Ze
kunnen
niet
zonder
KUNSTBIJLAGE LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD
DANS
France Nguyen: Bij toeval hier gekomen.
France Nguyen (22), Francaise,
danst sinds drie jaar bij het
Nederlands Dans Theater,
waarvan de eerste
tweeëneenhalf jaar bij de
aspirantengroep:
"Puur toeval dat ik bij het
Nederlands Dans Theater ben
terechtgekomen. De groep was
in de zomer van 1981 in Parijs
voor optredens. Met vrienden
ging ik naar hen kijken. Daar
hoorde ik dat ze de volgende dag
audities zouden doen. Ik ging er
heen en werd aangenomen bij de
aspiranten. Dat is een kwestie
van geluk. Ik had die dag veel
zelfvertrouwen en mocht
voordansen in de eerste groep.
Het doen van audities is geen
prettig werk. Je ziet er steeds
dezelfde gezichten van dansers
die geen werk kunnen vinden.
Voor mij was dit pas de tweede
keer. Eerder had ik auditie
gedaan bij de Mudra-school in
Brussel. Daar werd ik
afgewezen.
In Parijs had ik vanaf m'n
twaalfde balletles gehad. Eerst
één avond per week, later elke
dag. De laatste jaren van de
middelbare school heb ik
schriftelijk gevolgd. Ik wist toen
ik bij het NDT kwam niet wat het
was om als danseres te werken.
Ik kende geen andere groep van
binnenuit.
Eigenlijk mag je maar twee jaar
deel uitmaken van de
aspirantengroep. Voor mij was
het goed dat ik een half jaar
langer de tijd kreeg. Die
tweeëneenhalf jaar had ik nodig
om er achter te komen wat van
my werd verwacht en of de
groep mij beviel.
Jiri Kylian, de artistiek leider,
vraagt heel veel van zijn dansers.
Je moet een goede techniek
hebben, atletisch zijn en ook nog
dèt (knipt met de vingers)
hebben. De tien dansers van de
aspirantengroep zijn allemaal
technisch goed. Toch wordt
minstens de helft van hen niet
aangenomen bij de grote groep.
Ik ken Kylian nauwelijks
persoonlijk. Voor sommigen is
hij een vaderfiguur. Voor mij
niet, ik heb dat niet nodig.
De eerste tijd heb ik heel veel
naar repetities en optredens van
de grote groep gekeken. Nu kan
ik zelfbij audities van anderen
ook zien: dié danser zal Kylian
aanspreken en diè valt af.
Persoonlijkheid is heel
belangrijk, bij het NDT
misschien meer dan bij andere
groepen. Ik heb het voordeel dat
ik Vietnamese en donker ben.
Dat trekt zo al de aandacht.
Fysiek ben ik sterk. Ik ben een
typisch vrouwelijke danseres.
Het NDT heeft iets bijzonders:
het is een grote, kleine groep. De
dansers zijn vrienden van elkaar.
Je kunt er praten. Als je
bewegingen moet uitvoeren, die
je niet lekker zitten, kun je dat
zeggen. Niet op de toon van: hé
joh, wat is dat nou voor pulp,
maar toch: de mogelijkheid tot
dialoog is aanwezig.
Ik werk er nu driejaar en ken
buiten de groep maar weinig
mensen. In het Nederlands kom
ik niet veel verder dan 'brood' en
'kaas'. Ik probeer wel andere
mensen te zien, maar dat is
moeilijk. Soms krijg ik het daar
benauwd van. Mijn man is geen
danser en dat is goed.
Dat ik een buitenlandse ben,
maakt het voor my niet extra
moeilijk. Het merendeel van de
dansers bij het NDT komt niet
uit Nederland. Ik begrijp het
gezichtspunt van hen die daar
bezwaar tegen maken. Maar voor
s is het juist prettig, die
heinde en verre. Dat
zou in Frankrijk niet kunnen;
daar zou men altijd Fransen
willen hebben.
Voor een deel is het dansen een
baan als alle andere. Datje bijna
niets kan eten en niet kan
uitgaan zijn fabeltjes. Je hoeft bij
ons geen spriet te zijn, als je er
maar goed uitziet. Toen mijn
grootmoeder hoorde dat ik
danseres werd, zei ze: dan kun je
geen kinderen krijgen. Dat is
helemaal niet waar. Je stopt dan
gewoon een tijdje en pakt het
daarna weer op.
