dirigent Armen van der Lin den. Dit ensemble, dat gedeelte lijk uit amateurs bestaat, is rond uit goed te noemen. Ook de solo partijen van de verschillende in strumenten waren technisch en muzikaal gaaf, en tegelijkertijd dienstbaar aan de zangpartij. Speciaal te vermelden de hobo partij bij de sopraansolo 'Domi- ne Deus' en de cello-soli bij nr. 10 de tenor-aria van 'Ich habe viel Bekümmernis'. Het hoogtepunt vóór de pauze vond ik wel het oratorium 'Jeph ta' van Giacomo Carissimi (1605- 1674). De tekst is ontleend aan het bijbelboek Richteren. Jephta belooft God bij de aanvang van de stryd tegen de Ammonieten dat hij Hem het eerste dat hij bij zijn thuiskomst ontmoet ten of fer zal brengen, als hij de tegen standers overwint. Jephta over wint, en de eerste die hem jube lend tegemoet komt is zijn doch ter, zijn enig kind dat hij dus moet offeren. De Italiaan Carissimi was de vroegste meester van het Latijn se oratorium. Voordien werden dergelijke geestelijke werken ge zongen in de volkstaal in een af zonderlijke bidzaal - oratorio - buiten de kerkelijke liturgie. De recitatieven en koren van Caris- simi's oratorium worden bege leid door de 'generale bas', een stijlkenmerk van zijn eeuw: bo ven de genoteerde baspartij wordt geïmproviseerd door de bespeler van luit of clavecimbel, in dit geval door cello en orgel. Heel fijnzinnig werd hier bege leid door de organist Tijn van Eyk. Het koor zong, niettegen staande zijn omvang, licht scan derend, doorzichtig en meestal Van de solisten had de sopraan Wendela Bronsgeest de zwaar ste, tevens meest indrukwekken de rol. Met een ingehouden over gave, weinig vibrerend en uitha lend klaagde zij met haar vrien dinnen haar nood in de bergen over haar triest naderende le venseind. Voor de vriendinnen had Wim de Ru vier sopranen uit het koor geselecteerd. Als een dissonant zo onmiddellijk na dit tragische werk klonk het overi gens zeer verdiende applaus. Na de paus zong het koor de cantate 'Ich habe viel Beküm mernis', naar de eerste woorden van het openingskoor, waarin Bach gebruik gemaakt heeft van een thema uit Vivaldi's d-moll concert. Hoewel Ex Animo, zoals alle gemengde koren, over wei nig mannen beschikt, presteer den de tenoren en bassen het om een fraaie evenwichtige bijdrage te leveren. Het duet 'Komm mein Jesu/Ja Ich komme' werd door de sopraan en de bas Aerde Kuy- per vlekkeloos gezongen. Het tel kens weerkerende 'Ach nein, Ach ja' klonk overtuigend en werd nergens lachwekkend, wat al gauw gebeuren kan. Heieen Resoort zong haar altpartijen, vooral ook in de Jephta, bezon ken en zonder pathos. Voor Wouter Goedhart was de avond een groter waagstuk dan voor de andere solisten, als inval ler voor de tenor van Baasbank. Dit was wel eens te merken: vooral in de toch weinig uitge voerde Jephta klonk zijn stem soms te nadrukkelijk, dan weer te aarzelend. Het koor met de so listen eindigde de cantate met een schitterend gezongen fuga- tisch spel en tegenspel 'Lob und Ehre und Preis und Gewalt'. Ere wie ere toekomt: Wim de Ru mag wel in het bijzonder worden ge huldigd voor het niveau dat hij met Ex Animo bereikt heeft. LIDY VAN DER SPEK LEIDEN - Het Bachkoor Holland, o.Lv. de dirigent Charles de Wolff, voert de 'Hohe messe', BWV 232, van J.S. Bach uit. Instrumentale begelei ding: Amsterdams kamerorkest; vo cale solisten: Ellen Bollongino, so praan, Sylvia Schlüter, alt, Hein Meens, tenor, Hermann-Christian Polster, bas. Pieterskerk, 27 oktober. LEIDEN - De 'Hohe Messe' van Bach heeft in heden en verleden veel stof tot onderzoek en discus sie gegeven. In hoeverre moet dit werk als een eenheid gezien wor den; is het, in gedeelten bedoeld voor liturgisch gebruik, en nog meer van dergelijke vragen. Te genwoordig is het gewoonte deze 'mis' in haar