Ze kunnen niet zonder KUNSTBIJLAGE LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD DANS France Nguyen: Bij toeval hier gekomen. France Nguyen (22), Francaise, danst sinds drie jaar bij het Nederlands Dans Theater, waarvan de eerste tweeëneenhalf jaar bij de aspirantengroep: "Puur toeval dat ik bij het Nederlands Dans Theater ben terechtgekomen. De groep was in de zomer van 1981 in Parijs voor optredens. Met vrienden ging ik naar hen kijken. Daar hoorde ik dat ze de volgende dag audities zouden doen. Ik ging er heen en werd aangenomen bij de aspiranten. Dat is een kwestie van geluk. Ik had die dag veel zelfvertrouwen en mocht voordansen in de eerste groep. Het doen van audities is geen prettig werk. Je ziet er steeds dezelfde gezichten van dansers die geen werk kunnen vinden. Voor mij was dit pas de tweede keer. Eerder had ik auditie gedaan bij de Mudra-school in Brussel. Daar werd ik afgewezen. In Parijs had ik vanaf m'n twaalfde balletles gehad. Eerst één avond per week, later elke dag. De laatste jaren van de middelbare school heb ik schriftelijk gevolgd. Ik wist toen ik bij het NDT kwam niet wat het was om als danseres te werken. Ik kende geen andere groep van binnenuit. Eigenlijk mag je maar twee jaar deel uitmaken van de aspirantengroep. Voor mij was het goed dat ik een half jaar langer de tijd kreeg. Die tweeëneenhalf jaar had ik nodig om er achter te komen wat van my werd verwacht en of de groep mij beviel. Jiri Kylian, de artistiek leider, vraagt heel veel van zijn dansers. Je moet een goede techniek hebben, atletisch zijn en ook nog dèt (knipt met de vingers) hebben. De tien dansers van de aspirantengroep zijn allemaal technisch goed. Toch wordt minstens de helft van hen niet aangenomen bij de grote groep. Ik ken Kylian nauwelijks persoonlijk. Voor sommigen is hij een vaderfiguur. Voor mij niet, ik heb dat niet nodig. De eerste tijd heb ik heel veel naar repetities en optredens van de grote groep gekeken. Nu kan ik zelfbij audities van anderen ook zien: dié danser zal Kylian aanspreken en diè valt af. Persoonlijkheid is heel belangrijk, bij het NDT misschien meer dan bij andere groepen. Ik heb het voordeel dat ik Vietnamese en donker ben. Dat trekt zo al de aandacht. Fysiek ben ik sterk. Ik ben een typisch vrouwelijke danseres. Het NDT heeft iets bijzonders: het is een grote, kleine groep. De dansers zijn vrienden van elkaar. Je kunt er praten. Als je bewegingen moet uitvoeren, die je niet lekker zitten, kun je dat zeggen. Niet op de toon van: hé joh, wat is dat nou voor pulp, maar toch: de mogelijkheid tot dialoog is aanwezig. Ik werk er nu driejaar en ken buiten de groep maar weinig mensen. In het Nederlands kom ik niet veel verder dan 'brood' en 'kaas'. Ik probeer wel andere mensen te zien, maar dat is moeilijk. Soms krijg ik het daar benauwd van. Mijn man is geen danser en dat is goed. Dat ik een buitenlandse ben, maakt het voor my niet extra moeilijk. Het merendeel van de dansers bij het NDT komt niet uit Nederland. Ik begrijp het gezichtspunt van hen die daar bezwaar tegen maken. Maar voor s is het juist prettig, die heinde en verre. Dat zou in Frankrijk niet kunnen; daar zou men altijd Fransen willen hebben. Voor een deel is het dansen een baan als alle andere. Datje bijna niets kan eten en niet kan uitgaan zijn fabeltjes. Je hoeft bij ons geen spriet te zijn, als je er maar goed uitziet. Toen mijn grootmoeder hoorde dat ik danseres werd, zei ze: dan kun je geen kinderen krijgen. Dat is helemaal niet waar. Je stopt dan gewoon een tijdje en pakt het daarna weer op. Dansen zit wel altijd in m'n hoofd. Al is het maar op een puur fysieke manier. Zoals nu: m'n hals doet pijn omdat ik er de hele dag mee heb moeten bewegen. Je bent als danser altijd bezig jezelf te beoordelen. