m
MM
M
MM
Hl
[M,
90
M
'Echt verwerken
dat kan ik niet'
Willem Aantjes zes jaar na zijn val
'Ik haat niemand'
ZATERDAG 13 OKTOBER 1984
PAGINA 19
Hij weet de datum van de val nog precies: 7 november 1978. Nu bijna zes jaar geleden. Iedere
dag denkt hij er aan. „Ik merk dat ik het altijd met me meedraag. Dat zal wel tot m'n laatste
snik duren".
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
zijn zoals u zegt, zei Enschede.
Dan nog moet u zich geen illu
sies maken over rehabilitatie,
want feiten helpen u niet meer.
Mensen oordelen op symbolen.
Op die SS-letters. Terwijl ik toch
verdorie een risico's gelopen
heb. Drie weken lang in '44 in
Hoogeveen, toen ik weigerde een
opleiding te volgen bij de Waf-
fen-SS liep ik het risico te wor
den neergeknald. Het is mis
schien gemakkelijk om te zeg
gen, maar het lijkt mij voor de
hand liggend dat, als ik in Neder
land gebleven was, ik in het ver
zet was terechtgekomen. Alleen
de omstandigheden waren dat ik
in Duitsland terecht kwam".
Terug naar DDRmhi
„Ik ben vorig najaar terugge
weest naar de DDR. Naar de plek
waar ik in de oorlog postbode ge
weest was. Ik heb het herhaalde
lijk geprobeerd. Dank zij Hans
van den Broek is het eindelijk
gelukt. Ik wilde kijken of ik nog
mensen kon terugvinden, met
wie ik toen contact had. Geluk
kig was dat zo. Het waren zelfs
veel meer dan ik gedacht had. Je
moet niet vergeten, die vrouwen
die allemaal op de post stonden
te wachten, van hun mannen die
her en der vochten, waren voor
mij geen vijanden. Het waren
moeders die bezorgd waren om
hun zonen, vrouwen die wacht
ten op een levensteken van hun
echtgenoot. De Duitsers sneuvel
den in die tijd bij bosjes. En wat
mij betreft konden er niet ge
noeg sneuvelen, maar er voltrok
zich bij mij toch een proces van:
als het maar niet de mannen en
de vaders van deze mensen zijn.
Ik ben er naar toe gegaan, omdat
er tijdens de affaire in '78 over
mijn periode in Duitsland een
beeld is blijven hangen waarvan
ik weet dat het niet met de
werkelijkheid overeenkomt.
Voor mijn eigen gevoel wilde ik
dat nog eens geverifieerd hebben
door ontmoetingen met de men
sen die ik toen heb meegemaakt.
En ik moet zeggen, het heeft me
goed gedaan, die reis. De mense
lijke contacten hebben echt be
staan, anders hadden ze me nu
niet herkend en waren ze me niet
zo vriendelijk tegemoet getre
den. In politieke zin bleek dat ze
een helder beeld van me hadden;
het beeld van iemand die van het
hele nazisme niks moest hebben.
Ik ga nog eens terug, want één
dame die ik nog eens wil zien,
heb ik niet gevonden en die moet
er toch ergens wonen". Lacht.
„Ja, ik was een gezonde jonge
man hoor. En er waren heel wat
aardige Poolse en Russische
meisjes daar.
Ik heb in de oorlog geweigerd
een loyaliteitsverklaring te teke
nen. Dat moest als je wilde stu
deren. Massa's studenten heb
ben die verklaring wel onderte
kend. Sommigen zijn heel hoog
geworden in de politiek hoor
Heel hoog. Nee, ik zeg niet wie.
Het ondertekenen van zo'n ver
klaring vind ik veel erger dan de
aanmelding voor de Germaanse
SS, met het doel op die manier te
ontvluchten".