geheel in concert- vorm uit te voeren. Dit stelt aan het koor hoge eisen omdat het in dit werk een veel grotere rol heeft dan bijvoorbeeld in de pas- sionen. Meestal zijn de koren vijfstemmig, maar soms ook achtstemmig. Kortom, een uitda ging voor een koor met de naam 'Bachkoor Holland'. De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen. De instru mentale begeleiding was in de bekwame handen van het Am sterdams Kamerkoor, een en semble dat is samengesteld uit leden van het Concertgebouw or kest. Dus de luisteraar had niets anders te doen dan de suggestie uit het programmaboekje te ho noreren: wie zich laat mee slepen door het muzikaal gebeu ren in een perfecte uitvoering, zoals vanmiddag in de Pieters kerk in Leiden, komt in een we reld van een wonderbaarlijke en wellicht soms ongekende schoonheid'. Zo simpel was dat helaas niet. Vooral in het eerste deel kon er van 'laten meeslepen' geen spra ke zijn. Koor en orkest leken aan elkaar te moeten wennen wat be treft intonaties (inzetten!), rit men en vooral articulaties. De barokopvatting van de diri gent Charles de Wolff, en vooral waarin deze verschilt van andere barokinterpreten, is in deze krant en elders al eerder uitvoe rig besproken. Eén van de conse quenties van deze opvatting is blijkbaar dat het omvangrijke koor, omreden van helderheid en ritmische gelijkheid, de toe vlucht moet nemen tot bijna niet aflatende portato- of staccato zang, wat wil zeggen dat vrijwel alle noten los van elkaar gezet worden. Het effect van deze arti culatiemethode is, naar mijn me ning, dat het eerder onrust en verstrooidheid in de hand werkt dan klaarheid en samenhang. Het tweede deel van de 'Hohe Messe' bracht meer eenheid. In het 'Et incarnatus est' en het 'Cruxifixus' bereikte de koorklank een waardige intimi teit die goed kontrasteerde met het plotseling opspringende 'Et resurrexit'. De tenoren en de eer ste sopranen waren in dit soort forte-passages niet erg homo geen, waardoor de toonhoogte enigszins diffuus werd. De solisten zorgden voor mooie momenten: de alt Sylvia Schlüter liet in de mezzo-so praanpartijen horen hoe stralend haar hoogte klinkt. Haar stem was kernachtiger en rechter dan ik deze ooit hoorde (prachtige zachte inzet van het 'Agnus Dei'!). De sopraan Ellen Bollon- giuno, die in duetten met alt en tenor te horen was, kwam, wat haar stem betreft, wat kleurloos over. De tenor Hein Meens pro beerde, zoals altijd, elk woord van de tekst inhoud te geven, hetgeen vooral in het 'Benedic- tus' goed lukte. Het zou mis schien beter zijn deze aria, die in dialoogvorm tussen viool en te nor, begeleid door het basse con- timuo, is geschreven, zonder di rigent uit te voeren, zodat de mu sici zich direkt op elkaar kunnen concentreren. De bas, Hermann- Christian Polster, zong zijn vaak hoge partij ontspannen en met Koffieconcert door het Hoorn-trio. Hoorn: Vicente Zarzo. Viool: Ja- ring Walta. Piano: Jan van der Meer. Werken van Duvernoy, Du- kas, Dvorak en Brahms. Gehoord: zondag 28 oktober in de foyer van de Stadsgehoorzaal. LEIDEN - Het Hoorn-trio kon zich zondagmorgen verheugen in een groot en aandachtig luis terend publiek. De aandacht werd zelfs niet gebroken toen één van de mini-bezoekers zich tussen twee delen van een so natine liet horen met 'en gaan we nü naar huis?' Geopend werd met een Trio van Fr. Duvernoy (1765-1838). Deze componist riep jeugdhe rinneringen op, toen ik tot ver velens toe zijn études op de pia no moest spelen. Wat een ver rassing als blijkt dat deze com ponist 'enige' trio's schreef! Op vallend was de homogeniteit van het spel: op elkaar afge stemd, naar elkaar luisterend, op de achter- of voorgrond tre dend daar waar dat nodig is. Vicente Zarzo (hoorn) en Jan van der Meer (piano) vervolg den het programma