De Dikke is 'n heer ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1984 EXTRA PAGINA 25 „De Taal is gansch het volk", zo staat op de studeerkamerdeur van de hoofdredacteur van het woordenboek, alsof hij hoofdredacteur binnentredende bezoekers een zin ter overdenking wil schenken. Achter de deur kromt een eeuwenoude in planken gesneden eik zijn rug onder het gewicht van boeken, veel boeken. Behang heeft de hoofdredacteur niet nodig. Van vloer tot plafond staan ze zij aan zij. Veel woordenboeken, maar ook de Russische bibliotheek van Van Oorschot en de verzamelde werken van Bredero in de editie van voormalig Van Dale-hoofdredacteur dr. C. Kruyskamp en dr. G. Stuiveling. Twee lelijke kunstlederen clubfauteuils en een woordenboekenmaker die liever achter zijn bureau blijft zitten. Links en rechts van zijn hoofd staan op het eikehout de vorige edities van de Dikke te rusten. „De tweede druk uit 1872 was de eerste Van Dale. Die heb ik nog niet zo lang geleden op de kop kunnen tikken. Voor de gewone mens is het een waardeloos boek, voor liefhebbers een bijzonderheid. Dat weten de antiquariaten inmiddels ook wel: ik heb er méér voor betaald dan de nieuwste editie van de Dikke gaat kosten", zegt hij met nauw verholen trots. De nieuwste editie is de elfde, bijgewerkte druk van het boek dat in 1864 onder redactie van Calisch voor het eerst verscheen De prijs: 250 gulden Denkraam Het woordenboek is een meneer, schreef dr. C. Kruyskamp in het voorbericht van de tiende uitgave. Wij vinden het woordenboek inmiddels een heer: het is driedelig geworden en grijs met een gouden streepje. Hoofdredacteur Heestermans steekt eeri sigaartje op en houdt op zijn bureau de nieuwe Dikke binnen handbereik om vragen van journalisten te beantwoorden. Tippelverbod? Draagmoeder? Komma peukerij? Het staat er allemaal in. Maar: Corpsbal? Ballentent? Dikke Van Dale? Helaas, we hebben ze niet kunnen vinden. „Een heer van stand kent de grenzen van zijn denkraam", zou Ollie B. Bommel zeggen. Waarbij we moeten opmerken dat het woord .denkraam' in Van Dale terecht wordt toegeschreven aan Marten Toonder, de geestelijke vader van de kasteelbewoner uit Rommeldam. De elfde druk van het „Groot woordenboek der Nederlandse taal" is het resultaat van de noeste arbeid die Hans Heestermans samen met de Belgische hoogleraar Gé Geerts vanaf 1976 (het verschijningsjaar van de tiende druk), heeft verricht. Geerts behandelde de letters A tot en met M, Heestermans N tot en met Z. Acht jaar lang hebben ze er met vereende krachten aan gewerkt. „We noemden ons HaHa en Gégé", zegt Heestermans Niets is zo veranderlijk als de taal. Zeker in de twintigste eeuw, waarin de op hol geslagen cultuur ons steeds weer met nieuwe uitvindingen opzadelt, waarvoor behalve nuttige toepassingen ook benamingen moeten worden verzonnen. Babyfoon, beschavingsziekte, teletekst, synthesizer vrouwencafé en zelfhulp hebben Van Dale gehaald. En daarvoor moetje als woord minstens drie jaar lang min of meer algemeen gebruikt worden. Vijf miljoen De Spookrijdertweeverdieners, Hollanditis, onwijs goed, tippelverbod, synthesizer en vrouwencafé - ze staan allemaal in de nieuwe dikke Van Dale, thans driedelig en in stemmig grijs met een goud streepje. Acht jaar lang taal vorsen leverde 10.000 nieuwe woorden op. En waarom ook niet? In weerwil van taalpuristen die niets liever willen dan de taal van een bepaald moment conserveren, weet de Leidse hoofdredacteur van de Dikke wel beter: „Niets is zo veranderlijk als onze taal". Een interview bij de elfde druk. door Ben Rogmans De Leidse Van Dale-hoofdredac\ tien jaar volkomen geaccepteerd". Het aantal woorden in de Nederlandse taal wordt voorzichtig geschat op vijf miljoen. Er is heel wat