De geur van leer en schoensmeer Ritme van de hamer herleeft in opmerkelijk Waalwijks museum EXTRA Een authentieke schoenmakershamer uit het pre-industriële tijdperk in het Leder- en Schoenenmuseum te Waalwijk. door Gerard van Putten PAGINA 21 „Maar", zegt drs. Danielle Lokin, met haar 26 jaar Neerlands jongste museumdirecteur, „het historische verhaal is nog lang niet compleet. Dat moet aangevuld. En dat zou gerealiseerd kunnen worden, zodra we de beschikking hebben over in goede conditie verkerende middeleeuwse schoenen. De fragmenten van de historische schoenen die we nu hebben, roepen dat beeld van vóór 1800 niet op. Mochten we dergelijke schoenen niet kunnen krijgen, dan moeten we de collectie maar completeren met reconstructies". In Leiden studeerde ze kunstgeschiedenis, sinds kort is Lokin belast met de leiding van het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum. Zij trof in Waalwijk een „fraaie, maar amateuristisch samengestelde verzameling" aan. Een brede historische basis ontbrak, zoals ook een behoorlijke tijdsvolgorde. „Ik ben begonnen de collectie uit elkaar te halen. Er is een scheiding aangebracht tussen Europese en niet Europese bestanddelen. Nu is er sprake van een chronologisch verhaal dat begint bij de Romeinse sandaal en eindigt bij de punkschoen". Op gezag van Lokin is er ook een aparte afdeling gekomen voor wat zij noemt „speciale toepassingen": schaatsen, technisch schoeisel, klompen en bijzondere maten. „Voorts is er een voorzichtig begin gemaakt met het opzetten van een bibliotheek en documentatiecentrum. Daar zouden in de toekomst bijvoorbeeld symposia kunnen worden gehouden op het gebied van consumentenvoorlichting en voetverzorging". Modern De historie en het heden van de schoenindustrie reiken elkaar zodoende toch nog de hand, daar in het Nederlandse Leder- en Schoenenmuseum. Eens te meer wordt dat elders in het gebouw nog onderstreept. Modern ogen bijvoorbeeld nog de schoenen, bijgezet in de collectie 'Beroemdheden doen het op hun voeten'. Ze zijn net afgedankt door nationale vedetten, soms was er zelfs een sopje voor nodig om de penetrante geur van zweetvoeten uit het museum te houden. Jan Raas en Antoon Ebben hebben hun afdankers beschikbaar gesteld, gejaagd wordt er door de stichtingsbestuurders nu op die van Johan Cruijff. „Al moet dat niet overdreven worden, we zitten niet op de schoenen van alle beroemdheden te wachten. Want er moet een logisch verband bestaan tussen de schoenen van die mensen en het vak dat ze uitoefenen", tracht Lokin het enthousiasme van de bestuursleden enigszins te temperen. In relatie tot die laatste uitspraak ontgaat het de leek dan even waarom de schoenen van Conny Vink dan wèl zijn geaccepteerd. Maar na enige werking van de fantasie kan daar toch begrip voor worden opgebracht, want is het niet zo dat die zangeres het vaak uit de tenen moet halen om de juiste toon te vinden? „Er worden hier nóg nieuwere schoenen dan die van de collectie van beroemdheden onder de aandacht van de mensen gebracht", laat stichtingpenningmeester Voogd weten. „Die schoenen staan opgesteld in 16 vitrines. Elke vitrine is afgehuurd voor een bedrag van 2000 gulden. Fabrikanten mogen daarin reclame maken voor hun produkten". Er bestaat een unieke samenwerking tussen gemeentelijke overheid en het bedrijfsleven om het museum in stand te houden, zegt hij ook. Alleen al met het oog op de heropening werd de gemeentelijke subsidie aangevuld met particulier geld dat het bedrag van een ton ruim ontsteeg. Voogd: „Er vinden met enige van die donateurs onderhandelingen plaats om een jaarlijks sponsorbedrag te ontvangen". Controle Redelijk goed bij kas als het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum is, zitten de stichtingbestuurders en directeur Danielle Lokin niet direct te wachten op de erkenning „museum van nationaal belang", die door het ministerie van WVC wordt toegekend. „Ons