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik beter word. Als dat weg is, stop ik. Toen ik de groep voor het eerst zag, dacht ik: dat leer ik nooit. Ik begrijp nu beter wat ik doe, weet meer van wat er met de botten en de spieren gebeurt. Ballet is niet alleen een kwestie van dansen, maar ook van denken. Een goede danser werkt met intelligentie. Ik denk dat ik je over tien jaar veel meer daarover kan vertellen. Bij een klassiek gezelschap zou ik niet gelukkig kunnen zijn. Ik wil niet in het verleden blijven hangen. Wij leren meer met ons lichaam te doen, niet altijd de rug gestrekt te houden bijvoorbeeld. In onze dans zit individualiteit. Ik heb het gevoel dat ik mezelf kan laten zien en kan geven, ook al doe ik het zelfde als anderen. Dat ik bij het NDT ben gekomen is toeval; dat ik er ben gebleven is dat niet". THEATER '84-'85 Hilde Machtelinckx: te laat met dans begonnen. Angela Linssen: vaker last van pijnen. Angela Linssen (30), Nederlandse, doet bij Stichting Dansproduktie de solo 'Gift' en danst in de nieuwe voorstelling van Vals Bloed: "Als klein kind had ik x-benen. Ik heb vijfjaar met spalken om m'n benen moeten slapen. De dokter zei tegen m'n moeder dat het misschien goed zou zijn als ik aan ballet ging doen. Zo is het begonnen. In het begin vond ik het vreselijk; de lessen waren altijd op woensdagmiddag en dus kon ik dan niet buiten spelen. Ik kreeg les op een privè-school in Nijmegen. Eerst alleen klassiek, later ook jazz in de Luigi-stijl. In het begin had ik echt tutu's in m'n hoofd en wilde een soort Pawlowa worden. Mijn ouders hadden er niet veel vertrouwen in, datje met dansen je brood zou kunnen verdienen. Vandaar dat ik eerst de Havo heb afgemaakt en daarna een pedagogische opleiding heb gevolgd. Het eerste jaar in Nijmegen. Daarna werd daar de vakopleiding gesloten en ging ik naar Arnhem. Dat was een ramp voor me. Tussen Arnhem en Nijmegen bestond een tweestrijd en de opleiding was voor mij te klassiek. Daar heb ik niet het lijf voor: ik ben niet superslank. In Rotterdam heb ik de opleiding afgemaakt. Daarna heb ik een jaar les gegeven en een cursus gevolgd aan de mimeschool in Amsterdam. Daar groeide het idee dat ik clown wilde worden. Met een beurs van het ministerie kon ik naar de circusschool in Parijs. Daar moest ik veel van m'n balletkennis afleren: geen rechte rug meer, maar bewegen als een elastiekje. Je krijgt er ook veel lessen in pantomime oude stijl. Interessant, maar niks voor mij. Daarna zat ik in zak en as: wat nu? Eerst een jaar niks gedaan, daarna ben ik weer gaan lesgeven. Daar was ik per slot van rekening voor opgeleid. Ook volgde ik trainingen moderne dans bij Stichting Dansproduktie. Dat was de enige plaats in Nederland waar dat op professioneel niveau kon. Ik heb er meegedaan aan de produktie 'Vermiljoen', maar kon er niet voor vast bly ven. Bianca van Dillen (nu artistiek leidster van Dansproduktie, red) vond me als danseres niet artistiek genoeg. Daarna heb ik in los verband aan allerlei produkties meegedaan. Ook heb ik een jaar in Frankrijk gedanst, bij de groep van Emile Dubois. Ik vond het daar vreselijk. De afstand tussen choreograaf en dansers was heel groot. Ik voelde me echt werknemer: onderdeel van een machine die een theaterstuk maakt. In januari van 1983 kwam ik terug naar Nederland. In juni moest ik onverwachts invallen in de