gebeurd sinds de dag dat mensen gingen praten. Drs. G. van Buuren in Battus' Opperlandse taal- en letterkunde (Opperlands staat in de nieuwe Van Dale): „Vijf miljoen jaar geleden sloeg een naamloze aap een andere aap met een scherpe steen de schedel in. De mens was geboren. Vijfhonderdduizend jaar geleden, ongeveer, begonnen de woorden warer klanknabootsingen. Je hoefde in die eerste tijden niet bij elk woord te onthouden wat het betekende, want dat hoorde je zo wel". Als het niet de hand Gods is geweest, dan lijkt de theorie van Battus aannemelijk. En of de verschillende talen nu door evolutie zijn ontstaan of door dezelfde hand Gods geschapen zijn aan de voet van de toren van Babel: vast staat dat de talen die er nu zijn vrijwel alle aan sterke veranderingen onderhevig zijn. Een woord is leuk speelgoed. Het gaat nooit stuk, watje er ook mee doet. Iedereen kan zelf woorden maken. „Rur" bijvoorbeeld, een combinatie van klanken die in deze volgorde in het Nederlands normaal niet voorkomt, is de naam van een talkshow (praatprogramma) van iemand die de L niet kan uitspreken. Als we vanaf vandaag met z'n allen doen alsof ,blurk' een woord is en afspreken datje het kan gebruiken in de zin: „Ik vind mijn chef een blurk", dan staat het over tien jaar in de twaalfde druk van Van Dale. Hetzelfde is gebeurd met het woord .epibreren', in 1954 uitgevonden door Simon Carmiggelt. Aanvankelijk betekende het niets. Nu staat epibreren voor het eerst in de nieuwe editie van Van Dale: Niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten, waarvan men de indruk wil geven dat ze belangrijk zijn, ook al stellen ze helemaal niets voor. Op 15 maart 1968 verscheen in de Edese Courant een advertentie van een koekfabriek: „Wij zoeken een epibriste". Bronnen De hoofdredacteur heeft bronnen waaruit voortdurend een stroom van nieuwe woorden opborrelt. Hij leest ongeveer een dag per week in kranten, tijdschriften, luistert naar radio en tv en naar spreektaal. Het is niet zo dat hij vermomd als voetbalsupporter op de F-side in het Ajax-stadion gaat zitten om te horen hoe vindingrijk de Amsterdamse jeugd is in het bedenken van nieuwe scheldwoorden voor de aanhangers van de tegenpartij. Of naar de Zeedijk om de bloemrijke taal der junkies te registreren. Ook gaat hij niet het café in om te horen hoeveel uitdrukkingen oude mannetjes hebben als ze een pilsje, een biertje, een fluitje (staat alleen als wijnglas in de Van Dale) en een blondje bestellen. Wel heeft de hoofdredacteur immer fiches bij zich. Een fiche is een kaart of blaadje van een kaartsysteem (volgens Van Dale). We kunnen er aan toevoegen dat het zodanige afmetingen heeft, dat het in de breedte precies past in een doos waarin vroeger vaak dameskorsetten werden verkocht. Korsetdozen (staat niet in de Van Dale) zijn zeer gewild bij de Barneveldse oud-leraar en woordjager H. van de Giessen, die meer dan 60.000 woorden, op fiches geschreven en in korsetdozen verpakt, naar de redactie van Van Dale heeft gestuurd. Naast deze oud-leraar heeft het woordenboek nog een belangrijke (vrijwillige) correspondent: ir. Van Bruggen uit Rotterdam, die vooral technische termen behandeld. In totaal zijn er ongeveer tien vaste vrijwilligers die kaartjes naar hoofdredacteur Heestermans sturen. Kaartjes met nieuwe woorden, suggesties voor de definities van die woorden en de bronnen waar ze gevonden zijn. Vaak ook bestaande woorden met nieuwe betekenissen en uitdrukkingen Tweeverdieners Al deze inspanningen hebben geleid tot het opnemen van tienduizend nieuwe woorden in de elfde druk. Bijvoorbeeld: abonneetelevisie, bekabelen, spookrijder, arbeiderisme, eisenpakket, Hollanditis, vakkenpakket en tweeverdieners. Ook deeltijd staat erin. Dat