Een nieuwe herfst, een nieuw geluid
Hans Dorrestijn: Het leven is weer even de moeite waard
Levi Weemoedt: He omgeving past zich eindelijk aan mij aan'
ZATERDAG 13 OKTOBER 1984
EXTRA
De lucht hangt zwaar boven
de stad Utrecht als Hans Dor-
restijn (44), schrijver van vro
lijk-treurige liederen, per
trein arriveert uit Schagen,
Noord-Holland. Hij heeft er
de vorige avond een optre
den verzorgd („voor twaalf
man, van wie de meesten niet
voor mij kwamen"). Samen
gaan we op weg naar Vlaar-
dingen, voor een bezoek aan
de eveneens zwaarmoedige
dichter Levi Weemoedt (35),
die zijn werk titels meegeeft
als 'Van Harte Beterschap',
'Bedroefd Maar Dankbaar'
en 'Een Treurige Afdronk'.
Bij hem zullen wij op ge
dempte toon en begeleid
door een naburig carillon de
herfst en al haar gevolgen be
spreken.
Om in de juiste sfeer te komen
eerst een kleine proeve van hun
werk. Hans Dorrestijn zingt aan
het slot van zijn programma
'Groeten uit Rancune-park Klein
Dorrestijn', altijd zijp drinklied,
en dat eindigt zo:
Treed, rustig binnen, wandelaar!
Voor jou staat ook het glas al
klaar.
Maar voor drank moet er 'n re-
den zijn:
een jeugd als die van Dorrestijn.
En moet je er laveloos vandoor,
dan komt er wél een taxi voor.
Daar moet dan ook nog geld voor
zijn:
ach, leen dat maar van Dorres
tijn".
Uit Levi Weemoedts bundel
„Geen Bloemen" is in dit ver
band aan te bevelen: Levens-
Ik hief mijn hoofdje uit de kin
derwagen,
en zag voor 't eerst de mensen om
mij heen.
Ik stelde nog een paar gerichte
vragen
en wist genoeg. En was gelukkig
weer alleen.
De tocht naar Vlaardingen kan
nu ondernomen worden. Onder
weg stranden we in een begrafe
nisstoet. Hans Dorrestijn: „Zelfs
na je dood sta je hier nog in een
file". We naderen de grauwe
woonplaats van dat andere zon-
netje-in-huis: zo te zien is het
heel terecht geweest dat Levi
Weemoedt (blijkens zijn korte
verhaal 'De Geschiedenis Van
Een Gat') vrij kort na zijn geboor
te aan zijn moeder de bange
vraag heeft gesteld: ik kom toch
niet uit Vlaardingen?
Na aanhoudend bellen doet hij
aarzelend open. Hans en Levi
zijn vrienden: ter begroeting wis
selen ze tal van zinnen uit over
allerlei gebeurtenissen die in elk
geval met elkaar gemeen hebben
dat ze verdrietig stemmen.
Schijn of werkelijkheid? Een
mooi nummer dat het goed doet,
of „echt, eerlijk, in de mens inge
schapen leed" (Weemoedt)? Ter
Verlichting
Levi Weemoedt: „Het is merk
waardig, maar er schijnen nogal
wat mensen te zijn die de herfst
somber vinden. Het hangt er vol
gens mij van af hoe je geaard
bent. Herfst geeft mij een enor
me verlichting van de druk die je
zomers voelt. Zomers beant
woordt het weer niet aan mijn
wezenlijke stemming, en dan ga
je je verwrongen voelen. Mocht
er überhaupt een prettig seizoen
zijn, dan geeft de herfst mij de
meeste lucht. Vanwege de stem
ming van verval die dan zicht
baar wordt en die blijkbaar een
groot gedeelte van mijn aard
vormt. De omgeving past zich
eindelijk aan mij aan. Dat is geen
verzinseltje hoor, dat voel ik echt
Levi Weemoedt: „Nee, dat in
teresseert mij niet. Neem mist.