Dansen zit wel altijd in m'n
hoofd. Al is het maar op een puur
fysieke manier. Zoals nu: m'n
hals doet pijn omdat ik er de hele
dag mee heb moeten bewegen.
Je bent als danser altijd bezig
jezelf te beoordelen. Ik heb nog
steeds het gevoel dat ik beter
word. Als dat weg is, stop ik.
Toen ik de groep voor het eerst
zag, dacht ik: dat leer ik nooit. Ik
begrijp nu beter wat ik doe, weet
meer van wat er met de botten en
de spieren gebeurt. Ballet is niet
alleen een kwestie van dansen,
maar ook van denken. Een goede
danser werkt met intelligentie.
Ik denk dat ik je over tien jaar
veel meer daarover kan
vertellen.
Bij een klassiek gezelschap zou
ik niet gelukkig kunnen zijn. Ik
wil niet in het verleden blijven
hangen. Wij leren meer met ons
lichaam te doen, niet altijd de
rug gestrekt te houden
bijvoorbeeld. In onze dans zit
individualiteit. Ik heb het gevoel
dat ik mezelf kan laten zien en
kan geven, ook al doe ik het
zelfde als anderen.
Dat ik bij het NDT ben gekomen
is toeval; dat ik er ben gebleven
is dat niet".
THEATER '84-'85
Hilde Machtelinckx: te laat met dans begonnen.
Angela Linssen: vaker last van pijnen.
Angela Linssen (30),
Nederlandse, doet bij Stichting
Dansproduktie de solo 'Gift' en
danst in de nieuwe voorstelling
van Vals Bloed:
"Als klein kind had ik x-benen.
Ik heb vijfjaar met spalken om
m'n benen moeten slapen. De
dokter zei tegen m'n moeder dat
het misschien goed zou zijn als ik
aan ballet ging doen. Zo is het
begonnen. In het begin vond ik
het vreselijk; de lessen waren
altijd op woensdagmiddag en
dus kon ik dan niet buiten
spelen.
Ik kreeg les op een privè-school
in Nijmegen. Eerst alleen
klassiek, later ook jazz in de
Luigi-stijl. In het begin had ik
echt tutu's in m'n hoofd en wilde
een soort Pawlowa worden. Mijn
ouders hadden er niet veel
vertrouwen in, datje met dansen
je brood zou kunnen verdienen.
Vandaar dat ik eerst de Havo heb
afgemaakt en daarna een
pedagogische opleiding heb
gevolgd. Het eerste jaar in
Nijmegen. Daarna werd daar de
vakopleiding gesloten en ging ik
naar Arnhem. Dat was een ramp
voor me. Tussen Arnhem en
Nijmegen bestond een tweestrijd
en de opleiding was voor mij te
klassiek. Daar heb ik niet het lijf
voor: ik ben niet superslank.
In Rotterdam heb ik de
opleiding afgemaakt. Daarna
heb ik een jaar les gegeven en
een cursus gevolgd aan de
mimeschool in Amsterdam. Daar
groeide het idee dat ik clown
wilde worden. Met een beurs van
het ministerie kon ik naar de
circusschool in Parijs. Daar
moest ik veel van m'n
balletkennis afleren: geen rechte
rug meer, maar bewegen als een
elastiekje. Je krijgt er ook veel
lessen in pantomime oude stijl.
Interessant, maar niks voor mij.
Daarna zat ik in zak en as: wat
nu? Eerst een jaar niks gedaan,
daarna ben ik weer gaan
lesgeven. Daar was ik per slot
van rekening voor opgeleid. Ook
volgde ik trainingen moderne
dans bij Stichting
Dansproduktie. Dat was de enige
plaats in Nederland waar dat op
professioneel niveau kon. Ik heb
er meegedaan aan de produktie
'Vermiljoen', maar kon er niet
voor vast bly ven. Bianca van
Dillen (nu artistiek leidster van
Dansproduktie, red) vond me als
danseres niet artistiek genoeg.
Daarna heb ik in los verband aan
allerlei produkties meegedaan.
Ook heb ik een jaar in Frankrijk
gedanst, bij de groep van Emile
Dubois. Ik vond het daar
vreselijk. De afstand tussen
choreograaf en dansers was heel
groot. Ik voelde me echt
werknemer: onderdeel van een
machine die een theaterstuk
maakt.