Holland-Festivaluitvoering van 'Vermiljoen'. Een van de danseressen kreeg twee dagen voor de eerste voorstelling een ongeluk. Als beloning daarvoor heeft Bianca van Dillen voor mij de solo 'Gift' gemaakt, die in juni in première ging. Het was tegelijk een test. Ik geloof wel dat ik daarvoor geslaagd ben. Je kunt mij wel een loslopende danseres noemen. Ik voel me niet zo genoodzaakt om in een groep te zitten. Toch is dat geen bewuste keus. Had ik toen ik van de academie afkwam in een groep gekund, dan was het waarschijnlijk anders gelopen. In de begintijd ben je toch vooral met leren bezig, later ga je meer keuzes maken. Zo heb ik na de ervaring in Frankrijk besloten, in zo'n soort groep wil ik nooit 'Wicht' was mijn eerste choreografie, die voor publiek is# gedanst. Slechte kritieken, dat heeft me wel aangegrepen. Je moet sterk in je schoenen staan. Ik kan wel zeggen dat ik choreografische aspiraties heb, maar of ik talent heb: dat houd ik liever voor me. Ik kom in elk geval ervaring tekort. Het zelf dansen, dansen maken, lesgeven, ik zou het geen van drieën willen missen. Nee, ook het lesgeven niet: niet alleen om het geld, maar ook omdat je wordt gedwongen creatief met beweging om te gaan. Ik geef nu les aan Scapino-klassen. Het lijkt me meer bevredigend een groep dansers regelmatig les te geven. Dan wordt het minder eenrichtingsverkeer. Ik merk, nu ik ouder word, in een aantal dingen vooruitgang: de concentratie, het inlevingsvermogen, het kunnen hanteren van beweging. 'Gift' had ik zes jaar geleden niet kunnen dansen. Door je levenservaring leer je beter nuanceren. Daarom zijn oudere dansers vaak interessanter. Aan de andere kant wordt het fysiek moeilijker. Ik heb van nature een makkelijk lijf, maar kan nu niet meer buiten training. Vroeger, op de akademie, kon ik me een vakantie van twee maanden veroorloven. Dat is voorbij. Ik heb nooit last gehad van blessures, maar merk nu dat zich vaker pijnen manifesteren. In het komende seizoen ga ik met Vals Bloed vijftig voorstellingen doen. Daarna zou ik graag een soloprogramma maken, met 'Gift', een stuk van Mirjam Berns en een dans van mij samen met Hlif Svavarsdottir. Of ik tevreden ben over mijn loopbaan? In principe wel, al komt het vaak genoeg voor dat het niet gaat zoals ik wil. Maar ik ben een dansmens, ik zou niet zonder kunnen". door Ariejan Korteweg Het ziet er vaak zo gemakkelijk uit als je danseressen aan het werk ziet. Al die sprongen en passen lijken vanzelf te gaan, dank zij een soortelijk gewicht dat van nature lager lijkt te zijn dan dat van andere mensen. De waarheid is natuurlijk anders. De meeste danscarrières ontspringen aan een poel van zweet en tranen. Een gevleugelde uitdrukking wil dat dansen niet gewoon een beroep maar een manier van leven is. Tijdens de werkuren doe je aan dans, in de rest van de tijd denk je aan dans en leef je naar dans. Op deze pagina vertellen vier danseressen over hun leven, over wat er voor nodig is om in de dans iets te bereiken, over de oogkleppen die je je als danser wel moet aanmeten, en over het zwarte gat dat iedere danser aan het einde van zijn loopbaan wacht. Het zijn vertegenwoordigsters van een rijk geschakeerd gilde van grote en kleine gezelschappen, waarin jonge en gevestigde danseressen uit binnen- en buitenland dansen. Met eigenlijk maar één ding gemeenschappelijk: ze zouden er niet buiten kunnen. Het Nationale Ballet opent het seizoen met een serie heruitvoeringen van 'Romeo en Julia' van Rudi van Dantzig in Carré, Amsterdam. De eerste voorstelling is op 11 oktober. Een nieuw ballet