museum is niet van nationale, maar van internationale allure", roept stichtingvoorzilter Schonis enigszins baldadig uit. Lokin: „Een dergelijke erkenning heeft voordelen, maar ook nadelen. Het voordeel is datje subsidie ontvangt van het ministerie van WVC, het nadeel is datje meteen een strenge controle te wachten staat. Wij worden liever niet op onze handen gekeken". Penningmeester Voogd: „Als er jaarlijks 20.000 bezoekers komen, zitten we goed met de exploitatie. Officieus zijn we hier op 1 mei al opengegaan. Niet alles was klaar, maar we wilden de mensen niet langer laten wachten. Nu al hebben wij 12.000 bezoekers binnen gekregen; met behulp van allerlei acties hopen wij hier jaarlijks 30.000 mensen te kunnen begroeten. Voor ons heel wat, wij zijn uiteindelijk geen Efteling" Dat is waar. Daar pleegt het publiek te komen dat niet direct belang stelt in schoeisel. Hoewel, zien we die zevenmijlslaarzen van Klein Duimpje niet even over het hoofd? ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1984 Het is maar goed dat een Nederlander traditiegetrouw nimmer oude schoenen weggooit eer hij nieuwe heeft, anders was het maar een lege boel geweest daar in het Nederlands Leder en Schoenenmuseum te Waalwijk. Onlangs kreeg het een nieuw jasje, en dat moest natuurlijk trots aan den volke gepresenteerd worden. Gerard van Putten toog erheen, rook er de zweetpatatten van Jaan Raas doch miste tot zijn verbazing de zevenmijlslaarzen van Klein Duimpje. Verslag van een kolderiek gebeuren. Het gejaagde bestaan van het geïndustrialiseerde heden noodt kennelijk meer en meer tot een tijdelijke ontsnapping naar het bedaagde verleden. Het strenge bewind van het zwijgzame, maar o zo aanwezige computerhorloge maakt hier en daar nogal wat verlangens naar het lome getik van grootvadersklok los. Vandaag de dag houdt geautomatiseerd Nederland, deinend op de nostalgie, met graagte de spiegel van vroeger voor om te zien hoe er op het ritme van de hamer :erhjk handwerk werd vervaardigd. Hoe het leven ;oen voortkabbelde. Dok de zondagsrijder is er al inige tijd achter dat hem andere wegen openstaan dan het xaditionele ritje naar oma en opa >m kennis te maken met die goeie ouwe tijd'. AVRO's Meta le Vries hoeft in 'Juist op :ondag' maar één keer te roepen lat er in een bepaalde stad, dorp, jehucht of wat voor een vlek dan >ok een expositie wordt jehouden en menig voormalig ultuurbarbaar laadt de wagen ol om vrouw, kroost en zichzelf >p een leerzame dag te tergasten. Het museum als cijkplaats van vervlogen ;ulturen raakt in trek als doel to or een dagje uit. „In dertig jaar s het museum bezoek verzesvoudigd", stelde J. Carsten, hoofdconsulent voor nusea bij het ministerie van WC vorige week vergenoegd ilatie ^ast- 1 ■lij sprak die woorden in Vaalwijk tijdens de opening van jet Nederlands Leder- en tW] Jchoenenmuseum, die eigenlijk lil !een opening was. Want al had le overijverige, zichzelf lecretaris noemende iecretaresse ^^^^erschuur-Hoefakkers uit naam ^^^^an het stichtingsbestuur met hout ,veel tam tam" alle denkbare aan- lutoi*iteiten, ómen" nediavertegenwoordigers en ton. iin ^dere notoire receptiegangers le aandacht gevraagd voor de 'keu- 'Pening van dat museum, alras :wamen ook niet-insiders tot de mtdekking dat het 'kunstbezit' 1 sinrls 1 954 'nripnhaar' \»/ac T-Tar! en 1 sinds 1954 'openbaar' was. Had edereen, om VARA's larlementaire medewerker Dolf Irouwers na te spreken, daar ven 9 iou zijn schoenen voor fSt 5 ^Poetst? Dü'JL" Basis mg be er een Rond 1930 werd de basis voor I is ge- et museum gelegd door ene 10 voor in toon Hendriks. Als echtgeaarde zoon van de on/eet- .angstraat verdiende hij jur. 1e anvankelijk de kost in de toen kamer, og florerende kamer, choenenbranche. Eerst als ie. een choenmaker, daarna als woning ïodelleur. Later bracht hij zijn ennis van het schoenmaken iverleg ver op anderen, als leraar op de ïchnische school in