Geen andere partij
"Ach, het is natuurlijk niet zo
dat mijn leven mislukt is. Er is
mij op onrechtvaardige wijze iets
uit handen geslagen. Wil je wel
geloven dat ik het erger vind dat
ik uit het partijbestuur gegooid
ben dan dat ik niet meer in de
Kamer zit? In de Kamer zou ik
morgen terug willen om er over
morgen door de voordeur weer
uit te gaan. Daar gaat het alleen
om rehabilitatie. Maar dat het
CDA me nu bewust heeft laten
vallen vind ik ontzettend moei
lijk te verteren. En het was maar
een bescheiden functie die ik
vervulde. Nee, ik heb geen aan
vechting me aan te sluiten bij
een andere partij. De ARP heeft
me groot gemaakt en die is nu
een deel van het CDA. Twintig
jaar lang heb ik het vertrouwen
gehad van de mensen van de AR
en later het CDA. Als ik nu naar
een andere partij pverstapte zou
den die mensen denken: zie je
wel, hij deed het alleen voor zich
zelf. Niet voor het volk. Ik kan
gewoon niet naar een andere par
tij. Ik hou van het CDA, ondanks
degenen die zich alleen maar van
mij willen ontdoen. (Hij doelt
kennelijk op Van Agt en Buk
man). Als het CDA het kanaal
niet meer is, dan maar geen ka
naal. Ik peins er niet over het bij
de verkiezingen in '86 weer te
proberen. Nee zeg, ben je wijs,
het is nou mooi genoeg hoor.
Niet dat ik de politiek niet meer
volg. Mijn handen jeuken als ik
Bert de Vries bezig zie. Nee Bert,
niet zo, denk ik dan".
"Ik droom er nog weieens over
dat het CDA vandaag of morgen
zegt: kom maar terug. We kun
nen je gebruiken, we hebben je
nodig. Figuurlijk dan hoor. Let
terlijk heb ik er nog nooit van ge
droomd. Ik zal je vertellen dat ik
tijdens de affaire maar drie
nachten slecht geslapen heb. Ik
slaap altijd goed. Dat is ook mijn
redding geweest. Nooit een
slaaptablet, nooit een borrel ex
tra. Trouwens ook de gedachte
aan het leedvermaak van ande
ren, als ik er onderdoor zou gaan,
heeft mij op de been gehouden.
Ik gun niemand de voldoening
van we zijn er toch in geslaagd,
het is gelukt, hij is er onderdoor.
Mijn val is misschien geen opzet
geweest, maar het gevolg was ve
len welkom. Daar ben ik van
overtuigd. Ik weet zeker dat er
binnen het CDA mensen zijn die
hopen te kunnen zeggen: hij
heeft het hoofd in de schoot ge
legd. Hij is murw. Dat zal ze
nooit lukken".
Best goed
"Het gaat best goed met mij.
Gezien de omstandigheden. En
die omstandigheden zijn heel
wat minder slecht dan velen den
ken en sommigen hopen. Waar ik
nog van geniet? (zwijgt lang) Als
ik voor jonge mensen spreek, zo
als onlangs in Groningen voor
gereformeerde studenten en
merk dat mijn politieke visie en
idealen aanslaan. En als ik over
de politiek een artikel schrijf
waarvan ik merk dat het iets on
der woorden brengt, waar som
migen van zeggen: prima dat hij
dat schrijft en waaraan anderen
zich ergeren: waarom houdt ie
z'n bek niet. Ik geniet ook van
het beschikbaar zijn voor mijn
gezin. Ik ben sinds vijf maanden
grootvader. Fantastisch. Hij is
twee dagen te logeren geweest,
mijn kleinzoon. Nou, iedereen
kon op z'h kop gaan staan, maar
ik bleef thuis. De hele dag zijn
mijn vrouw en ik met dat kind
bezig geweest. Wat een misver
stand, dat aan zo'n kind nog wei
nig plezier te beleven zou zijn.
Hij verandert ieder uur. En dan
het voeden, verschonen, op
schoot hebben. Ik praat met
hem, hij mag lachen of huilen, al
les is prima. Mijn gezin is vier
kant achter me blijven staan in
'78. Het gekke is dat er kennelijk
eerst iets moet gebeuren wil je
inzien dat je veel te weinig tijd
aan je gezin hebt besteed. Ik heb
nu een aantal part-time functies,
die samen mijn dagen aardig vul
len. Financieel lijd ik geen ge
brek. Ik heb nooit buiten mijn
schoenen geleefd. Sinds '52
woon ik op dit bovenhuis in
Utrecht. Ik ga er ook nooit van
daan. Dit moet gewoon het ou
derlijk huis voor mijn kinderen
blijven. En in mijn werk kan ik
ook heus iets betekenen. Ik kam
peer misschien niet, maar ik kan
daarom als voorzitter van de
kampeerraad heus nog wel iets
betekenen voor vier miljoen
kampeerders".
