Hulpverlenend schaap met vijf poten ZATERDAG 13 OKTOBER 1984 De hemel lekt weer eens, een tot op het bot doordringend motregentje laat Nederland katterig ontwaken uit de roes van een prettig weekeinde. Ergens langs de A4 richting Amsterdam roept een automobilist de maandag spontaan uit tot baaidag. Geloofd en geprezen had hij na de wekelijkse poetsbeurt zijn mechanische wonder op wielen, ruim twee etmalen later zij „dat kreng" vervloekt. Hoestend en proestend was zijn blinkende trots tot stilstand gekomen, niet meer aan de praat te krijgen, zelfs niet door een kennis verradende blik onder de motorkap. Hooguit twintig minuten tevoren had de panne onverbiddelijk geleid tot een niet gewenste stop, inmiddels blauwbekkend schijnt het oponthoud hem uren toe na een verfoeide wandeling naar één van de 2600 praatpalen van de ANWB. Het wachten is nu op de Wegenwacht. Luttele kilometers verderop, in de meldkamer van het Wegenwachtstation Badhoevedorp blijkt het leed van de betrokken weggebruiker geregistreerd als één van de honderdvijftigduizend pechgevallen die zich jaarlijks „in ons district" voordoen. Districtschef Dona draagt het gegeven routineus aan. Hoe begaan ook met het lot van de gestrande bestuurder: waar voor „de klant" het motorische ongerief zo ongeveer gelijk staat aan een ramp op kleine schaal, ziet de door de praktijk geharde Dona een dikwijls met veel tam-tam in de praatpaal geschreeuwde noodkreet vooral als een aanvulling op de omzet. Kaart Hij heeft de supervisie over 82 wegenwachten, mobiel in een gebied dat Noord-Holland, Zuid-Holland tot Den Haag, een deel van Utrecht en de omgeving van Almere beslaat. Op vertoon van de lidmaatschapkaart. zijn ze bereid te sleutelen aan voertuigen die niet langer gehoorzamen aan de commando's van de bezitters. „Zesennegentig procent van de meldingen betreft gestrande voertuigen", weet Dona. In de andere gevallen gaat het voornamelijk om verzoeken om dienstverlening bij ongevallen, hulp wordt er als vanzelfsprekend ook geboden aan bestuurders die achter het stuur ziek zijn geworden. Maar de passagier die na een al te hoog opgelopen woordenwisseling door de bestuurder uit de auto is gezet, weet zich al evenzeer ondergebracht in het servicepakket van de Wegenwacht. Ligt er rommel of een dood dier op de weg, de gemotoriseerde jongens van de ANWB springen zonder morren bij. Op de rug liggende schapen komen door toedoen van de groene brigade op hun pootjes terecht, zelfs zonder dat ze daarvoor het bewijs van lidmaatschap hoeven te overleggen. „Maar het komt ook nog weieens voor dat mensen zich aan de praatpaal melden met de mededeling dat ze levensmoe zijn", vertelt Dona. „Die proberen we in de meldkamer aan de praat te houden tot het moment dat er iemand ter plekke is gearriveerd om bijstand te verlenen". Organisatie Achter de dagelijkse'arbeid in de maar al te vaak als crisiscentrum functionerende meldkamer en langs de weg schuilt een strakke organisatie die zich in vrijwel niets laat vergelijken met het gepionier van 38 jaar geleden. In 1946 introduceerde de Algemene Nederlandse Wielrijdersbond het fenomeen wegenwacht dat destijds werd belichaamd door zeven wijd in het uniform gestoken monteurs. Breeduit en met ingehouden trots zaten ze op 'Harley Davidsons' van het type 'Liberator', afdankertjes van het Canadese bevrijdingsleger. Weliswaar lag ook in die bijna onder de romantiek van het verleden begraven dagen het accent van de taakomschrijving vóór alles op de hulp aan weggebruikers die hun reis niet konden voortzetten, maar verder houdt elke vergelijking met toen wel op. Onder de paraplu van de ANWB heeft de Wegenwacht alleen al in de buitendienst 630 medewerkers in dienst, verdeeld over acht districten. De motor is allang afgezworen als vervoermiddel naar het