Waalwijk. IHOUl 'erslingerd aan alles wat ook je ach- *aar enigszins aan een schoen eed denken, schuimde iendriks ter wille van zijn kamer, Imaar groeiende privécollectie eel wat landen af om het Bhoeisel van hedendaagse en ler mei istorische pantoffelhelden te veel resteren'. De vele bezoekers eschikt an de in 1948 gehouden iternationale leder- en 'hoenententoonstelling srgaapten zich aan het ^toongestelde resultaat van endriks' verzamelwoede. Een Vj||a js ublieksattractie heette de warm- nvéhobby van de Waalwijker o die bewuste expositie. Een met 2rhaling van het openbaar t ruime Stallen waard vond, ienigeen. Zodat het kon iet veel;l)euren dat een aantal i kitche- hernemende Langstraters jimte is ^lo.ot te «veren v°°r een u e, prak- huizing voor wat door hen het irt toilet ^enswerk' van Hendriks werd rdieping noemd. ■dkamer WVC's museakenner Karsten: toilet en ^usea zÜn niet volgens irt toilet. vast naar soort over Nederland tgespreid. Veruit de meeste !eeltelijk'n Plaatsekjk geworteld, ze zijn overleg spirabebron de eigen ^*teresse, het eigen vak of het gen beroep. Het Nederlands ïder- en Schoenenmuseum is een levende illustratie van", B.V.Hetzou overigens tot 1954 26 iren, voordat Hendriks met in schoenen, laarzen, 84 intoffels, tasjes en wat dies meer zij onderdak kreeg in een patriciërswoning aan de Kloosterhof. Zeven jaar later verhuisde de inmiddels tot directeur-conservator benoemde Waalwijker met zijn geliefde spullen naar de Grotestraat. Daar kreeg het museum allengs het karakter van een familiebedrijf, nu de in 1965 overleden Hendriks eerst werd opgevolgd door Jan Bergmans en later door diens broer Harry. Brood Als zovele vakbroeders in de Langstraat waren ze niet opgewassen gebleken tegen de concurrentie van „d'n Italiaan"; hun alom geprezen damesschoen werd uit de markt geprijsd door de zoveel goedkopere produkten, stammend uit de laars van Europa. Als conservator legden deze telgen van een vermaard schoenmakersgeslacht „net als d'n Toon" hun hele ziel en zaligheid in het museum; ook zij maakten er een eer van om vanwaar dan ook zoveel mogelijk „stappers" naar de Brabantse plaats te slepen. Gedreven toonde het tweetal het volk hoe het eens was, in de Langstraat. Puttend uit hun ervaring brachten de broers het bijkans uitgestorven ambacht tijdelijk tot leven. En zie: waar er amper nog toekomst zat in de schoenenindustrie, zat er wel brood in het Nederlandse Leder en Schoenenmuseum. Een bekend verschijnsel: per definitie alles wat zeldzaam is of is geworden, kan rekenen op de De Langestraat in vroeger jaren: interesse van het publiek. Naarmate de belangstelling van buitenaf groeide, hand in hand met de aanwassende collectie, kreunde het Nederlandse Leder en Schoenenmuseum steeds meer onder de knellende pasvorm van.de behuizing in de Grotestraat. „Het heeft acht jaar geduurd, voordat we naar dit gebouw konden verhuizen", aldus Harry Bergmans. „Het is de oude kinderschoenenfabriek van mijn broer Koos, ook Jan en ik hebben daar gewerkt". Met name Jan zag het aanvankelijk helemaal niet zitten dat het museum onderdak kreeg aan de Elzenweg. „Dat wordt niks, een museum in onze oude fabriek", dacht hij, maar nu spreekt diezelfde Jan over een visitekaart waar hij "groots" op is. „Dè maagde gerust wète". Broer Harry: „Dit is uniek". Trots Naast hun schoenen liepen ze niet, al die direct betrokkenen bij het Nederlandse Leder- en Schoenenmuseum. Maar trots stapten ze wel rond op die door hen met zoveel „tam tam" als „openingsdag" aangekondigde heropeningsdag, die zo nerveus begon omdat de halve zolen aanvankelijk zoek bleken. Wat was dat nu, waren er ook gasten uitgenodigd aan wie een steekje los zat? Maar neen, het ging in dat geval om een plaatselijke lekkernij dat zich liet smaken als een gevulde koek. Ook staatssecretaris Van Zeil van economische zaken genoot er later op de dag van, hij was bereid gevonden om de officiële