van hem volgt in maart. In november de première van 'Voor, tijdens en na het feest' van Toer van Schayk. In dezelfde maand premières van vier jonge choreografen: Linkens, Besseling, Farha en Wisman. Verder veel thema-programma's: 'Strawinski', 'Diaghilev' en 'Balanchine'. Deels nieuw, deels bekend werk van de drie huischoreografen wordt in mei gebracht. Daarna een Carré-project samen met het Concertgebouworkest. Het Nederlands Dans Theater brengt op 21 september 'Heart Labyrinth' van Jiri Kylian op muziek van Dvorak, Webern en Schönberg. In oktober volgt 'Holiday Sketches' van Christopher Bruce op muziek van Billie Holiday. In de loop van het seizoen nieuw werk van Forsythe, Van Manen, Kylian en Duato. Bij Werkcentrum Dans gaan op 20 september "Cross Currents' van Merce Cunningham en 'Rondo' van Ton Simons in première. In de loop van het jaar ook twee nieuwe choreografieën van Kathy Gosschalk: 'Nailed', op muziek van Beethoven in november en 'Glaswerk', op muziek van Philip Glass in mei. In februari een programma met jonge choreografen. Alexandra Radius en Han Ebbelaar toeren door het land met pas de deux van Linkens, Balanchine, Ebbelaar en Christe. Stichting Dansproduktie brengt op 25 september voor het eerst de produktie 'Marienbad', gemaakt samen met het Onafhankelijk Toneel. In juni van het volgend jaar een collectief programma, rond het thema 'vallen en vliegen'. Vals Bloed komt met een nieuwe produktie voor vijf dansers en vijf danseressen. Nieuwe programma's zijn ook te verwachten van onder andere Shusaku Dance Theatre, Bart Stuyf, Penta en Krisztina de Chatel. Hilde Machtelinckx (23), Belgische, danst sinds twee jaar bij Werkcentrum Dans in Rotterdam: "De audities voor de dansacademie in Rotterdam waren eigenlijk al afgesloten. Toch kreeg ik nog een kansje. Wonder boven wonder werd ik toegelaten. En dat terwijl ik nauwelijks een vooropleiding had. Op school in Gent had ik les gehad van een Hollandse juf die bewegingsleer gaf. Daar ging ik zo vaak heen als maar kon. Je leerde daar niet echt techniek, maar vooral expressie. Toen ik op de academie zat, heb ik wekelijks stage gelopen bij (Werkcentrum Dans. Dat was ook de groep waar ik later absoluut wilde dansen. Daar te werken was m'n grootste wens: de sfeer, het repertoire, het feit dat het een kleine groep is waarin je niet kunt verdwalen. Ik heb bij één andere groep auditie gedaan, dat was bij Pina Bausch. Ik besef nu dat ik toen niet wist wat ik deed. Toen ik op de academie kwam had ik een achterstand. Ik heb er driejaar echt zó geleefd (plaatst met gestrekte handen oogkleppen langs haar hoofd): dans, dans, dans. Dat moet ook wel, wil je iets bereiken. Dat gevaar van isolement heb je als danser altijd. Werkcentrum Dans is gelukkig een kleine groep. Dan ga je sneller anderen opzoeken. Ik heb mezelf er bewust van moeten maken dat dat ook nodig is. Het dagprogramma begint om half elf met klassieke les. Dat duurt anderhalf uur. Dan een half uur pauze en daarna repetities van bestaande of nieuwe stukken tot zes uur. Daarna is de werkdag voorbij, tenzy we 's avonds optreden. Ik dans het liefst voor volwassenen. Voor kleuters vind ik ook leuk: die reageren zo spontaan. Maar de programma's voor de leeftijdsgroep van dertien tot vijftien jaar kunnen heel vervelend zijn. Die vinden dans bij voorbaat al niks. Dan krijg je van alles naar je hoofd gegooid: brood, haarspelden, knikkers. Dat komt hard aan, dan kan ik me heel verloren voelen op het podium. Misschien is het hypocriet, maar ik vind dat publiek een bepaald respect moet tonen. Dit seizoen gaan we voor die leeftijdsgroep 'Final Alice' van Kathy Gosschalk brengen. Ik denk dat dat het wel goed zal doen. Daarin gebeurt zo veel tegelijk: dans, film, harde muziek. Dan hebben ze geen tijd hun gedachten te laten afdwalen. 