is een begrip waar de makers van Van Dale niet veel mee op hebben. Heestermans is altijd met woorden en uitdrukkingen bezig. In het dagelijks leven is hij redacteur van het WNT, het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waaraan al ruim een eeuw gewerkt wordt. Men is momenteel gevorderd tot de V (voor tweederde klaar) en men hoopt het werk af te ronden vóór de eeuwwisseling. Dat de A dan inmiddels hopeloos verouderd is, deert de werkers aan het WNT niet: een woordenboek maken is wat dat betreft nou eenmaal onmogelijk werk. Terwijl het bij de drukker ligt ontstaan in het land alweer honderden nieuwe woorden en uitdrukkingen en krijgen bestaande woorden nieuwe betekenissen. Een volledig woordenboek der Nederlandse taal is onbestaanbaar. Als we over miljoenen woorden gaan praten, vervagen de grenzen tussen woorden en samenstellingen, vervoegingen en dergelijke. Brieven van lezers en gebruikers krijgt Heestermans uit het hele land. Naar schatting zo'n twintig tot dertig per week. Het is niet allemaal .fanmail' (staat niet in de Van Dale), geeft de hoofdredacteur toe. De afgelopen acht jaar zijn er driehonderd brieven binnengekomen waarin werd meegedeeld dat het begrip De dikke Van Dale: thans driedelig en in stemmig grijs. .hectare' in de tiende druk verkeerd gedefinieerd staat: hectare: 1000 vierkante meter. „Er is een nulletje weggevallen. In de elfde staat het wel goed", zegt Heestermans. Twijfelgevallen Vaak ook komen er brieven waarin gemeld wordt: „Maar bij mij thuis betekent dit of dat woord zus en zo". „Daarin zijn we dus niet geïnteresseerd, wat woorden bij mensen thuis betekenen. We streven ernaar woorden op te nemen die ,de Nederlanders' gebruiken. Uiteraard zullen er altijd twijfelgevallen blijven". Het vocabulaire van groepstalen en vaktalen is enorm toegenomen en het is vaak maar de vraag of je woorden die maar in één groepje een speciale betekenis hebben, moet opnemen in een algemeen woordenboek. Sinds het verschijnen van de elfde druk zijn er drie nieuwe woorden per dag bij gekomen. Op verzoek schudt Heestermans hele reeksen uit zijn mouw: middenschool, totaalvoetbal, onwijs goed, aftoppen, stroppenpot, fruitautomaat, technokeuring, dubbelelpee. Ook tippelverbod is een nieuw woord in de Van Dale, maar tippelzone staat er (nog) niet in. Net zo min als .gedoogzone', een zone waarin overtredingen van het tippelverbod gedoogd worden, zoals we onlangs in een Rotterdamse krant lazen. Het woord taalvervuiling is ook één van de tienduizend nieuwe woorden in de elfde druk. Taalverloedering of -vervuiling is een voor sommigen zeer geliefd onderwerp om over te kankeren. Heestermans wijst er op dat hij geschriften uit de zestiende eeuw kent waarin ook al stevig tekeer wordt gegaan tegen het slechte taalgebruik van de verdorven jeugd van toen. „Taalkundig gezien is het onzin om te spreken van taalvervuiling als er nieuwe woorden worden ingevoerd. Bovendien kunnen er woorden of uitdrukkingen zijn waarvan nu velen gruwen, terwijl ze over tien jaar algemeen gebruikt worden. Vaak is het zo dat niet het woord zelf maar de betekenis ervan mensen niet welgevallig is.Baaidag' bijvoorbeeld. Mensen zeggen dan dat ze een hekel hebben aan het woord, maar in feite keren ze zich tegen de betekenis ervan. Natuurlijk zijn er woorden die ik gevoelsmatig mooi vind en zo zyn er ook waarvan ik gruw. Maar ik ben geen aanhanger van het purisme, dat de taal zo zuiver mogelijk wil houden". Regels Volgens Heestermans is de zuiverheid van puristen een krampachtige poging om de taal van een bepaald moment te conserveren. Onmogelijk. Taal blijft veranderen en de makers van het woordenboek moeten volgen, of ze een term als met de handkar gaan (masturberen) nou leuk