opening te verrichten. Kosten noch moeite waren dus gespaard door het stichtingsbestuur, dat bovendien nog een bedrag van 1500 gulden had uitgetrokken om op die bewuste vrijdag een uit 1944 daterende Dakota DC 3 af te huren, teneinde een wat geforceerd aandoende link te leggen naar de herdenking van de 'Slag bij Arnhem'. Goed, op 200 meter hoogte bood de Gelderse gedeputeerde Van der Broek-Laman Trip stichtingsvoorzitter Schonis een schoen aan van een Amerikaanse parachutist die toentertijd in het kader van operatie 'Market Garden' op Nederlandse bodem landde. Maar verder had de herdenking van de 'Slag bij Arnhem' toch weinig met de heropening van het Nederlandse Leder- en Schoenenmuseum gemeen. Stichtingssecretaris Vuurhoff-Hoefakkers: „Ach, dat was een stuntje. Hebben we de zondag voor de opening bedacht. De pers liep aanvankelijk niet zo Uniek Wie ook maar even dacht dat zij met haar openingsaankondiging al die autoriteiten en mediavertegenwoordigers bewust een hak had gezet om haar museum in de landelijke belangstelling te plaatsen, bande dat stoute vermoeden na die oprechte bekentenis meteen uit zijn of haar gedachten wereld. Waarom dan al die drukte, hele gezinnen werkten mee in het schoenmakersbedrijf. terwijl het in wezen toch ging om een verhuizing? Een verklaring van onverdachte zijde, opgetekend uit de mond van WV C-museumdeskundige Karsten: „Dit museum, ontstaan uit het initiatief van de heren Hendriks en Van Heesbeen en al tamelijk vergroeid met de familie Bergmans, zou zonder de inbreng van velen de kinderschoentjes nauwelijks zijn ontwassen. Dank zij een groep mensen die zich betrokken en medeverantwoordelijk voelden is dit in opzet kleine museum uitgegroeid tot een, wat collectie-samenstelling betreft, uniek museum". Anders gezegd: het Nederlandse Leder- en Schoenenmuseum is nu op professionele leest geschoeid in een gebouw dat 1600 vierkante meter meet. De gemeente Waalwijk legde 8 ton voor de vroegere Pinocchio-fabriek op tafel. Jaarlijks ook pompt Waalwijk 225.000 gulden in het kijkhuis, dat na aftrek van het huurbedrag anderhalve ton in handen krijgt. Industrieel ontwerper Gijs Bakker kreeg van het stichtingsbestuur de vrije hand om het interieur te verspijkeren. Hij stelde de 100 expositievitrines zodanig op, dat het museum werd ingedeeld in trechtervormige straatjes die alle uitkomen op een centraal punt waar een leerlooierij en een compleet bewaard gebleven schoenmakersfabriek uit 1930 zich maar al te graag laten vangen door de aandacht van Jan en alleman. Een al wat oudere man, wiens gezicht door de tijd is gelooid, stapt er dagelijks rond. Hij luistert, geheel toepasselijk, naar de naam Schoenmakers en is belast met het onderhoud van de daar opgestelde machines. „Eigenlijk", spreekt hij vertrouwelijk, „eigenlijk zijn deze machines te nieuw. Toen we nog in dat andere huis zaten, hebben we veel machines moeten laten schieten. De fabrikanten boden ze wel aan, maar we konden ze niet plaatsen. Die machines gingen toen op de schroothoop, achteraf is dat erg jammer. Alleen de doornaaimachine en de houtepenmachine zijn oud, die zijn van 1902. Maar de stikmachine en de overhaalmachine zijn niet ouder dan vijftien jaar". Veel bewaard Niettemin blijkt er, daar in Waalwijk, veel bewaard gebleven van wat onze verre voorouders, maar ook minder vroeg gedateerde personen als voetbedekking plachten te dragen. Schoenen uit China, rendierlaarzen uit Lapland, Balkanese bruidsschoentjes, ze worden in het Nederland Leder en Schoenenmuseum tentoongesteld. Maar ook fragmenten van schoeisel uit het Karolingisch tijdperk (de tijd van Karei de Grote, 900 na Christus), de in Waalwijk vervaardigde schoenen van Pablo Picasso en de vliegdekmoederschepen (maat 63!) van de 2 meter 55 lange 'Rotterdamse reus' Rigardus Rijnhout (21 april 1922-13 april 1959) vragen om bezichtiging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 21