veilig
een
journalist?
Hoe
is
Under Fire': een waar gebeurd incident
TERDAG 29 SEPTEMBER 1984
PAGINA 17
n in mei 1982 een
visieteam van de IKON in
alvador werd gedood,
.igde dat weer eens
rukkelijk de aandacht op
evaren die het beroep
journalist met zich mee
brengen. Eens te meer
er voor
•nalistenorganisaties alle
leiding te zijn nu
lelijk daadwerkelijk ernst
aan maken met het
ernemen van
:hermende acties voor
broeders op gevaarlijke
ten.
Dijna tweeëneenhalf jaar na
loordpartij op het
N-viertal, heeft de
srlandse Vereniging van
nalisten (NVJ) het voortouw
•men om te komen tot de
:hting van een
nationaal centrum dat
ïalisten moet assisteren en
hermen bij risicovolle
jheden in het buitenland,
verd deze week tijdens een
-symposium over
soverschrijdende
ïalistiek bekendgemaakt,
vel het NVJ-initiatief alle lof
ient is enige scepsis over het
lagen ervan op zijn plaats,
ers, al jaren wordt in
nationaal verband
obeerd met overheden tot
•aken te komen over hulp en
herming. Tot nu toe zonder
resultaat.
nalisten zijn daar zelf voor
link deel schuldig aan.
en over bescherming leidt al
y tot praten over een vorm
egistratie om uit te maken
7el en wie niet tot het
lalistieke gilde moeten
•en gerekend. Als er iets is
ournalisten kopschuw
et, dan is het wel de term
tratie die in één adem wordt
emd met aantasting van
rrijheid.
'je
;h moet er nodig iets
uren. Daarvoor zijn de
s te ernstig. Volgens
yens uit 1982 van het Franse
>ureau AFP zijn er sinds
zeker 250 journalisten om
ïven gekomen, een aantal
imiddels tot boven de 300 is
gen. En gevreesd moet
en dat dit nog maar het
van de ijsberg is, want
erden gevallen (misschien
uizenden) van verdwenen,
>lgde, bedreigde dan wel
•nde journalisten dringen
ot de buitenwereld door.
i een brochure van de
ïpsgroep journalisten van
esty International - de
nationale organisatie die
nzet voor de
ienrechten waar ook ter
ld - is onlangs toch iets meer
ilijkheid verschaft. Willem
ers, redakteur van De
skrant en één van de
tiefnemers achter de
ïure, hoopt dat de
katie - met daarin de namen
onderden gedode en
ïgen genomen journalisten
litmonden in een jaarlijks
kerende uitgave over
alisten en mensenrechten,
n collega Jan Keulen,
spondent in Libanon en
le weken geleden
rscheiden met de Prijs voor
igbladjournalistiek 1984,
Ide op het NVJ-symposium
iet werken onder
gsomstandigheden. Hij
irukte dat het optreden en
mier van werken van een
gsverslaggever vaak meer
en bepaald door de
eke situatie thuis en het
um waarvoor men werkt,
oor de omstandigheden in
nd wèar men werkt,
voorbeeld noemde hij het
tje Amerikaanse
alisten dat in Beiroet
treek, nadat Reagan had
ten VS-militairen in
ion te stationeren. Na de
elijke aftocht van de
ïiers verloren de
ïkaanse media grotendeels
nteresse in Libanon,
el de situatie in deze
ihaard onverminderd
jatisch bleef.
pnnen
I Jvrij recente aanslag op de
mbassade was voor de
te correspondenten
iding voor bespiegelingen
Ie herverkiezing van
an. Libanon zelf was niet
elang. "Zo zie je dat ook bij
gsverslaggeving het
tmechanisme, de publieke
e in eigen land. een
tame rol speelt", aldus
in die opmerkte dat zijn
rlandse nationaliteit
Bijlage van het Leidsch/AIphens Dagblad
Het vak van journalist heeft gevaarlijke kanten.
Cijfers en feiten geven aan dat journalisten in
veel landen het slachtoffer worden van moord,
vervolging, bedreiging en censuur. Onder de
journalisten nemen de oorlogsverslaggevers een
aparte plaats in. Om hun werk goed te kunnen
doen moeten zij zich soms letterlijk aan het front
wagen, met alle gevaren vandien. Extra
bescherming lijkt geboden. De vraag is alleen
hoe.