met Du- kas' 'Villanelle', landelijke dorpsmuziek. Paul Dukas (1865-1935) die bijna nooit te vreden was over zijn werk, het meestal verscheurde voordat iemand het kon spelen, vond zijn Villanelle zélf goed en mooi. Vicente Zarzo bespeelde zijn instrument, een moderne hoorn met ventielen, zo mild en ongekunsteld dat een pastorale sfeer voelbaar werd. Aan het Amsterdams conservatorium geeft hij naast dit sinds 1813 ontwikkelde instrument, ook les op de natuurhoorn, die wei nig anders is dan een opgerolde buisvorm zonder ventielen en geheel met de hand wordt ge moduleerd. Virtuoos gooide de pianist de hoornist het thema toe, dat even virtuoos werd te ruggespeeld. De iets wollige klank van deze Estonia-vleugel klonk zeer wel in deze compo sitie. De sonatine opus 100 van A. Dvorak, die veel lijkt op diens strijkkwartet opus 96, is een toegankelijk stuk voor spelers en luisteraars, wat niet te zeg gen is van diens andere strijk kwartetten. Vooral in het an dante espressivo en de finale zijn Boheemse invloeden her kenbaar. Jaring Walta speelde bewogen en vol expressie. In zijn zachtste passages had ik soms de indruk dat de viool te weinig stemhebbend werd. Na de pauze speelden Walta, Zarzo en Van der Meer het Trio in Es gr. van Brahms. Weemoe dig, slepend weerklonk het the ma van het adagio mesto door de in zijn opstelling zo intieme zaal. Het oogcontact van de hoornist met zijn collega's droeg bij tot het exacte samen spel en het bestendigen van de gestelde tempi. Juist daardoor kon het allegro con brio met de volle dynamiek worden verwe zenlijkt als slot van dit concert. Natuurlijk géén slot aan de sa menwerking van deze drie ech te muzikanten. Wél heb ik mij tijdens en na de uitvoering af gevraagd, waarom óók Jan van der Meer niet eens solistisch op gaat treden. LIDY VAN DER SPEK AMSTERDAM (ANP) - Wiktor Liberman wordt op 1 september 1985 naast Jaap van Zweeden eerste concertmeester van het Concertgebouw orkest in Amsterdam. Liberman (53) volgt dan Theo Olof op die op eigen verzoek met vervroegd pensioen gaat. De in Leningrad (Sowjet-Unie) geboren Liberman vestigde zich in 1979 in ons land en werd eerste concertmeester bij het Rotterdams Philharmo- nisch Orkest, een functie die hij nu nog heeft. Hij is ook hoofdvakleraar viool aan het conservatorium in Utrecht. Liberman was, voordat hij naar Nederland kwam, eerste concertmees ter van het Leningrads Philharmonisch Orkest. Hij maakte daarnaast carrière als solist en speelde in binnen- en buitenland. Liberman werd opgeleid in zijn geboortestad. Olof werd in 1974 eerste concertmeester van het Concertgebouworkest, naast Herman Krebbers. De twee violisten hadden eerder al bij het Resi dentie-Orkest samen dezelfde functie gehad. In 1950 vroeg de toenmalige dirigent van het orkest, Willem van Otterloo, beiden als concertmeester. Olof maakte in 1935 óp 11-jarige leeftijd zijn debuut als wonderkind in het eerste vioolconcert van Paganini. Olof heeft concertreizen gemaakt naar veel landen en tijdens veel van die reizen trad hij met Krebbers op als solist. Museumbezoek licht gestegen DEN HAAG (GPD) - Het aantal bezoekers van musea is vorig jaar met 83.000 toegenomen tot 14,7 miljoen vergeleken met het jaar daarvoor. Dat is een vrijwel te verwaarlozen stijging, in aanmerking genomen dat er aanzienlijk meer activiteiten werden gehouden in een groter aantal mu sea. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1983 werden door de gezamenlijke musea 1429 tentoonstellingen georganiseerd hetgeen een stijging inhield van 2 percent tegenover 1982. Verder weiden ruim tienduizend lezingen en 285 cursussen verzorgd. Het aantal musea steeg met 5 percent tot een totaal van 525. Eveneens nam in 1983 het in musea werkzame personeel toe, namelijk tot 7100 personen. Deze stijging wordt echter bijna helemaal veroorzaakt door een snelle toeneming van het aantal vrijwilligers. Het museumbezoek is vorig jaar ook weer duurder geworden omdat er minder gratis musea te bezichtigen waren. HILVERSUM (GPD) - Boudewijn de Groot zet definitief een punt ach ter zijn loopbaan. In het dagblad Trouw verklaart de zanger vanochtend in een interview dat zijn optreden in Oostende op 8 december het aller laatste zal zijn. „Daarmee zal alles afgelopen zijn. Om de doodeenvoudige reden dat ik er genoeg van heb nog langer op deze manier door te gaan", aldus De Groot. Hij herhaalt enige malen dat de reden van zijn beslissing „de manier waarop hij moet werken" is, maar weigert dat toe te lichten. Boudewijn de Groot trok de laatste tijd met een liedjesprogramma door Nederland en België; vooral bij de zuiderburen had hij daarmee redelijk veel succes. Op gezette tijden onderbrak hij zijn tournees om platen te maken. De laatste is getiteld .Maalstroom' - de eerste waarvoor hij vrijwel alle lied jes zelf schreef. Boudewijn de Groot begon zijn carrière aan het begin van de jaren '60 als troubadour en protestzanger en werd een idool voor tieners met lied jes als .Welterusten, meneer de president', ,Mijn testament', .Meester Prikkebeen' en .Noordzee'. 'Het Richardson-effect' van Wolf gang Hildesheimer door Toneel groep Baal. Met Han Römer (tevens vertaling en regie) en Elsje de Wijn. Gezien op 27 oktober in Frascati, Amsterdam. Aldaar nog dagelijks, behalve zondag, te zien. Op 30 no vember in het LAK (de agenda ver meldt abusievelijk de titel 'Teken van leven'). AMSTERDAM - In een huiska mer, die in de bontgekleurde vormgeving van het decor elk huiskamerrealisme uitsluit, spre ken een man en zijn vrouw over het naderende einde van de we reld. Deze anderhalf uur duren de, soms humoristische, maar in wezen pessimistische dialoog is gebaseerd op het hoorspel 'Bios- pharenklange' van de Zwitserse schrijver, beeldend kunstenaar en Mozart-kenner Wolfgang Hil desheimer. Dat op zich is al een heel intri gerend gegeven: een hoorspel, dat het in zijn experimentele vor men van geluidseffecten moet hebben, wordt 'vertaald' naar het toch vooral visueel georiënteer de medium theater. Zoals de titel van de Nederlandse tekstuitgave al aangeeft, staat het Richardson- effect centraal: volgens deze theorie gaat het einde van de we reld gepaard met een hele hoge toon. Deze toon, waaraan andere voortekens voorafgingen, wordt aan het einde van het stuk door essentieel verschil tussen de hoorspeltekst en de theaterbe werking. Het hoorspel geeft re gie-aanwijzingen, dat de toon volgens het Richardson-effect (voor het luisterpubliek) hoor baar is en na een korte onderbre king in geluidssterkte geleidelijk iets toeneemt om tenslotte abrupt afgebroken te worden. Tijdens de voorstelling worden deze regie-aanwijzingen gene geerd en hoort het theaterpu bliek niets. Alleen de man en de vrouw op het toneel beweren iets te horen. Het plotselinge einde van het stuk wordt hier door ver andering van het licht aangege- Wil dat dus zeggen, dat het ge luidseffect van het hoorspel ge deeltelijk door een visueel effect in het theaterstuk vervangen wordt?! Neen, deze ingreep gaat veel verder. Han Römer en Elsje de Wijn kiezen hiermee bewust voor een afwijkende interpreta tie: dat de toeschouwers de toon niet kunnen horen, rechtvaardigt de conclusie, dat deze man en vrouw zich de naderende onder gang van deze wereld alleen maar inbeelden. De auteur Hil desheimer zou aldus de draak willen steken met mensen, die het einde van de wereld voelen naderen. Dat is een aanvechtbare opvatting: het ontkracht de uit zichtloosheid en de absurditeit, die bij alle humor de onmisken bare grondtoon van dit gegeven WIJNAND ZEILSTRA. naar