'Final Alice' is trouwens één van m'n favoriete stukken. Gevoelsballetten vind ik heel fijn om te doen. Daar kan ik me in uitleven. Abstracte dans doe ik minder graag. Het is een voordeel als je kunt meemaken hoe een choreografie groeit, als je merkt hoe de choreograaf soms zelf aarzelt en zoekt. Dan voel je waar de dans vandaan komt. Dat geeft houvast. Bij Werkcentrum Dans worden de balletten op de danser gemaakt. Je hebt de mogelijkheid zelf de dans mee te bepalen. Choreografen vragen of de bewegingen je wel lekker zitten. Is dat niet zo, dan veranderen ze wat. Of ik ooit zelf een dans zal maken? Er borrelt zo nu en dan wel iets. Ik zoek ernaar, maar durf nog niet goed. Ik ben nog maar zo kort bezig met dansen. Maar ik denk er vaak aan. Zo vaak als ik kan ga ik naar andere groepen kijken. In hoofdzaak - daar heb je die oogkleppen weer - naar dansgroepen. Ik dwing mezelf om nu ook meer van muziek te weten te komen. Ga naar de muziekbibliotheek en haal daar, willekeurig, platen uit de bak met moderne componisten. Muziek is zo belangrijk voor dans, maar het zijn toch volstrekt gescheiden werelden. Dansen is een zwaar vak. Je moet er altijd mee bezig zijn. Maar ik ben gelukkig met mijn werk, dat weegt er ruimschoots tegen op. Klassieke techniek is heel belangrijk, maar ik kan mezelf niet voorstellen als klassieke danseres. Ook niet als ik eerder met dansen was begonnen. Ik heb pas het Bolsjoi Ballet gezien. Dat is prachtig, maar tegelijk zo zweverig en onwerkelijk. Misschien wel niet meer van deze tijd. Wat wij doen is veel directer: haat, liefde, agressie, woede. Dat mis ik in klassieke dans. Moderne dans is aards, al klinkt dat een beetje gek. Daar houd ik van. Bij een andere groep dansen? Ik heb in m'n achterhoofd wel een ideaal, maar dat durf ik haast niet te zeggen. Als ik een voorstelling van het Nederlands Dans Theater heb gezien, lig ik daarna een nacht wakker. Daar zou ik graag nog eens willen dansen. Maar ja, ik ben toch al zo laat begonnen. Als ik te oud ben om te dansen? Dat is een moeilijke vraag. Misschien zou ik zoiets vrillen doen als die juf, die my bewegingsleer heeft gegeven. Die heeft bij mij de aanzet gegeven om te gaan dansen. Dat zou ik dan ook bij kinderen willen doen". Katalene Borsboom: altijd eigenwijs geweest. Katalene Borsboom (24), Nederlandse, sinds 1978 danseres bij het Nationale Ballet: "Als kind had ik een heel slechte houding. Ik keek als ik liep altijd naar de grond. M'n moeder werkte en wilde niet dat ik op straat rondhing. Zo ben ik aan ballet gaan doen. Na de lagere school kon ik naar de vooropleiding van Scapino. Tegelijk ging ik naar het gymnasium. Het besef groeide dat ik getalenteerd was. Eigenlijk wilde ik de kant op van musical en cabaret. Jasperina de Jong, daar was ik een grote fan van. Ik schreef haar brieven. Later ben ik daar toch van afgestapt. Ik dacht: zo'n musical, dat kan ik wel. Ik wilde iets dat moeilijker was, waarvoor ik zou moeten knokken. Van toen af heb ik me volledig op klassiek ballet gericht. M'n moeder wilde dat ik het gymnasium zou afmaken, maar-dat ging niet samen. De combinatie was te zwaar. Vanaf het derde schooljaar kwamen er problemen met Scapino, omdat ik lessen bij het Nationale Ballet ging doen. Daar was één balletmeester die wel wat in me zag. De anderen niet. Gelukkig stelde Rudi van