"Ach, natuurlijk kan ik het he
le gebeuren niet verwerken. Echt
verwerken niet. Dat wil ik ook
niet spelen want dat is niet zo.
Wel heb ik de behoefte om wat te
relativeren. Soms maak ik men
sen daarmee aan het schrikken.
Als mij in een vergadering wordt
gevraagd of ik iets nog weet zeg
ik: ik niet Ik heb een slecht ge
heugen. Dat weet heel Neder
land toch. En tegen een fotograaf
kan ik zeggen: zal ik even onder
de boeken van Lou de Jong gaan
zitten. Het is een soort wapen
denk ik. Een overdreven cynis
me. En ik gebruik het als een
pantsering".
Willem Aantjes, nu 61, de
man die bijna zes jaar ge
leden de diepste val
maakte die een groot po
liticus in Nederland ooit
heeft gemaakt. Van de
ene op de andere dag bui
tenspel, afgetreden van
wege een verzwegen aan
melding bij de Germaan
se SS tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Sinds 1978
hebben de voormalige
ARP en Aantjes tot ir
ritatie van velen en met
instemming van anderen
hun best gedaan hem
te laten terugkeren in de
politiek. Het is niet ge
lukt, het CDA heeft hem
laten vallen. Zelfs in het
partijbestuur, het enige
kanaal waar Aantjes zijn
politieke boodschap nog
kwijt kon, moet men hem
niet meer.Hij doet zijn ui
terste best de affaire te
relativeren. Het heeft al
lemaal kennelijk zo moe
ten zijn, want hij is er
vast van overtuigd dat
zijn leven wordt geleid
door de Heer.
„Niet dat dat leven echt leuk is.
Het is meer een plicht. En als ik
er zeker van was dat ik in de he
mel zou komen, dan zou ik liever
vandaag vertrekken dan morgen.
Die volmaaktheid, het idee datje
dan geen mens meer kwetst.
Geen schuldgevoelens meer je
gens medemensen. En ik hoop
dat ik Lou de Jong er tegenkom.
Natuurlijk gun ik hem van harte
de hemel, stel je voor zeg. Er is
geen twijfel aan dat we elkaar
daar dan zouden herkennen.
Maar dan verwijten we elkaar
niks meer. Dat is een prettig
vooruitzicht, alleen is het nog
maar de vraag of ik er kom".
Nooit meer^^Hi
„Ik heb De Jong nooit meer
ontmoet sinds 1978. Als ik hem
nu op een zondagmorgen in het
bos zou tegenkomen, zou ik hem
zeker groeten en aanspreken.
Meneer De Jong, zou ik zeggen,
hebt u indertijd het verhaal van
Renate Rubinstein gelezen in
Vrjj Nederland, waarin zij op
grond van de conclusies van het
onderzoek naar mijn oorlogsver
leden terugneemt dat ik fout
was? En waarin zij u een slecht
verliezer noemt omdat u uw on
gelijk niet wilt erkennen? De
Jong zal dan wel zeggen dat hij
dat artikel niet heeft gelezen. Ik
denk dat hij gewoon zijn gelijk
zal volhouden en zeggen: ach
meneer Aantjes, ik begrijp niet
dat u zo politiek bezig wilt blij
ven, dat kan toch helemaal niet
meer. Het wezenlijke van wat ik
boven water haalde was toch
waar. Nou ja, wat moet ik dan
verder nog zeggen":
„Ach, ik heb geen bitter gevoel
over die man. Hij vond het leuk
iemand te ontmaskeren, hij wil
de ook eens een soort Wiesenthal
spelen. Nee, het is niet vanuit de
gedacht „hebt uw vijanden lief',
dat ik zo redeneer. Ik heb zelf
een aantal mensen ook niet altijd
even fris behandeld. Ik heb wel
geleerd dat vriendschap in de po
litiek niet bestaat. Dat wist ik al
wel, maar ik heb pas na 1978 er
varen hoe waar dat is. Als men
sen mij willen laten vallen is dat
hun goed recht, maar waar ik
niet tegen kan is dat zulke men
sen hun eigen positie dan nog
proberen te dienen door dierbaar
over hun vriend Willem Aantjes
te praten".