melancholie neigende Elsje de Wijn zijn aanvankelijk nuchtere vrouw; goed spel van beiden, waarin zij met gematigde uitdrukking de subtiele humor overtuigend tot uitdrukking brengen. Alleen het regieconcept als geheel roept ernstige twijfels op. Er is namelijk sprake van een Weinig verkoop'BKR in deWaag' LEIDEN - Tijdens de verkooptentoonstelling, die zaterdag in het kader van de manifestatie 'BKR in de Waag' in het Waaggebouw werd gehou den, is voor 1.200 gulden aan beeldende kunst verkocht. Vier van de tien deelnemende beeldend kunstenaars wisten iets aan de man te brengen. De tentoonstelling was bedoeld om kunstenaars te helpen de grens van 3.000 gulden eigen inkomsten per jaar te overschrijden. 'Zes uur! Niet later' (Six heures au plus tard) van Mare Perrier. Een Ka trijn Theaterproduktie. Regie: Lo van Lensbergen. Vertaling: Frans Roth. Decor: André van den Heuvel. Spelers: André van den Heuvel en Alexander van Heteren. Gezien in de Leidse Schouwburg op zaterdag 27 oktober. LEIDEN André van den Heu vel staat al dertig jaar op de pro fessionele theaterplanken. In het programmaboekje bij zijn laatste voorstelling somt hij al zijn acti viteiten op, zowel de geslaagde als de minder succesvolle. Vanaf 1954 speelde hij bij de Neder landse Comedie van Guus Oster, bij het Rotterdams Toneel, Cen trum en Globe - waar hij in de beroemde Tsjechov-enscenerin- gen van Tom Lutz speelde - vóór hij in 1972 samen met Kitty Jans sen de vrije produktie inging. Met 'Wie is er bang voor Virgi nia Woolf? van de Amerikaan Edward Albee hadden ze in dat jaar een gewaagde, maar zeer op merkelijke en succesvolle start. Sindsdien brengen zij elk jaar een produktie uit, variërend van een onvervalst blijspel tot het se rieuze drama, van Ayckbourn tot Arthur Miller. 'Zes uur! Niet later' van de Fransman Mare Perrier bevindt zich tussen het blijspel en het drama in - de Fransen spreken dan nog steeds van 'comédie' - en het bevat elementen van de thril ler. Het stuk leidt hier een beetje onder, het is vlees noch vis. De schrijver kiest niet voor óf een inventief uitgesponnen intrige die tot op het laatste moment on ze vermoedens en verwachtin gen doorbreekt, óf voor een sub tiel en geleidelijk openbaren van de diepere motieven voor het handelen van de personages. Doordat hij teveel wil, komt de schrijver tijd tekort zijn goede aanzetten ook overtuigend en scherp uit te werken. André van den Heuvel speelde de rol van Gus, - een gepensio neerd vertegenwoordiger die zich na de dood van zijn vrouw en enige zoon min of meer van de buitenwereld heeft afgesloten, - met een groot gemak en natuur lijkheid. Hij is van nature een 'comédien', met een komische uitstraling die juist in ee tra- gisch-absurde rol als George in 'Wie is er bang voor Virginia Woolf?' tot een indringende ver tolking kan leiden. Deze rol van Gus mist echter het evenwicht tussen het tragische en het komi sche. Alexander van Heteren, die de afgelopen zeven jaar flink wat rollen speelde bij het Publiek- stheater, kon van zijn rol van de jonge gangster niet meer maken dan hem door de schrijver werd aangereikt: een dienende functie voor het personage van Gus. Ook de regie wist hem niet meer diep te te geven. De keuze van een toneeltekst is altijd zeer belangrijk. Het gaat er niet om of je wUt kiezen voor blijspelen of serieuzere stukken, maar of het stuk dat je kiest in zijn soort ook goed in elkaar steekt. En je moet er niet voor te rugschrikken niet-relevante frag menten te schrappen, zoals de opsomming en het geklets over welke interessante schrijvers er wel of niet op de boekenplank staan. 'Zes uur! Niet later' is een onderhoudende voorstelling, maar niet meer dan dat. MARC VAN DER VELDEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 11