zoveelste geval van pech onderweg, anno 1984 wordt vertrouwen geschonken aan de Golf Diesel. Maar ook het interieur van de doorsnee meldkamer heeft in de loop der jaren een ingrijpende wijziging ondergaan. Als op zovele administraties is het register van eerlijk met de hand geschreven kaarten voorgoed opgeborgen in het archief, ook hier leunt het personeel op het geheugen van de computer. Op de koffie De klok wijst 11.45 uur, iemand wiens stem vibreert op de nasale klanken van het Amsterdamse dialect klaagt zijn nood. Volgens de computer correspondeert het door hem opgegeven registratienummer met de werkelijkheid. Zodat de telefoniste de hulpvragende niet hoeft te manen alsnog lid te worden, er kan verder worden gepraat over de dienstweigerende automobiel in kwestie. Het relaas aan de andere kant van de lijn wordt in de meldkamer gewikt, gewogen en tenslotte getaxeerd als een licht geval. Onze Amsterdammer is bij zijn tante op de koffie, die kan dus wel even wachten. Meldingen van ernstiger aard krijgen voorrang. Daar waar de nood het hoogst is, dient de redding nabij te zijn. „Als je met z'n allen 21 miljoen kilometer onder de wielen laat gaan, maak je natuurlijk wel het een en ander mee. Dat is inherent aan het vak", meent Dona. „Vandaar, dat we tijdens sollicitatieprocedures altijd de ongevalssituaties schilderen, we tasten in zo'n gesprek af of de sollicitant stressbestendig is. Want behalve dat een kandidaat een goed monteur moet zijn met een jaar of vijf, zes garage-ervaring, mag-ie vooral nooit in paniek raken. Ook het ernstigste ongeval moet een medewerker in de buitendienst van zich afkunnen zetten". Een wegenwacht, zegt Dona ook, moet een persoonlijkheid zijn. Iemand die in allerhande voorkomende werksituaties met publiek moet kunnen omgaan. Het door hem geschetste profiel komt ook de districtschef enigszins onwezenlijk voor, „want eigenlijk zoek je dan naar een schaap met vijf poten". Naar een kracht die dan ook nog met het macabere besef moet kunnen leven dat de dood tijdens de diensten immer meerijdt. Vorig jaar Pasen werd wegenwacht Kanters ter hoogte van Gorinchem geschept door een niet oplettende automobilist, toen hij op de vluchtstrook bezig was een gestrand voertuig te repareren. Hij overleed ter plaatse. Begin dit jaar raakte één van Dona's collega's bekneld tussen twee auto's, nadat een wegpiraat zich met zijn gemotoriseerde gevaarte in de achterzijde van het pechvoertuig had geboord. De hulpverlener raakte zeer ernstig gewond aan zijn been, voorlopig zal hij nog rust moeten houden, al gaat het naar omstandigheden nu goed met hem. „In één jaar heeft de Wegenwacht één dodelijk ongeval en drie min of meer ernstig gewonden moeten betreuren", meldt Dona bewogen. Snurkers De ongelukken schrijft hij toe aan de teruggelopen verkeersmoraal. Door het rode licht rijden is zo langzamerhand al heel gewoon, spreekt Dona uit ervaring. „Er wordt ook veel gereden over de vluchtstrook, terwijl die toch is bestemd voor dienstverlenend verkeer. Voor de politie, voor de ambulances, voor de Wegenwacht. Wat zie je in de praktik? Automobilisten die de vluchtstrook als sluiproute kiezen. Vrachtwagenchauffeurs die in een file staan, haast hebben en dan naar rechts uitwijken om te zien hoe lang die file dan wel is. Maar het overgrote deel van de ongevallen wordt veroorzaakt door bestuurders die met iets anders bezig zijn dan op het verkeer letten. Met het doven of oprapen van een sigaret, met het bekijken van een landkaart. En dan heb je ook nog de categorie snurkers. De bestuurders die tijdens de rit in slaap vallen". Niet zo lang geleden heeft één van de wegenwachten (gelukkig) net niet aan den lijve ondervonden wat een in dromenland verkerende weggebruiker voor schade kan aanrichten. De bewuste man ramde geheel