In januari van 1983 kwam ik
terug naar Nederland. In juni
moest ik onverwachts invallen in
de Holland-Festivaluitvoering
van 'Vermiljoen'. Een van de
danseressen kreeg twee dagen
voor de eerste voorstelling een
ongeluk. Als beloning daarvoor
heeft Bianca van Dillen voor mij
de solo 'Gift' gemaakt, die in juni
in première ging. Het was
tegelijk een test. Ik geloof wel
dat ik daarvoor geslaagd ben.
Je kunt mij wel een loslopende
danseres noemen. Ik voel me
niet zo genoodzaakt om in een
groep te zitten. Toch is dat geen
bewuste keus. Had ik toen ik van
de academie afkwam in een
groep gekund, dan was het
waarschijnlijk anders gelopen.
In de begintijd ben je toch vooral
met leren bezig, later ga je meer
keuzes maken. Zo heb ik na de
ervaring in Frankrijk besloten,
in zo'n soort groep wil ik nooit
'Wicht' was mijn eerste
choreografie, die voor publiek is#
gedanst. Slechte kritieken, dat
heeft me wel aangegrepen. Je
moet sterk in je schoenen staan.
Ik kan wel zeggen dat ik
choreografische aspiraties heb,
maar of ik talent heb: dat houd ik
liever voor me. Ik kom in elk
geval ervaring tekort.
Het zelf dansen, dansen maken,
lesgeven, ik zou het geen van
drieën willen missen. Nee, ook
het lesgeven niet: niet alleen om
het geld, maar ook omdat je
wordt gedwongen creatief met
beweging om te gaan. Ik geef nu
les aan Scapino-klassen. Het lijkt
me meer bevredigend een groep
dansers regelmatig les te geven.
Dan wordt het minder
eenrichtingsverkeer.
Ik merk, nu ik ouder word, in
een aantal dingen vooruitgang:
de concentratie, het
inlevingsvermogen, het kunnen
hanteren van beweging. 'Gift'
had ik zes jaar geleden niet
kunnen dansen. Door je
levenservaring leer je beter
nuanceren. Daarom zijn oudere
dansers vaak interessanter.
Aan de andere kant wordt het
fysiek moeilijker. Ik heb van
nature een makkelijk lijf, maar
kan nu niet meer buiten training.
Vroeger, op de akademie, kon ik
me een vakantie van twee
maanden veroorloven. Dat is
voorbij. Ik heb nooit last gehad
van blessures, maar merk nu dat
zich vaker pijnen manifesteren.
In het komende seizoen ga ik
met Vals Bloed vijftig
voorstellingen doen. Daarna zou
ik graag een soloprogramma
maken, met 'Gift', een stuk van
Mirjam Berns en een dans van
mij samen met Hlif
Svavarsdottir.
Of ik tevreden ben over mijn
loopbaan? In principe wel, al
komt het vaak genoeg voor dat
het niet gaat zoals ik wil. Maar ik
ben een dansmens, ik zou niet
zonder kunnen".
door Ariejan Korteweg
Het ziet er vaak zo
gemakkelijk uit als je
danseressen aan het werk
ziet. Al die sprongen en
passen lijken vanzelf te
gaan, dank zij een soortelijk
gewicht dat van nature
lager lijkt te zijn dan dat
van andere mensen. De
waarheid is natuurlijk
anders. De meeste
danscarrières ontspringen
aan een poel van zweet en
tranen. Een gevleugelde
uitdrukking wil dat dansen
niet gewoon een beroep
maar een manier van leven
is. Tijdens de werkuren doe
je aan dans, in de rest van de
tijd denk je aan dans en leef
je naar dans. Op deze pagina
vertellen vier danseressen
over hun leven, over wat er
voor nodig is om in de dans
iets te bereiken, over de
oogkleppen die je je als
danser wel moet aanmeten,
en over het zwarte gat dat
iedere danser aan het einde
van zijn loopbaan wacht.
Het zijn
vertegenwoordigsters van
een rijk geschakeerd gilde
van grote en kleine
gezelschappen, waarin
jonge en gevestigde
danseressen uit binnen- en
buitenland dansen. Met
eigenlijk maar één ding
gemeenschappelijk: ze
zouden er niet buiten
kunnen.
Het Nationale Ballet opent het
seizoen met een serie heruitvoeringen
van 'Romeo en Julia' van Rudi van
Dantzig in Carré, Amsterdam. De
eerste voorstelling is op 11 oktober.