Voor- en tegenstanders van Arafat bestrijden elkaar in het noorden van Libanon.
door Bert Paauw
aanvankelijk een handicap bleek
in Beiroet.
"Het land van afkomst speelt
mee bij je werksituatie. In
Palestijnse ogen is Nederland de
vriend van Israël, dus
Nederlanders zijn potentiële
spionnen. Ik heb veel energie
moeten steken in het sluiten van
vriendschappen en het tonen
van solidariteit door mij in
kampen en kantoren te begeven
waar het door bombardementen
soms knap gevaarlijk was".
Het opdoen van een grondige
kennis over de verhoudingen ter
plaatse en het ontwikkelen van
feeling om gevaarlijke situaties
te mijden, kosten tijd ep geld.
Twee zaken die
oorlogscorrespondenten vaak
niet worden gegund.
Hans Thoolen, directeur van
het in Utrecht gevestigde Studie-
en Informatiecentrum
Mensenrechten (SIM),
constateert een toenemende
neiging om jonge, onervaren
journalisten in te zetten terwijl er
uit een oogpunt van
kostenbesparing ook een trend
gaande is om van uitgestuurde
journalisten te verlangen dat ze
in een kort tijdsbestek beide
zijden van het front aandoen.
Waartoe dat kan leiden moge
blijken uit onderstaand
voorbeeld van Thoolen.
"In 1975 werden op
Oost-Timor door het
Indonesische leger vijf
journalisten gedood, drie
Australiërs en twee Engelsen. De
vijf hadden nog weinig ervaring
in oorlogsverslaggeving, hadden
bij wijze van spreken nog niet
veel meer gedaan dan het
verslaan van binnenbranden in
Sydney. Ze zaten in een dorp dat
zou worden aangevallen door het
leger. Ondanks waarschuwingen
van de guerilla's bleven ze zitten,
omdat ze de intocht van het leger
wilden vastleggen. Ze gingen de
soldaten filmend tegemoet.
Nogal naïef. Als je soldaten, die
waarschijnlijk nog nooit een
tv-camera hebben gezien, zo
tegemoet treedt, dan vraagje om
problemen".
Herkennen -mamm
Thoolen ziet één of andere
vorm van internationale
registratie van journalisten wel
zitten als beschermende
maatregel. "Als journalisten
speciale bescherming moeten
krijgen, lijkt het niet onredelijk
dat de overheid, die deze
speciale behandeling moet
geven, in staat wordt gesteld om
deze categorie te herkennen", zo
luidt zijn standpunt. Temeer
daar het werk van journalist en
spion raakvlakken heeft. Beiden
vergaren al dan niet in het
geheim informatie en er zijn
voorbeelden te geven van
geheime agenten die onder de
maar volgens Jan Keulen zijn het
uitzonderingen, beantwoorden
de meeste van de
oorlogscorrespondenten die hij
kent niet aan dit stereotype
beeld. "Je hebt war-junkies en
geëngageerde anti-helden. -
Daartussen is een rijke
schakering aan typen
verslaggevers".
Verder kijkend dan
oorlogssituaties vroeg Hans
Larsen, oud-voorzitter van de
Deense journalistenbond, op het
symposium aandacht voor die
persmensen die vooral gevaar
hebben te duchten in eigen land.
In totalitaire Oosteuropese
regimes of in fascistische
Latijnsamerikaanse militaire
dictaturen zijn censuur,
intimidatie en geweld aan de
orde van de dag.
Larsen maakte deel uit van een
commissie die op grond van
klachten over de persvrijheid op
onderzoek uit ging in Turkije,
een land dat weer in
democratische richting zou
koersen. Larsen heeft daar op
het punt van de persvrijheid
weinig van gemerkt.
Journalisten die over de nog
altijd zeer machtige militairen
onwelgevallige publikaties doen.
worden in eerste instantie
telefonisch benaderd. Daarbij
wordt kritiek geuit en worden
'suggesties' gedaan voor andere
onderwerpen en formuleringen.