onbewust de achterkant van een wegenwachtauto, ontwaakte na de klap, keek om zich heen en zei vervolgens: „Goh, ik ben nog nooit zo snel wakker geworden". Het gevaar waaraan de Nederlandse wegenwacht dagelijks bloot staat, wordt blijkens diverse veiligheidsmaatregelen en voorschriften onderkend door de ANWB-top. Wie in een kapot rem- of achterlicht aanleiding ziet de hulp van de Wegenwacht in te roepen, krijgt tegenwoordig vanuit de meldkamer te horen dat—ie moet doorrijden naar een veiliger plaats in de omgeving. Nog meer dan voorheen wordt de klant ook op het hart gedrukt de gevarendriehoek achter de wagen te plaatsen. Uit voorzorg dient aan de uiterst rechtse zijde van de vluchtstrook te worden geparkeerd, desnoods in het gras. Ook de ANWB zelf gaat preventief te werk. In de r Wegenwachtauto's zijn öf worden de aansluitingen voor de startkabels aan de voorzijde aangebracht; de looplamp is met het gereedschap eveneens uit de achterbak verdwenen. „Die voorschriften zaten al in de pen, maar het ongeval met Kanters heeft het proces versneld", laat Dona weten. „Nu werkt de wegenwacht op de vluchtstrook zoveel mogelijk aan de voorkant. In elk geval weet hij zich dan gedekt door twee wagens". Mannenwereld Een mannenwereld trouwens, die Wegenwacht. Al heeft Corrie van Gorp het ooit anders willen doen geloven, navraag leert dat Alie nooit haar interesse voor een functie bij de mobiele colonne heeft laten blijken. Andere vrouwen trouwens ook niet. Dona: „De vrouw laat zich kennelijk slecht integreren in het monteursvak. Misschien dat er in heel Nederland een paar bij garages werkzaam zijn, maar van enige belangstelling voor een functie langs de weg is me tot nu toe niets gebleken. Wél werken er veel vrouwen in de meldkamers". Zittend achter de 'regeltafel' onderhouden zij de verbinding met de buitendienst. Zodra er maar een wegenwacht vrij is, wordt hem de oproep van een door pech achtervolgd lid doorgespeeld. Bij monde van Dona laat de Wegenwacht zich voorstaan op«en snelle bediening van de klanten, al geeft hij grif toe dat er nogal eens wordt geklaagd over lange wachttijden. Files zijn hier dikwijls niet vreemd aan. „De file", meent Dona, „dat is onze grootste werkvijand". Maar, merkt hy ook op, een karwei kan natuurlijk ook meer tijd in beslag nemen dan de gemiddelde 21 minuten, een wegenwacht kan uiteindelijk niet altijd heksen. Daarom, vinden ze daar in Badhoevedorp, is ook langs de snelweg geduld uitoefenen een schone zaak. Allergie De 'R' is weer in de maand, het jaargetijde waarin diverse auto's hun allergie voor vocht laten blijken is weer aangebroken, veel werk is er derhalve aan de winkel voor de WW. Naarmate de dagen korter worden, neemt het aantal meldingen van niet startende auto's toe. „Met noodoplossingen helpen we de mensen weer op weg, we treden niet in de plaats van garages, we plegen geen onderhoud aan auto's", vat Dona bondig het beleid van zijn dienst samen. Hij geeft het verschil in werkwijze aan van de wegenwacht en de garagist. „Mensen die werkzaam zijn in een garage zijn dan wel monteurs, maar geen storingzoekers. Een wegenwacht zal doorgaans sneller een diagnose kunnen stellen dan iemand van een garage. Die is gewend te werken met verfijnde apparatuur. Langs de weg kan je zo niet werken, de wegenwacht zal vooral op zijn ervaring moeten afgaan. Laat ik zeggen dat wij andere monteurs zijn. Het is voor ons niet interessant of een lager wel of niet deugt, voor ons is alleen belangrijk de vraag of een wagen nog wel of helemaal niet meer kan rijden". Het miezert nog altijd buiten, het middaguur nadert. Wegenwacht Peter van Deelen (36) uit Leiderdorp heeft er dan al 5'/2 uur patrouille en 5 klussen op zitten. Al twaalf jaar is hij De meldkamer van de Wegenwacht die maar al te vaak dienst doet