Een nieuw ballet van hem volgt in
maart. In november de première van
'Voor, tijdens en na het feest' van
Toer van Schayk. In dezelfde maand
premières van vier jonge
choreografen: Linkens, Besseling,
Farha en Wisman. Verder veel
thema-programma's: 'Strawinski',
'Diaghilev' en 'Balanchine'. Deels
nieuw, deels bekend werk van de drie
huischoreografen wordt in mei
gebracht. Daarna een Carré-project
samen met het
Concertgebouworkest.
Het Nederlands Dans Theater brengt
op 21 september 'Heart Labyrinth'
van Jiri Kylian op muziek van
Dvorak, Webern en Schönberg. In
oktober volgt 'Holiday Sketches' van
Christopher Bruce op muziek van
Billie Holiday. In de loop van het
seizoen nieuw werk van Forsythe,
Van Manen, Kylian en Duato.
Bij Werkcentrum Dans gaan op 20
september "Cross Currents' van
Merce Cunningham en 'Rondo' van
Ton Simons in première. In de loop
van het jaar ook twee nieuwe
choreografieën van Kathy Gosschalk:
'Nailed', op muziek van Beethoven in
november en 'Glaswerk', op muziek
van Philip Glass in mei. In februari
een programma met jonge
choreografen.
Alexandra Radius en Han Ebbelaar
toeren door het land met pas de deux
van Linkens, Balanchine, Ebbelaar
en Christe.
Stichting Dansproduktie brengt op
25 september voor het eerst de
produktie 'Marienbad', gemaakt
samen met het Onafhankelijk Toneel.
In juni van het volgend jaar een
collectief programma, rond het thema
'vallen en vliegen'.
Vals Bloed komt met een nieuwe
produktie voor vijf dansers en vijf
danseressen. Nieuwe programma's
zijn ook te verwachten van onder
andere Shusaku Dance Theatre, Bart
Stuyf, Penta en Krisztina de Chatel.
Hilde Machtelinckx (23),
Belgische, danst sinds twee jaar
bij Werkcentrum Dans in
Rotterdam:
"De audities voor de
dansacademie in Rotterdam
waren eigenlijk al afgesloten.
Toch kreeg ik nog een kansje.
Wonder boven wonder werd ik
toegelaten. En dat terwijl ik
nauwelijks een vooropleiding
had. Op school in Gent had ik les
gehad van een Hollandse juf die
bewegingsleer gaf. Daar ging ik
zo vaak heen als maar kon. Je
leerde daar niet echt techniek,
maar vooral expressie.
Toen ik op de academie zat, heb
ik wekelijks stage gelopen bij
(Werkcentrum Dans. Dat was ook
de groep waar ik later absoluut
wilde dansen. Daar te werken
was m'n grootste wens: de sfeer,
het repertoire, het feit dat het een
kleine groep is waarin je niet
kunt verdwalen. Ik heb bij één
andere groep auditie gedaan, dat
was bij Pina Bausch. Ik besef nu
dat ik toen niet wist wat ik deed.
Toen ik op de academie kwam
had ik een achterstand. Ik heb er
driejaar echt zó geleefd (plaatst
met gestrekte handen
oogkleppen langs haar hoofd):
dans, dans, dans. Dat moet ook
wel, wil je iets bereiken. Dat
gevaar van isolement heb je als
danser altijd. Werkcentrum Dans
is gelukkig een kleine groep.
Dan ga je sneller anderen
opzoeken. Ik heb mezelf er
bewust van moeten maken dat
dat ook nodig is.
Het dagprogramma begint om
half elf met klassieke les. Dat
duurt anderhalf uur. Dan een
half uur pauze en daarna
repetities van bestaande of
nieuwe stukken tot zes uur.
Daarna is de werkdag voorbij,
tenzy we 's avonds optreden.
Ik dans het liefst voor
volwassenen. Voor kleuters vind
ik ook leuk: die reageren zo
spontaan. Maar de programma's
voor de leeftijdsgroep van
dertien tot vijftien jaar kunnen
heel vervelend zijn. Die vinden
dans bij voorbaat al niks. Dan
krijg je van alles naar je hoofd
gegooid: brood, haarspelden,
knikkers. Dat komt hard aan,
dan kan ik me heel verloren
voelen op het podium. Misschien
is het hypocriet, maar ik vind dat
publiek een bepaald respect
moet tonen. Dit seizoen gaan we
voor die leeftijdsgroep 'Final
Alice' van Kathy Gosschalk
brengen. Ik denk dat dat het wel
goed zal doen. Daarin gebeurt zo
veel tegelijk: dans, film, harde
muziek. Dan hebben ze geen tijd
hun gedachten te laten afdwalen.