Mist vind ik niet mooi omdat het
de dingen onzichtbaar maakt,
nee, mist is precies zoals ik in het
leven kijk, de natuur kijkt dan
Als de bladeren vallen en de herfststormen opsteken, zijn er in elk geval
twee Nederlanders die daarvan opklaren: Levi Weemoedt (pseudoniem
voor les van Wijk) en Hans Dorrestijn. Met een ondertoon van snedige
vrolijkheid schrijven zij treurige gedichten en sombere liederen. Van hen
zijn al diverse bundels verschenen, ze treden ook regelmatig samen op. Op
een donkere middag kwamen zij bijeen voor een herfstgesprek. Over dood
en bederf, hun intense afkeer van de zomer en de vraag wie van hen het
allertreurigst is.
door Tony van der Meulen
Neerslag
Levi Weemoedt: „Als ik aan
die periode terugdenk, dan lijkt
het wel of Vlaardingen maar één
seizoen kende, en dat was de
herfst. Want behalve de natuur
lijke neerslag die uit de hemel
viel, was er natuurlijk ook de
kunstmatige neerslag van dam
pen en oliegassen. Er hing over
Vlaardingen vanaf de jaren '50 ei
genlijk constant een herfstachti-
aantreffen en dat is voor mij het
einde van het gevecht tegen mijn
omgeving, dat is bevrijding. De
omgeving neemt het gevecht van
mij over".
Hans Dorrestijn: „Ik heb er bij
voorbeeld altijd grote moeite
mee om te geloven dat schoon
heid vergankelijk is. Dat een
mooie meid even sterfelijk is als
ik. In die herfst wordt steeds be
wezen dat alles vergaat. Ik ben
bovendien nu vierenveertig...".
Levi Weemoedt: Al bijna
dóód is-ie".
Hans Dorrestijn: „Weet je
waarom herfst ook zo fijn is: je
bent meestal alleen maar bang
len. Kunnen ze niets tegen begin-
Hans Dorrestijn: „Als je meer
doorwinterd bent, is een down
buitje meer of minder niet be
langrijk".
Levi Weemoedt: „Je moet de
nekspieren gewoon goed losma
ken".
Hans Dorrestijn: ,,Oh, hij kan
zo goed zijn hoofd laten hangen.
Daar heeft hij in Mexico al een
keer een prijs mee behaald".
Hans Dorrestijn: „Als ik slecht
Levi Weemoedt: „Gelach is
voor een conferencier een adem
tocht. Maar voor iemand als ik,
die achter een bureau zit en af en
toe een gedichtje opzegt, is die
lach niet noodzakelijk".
Hans Dorrestijn: „Levi is een
dichter, ik maak liedjes. En om
dat ik een liedjesschrijver ben,
ben ik ook iets meer uit op ap
plaus. Niet tot in het waanzinni
ge. Want dan zou hij, als wij sa
men optreden, kotsend weglo
pen. Maar ik heb er iets meer last
van en hij heeft het helemaal
niet. Als de zaal echt kolkt van
plezier, dan zit ik echt handen -
wrijvend achter het gordijn en
denk ik: wat is Levi weer lekker
op gang. En dan hoor ik hem zoe
ken naar een gedichtje waarvan
hij denkt: en nou eens even stil
te, mensen, even niet genieten".
Levi Weemoedt: „Een beetje
een wraak".
Hans Dorrestijn: „Mensen la
ten lachen is in wezen: behagen".
Levi Weemoedt: „Dat heb ik
niet. Ik ben in wezen nogal terug
getrokken. Maar dat kan ik af en
toe goed verschuilen achter so
ciaal gedrag. Een beetje klui
zenaarachtig. Ik kan de mensen
natuurlijk ook niet missen, ik
ben geen god, maar ik zou het
ge, aangebrande, geel- en groen
achtige kleur. Vlaardingen heeft
in mijn jeugd weinig zonnige da
gen gekend, dat weet ik wel ze
ker, daar hoef ik De Bilt niet voor
op te bellen".
Levi Weemoedt: „Ja, ik ben al
tijd jaloers op die druppels. Die
vallen tenminste al, nou ik nog".
Hans Dorrestijn: „Ik heb wel
meegemaakt dat een geliefde er
in april vandoor ging en dan
moet je zien wat er gebeurt: dan
bot die hele lente uit, alles begint
zich voort te planten en Dor
restijn zit alleen op zijn flatje.
Veel schrijnender dan de herfst.
Annie M. G. Schmidt heeft ge
schreven: de merel zit zachtjes te
zingen in het groen, voor mij
hoeft-ie heus niet zijn best zo te
doen.