„Ik koop niks voor vriend
schap die alleen via de televisie
tot me komt. Als het hele volk
kijkt. En het volk geroerd den
ken: wat een fijne man is dat. Ik
heb die fijne vriend hier niet
thuis gezien. Ik zei tegen mijn
vrouw toen ik hem in november
1978 voor de televisie zag: let op,
nu begint hij over de heer Aan
tjes en eindigt hij met mijn
vriend Willem. En precies zo was
het. Eerst was het de heer Aan
tjes, toen Aantjes, dan Willem
Aantjes en na de volgende vraag
was het mijn vriend Willem. Als
ik dan daarna diezelfde man die
zich mijn vriend noemt, nooit
hoor of zie is dat wel een afknap
per. Van jou had ik het niet ge
dacht, denk ik dan. Ach, het zal
wel worden uitgelegd als rancu
ne als ik zoiets zeg. Maar dat is
het niet. Zo'n man is misschien
ook niet te kwader trouw. Nee, ik
zeg niet wie het is". (Hij bedoelt
Van Agt).
Uitzondering
„Ik moet wat die, vrienden be
treft een uitzondering maken
voor Piet van Tellingen, Hans de
Boer en Jan Nico Scholten.
Vooral Jan Nico heb ik het als
fractieleider niet gemakkelijk ge
maakt. Die heeft nare ervaringen
door Greetje van der Veen
met mij opgedaan. Toch is die
me trouw gebleven".
„Ik haat niemand. Ik sta me
zelf geen haatgevoelens toe. Ie
mand haten is de grootste zonde
die je kunt begaan. Daar zul je
afschuwelijk voor gestraft wor
den. In 1965 heb ik een psychi
sche inzinking gehad. Spannin
gen privé en op het werk en ik
trok me alles teveel aan. Ik ben
door een psychiater behandeld.
Die man heeft me eelt op m'n ziel
gesmeerd. Ik kan sindsdien in
hoge mate m'n gevoel omzetten
in een verstandelijke redenering.
De psychiater heeft me harder
gemaakt en dat kwam me in 1978
natuurlijk goed van pas. Ik heb
me op de dag van de val zelf dan
ook onmiddellijk voorgenomen:
hier ga ik niet aan onderdoor. En
ik heb me staande weten te hou
den. Ik mag ook niet kapot gaan.
Dat kan niet vanwege de mensen
die in me geloven. Natuurlijk
moest ik ergens doorheen. Ik
heb me geisoleerd gevoeld, ben
woedend geweest, verbitterd. Er
zijn dingen waarin je niet weer
baar bent. Dat ze je vrouw en je
kinderen ermee achtervolgen.
Tot op de dag van vandaag. Af
schuwelijk, wat een ellende. Nee,
daar praat ik verder niet over".
„Nog steeds word ik regelmatig
gebeld door een man die weer
een scheldkanonnade begint. Je
zal het meemaken. Soms avond
aan avond. En dan begint 'ie
weer. Ik ben er na al die jaren
eindelijk achter wie het is. Hij is
nogal eens dronken en ik heb
,hem tenslotte ontfutseld wie hij
is. Het zal wel een zielepoot zijn,
maar ik heb er toch de justitie op
gezet. Nee, ik heb nooit een ge
heim telefoonnummer genomen.
Als je een publieke functie hebt,
kan dat niet. Dan moet je in goe
de, maar ook in slechte tijden be
reikbaar zjn. Sommige mensen
zeggen dat het masochisme van
me is. Misschien is dat ook wel
„Direct na mijn aftreden had ik
wel sterk de neiging me op te
sluiten. Nu nog wel eens trou
wens, maar ik verzet me ertegen.
De mensen staren me nog steeds
aan op straat. Ben je met de
trein? Dan zal ik je straks naar
het station brengen. Als we dan
door Hoog Catharijne lopen, geef
ik je op een briefje, je kunt er be
ter met de twee van Breda lopen
dan met mij". (Een paar uur la
ter doen we dat. Hij heeft gelijk.)
„Ik zal nooit vergeten, de eer
ste keer na mijn aftreden, dat ik
weer met mijn zoons in het bos
liep. We lopen een echtpaar voor
bij. Die man ziet mij en roept:
kijk eens aan, tegenwoordig
loopt hier alles maar los. Nou.
dan heb je de neiging te zeggen:
ik pak hem bij z'n strot en ik ver
moord hem ter plekke. Die kerel
ziet toch dat ik m'n zoons bij me
heb. Als ik alleen was geweest
had ik hem een opdonder gege-
Vlag niet uit
„Ik vind het soms nog moeilijk
me te vertonen. Als de dodenher-
denkingsdienst op 4 mei wordt
gehouden ga ik daar niet heen.