'Final Alice' is trouwens één van
m'n favoriete stukken.
Gevoelsballetten vind ik heel fijn
om te doen. Daar kan ik me in
uitleven. Abstracte dans doe ik
minder graag. Het is een
voordeel als je kunt meemaken
hoe een choreografie groeit, als
je merkt hoe de choreograaf
soms zelf aarzelt en zoekt. Dan
voel je waar de dans vandaan
komt. Dat geeft houvast.
Bij Werkcentrum Dans worden
de balletten op de danser
gemaakt. Je hebt de
mogelijkheid zelf de dans mee te
bepalen. Choreografen vragen of
de bewegingen je wel lekker
zitten. Is dat niet zo, dan
veranderen ze wat.
Of ik ooit zelf een dans zal
maken? Er borrelt zo nu en dan
wel iets. Ik zoek ernaar, maar
durf nog niet goed. Ik ben nog
maar zo kort bezig met dansen.
Maar ik denk er vaak aan.
Zo vaak als ik kan ga ik naar
andere groepen kijken. In
hoofdzaak - daar heb je die
oogkleppen weer - naar
dansgroepen. Ik dwing mezelf
om nu ook meer van muziek te
weten te komen. Ga naar de
muziekbibliotheek en haal daar,
willekeurig, platen uit de bak
met moderne componisten.
Muziek is zo belangrijk voor
dans, maar het zijn toch volstrekt
gescheiden werelden.
Dansen is een zwaar vak. Je
moet er altijd mee bezig zijn.
Maar ik ben gelukkig met mijn
werk, dat weegt er ruimschoots
tegen op. Klassieke techniek is
heel belangrijk, maar ik kan
mezelf niet voorstellen als
klassieke danseres. Ook niet als
ik eerder met dansen was
begonnen. Ik heb pas het Bolsjoi
Ballet gezien. Dat is prachtig,
maar tegelijk zo zweverig en
onwerkelijk. Misschien wel niet
meer van deze tijd. Wat wij doen
is veel directer: haat, liefde,
agressie, woede. Dat mis ik in
klassieke dans. Moderne dans is
aards, al klinkt dat een beetje
gek. Daar houd ik van.
Bij een andere groep dansen? Ik
heb in m'n achterhoofd wel een
ideaal, maar dat durf ik haast
niet te zeggen. Als ik een
voorstelling van het Nederlands
Dans Theater heb gezien, lig ik
daarna een nacht wakker. Daar
zou ik graag nog eens willen
dansen. Maar ja, ik ben toch al zo
laat begonnen.
Als ik te oud ben om te dansen?
Dat is een moeilijke vraag.
Misschien zou ik zoiets vrillen
doen als die juf, die my
bewegingsleer heeft gegeven.
Die heeft bij mij de aanzet
gegeven om te gaan dansen. Dat
zou ik dan ook bij kinderen
willen doen".
Katalene Borsboom: altijd eigenwijs geweest.
Katalene Borsboom (24),
Nederlandse, sinds 1978
danseres bij het Nationale
Ballet:
"Als kind had ik een heel slechte
houding. Ik keek als ik liep altijd
naar de grond. M'n moeder
werkte en wilde niet dat ik op
straat rondhing. Zo ben ik aan
ballet gaan doen. Na de lagere
school kon ik naar de
vooropleiding van Scapino.
Tegelijk ging ik naar het
gymnasium. Het besef groeide
dat ik getalenteerd was.
Eigenlijk wilde ik de kant op van
musical en cabaret. Jasperina de
Jong, daar was ik een grote fan
van. Ik schreef haar brieven.
Later ben ik daar toch van
afgestapt. Ik dacht: zo'n musical,
dat kan ik wel. Ik wilde iets dat
moeilijker was, waarvoor ik zou
moeten knokken. Van toen af
heb ik me volledig op klassiek
ballet gericht. M'n moeder wilde
dat ik het gymnasium zou
afmaken, maar-dat ging niet
samen. De combinatie was te
zwaar.
Vanaf het derde schooljaar
kwamen er problemen met
Scapino, omdat ik lessen bij het
Nationale Ballet ging doen. Daar
was één balletmeester die wel
wat in me zag. De anderen niet.