Dantzig (de artistiek leider, red.) vertrouwen in hem. Zo ben ik er, zonder audities, in 1978 aangenomen. Bij het Nationale Ballet was het in het begin niet gemakkelijk. Ik heb keihard moeten knokken voor een plaats. In 1980 kreeg ik samen met Fred Berlips een beurs om twee weken in Varna, Bulgarije, te studeren. Daar kreeg ik van Russen les in de Russische en Deense stijl. Dat was een openbaring voor me. Ik besefte hoeveel er nog aan mijn techniek mankeerde, hoe gebrekkig mijn coördinatie was, hoe onzorgvuldig ik mijn armen gebruikte. In februari 1981 ben ik op de trein naar Leningrad gestapt. Daar heb ik les genomen bij het Kirov-ballet. Alles van Scapino heb ik daar weer afgeleerd. Het was een groot avontuur. Hier had ik een zekere naam, in Rusland was ik niemand. Ik sprak toen nog geen Russisch. Nu heb ik m'n contacten daar. Elke zomer ga ik er een maand heen. Toen ik na anderhalf jaar terugkwam bij het Nationale Ballet heb ik een grote fout gemaakt: ik wilde laten zien wat ik allemaal had geleerd. Ik dacht dat ik dè waarheid van het ballet had ontdekt en liet duidelijk blijken dat het werk bij het NB me maar matig interesseerde. Ik volgde ook lessen elders. In die tijd ben ik vernederd. Als eerste waarschuwing kreeg ik een brief van Van Dantzig: hoe getalenteerd je ook bent, zo valt er niet met je te werken. Maar ik was eigenwijs en ging door. Daarna kreeg ik m'n ontslagbrief. Van toen afheb ik m'n houding helemaal veranderd en alles op alles gezet. Alle balletten heb ik geleerd en gedanst, dagen voor de video gezeten om m'n eigen fouten te bekijken. Ik ben me gaan aanwennen te dansen zoals ik ben. Van nature ben ik niet diplomatiek, maar dat leer ik nu een beetje. Ik heb m'n -eigenwijsheid afgeschaft. Als beloning daarvoor dans ik nu de hoofdrol in de nieuwe instudering van Romeo en Julia. Als dat goed gaat, verwacht ik bevorderd te worden tot half-solist. Vroeger vond ik het niet belangrijk me doelen te stellen. Nu weet ik dat de anderen je altijd op je zwakke punten zullen pakken. Dus streef ik naar perfectie. Nu heb ik in het Nationale Ballet mijn plaats gevonden. Al blijf ik kritiek houden. In Rusland heb ik gezien hoe zorgvuldig daar de klassieken worden ingestudeerd. Ze geven zich voor honderd procent. Dat is niet te vergelijken met hier. We hebben een heel groot repertoire, van zowel moderne als klassieke werken. Die combinatie is ideaal, maar gaat ten koste van de kwaliteit. Wij hebben altijd gebrek aan tijd, moeten alles overhaast doen. De vrijheid die hier heerst is voor mij prettig. Ik heb zelfdiscipline, ben er ook in opgevoed om alles zelf te moeten doen. Maar ik zie hoe anderen hier verloren raken. Het verloop is groot, veel getalenteerde dansers verdwijnen vroegtijdig omdat ze teveel aan zichzelf worden overgelaten. Deze zomer besefte ik dat ik eigenlijk altijd moe ben. Daardoor raak je als danser geïsoleerd. Maar dat is onvermijdelijk. Elke dag moetje op je lichaam gericht zijn. Daarin zijn dansers vaak dom. Ik heb om de dans veel geleden en vaak gedacht: ik haat het, ik haat het. Dat is nu voorbij; ik geniet ervan, voel me in mijn element, kan er mijn geluk en boosheid in kwijt. Ik hoop nog minstens twintig jaar te kunnen dansen, maar onvermijdelijk komt er een eind aan. Dan ga ik me in Leningrad in het lesgeven bekwamen. Dat heb ik al geregeld. Toch zou ik niet in Rusland willen dansen: vanwege het systeem, en ook omdat moderne dans daar onderontwikkeld is. Ik ben Hollandse, wil mijn talent aan mijn eigen land geven".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 23