Terwijl ik graag zou willen. Ik
vrees dat de mensen denken: wat
moet hij hier. Misschien overtrek
ik het, maar zo voel ik het. Sinds
'78 steek ik de vlag niet meer uit
op 5 mei. Terwijl het voor mij na
tuurlijk ook bevrijdingsdag is. Ik
zie het al voor me dat een voor
bijganger De Telegraaf belt. Die
sturen direct een fotograaf. En
dan weer gedonder als die foto in
de krant heeft gestaan".
„Kijk, het zou allemaal veel ge
makkelijker voor me worden als
ik gewoon zei: mensen, jullie
hebben gelijk, ik ben fout ge
weest. Dat is me ook aangeraden,
zo'n houding en dan zou ik waar
schijnlijk wel terug kunnen in de
politiek. Oh, de mensen willen je
zo graag vergeven. Dat heeft niks
met christendom te maken hoor,
alleen met zelfbevrediging. Je
moet ze eerst in de positie bren
gen dat ze het zich kunnen ver
oorloven grootmoedig te zijn.
Maar dat vertik ik. Ik ben niet
fout geweest. Daar blijf ik bij. En
dan verlaag ik me niet tot beken
tenissen die ik niet meen. Dat
heeft meer te maken met mijn
rechtvaardigheidsgevoel dan
met gekwetste ijdelheid. Verdo
rie, ik had toch een positie van
heb ik jou daar en dan zul je zo
de goot in gaan? Daar leg ik me
niet bij neer. Trouwens, als ik
dingen zou zeggen alleen omdat
dat beter valt, dan zou ik impli
ciet aanvaarden dat ik aan de
verkeerde kant word ingedeeld.
Dat ik fout was. Ja zeg, kom nou.
Dan durf ik bij onze lieve Heer
helemaal niet meer aan te ko
men. Nu durf ik dat nog wel, ja
Hij vergeeft veel. Daar vertrouw
ik maar op. Hij heeft vast niet zo
zwaar getild aan wat ik al die ja
ren verzwegen heb. Hij weet im
mers precies wat erachter zat en
wat ik wel en niet heb gedaan en
met welke motieven. Nou, daar
mankeerde niets aan"
„Ik heb geen weg bewust ge
zocht in het leven, de politiek
daar ben ik pok in gerold. Daar
ben ik voor gevraagd toen ik al
een andere baan had. Ik heb al
tijd het gevoel gehad dat mijn le
ven geleid is. Maar wat de affaire
betreft heb ik een beetje het idee
dat de leiding het heeft laten
glippen. Ik neem dat de leiding
niet kwalijk. Nee zeg, dat de die
naar niet twiste met zijn Heer,
staat er in De Schrift. Nee..., niet
dat ik zie waar het goed voor ge
weest is, maar ik denk dat me dat
in het hiernamaals wel duidelijk
zal worden. Ik blijf op deze aarde
met een groot gevoel van on
rechtvaardigheid zitten. Niet dat
ik zielig' doe over mijn aftreden,
dat heb ik aan mezelf te wijten.
Ik had de aanmelding voor de
Germaanse SS aan de grote klok
moeten hangen. Dat ik dat niet
heb gedaan is een misgreep van
me geweest. Voor een politicus
van het niveau dat ik had is het
een ernstige blunder niet te on
derkennen dat het niet vandaag
of morgen op een afschuwelijke
manier uitgespeeld zou kunnen
worden. Bij mijn aftreden heb ik
ook een verkeerde beoordeling
gemaakt. Ik dacht dat het maar
tijdelijk zou zijn. Dat kon niet an
ders. Als de onderzoekcommis
sie klaar zou zijn met het rapport
over mij, zou blijken dat ik echt
niet fout was gweest, alleen fou
ten had gemaakt. Dat mijn inten
tie de aanmelding voor de Ger
maanse SS als vluchtmethode te
gebruiken, goed was geweest. Ik
zou terugkeren in de politiek".
„Maar prof. Enschede, de voor
zitter van de commissie, waar
schuwde me al. Stel dat de feiten