Gaat men daar niet op in, dan
schuwen de militairen grovere
middelen niet. Oppakken zonder
aanklacht, urenlange
ondervragingen en verbanning
naar een uithoek van het land
komen helaas voor. Larsen kan
daar schrijnende voorbeelden
van geven. Het gevolg van dit
alles is dat journalisten een
verregaande zelfcensuur gaan
toepassen. "En dat is precies wat
de machthebbers beogen", zegt
Larsen.
Niets bereikt
Op het NVJ-symposium werd
gesuggereerd niet alleen voor
journalisten op gevaarlijke
missies iets te doen, maar het op
te richten bureau zich ook te
laten bekommeren om de veel
grotere, in eigen land geknevelde
en vervolgde groep journalisten.
Een sympathieke suggestie die
het overigens niet haalde.
Terecht, want voor het drie a vier
man/vrouw sterke bureau dat
men in NVJ-kringen voorlopig
voor ogen heeft, lijkt de werklast
dan bij voorbaat niet te overzien.
NVJ-bestuurder Rob Bakker
stelde dat er eerst maar eens op
kleinere schaal moet worden
begonnen. "Als er eerst maar wat
gebeurt, dan zien we wel verder.
In de afgelopen jaren is er
ondanks de grote zorgen op het
punt van bescherming nog
vrijwel niets bereikt".
dekmantel van journalist
opereerden.
Anderzijds is de angst van
journalisten voor beknotting van
hun bewegingsvrijheid heel
reëel. Regeringen zijn er meestal
wel op uit de
oorlogsverslaggeving in de hand
te houden. De Britse regering gaf
daar tijdens de Falkland-crisis
een treffend staaltje van: één
cameraman, één schrijvende
journalist en één radioreporter
werden ter plekke toegelaten, de
rest van de persmeute werd op
een centraal punt in Londen
gestationeerd waar de dames en
heren twee keer per dag door een
regeringsvoorlichter werden
ingeseind over de laatste
ontwikkelingen.
En regerings- en militaire
autoriteiten in de Verenigde
Staten is het experiment in
Vietnam - waar reporters alle
vrijheid kregen die ze nodig
hadden - ook niet goed bevallen.
De kritische artikelenstroom
leidde in die kringen tot de
verzuchting dat 'de media de
oorlog hebben verloren'. Een
vergelijkbare vrijheid is in
voorkomende gevallen dan ook
niet meer te verwachten. Bij de
invasie op Grenada was dat al
duidelijk merkbaar.
Eigenlijk dus wel begrijpelijk
dat journalisten overheden niet
in de kaart willen spelen door
middel van een internationale
registratie. Maar wat dan?
Onaantrekkelijk hh
Volgens Rob Bakker,
bestuurslid van de NVJ, zijn er
best wel zinvolle maatregelen te
bedenken zonder dat een
journalist, die een gevaarlijke
missie gaat uitvoeren, zich als
zodanig vooraf laat registreren.
"Het gaat er om dat het voor
strijdende partijen
onaantrekkelijk wordt gemaakt
zich te vergrijpen aan
journalisten. Wanneer een
journalist wordt verwond,
gedood of gevangen genomen,
zou het desbetreffende land dat
moeten melden aan het land van
herkomst van de journalist. Ik
denk daarbij aan een
meldingsplicht. Vervolgens zou
een onderzoekscommissie, met
onder anderen
vertegenwoordigers uit de
journalistiek, er naartoe moeten
afreizen".
J.W.Bertens, ambassadeur van
Nederland in Midden-Amerika
waar het oorlogsgeweld in
landen als El Salvador,
Guatemala, Honduras en
Nicaragua al jaren woedt) vindt
dat een journalist er hoe dan ook
verstandig aan doet zich bij
aankomst in vreemd gebied te
melden bij de ambassade van
zijn land. Evenals Thoolen is hij
voorstander van een
registratievorm, bijvoorbeeld
door middel van de uitreiking
van een perskaart. "Het is toch
van belang dat de status van de
journalist duidelijk is. Misschien
kan een nog grotere
duidelijkheid worden geschapen
via kleuren en bepaalde vlaggen.