als crisiscentrum. verbonden aan de hulpverleningsdienst, onveranderd voelt Van Deelen zich aangetrokken tot dit „afwisselende werk". Gezien zijn MULO-opleiding leek hij destijds voorbestemd voor een kantoorbaan, maar het werk in een garage lokte hem meer aan. Later stapte hij over naar de Wegenwacht, doorliep de opleiding en heet in het wegenwachtjargon „een volleerde". Hetgeen overigens niet betekent dat Van Deelen tijdens zijn dagelijkse bezigheden deint op zijn routine; als al zijn vakbroeders wordt hij jaarlijks bijgeschoold in techniek en in de materie van de EHBO. „De drukte valt mee vandaag", meldt Van Deelen. Hij heeft die woorden nog niet uitgesproken of de mobilofoon roept om wagen 569, ztfn wagen dus. Of hij Coentunnelweg in Amsterdam wil gaan, daar zou een Ford Taunus voor zichzelf een werkonderbreking hebben ingelast. Dertien minuten later is Van Deelen ter plekke. In één oogopslag ziet hij dat de gevarendriehoek in de kofferbak is gelaten, bovendien heeft de eigenares haar vervoermiddel gestationeerd op het snijpunt van snelweg en uitvalsweg. „Een levensgevaarlij ke parkeerplaats", vindt hij. En inderdaad, het scheelt niet veel of het zich van Zaandam richting Amsterdam voortjakkerende verkeer rijdt de vouwen uit zijn broek. Enig duwwerk laveert de Taunus in een wat minder gevaarlijke positie. Hoog tijd nu om de bestuurster te vragen wat de klachten zijn. Hij deed het ineens niet meer, geeft ze haar bevindingen. Het toeval had gewild dat haar man, volgens zijn visitekaartje „political correspondent" bij het grootste dagblad van Nederland, achter haar had gereden. Hij had bij de krant de Wegenwacht kunnen bellen, anders had ze kunnen wachten tot ze een ons had gewogen, want in de omtrek had ze geen praatpaal kunnen vinden. Van Deelen hoort het allemaal geduldig aan, zo te zien heeft hij zo'n verhaal al eens eerder gehoord. Tien minuten later is het euvel verholpen; de accu even opladen en de motor loopt weer. Mevrouw had alles aangezet in haar wagen: de ruitewissers, de kachel, de aanjager en de achterruitverwarming. Normaal mag dit alles geen probleem vormen. Maar als de dynamo op tachtig procent van de gebruikelijke waarde functioneert, hoeft er niet vreemd te worden opgekeken als een auto het vertikt ook maar een meter verder te ryden. Van Deelen beveelt een bezoek aan een garage warm aan. Sterkte Het is kwart voor een, op naar de volgende klant. Een vrachtwagen, een Scania, staat geposteerd bij praatpaal 706 op de snelweg Utrecht-Amsterdam. Twintig minuten later blijkt onze wegenwacht niets voor de chauffeur te kunnen doen. Die laatste had dat zelf al vermoed, de tapeinden van een remtromme! waren immers afgebroken. Hij zegt overleg te hebben gepleegd met zijn patroon, wachten moet hij nu op de komst van de dealer in Blokkt.En dat, klinkt het licht verontwaardigd, terwijl er ook een dealer in Amsterdam zit. „Sterkte", roept Van Deelen hem Gebruiksaanwijzing Het is vijf minuten over een inmiddels, koers moet worden gezet naar de Steelvlietstraat in Amsterdam-Osdorp. Van Deelen bepaalt zijn route na een blik op de kaart, een half uurtje later maakt hij kennis met de Amsterdammer die bij zijn tante op de koffie was. De begroeting is joviaal, hij wijst op een doorgeroeste hoestbui op vier wielen. Eens moet dit wrak een Ford Taunus zijn geweest, althans een aandachtige inspectie van het vehikel levert die conclusie op. Onze joviale Amsterdammer blijkt inmiddels te hebben vastgesteld wat er zoal mankeert aan zijn tot schroot verworden bezit. Van Deelen poogt de motorkap te openen, tevergeefs. Maar gelukkig, onze joviale Amsterdammer kent de gebruiksaanwijzing van buiten. Zichtbaar heeft hij meer met dit bijltje gehakt, een schroevedraaier biedt uitkomst. „Maar", houdt hy Van Deelen voor, „hier kun