Gelukkig stelde Rudi van
Dantzig (de artistiek leider, red.)
vertrouwen in hem. Zo ben ik er,
zonder audities, in 1978
aangenomen. Bij het Nationale
Ballet was het in het begin niet
gemakkelijk. Ik heb keihard
moeten knokken voor een plaats.
In 1980 kreeg ik samen met Fred
Berlips een beurs om twee
weken in Varna, Bulgarije, te
studeren. Daar kreeg ik van
Russen les in de Russische en
Deense stijl. Dat was een
openbaring voor me. Ik besefte
hoeveel er nog aan mijn techniek
mankeerde, hoe gebrekkig mijn
coördinatie was, hoe
onzorgvuldig ik mijn armen
gebruikte.
In februari 1981 ben ik op de
trein naar Leningrad gestapt.
Daar heb ik les genomen bij het
Kirov-ballet. Alles van Scapino
heb ik daar weer afgeleerd. Het
was een groot avontuur. Hier had
ik een zekere naam, in Rusland
was ik niemand. Ik sprak toen
nog geen Russisch. Nu heb ik
m'n contacten daar. Elke zomer
ga ik er een maand heen.
Toen ik na anderhalf jaar
terugkwam bij het Nationale
Ballet heb ik een grote fout
gemaakt: ik wilde laten zien wat
ik allemaal had geleerd. Ik dacht
dat ik dè waarheid van het ballet
had ontdekt en liet duidelijk
blijken dat het werk bij het NB
me maar matig interesseerde. Ik
volgde ook lessen elders. In die
tijd ben ik vernederd.
Als eerste waarschuwing kreeg
ik een brief van Van Dantzig: hoe
getalenteerd je ook bent, zo valt
er niet met je te werken. Maar ik
was eigenwijs en ging door.
Daarna kreeg ik m'n
ontslagbrief. Van toen afheb ik
m'n houding helemaal
veranderd en alles op alles gezet.
Alle balletten heb ik geleerd en
gedanst, dagen voor de video
gezeten om m'n eigen fouten te
bekijken. Ik ben me gaan
aanwennen te dansen zoals ik
ben.
Van nature ben ik niet
diplomatiek, maar dat leer ik nu
een beetje. Ik heb m'n
-eigenwijsheid afgeschaft. Als
beloning daarvoor dans ik nu de
hoofdrol in de nieuwe
instudering van Romeo en Julia.
Als dat goed gaat, verwacht ik
bevorderd te worden tot
half-solist. Vroeger vond ik het
niet belangrijk me doelen te
stellen. Nu weet ik dat de
anderen je altijd op je zwakke
punten zullen pakken. Dus streef
ik naar perfectie.
Nu heb ik in het Nationale Ballet
mijn plaats gevonden. Al blijf ik
kritiek houden. In Rusland heb
ik gezien hoe zorgvuldig daar de
klassieken worden ingestudeerd.
Ze geven zich voor honderd
procent. Dat is niet te vergelijken
met hier. We hebben een heel
groot repertoire, van zowel
moderne als klassieke werken.
Die combinatie is ideaal, maar
gaat ten koste van de kwaliteit.
Wij hebben altijd gebrek aan tijd,
moeten alles overhaast doen.
De vrijheid die hier heerst is voor
mij prettig. Ik heb zelfdiscipline,
ben er ook in opgevoed om alles
zelf te moeten doen. Maar ik zie
hoe anderen hier verloren raken.
Het verloop is groot, veel
getalenteerde dansers
verdwijnen vroegtijdig omdat ze
teveel aan zichzelf worden
overgelaten.
Deze zomer besefte ik dat ik
eigenlijk altijd moe ben.
Daardoor raak je als danser
geïsoleerd. Maar dat is
onvermijdelijk. Elke dag moetje
op je lichaam gericht zijn.
Daarin zijn dansers vaak dom.
Ik heb om de dans veel geleden
en vaak gedacht: ik haat het, ik
haat het. Dat is nu voorbij; ik
geniet ervan, voel me in mijn
element, kan er mijn geluk en
boosheid in kwijt. Ik hoop nog
minstens twintig jaar te kunnen
dansen, maar onvermijdelijk
komt er een eind aan. Dan ga ik
me in Leningrad in het lesgeven
bekwamen. Dat heb ik al
geregeld. Toch zou ik niet in
Rusland willen dansen: vanwege
het systeem, en ook omdat
moderne dans daar
onderontwikkeld is. Ik ben
Hollandse, wil mijn talent aan
mijn eigen land geven".