Journalisten moeten net als
Rode Kruis-vertegenwoordigers
goed herkenbaar zijn. Bedenk
overigens wel dat het ook
tamelijk lang heeft geduurd
voordat er niet meer op Rode
Kruis-mensen werd geschoten"
Mocht een journalist in
moeilijkheden komen dan moet
een ambassadeur volgens
Bertens hulp bieden, ongeacht
de ideologie of handelwijze van
de betrokken journalist. Hii
beloofde op het symposium bij
de minister van buitenlandse
zaken Van den Broek aandacht
te zullen vragen voor de
problemen die journalisten in
het buitenland ondervinden. Dit
zal dan moeten leiden tot het
verstrekken van specifieke
informatie over dit onderwerp
aan Nederlandse ambassades in
het buitenland.
Gevoelig mtmmmmmmm
Met het praten over ideologie
belandde Bertens op gevoelig
terrein. Nog altijd wordt zowel
binnen, maar vooral buiten de
journalistiek de mening
aangehangen dat een journalist
geen partij dient te kiezen, zijn
eigen overtuigingen terzijde
moet schuiven omwille van de
objectiviteit. Daarbij heeft men
niet zelden het beeld voor ogen
van de koel registrerende,
onafhankelijke nieuwsjager die,
met uitschakeling van zijn
gevoel, zich in allerlei gevaarlijke
ondernemingen stort.
Ze zijn er wel, de zogenaamde
war-junkiesverslaggevers die
niet buiten de prikkelingen van
het oorlogsgeweld en de daarbij
behorende gevaren kunnen,
hebben, een invloed die door
buitenstaanders overigens nog
wel eens wordt overschat.
De moord op de collega van
Price verwijst naar een waar
gebeurd incident in 1979 toen de
Nationale Garde van Somoza de
Amerikaanse reporter Bill
Stewart afmaakte, een executie
die toevallig door een
verbouwereerde cameraman
werd vastgelegd.
De opname haalde alle
Amerikaanse tv-schermen en
bracht grote verontwaardiging
teweeg bij de mensen die
plotseling beseften welk regime
door hun regering werd
gesteund. Waarschijnlijk is die
opname doorslaggevend
geweest voor het stopzetten van
de VS-steun aan Somoza,
waarna het met het bewind van
de dictator snel was gedaan.
Veelal zullen gruweldaden
jegens journalisten echter niet
zo'n effect hebben. Dergelijke
daden gaan, bij gebrek aan een
duidelijke bewijsvoering, in de
doofpot of roepen bij
buitenstaanders een reactie op
in de trant van: dat is nou
eenmaal het risico van het vak.
Regeringen weten dat. Dat
plaatst de oorlogsverslaggever
alleen maar in een gevaarlijker
positie.
'Under Fire' is de titel van een
deze week in Nederland
uitgebrachte film die een
indruk wil geven van de
omstandigheden waaronder een
oorlogscorrespondent moet
werken. In de film staat de
figuur van de Amerikaanse
fotojournalist Price centraal.
Aanvankelijk beantwoordt
Price geheel aan de karikatuur
van de war junkie die zich
onverschrokken, boordevol
cynisme en bijna verlekkerd
van de ene naar de andere
brandhaard rept. Geleidelijk
voltrekt zich echter in hem een
verandering.
Geconfronteerd met een
aantal feitenen
verschrikkingen - hij ziet hoe
een collega in koelen bloede
wordt afgemaakt - wordt hij
van objectieve registreerder tot
iemand die zich betrokken voelt
bij de zaak van de
vrijheidstrijders.
De film speelt in het
Nicaragua van 1979, in de
nadagen van dictator Somoza
die destijds door de Sandinisten
werd verdreven. Ondanks
romantiserende effecten is het
een indrukwekkende film
geworden, die bij de
persvoorstelling in Amsterdam
door aanwezige
Krantefoto's van oorlogstaferelen lijken zo gewoon. Maar de makers
worden immer met gevaar omgeven. Hier UPI-fotograaf Jack Dabbag-
hian die in februari j.l. nog in zijn dij werd geschoten. «foio upi»
oorlogsverslaggevers toch wel
maatgevend voor de
werkelijkheid werd genoemd.
In de film wordt ingespeeld
op de invloed die journalisten
op het oorlogsgebeuren kunnen