„Nee, dan de herfst. Slagre
gens over het land, de eerste ont
wortelde bomen die weer op ge
parkeerde auto's vallen, neten
daken die wegvliegen, en bij ons
thuis gaan de rolgordijnen door
de inslaande regen gele plekken
vertonen: dan vind ik het leven
weer even de moeite waard. Als
kleine jongen woonde ik in een
dorp en dan zag je in de herfst de
- Wat i
i hele i
herfst-
voor je eigen doodgaan, maar in
de herfst zie je dat alles eraan on
derhevig is, en dat is een grote
geruststelling. Je ziet dan dat
niet alleen jij de lui bent omdat
het God behaagt om jou weg te
nemen, iedereen is op een dag de
klos, en dat demonstreren bo
men en struiken".
Levi Weemoedt: „Windloos
weer, het plaveisel is nat, er is
iets van een soort grondnevel, en
daarboven zie je dus het stru
weel, de takken, de bomen".
Hans Dorrestijn: „Nee, bij mij
worden er rissen bladeren weg
geblazen, het water in de polder
is geborsteld en maakt een beetje
een vijandige indruk, en je weet
dat de snoeken daaronder heen
en weer schieten: een verrukke
lijke herfstdag".
Levi Weemoedt: „Ik wil er bij
'zeggen: mooi weer kan ik op
zichzelf verdragen, een zuidelij
ke zomer vind ik bevrijdend, ik
ben niet echt tegen mooi weer
vanwege een of andere zwarte
romantiek, maar voor mij is de
Hollandse zomer zo ondraaglijk
vanwege die aangebrande, mas
sale luiheid en leegheid. In de
herfst zijn al die mensen weer
opgedonderd, die zitten weer
voor de televisie en dan is er een
natuurlijke rust. Zelfs in de stad
kun je dan lege, stille momenten
Vreugde
Levi Weemoedt zet thee en
Hans Dorrestijn diept het onder
werp verder uit: „Er zijn twee
soorten mensen, wil ik wel beto
gen. Ik kreeg voor het eerst 'De
Avonden' van Gerard van het
Reve onder ogen toen ik een jaar
of negentien was. Ik heb van het
begin tot het eind een soort
vreugde gevoeld dat ik eindelijk
niet meer alleen was. Dat blijk
baar een ander hetzelfde kon
voelen als ik, alleen wel ontzet
tend geestig verwoord, en dat
was voor mij een grote opluch
ting. Maar ik sprak ook mensen
die zeiden: dat sombere boek.
Meestal waren dat mensen die
het minder erg hadden, dus ei
genlijk wel mensen die een rus
tig leven hadden, met niet zulke
rare bommen in hun bestaan".
Levi Weemoedt: „Dat zijn ook
de mensen die zich ophangen.
Die hebben minder weerstand.
Als zich de treurigheid voordoet,
voelen zij zich volslagen overval
op dreef ben: ik. Want het is juist
niet de bedoeling om treurig te
zijn. Ik heb wel eens een misser
gemaakt, een lied dat van ge
weeklaag aan elkaar hing, zonder
dat er wat mee gebeurde; ik kan
maar geen meisje krijgen, nie
mand wil mij hebben, ach, ach,
wat ben ik zielig: zoiets".
Levi Weemoedt: „Je nam het
niet terug".
Wat is dat: terugnemen?
Levi Weemoedt: „Nu, het be
gint droevig, maar door middel
van ironie of door welke stijl
vorm dan ook, kun je dingen te
rugnemen zodat het niet meer zo
keihard op mensen overkomt".
Doe je dat om die i
sparen, of doe je dat voor jezelf?
Levi Weemoedt: „Voor mezelf.
Omdat het een plaats heeft in
mijn leven. Ik probeer juist van
die treurigheid af te komen".
Hans Dorrestijn: „Levi heeft
wel gedichten geschreven die
somber zijn tot in zijn uiterste
consequentie. Dus waar nie
mand meer om lacht. Maar, en
misschien is dat wel het hoogst
bereikbare, waarbij iedereen
zegt: god, wat prachtig. Je hoeft
iets niet meer met humor te
doen, je gaat nog een stap ver
der".
wel willen, soms. De aangename
kant van het god-zijn is dat je de
mensen niet nodig hebt".