je toch geen moer aan doen, de distributieriem is kapot, ik heb dan ook gevraagd om een takelwagen". Een discussie ontspint zich, nadat Van Deelen is kennis is gesteld van het aantal verreden kilometers van de wagen. „Anderhalve ton, 158.000 kilometer om precies te zijn", had onze joviale Amsterdammer geroepen. Van Deelen: „En nooit die distributieriem vernieuwd?" „Mot dat dan?", luidt de wedervraag. „Ja. dat moet", antwoordt Van Deelen, „om de 60.000 kilometer". De Amsterdammer weer: „Kèn die taokelwaoge dén niet komme, dat brik mot toch naar een garage". Enig wantrouwen bekruipt Van Deelen nu, hij wil behalve de lidmaatschapkaart toch ook wel even het kentekenbewijs zien. Op de ene kaart staat als woonplaats Amsterdam aangegeven, op de andere Purmerend. Hetgeen haaks staat op de ANWB-voorschriften, de adressen op het kentekenbewijs en het WW-lidmaatschapkaart moeten overeenstemmen. „Maar ik heb nog een pasje van de bank bij me, daarop staat ook dat ik in Purmerend woon, ik ben pas verhuisd". Van Deelen treedt in overleg met de meldkamer, waar vandaan het advies wordt gegeven dit geval maar als afgedaan te beschouwen. De Leiderdorpse wegenwacht deelt vervolgens de Amsterdamse Purmerender mee dat hij niet mag helpen. Enig gesputter volgt nog, maar dan legt hij zich bij het onvermijdelijke neer. „Je hebt voor zestig procent kans dat de kleppen krom staan. Een reparatie van zeker 500 gulden", zegt Van Deelen ten afscheid. „Nou ja, ik zie wel", is het weerwoord. „Je mag het eigenlijk niet zeggen", geeft Van Deelen later prijs, „maar in Amsterdam hebben ze er nog weieens een handje van om te proberen een auto gratis door de Wegenwacht naar de garage gesleept te krijgen". Waterslang Het volgende 'noodgeval' wacht, een bestelwagen van een stomerij. De waterslang blijkt lek. „Zelf', zegt de chauffeur, „heb ik wat zitten aanklooien met cellotape. Maar na een half uur vond ik het wel genoeg, toen ben ik maar naar de praatpaal gelopen". Met behulp van een zaagje kort Peter van Deelen de slang in, nog geen vijfiTfinuten neemt het werk in beslag. Toch nog veel pechgevallen in een tijdsbestek van pakweg drie uur. Wordt er onder druk van de economische recessie minder geld uitgetrokken voor het onderhoud van het Nederlandse wagenpark? Zowel Van Deelen als zijn chef Dona ontkent dat. „In het algemeen valt de staat van onderhoud wel mee", is het eensluidende oordeel. Dona: „Wel is het zo dat vele mensen zich door de reclame op een verkeerd spoor laten zetten. Geschermd wordt er met auto's die maar om de twintigduizend kilometer een beurt hoeven te hebben. Nou, twintigduizend kilometer is een hele afstand. Zo lang kan je volgens mij niet rijden met je bougies en contactpunten". De vroege dienst zit er voor Peter van Deelen op. onderweg naar Badhoevedorp heeft hij nog hulp geboden aan een dame die „net naar de praatpaal wilde gaan". De avond maakt inmiddels aanstalten om zijn dagelijkse overval op de dag te plegen. Op de A4 is de man die in de vroege maandagochtenduren zijn blinkende bezit zo hartgrondig verfoeide, verdwenen. Maar het motregent nog altijd, daar kan zelfs de Wegenwacht niets aan doen... door Gerard van Putten De Wegenwacht helpt niet alleen gestrande automobilisten, de groene brigade verleent ook eerste hulp aan slachtoffers van ongevallen. Zelfs op de rug liggende schapen worden door de 'schapen met vijf poten' op hun pootjes gezet Al 38jaaris de hulpverleningsorganis atie actief langs 's Heren wegen, vaak niet zonder risico. „Maar dat is inherent aan het vak". In Extra wordt een blik gegund in de dikwijls als crisiscentrum fungerende meldkamer van het Wegenwachtstation in Badhoevedorp. Tevens gingen we mee op patrouille. Voor wegenwacht Peter i voortgezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 21