vinden of niet. De verloedering zit 'm hier minder in de taal zelf dan in de gebruikers ervan. Meer nog dan de bargoense woordkeuze waarover we hierboven schreven, is taalverloedering, voor zover die bestaat, te vinden in het onzorgvuldig omgaan met grammaticale regels. De taalkundige Van der Horst heeft onlangs in het tijdschrift Ons Erfdeel een verhaal geschreven over tien syntactische ontwikkelingen. Een daarvan was het toenemende gebruik van de constructie ,hun hebben' in plaats van het grammatikaal voorgeschreven „zij hebben". Heestermans' commentaar: „Wellicht is ,hun hebben' over tien jaar volkomen geaccepteerd. Een ander voorbeeld: ,ik pas dat pak niet' als men bedoelt: ,dat pak past mij niet'. Wanneer een voldoende groot aantal mensen het gebruikt, wordt het vanzelf normaal. Uiteraard moeten er grammaticale regels, taalkundige normen zijn, maar die kunnen veranderen". De hoofdredacteur stelt zich terughoudend op als het gaat om de veroordeling van bepaalde woorden of woordconstructies. Zo is het ook nonsens om te beweren dat de ene taal mooier is dan de andere. Het is waar: veel Fransen gaan op een betere manier met hun taal om dan Nederlanders. Heestermans: „Op school wordt in Nederland betrekkelijk weinig aan taal gedaan. In Frankrijk besteedt men twee keer zoveel tijd aan het Frans als wij aan het Nederlands. Bij ons daarentegen wordt weer veel meer aan vreemde talen Vaardigheden Mede door de ruimere plaats die de eigen taal in het onderwijs inneemt, kennen de Fransen hun retorica beter: Fransen zijn betere redenaars dan de Nederlanders, ze kunnen beter speechen. Heestermans: „Je kan natuurlijk zeggen datje de regels van de retorica helemaal niet nodig hebt als je een praatje houdt. Maar een musicus moet zijn instrument goed beheersen om te kunnen improviseren. Zo is het met taal ook: iemand die de retorica beheerst, kan in het vuur van zijn betoog terugvallen op technieken. Het betoog wint aan kwaliteit en overtuigingskracht". Wordt het houden van een toespraak door enkelen als kunst gezien - soms zelfs tot kunst verheven wat er in de Van Dale achter een woord staat vereist geheel andere vaardigheden. De kunst van het kort en bondig, maar zo correct en volledig mogelijk definiëren wat een woord betekent. Zo'n definitie, in combinatie met uitdrukkingen, voorbeelden en vindplaatsen van een woord, wordt een artikel genoemd. Heerstermans gebruikt de Van Dale soms als leesboek: hij leest de artikelen. De oudste betekenis van een woord staat in de Van Dale voorop. Vaak is die betekenis in vergelijking met de nieuwere enigszins in onbruik geraakt, hetgeen onzorgvuldige lezers zou kunnen verwarren. De Van Dale is er echter niet voor onzorgvuldige lezers. Hoewel een enkeling het boek bij voorbaat al afkeurt. Zo weet Heestermans zo goed als zeker dat de in gif gedoopte pennen van W. F. Hermans en H. Brandt Corstius enige tijd na het verschijnen van de elfde druk zeer kritische beschouwingen zullen publiceren. Droste De hoofdredacteur zal er kennis van nemen en er tot op zekere hoogte rekening mee houden bij het samenstellen van de volgende druk. Daaraan wordt nu al hard gewerkt Men mikt op het jaar 1994. Eén uitdrukking (die de elfde druk helaas niet gehaald heeft) zal er dan zeker in staan: het Droste-effect. Het spijt Heestermans bijzonder dat dit oer-Hoilandse effect het woordenboek niet gehaald heeft. Een mooi voorbeeld van dat effect is de vraag: staat de uitdrukking ,De dikke Van Dale' in de dikke Van Dale? Het antwoord: ja, de uitdrukking staat er in de elfde druk voor het eerst in. Als voorbeeldzinnetje en zonder betekenisaanduiding. Want de dikke Van Dale, dat weet toch iederéén...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 25