Lopen jullie de kans dat le
zers van jullie werk denken: ze
zijn bezig de droefheid te vervol
maken, maar in wezen loopt het
wel los met de heren?
Levi Weemoedt, voor zijn doen
fel: „Maar het loopt in de prak
tijk niet los, want er is geen
mens, bij wijze van spreken, die
het erg lang met mij uithoudt,
blijkbaar, wat ik niet leuk vind.
Met dat probleem heb ik genoeg
te stellen, ik wil het niet, maar in
de praktijk blijkt het toch zo te
zijn. Niet dat ik een onaange
naam mens ben, ik ben juist een
prachtmens vind ik zelf, ik heb
geen andere keus. Er is wel dege
lijk in de normale omgang de
zelfde grondtoon als in mijn
werk".
Hans Dorrestijn: „Over het al
gemeen kun je van Levi absoluut
niet beweren dat hij op papier
droeviger is dan in werkelijk
heid. Bij mij lijkt dat wel eens zo,
omdat ik over het algemeen een
tamelijk opgewekt figuur ben,
maar ik heb ook mijn diepe da
len".
Levi Weemoedt: „Ik heb reis
verhalen geschreven voor ons
prachtblad Avenue en dan kom
je dus in een hele vreemde omge
ving, heel ver weg, in Polynesië
ben ik geweest, Tahiti. Maar ik
merkte dat je ook daar met die
zelfde blik naar buiten kijkt en
dat de omgeving al snel versmalt
tot wat het gevoel toelaat. Dat is
een blik die een hoop dingen
wegselecteert, omdat ze zinloos
zijn naar jouw gevoel.
Rome
Geen opluchtend herfstgevoel
op Tahiti?
Levi Weemoedt: „Het regende
er wel, maar dat kwam door mij".
Hans Dorrestijn: „Reizen ver
breedt wat mij betreft de blik ab
soluut niet. Ik heb een reis door
Rusland, door Siberiè gemaakt,
en ik zag dezelfde etterstralen als
hier langslopen".
Levi Weemoedt: „Rome is
mijn favoriete stad, misschien
zou ik daar moeten gaan wonen.
Niks meer schrijven en gewoon
gelukkig worden, dat zou nog
het beste zijn".
- Jammer voor de lezer.
Levi Weemoedt: „Maar ik moet
ook voort".
Hans Dorrestijn: „Ik heb een
tijd van tamelijk grote rust ge
kend, een jaar of twee, drie, maar
nee, ik kan niet gelukkig leven
zoals de meeste mensen. En als
ik even gelukkig leef, durf ik het
niet meer op te schrijven zoals ik
het beleefd heb, dan is het verle
den tijd".
Levi Weemoedt: „Als ik een re
delijk stabiel leven leid en ook
enige mate van menselijk geluk
om mij heen beleef, dan schrijf ik
ook treurig, maar ik schrijf wel
veel méér. Dan is er een omge
ving die mij kan laten schrijven.
Dat is ook belangrijk. Want je
bent toch zoals je bent. Ik heb
een jaar alleen gezeten, en toen
schreef ik één gedichtje".
Hans Dorrestijn: „Je moet niet
tot je nek in de problemen zitten,
er moet een beweging, een woe
ling in je leven zijn".
Levi Weemoedt: „Gelukkig
zorgt het leven er regelmatig
voor dat je niet naar ongeluk
hoeft te verlangen".
Hans Dorrestijn. „De ram voor
je kop krijg je toch wel".
Helm
We zamelen de theekopjes in
en lopen gedrieën naar buiten,
op zoek naar een passende verte
ring. Vanuit een naburige trouw
zaal vertrekt een zwarte limousi
ne vol jong geluk.
Levi Weemoedt. „Dat heb ik er
hier ook nog weer bij. Elke dag
zie je dat aan je voorbijtrekken''
Hans Dorrestijn knikt.
Op de heenweg had hij in dit
verband al enig plezier ontleend
aan Weemoedts gedichtje 'Capi-
taine Mobylette', want dat gaat
„Van zwart haar moet 'k zo hui
len.
Van blond krijg ik 't benauwd...
ach, vind je 't erg als jij vannacht
je bromfietshelm op houdt?
Hans Dorrestijn (links) en Levi Weemoedt in hun favoriete decor van vallende herfstbladeren.
(foto GP)